NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- sr HISTORISCH to. 104. m iDinsifiig 6 luiil Dertiende laorgang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Do Naderlandsche stichters van den staat Nieuw York. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02°. UITGAVE VAN en Het is misschien niet algemeen bekend onder het Nederlandsche volk dat de groote staat Nieuw York evenals de kleinere staten Nieuw Jersey en Delaware, in de Vereenigde Staten van Noord Amerika, door Nederlanders zijn gesticht Dit is niet alleen het geval, maar niet tegenstaande slechts zeer weinigen onder hen nog Hollandsch kennen, zijn toch de afstammelingen van de stichters dier drie staten buitengewoon trotsch op hunne Nederlandsche afkomst. Zij stellen er prijs op om, helaas in 't Engelsch, den lof onzer gemeenschappelijke voorvaderen overal waar 't pas geeft, te verkondigen. Om te doen zien hoezeer nog het oud- Nederlandsch element in dit deel der Vereenigde Staten in aanzien staat, diene slechts dat eer. Van der Lip tweede mi nister van financiën is in Washington, 's lands hoofdstad. Een Roosevelt is gou verneur van den staat Nieuw York, een Voorhees is goeverneur van den staat Nieuw Jersey, een Van Wijck is burge meester van de bijna vier millioen inwo ners tellende stad Nieuw York, een Van Alstine is burgemeester van Albany de hoofdstad van den staat Nieuw York, een De Witt is burgemeester van de stad Binghamton. Admiraal Philips is de zoon van een Hollandsch dokter, Kapitein Sigs- bee, die Koinunndant van het oorlogsschip Maine was toeu het in de haven van Havanna in de lucht vloog, zegt ook dat hij van Nederlandsche afkomst is. Professor Schuurman de president der commissie tot bevrediging van de Philipinos is eveneens van Nederlandschen oorsprong. De Van der Bilts, de Hegemans, de Wijnkoops, de Banta's, de Hardenbergs, de Valkenburgs, de Van Winkels, de Vredenbttrgs, de Yan der Beeks, de Brinkerhofs, de Bogerts, de Schencks, de Oonovers, de Van der Poels, de Van Vliets, de Van Gaasbeeks en dui zenden anderen voorname kooplieden, industriëelen,landbouwkundigen, financiers, geleerden, kunstenaars, journalisten, staats lieden, schrijvers, rechtsgeleerden enz., wijzen met trots op hunne oud-Neder- landsche afkomst en toonen de diepste be langstelling, niet slechts in hunne stim- genooten in hot oude moederland, maar ook en vooral in hunne stamverwanten in Zuid-Afrika en de dappere vrijheidlievende burgers van Transvaal en den Oranje Vrijstaat. Zoo groot is hunne toegenegenheid voor het land hunner vaderen dat zij eene vereeniging hebben opgericht, „The Holland Sooiety of New York", waarvan alleen 4) lid kunnen worden wier voorouders minstens 224 jaar geleden, das voor 1675, z'chin Nieuw Nederland hadden gevestigd. Het uitsluitend doel dier Vereeniging is de deugden van hun en ons voorgeslacht te beter onder hnnne Amerikaansche landgenooten te doen kennen. Deze Ver eeniging die als zinspreuk het devies van Prins Maurits „Eindelijk wordt een spruit een boom" heeft aangenomen, heeft haar motto in zoover bewaarheid dat zij van 300 tot by na 900 leden is aangegroeid gedurende de veertien jaar van haar be staan. Het einde der zestiende en het begin der zeventiende eeuw was voor Oud- Nederland het tijdperk eener buitengewone nooit te voren geziene, krachts-ontwikkeling op elk gebied en niet het minst op dat van handel en scheepvaart en nijverheid. Naar Insulinde en Amerika, naar het kilste Noorden en het heetste Zuiden ondernamen onze koene vaderen hunne handels- en ont dekkingstochten. In alle deelen der wereld werd Nêerlands vlag geëerd en gevreesd, Neerlands taal beoefend en gesproken. Wij waren eene wereldmacht en onze taal was eene wereldtaal. In 1609 ontdekte de Engelsehnian Hudson, die in dienst stond yan een vereeniging van Amsterdamsche kooplieden, met het Nederlandsche schip De Halve Maan da schoone Noord-Ameri- kaansche rivier, die door ons „De Rivier Mauritius" maar later door deEngelschen „De Hudson" werd genoemd, en die den tegenwooriigen staat Nieuw York in zijn gansche lengte doorsnijdt. Gedurende de eerste veertien jaren na de ontdekking werd er door de onzen niet heel veel werk van het land gemaakt, hoewel toch d-- Neder landsche kooplie len verscheidene schepen derwaarts zouden om met de Indianen pel sen en huiden voor Nelerlandsohe fabrieks- goederen te verruilen en ook tot het on dernemen van verders ontdekkingstochten. Een dier sohepeu De Tijger onder het bevel van Kapitein Block verbrandde in het najaar van 1613 juist toen het gereed lag om met een kostbare lading pelsen en andere railwaren den terugtocht naar het vaderland te aanvaarden. Kapitein Block en zijn bemanning brachten den winter door op het eiland Manhattan, waar nu een gedeelte van Nieuw York op ligt. Nadat zj zich hutten hadden opgericht bouwden zij hier gedurende den winter het jacht De Onrusteen vaartuigje van zestien last, waarmee zij in de lente van 1614 in zee staken. Gelukkig ontmoetten zij niet ver van de kust kapitein Christi- aensen die hen opnam en De Onrust keerde terug om nog verscheidene jaren langer te worden gebruikt in den kusthandel en het doen van ontdekkingsreizen op de Noord-Amerikaansche rivieren en baaien. Daar de geschiedenis zwijgt omtrent den vroegeren houw van een schip in deze stre ken door Europeanen zijn dus de Neder landers ongetwijfeld de eerste scheepsbou wers geweest in den tegenwoordigen staat New York. Nadat in 1621 de Neierlandsshe West Indische Compagnie was opgericht besloten de bestuurders van dit machtige handels lichaam de ontwikkeling van het rijke Noord Amerikaansche gebied met kracbt door te zetten. Pieter Minuit werd tot gouverneur benoemd, het gewest Nieuw-Nederland ge- heeten, en het schip Nieuw Nederland met Nederlandsche en Protestantsche Waaisehe familiën, lanihouwgereedschappen, krijgs voorraden en andere benoodigheden voor kolonisten beladen, werd met den nieuwen gouverneur aan boord en een handvol sol daten derwaarts gezonden. Aan de zuide lijke punt van het eiland Manhattan werd een fort gebouwd Amsterdam geheeten, terwijl later rondom het tort een dorp ver rees dat den naam van Nieuw Amsterdam ontving en de oorsprong was der machtige wereldstad Nieuw York. In den loop der jaren verspreidden zich de enkele duizenden nederzetters naar alle oorden van Nieuw Nederiaud. Op deze wijze ontstonden er de dorpen Nieuwer Amstel in den tegenwoor digen staat Delaware, Bergen en Hoboken in den tegenwoordigen staat Nieuw Jersey, Breukelen, Nieuw Utrecht, Amersfoort, Mid- wout, Bosohwijck, Vlakkebos, 's Gravesaude, Kinderhoecv, Yiskil, Caaterskil,Middelburg, Ylissingen, Wildwijck, Het Nieuwe Dorp, Bethlehem, Beverwijck, Fort Oranje in den tegenwoordigen staat Nieuw York. Jammer echter dat met de komst der Engelscheu verscheidene dier namen ver anderd of verengelscht zijn. Gedurende de ongeveer veertig jaren, van 1621—1664, dat de West Indische Compagnie hier het oppergezag voerde en Neerlands driekleur er wapperde voerde de Compagnie om streeks 6000 landverhuizers aan, die met hunne afstammelingen in 1664 tot ongeveer 29000 waren aangegroeid en een" land bewoonden dat minstens zesmarl meer oppervlakte besloeg dan het tegen woordige Nederland. Echter waren niet allen Ne derlanders. Misschien nauwelijks de helft. Fransche en Waalsche Protestanten hadden hier schuilplaats gezocht en gevonden te gen de priestervervolging in hun vader land, en Hoogduitschers, Scandinaviërs, zelfs Turken, Spanjaarden, Italianen, Grie ken en honderden negers bewoonden het land. In 1643 werden er in Nieuw Amsterdam niet minder dan zeventien talen gesproken. Haast zooveel als tegenwoordig in Nieuw York. De meerderheid dier inwoners be stond uit landbouwers, maar velen ook logden zich toe op jden handel in pelsen met de Indianen en werden „boslopers" genoemd omlat zij de Indianen in de bosschen tegemoet gihgen om hun hunne huiden en pelsen al te koopen. Anderen legden zich op den kleinen scheepsbouw toe. Anderen warén zaagmolenaars en zaagden niet alleen iiput voor de woningen en vaartuigen der Nieuw Nederlanders maar ook voor den huis- en scheepsbouw in het onde vaderland. Natuurlijk ontbraken ook de handwerks lieden en neringdoenden in de dorpen niet terwijl velen in hun onderhoud voorzagen door jacht, vischvangst en het vangen of „trappen" van pelsdieren zooals bevers, otters en anderen. Benevens bierbrouwers cn jeneverstokers vond men er ook advo caten, notarissen, zaakwaarnemers, onder wijzers, predikanten en natuurlijk het burgerlijk bestuur met al wat er bij be hoort. Journalisten en drukkerijen zocht men er echter te vergeefs. De bevolking was er niet talrijk genoeg voor. Sommigen zelfs volgden het voetspoor der oude Water geuzen en rustten in de haven van Nieuw Amsterdam kaperschepen uit tegen de ge meenschappelijke vijanden: Spanjaarden en Engelschen. Nieuw Amsterdam was de zetel der regeering en van hier uit bestuurden de gouverneurs der Compagnie het gansche uitgebreide gebied en beschermden met de weinige honderden soldaten te hunner be schikking de bevolking van Nieuw Ne derland tegen de aanvallende Indianen. Zoodra de Indianen zagen dat de Neder landsche kolonisten gekomen waren om zich in het land te vestigen en niet meer bloot om handel met hen te drijven en dan weer heon te gaan, begonnen zij on gerust te worden dat binnen een niet zeer lang tijdsverloop al hunne jachtgronden en vischwaters door de blanken zouden zijn ingenomen. Daarom waren zij op tegen stand bedacht en verscheidene oorlogen waren bet gevolg. Gedurende en voor die oorlogen waren evenwel ook de Neder landera niet altoos zonder blaam en vooral onder het bewind van den onrechtvaardigen Kieff hadden de Indianen het dikwijls hard te verantwoorden. Honderden Nieuw Nederlanders werden in die oorlogen door de verbitterde Roodhui den omgebracht, schoone boerenhoeven ver woest, gansche dorpen verbrand, tal van vee en paarden geroofd, vruchtbare landouwen tot eene woestenij gemaakt en meer dan eens gebeurde het dat alle landbewoners de vlncht moesten nemen naar Fort Oranje aan den oorsprong of Fort Amsterdam aan de monding der Hudson rivier. In 1647 werd Pieter Stuyvesant gouver neur. Hij beval dat alle landbewoners zich in dorpen zouden vereenigen en schutterijen vormen, terwijl hij kleine bezettingen legde in sommige der meest afgelegen en aan ge vaar blootgestelde dorpen. In 1663, gedurende zijn bewind, werlen er nog twee welvarende nederzettingen, het Nieuwe Dorp en Wildwijek onverhoeds door de Indianen overvallen, het eerste geheel, het tweede gedeeltelijk verwoest, een groot aantal hunner inwoners vermoord, vele man nen, vrouwen en kinderen als gevangenen weggevoerd. Gelukkig echter gelukte het den soldaten die dadelijk door gouverneur Stuyvesant aan de Iudianeti werden achter na gezonden al de gevangenen te bevrijden en den roovers gevoelige verliezen toe te brengen zoodat zij om vrede smeekten. Pieter Stuijvesant was de bekwaamste maar tegelijk ook de ongelukkigste gouver neur die over Nieuw Nederland het bewind heeft gevoerd. Gedurende zijn wijs bestuur nam de welvaart hand over hand toe, de bevolking vermeerderde snel, de West In dische Compagnie zond voortdurend neder zetters over die van voorschotten in geld, gereedschappen, zaden, vee enz. werden voorzien en het scheen alsof er aan gene zijde van den Oceaan een krachtige Hollandsch van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel meer 10 cent. sprekende staat zou verrijzen die, tot volle o ntwikkeling gekomen, bet moederland in Europa tot steun en hulp zou kunnen zijn in tijd van nood. Maar het mocht niet zoo zijn. Ook de Engelschen hadden Koloniën in Amerika, die ten Noorden en ten Zuiden aan Nieuw Nederland grensden. Evenals thans iu Johannesburg en op Noord Borneo vestigden zich voortdurend Engelschen in Nieuw Nederland, die, wanneer zij zieb sterk genoeg achtten, het Nederlandsche bestuur op alle wijzen plaagden en last ver oorzaakten, zich eindelijk geheel en al aan het Nederlandsche gezag onttrokken en het land Engelsch trachtten te maken, hetgeen hun maar al te dikwijls gelukte. De Goe- veneurs protesteerden en zonden soldaten maar dit hielp zelden. De Engelschen waren te sterk. Op deze manier werden uitgestrekte landstreken van Nieuw-Nederland afge scheurd en bij de Engelsche Koloniën ge voegd. Vooral in het Noorden waar de Engelsche puriteinen Nieuw Engeland hadden gesticht kwam het ware Engelsche karakter aan den dag. In 1664 zette het Engelsche roofgespuis de kroon op het werk der trouweloosheid door in vollen vrede een gewapele expeditie uit te zen den, die, tegen den wil van gouverneur Stuyvesant, het land zonder slag of stoot innam. Er waren niet genoeg soldaten om met hoop op goeden uitslag de roovers te weerstaan en de burgers weigerden te vechten. Deze eerste Jameson-sluiptocht viel gunstiger uit voor de roovers dan de tweede van 1896 in Transvaal. Neer lands driekleur werd in Nieuw-Nederland gestreken en de rooversvlag van Eegelend in hare plaats gehesohen. Nadat het En gelsche roofgespuis negen jaar over de Nieuw-Nedeilanders had getirannyseerd kwam er verlossing van het juk. De Zeeuwsohe Admiralen Everteen en Binckes waren met het uitbreken van den derden Engelschen oorlog in 1672, naar Amerika's knsten gezonden geworden om te vero veren wat zij konden machtig worden. Onder de uitbundigste vreugdebewijzen en met de hartelijkste medewerking van bet grootste deel der bevolking heroverden zij Nieuw-Nederland in Augustus 4673. Helaas, slechts voor korten tijd verheugde zich de hevolkingin de herstelling van het Nelerlandsohe bewind. De Staten-Geueraal, om zich de Engelsehen van den hals te schuiven en de banden vrij te hebben tegen hunne andere vijanden, waren ver plicht vrede met Engeland te koopen voor den prijs van al hunne veroveringen. Bij den vrede van VYesmtinster, in 1674, werd Nieuw-Nederland weeraan Engeland teruggegeven. Het land werd opnieuw Engelsch en schoon de Nederlandsche taal er tot in het begin dezer eeuw nog vrij algemeen in huisgezin, school en kerk gebruikt werd verkreeg toch het Engelsch gaandeweg de overhand, zoodat thans de taal der stichters van den machtigen staat Nieuw-York er door bijna niemand meer wordt gekend. Maar noch de lielde voor het oude moederland, noch de vereering barer geschiedenis cn kunst zijn uitgedoofd in de gemoederen der afsiammelingen van Nieuw-Nsderlands eerste blanke kolonisten. Krachtiger dan immer te voren is het in de laatste jaren bewezen geworden dat de spreuk „Bloed is dikker dan water" ook van toepassing is op de Amerikanen van Nederlandsehen oorsprong en dat zij, die den Nederduitschen stam belagen, in de toekomst ook rekening zullen moeten hou- deu met sommigen van da toongevers onder de machtigste natie der wereld. D. VERSTEEG, Armenië. Eenige zinstorende [fouten in ons vorig stukje bleven onzes ondanks staan. Eu stond de politiek moest met [de confe rentie uitblijven. Dit moest zijn uit de conferentie uit blij ven. Nog staat er: Immers waar de vorsten dan weigeren den noodkreet der ver drukten te hooren. Dat „dart" had er niet moeten staan. Overige fouten heeft de lezer wel ver beterd. Nu wij deze quaestie nog eens aan roerden, willen wij er nog wel enkele opmerkingen aan toevoegen. De eerste is dat de minister van buiten- landsohe zaken, of misschien wel de gansche regt ering eene kniebuiging gemaakt heeft voor den moordenaar die te Konstanti- nopel zit: voor den Sultan van Turkije. Inderdaad iets ongehoords, tegenover een vorst die de christenheid vervolgt eu vermoordt; en met zijne fanatieke staatkunde van proselietenusakerij op Java het onze regeering erger dan lastig maakt. Dat de Nederlandsche Leeuw de tanden laat zien, daarop is al in geen jaren meer gerekend. Maar een enkele maal gromde hij dan toch nog. Nu schijnt hij al niet veel meer te kunnen dan kwispelstaartend zijn vijand tegemoet te kruipen en hem als ware hij een weldoener, de hand likken. Reeds lang had de Nederlandsche re geering den Turk moeten waarsehwwen dat hij uit de godsdienstzaken harer Indische onderdanen heeft uit te blijven; doch helaas, het schijnt al: aap wat heb je mooie jongen. En dan de Turk heeft de Christenen bij duizendtallen, grooten en kleinen, vermoord, en geen enkele regeering heeft hiertegen gepro testeerd. De Duitsehe Keizer, om ziju ge loof vaak geprezen, betoonde den Sultan zijne bijzondere vriendschap en andere vorsten zwegen stil. Toen had de Nederlandsche regeering het stilzwijgen behooren te verbreken en een bescheiden protest tegen de Turksche gruwelen doen hooren. Nu zij zweeg, meenden de verdrukte broederen in Armenië dat zij dan wel een woordje zeggen mochten en daarom zonden zij, door de jong Turken (onderdanen die de wreedheden hunner geloofsgenooten tegen de Christenen afkeuren) gesteund, een af gezant ter Haagscbe conferentie, met het bekende gevolg. De Sultan zond een protest aan onze re geering en bood zelfs, naar beweerd wordt, een gunstige regeling der Mobemedaansobe moeilijkbeden in Java aan, wanneer zij dien gezant en z':n jong-Turksche gezellen over de grenzen liet zetten. De conferentie weigerde den Armeensèhcn professor te hooren, en de Nederlandsche regeering trachtte hem te beletten in eene vergadering van Chr. jongemannen op te treden, en dat terwijl hij beloofd had depo- litiek er buiten te zullen houden. De professor wilde hierop bet land ver laten, doch de Haagsche vrien Ie» van Ar menië hielden hem terng en nu zal de Nederlandsche regeering toch, met de hand op 't benauwde hart 't moeten aanzien dat een Armeniër uit den drang van 't overkropt gemoed komt klagen over de laagheid der Turken, 't lijden der Armeniërs en de laf heid van hen die de helpende hand in den zak bielden, toen 't roeping was die toe te steken. Wij vragen in de tweede plaats: heeft de Nederlandsche regeering, door deii loop dien deze zaak neemt, zich als regeering over eene Cbristennatie niet ernstig gecompromit teerd? Heeft zij niet een zonderlingen in druk van hare opvatting omtrent de cons ciëntievrijheid bij de tolken der verdrukten nagelaten Of schuilt de fout niet bij haar maar elders Onze catechismus spreekt ook van een stilzwijgen en toezibnen ons dunkt, hier heeft de minister van buitenlandsche zaken weder eene schoone gelegenheid om tegen 't kwaad te protesteeren en aan rechtbuiging van 't kromme mede te werken, laten voorbijgaan. De vredes-oonferentie heeft nog niet veel

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1