NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
ïelburg.
Dprfipiiiif Jaargang.
De arme Dorpspredikant
lo. 102, 1800.
Doiutecilag 1 Juni
ARDEN en een
terschelde.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Een rede van Prol WOLTJER.
BEKENDMAKINGEN.
Goes. De Declaratiën ten laste van
het Rijk, de Provincie of de Gemeente
over het afgeloopen jaar 1898 moeten voor
het einde der maand Jani a. s. worden
ingediend bij het bestuur, het college, ae
autoriteit of den ambteuaar, die tot de
uilvoering van het werk, de levering als
anderszins, last heeft gegevenzullende
diegene, welke verzuimen mochten hieraan
te voldoen, zich zelve de onaangenaamhe
den te wijtenhebben, daaruit voortvloeiende.
IJERS Serooskerke
OCMW-*-"*
DIENST
B.-ROTTERDAM
ui.
an Tan
el bu rg. Rotterdam.
8,45 9,-
8,45 9,—
9,15
8,45 9,
8,45 9,-
8,45: 9,
8,45 9-
8,45 9,—
8,45 9,-
8,45 9,_
8,45 n 9,
8,45 9,—
8,45 9,
8,45 9,—
8,45 9,—
8,45 9,_
8,45 9,—
8,45 9,-
8,45 9,-
8,45 9,—
8,45 9,—
9,15 9,-
9,15 9,—
8.45 9,—
8,45 9,_
8,45 9,_
9,15 9,
8,45 9,
DIENST
sn £ierikz9«.
ee Spoorweg Goe.»
nni.
Van Eierifeiee:
'amorg. s midd
insd30 7,50 3,15
oen31 7.50 3,15
ond. 1 6,30 3,15
rijd. 2 7,50
rijd. 2 11.30
3 7,50 2.—
6,— 3,15
7,50
11,30
5
5
6
6,30
9.15
6,-
9,15
7,50
9,15
ater
ond. 4
aan.
aan.
in«d
Cortg.
n. Z.Z.
insd 6
.Middb. 11.30
roens7
Cortg.
n. Z.Z.
"oens.7
Middb
ond. 8
rijd. 9 11,30
ater. 10
Cortg.
n. Z.Z.
ater. 10
Middb.
ond. 11
"aan. 12
insd. 13
Cortg.
n. Z.Z.
insd. 13
Middb.
"oen.14
ond.15
rijd.16 11,30
ater. 17
Cortg.
n. Z.Z.
ater. 17
Middb.
ond. 18
"aan.19
ins. 20
oen21 11,30
ond.22 6,
rijd.23 6,30
ater.24
ond.25
3,15
3,15
3,15
4,45
12.30
7,50
9,15
7,50
9,15
aan.26
insd27
oen28
ond.29
rijd.30
6,30
6,-
7,50
7.50
7,50
6.30
7,50
3.15
3,15
3,15
3,15
4,45
3,15
3.15
3,15
3,15
3.15
4.45
3,15
3.15
3,15
3,15
3,15
nm. 3,25 en 6,206)
nm. 3,55 en 6,50
nm. 1,55a) en 4,45
2,15a) en 5,05
,55a 3,25 en 6,20b)f
15a 3,45 en 6,40/.)
reskens ten hoogste
en naar Borsselen
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
O
Er zijn gedurende de vorige week on
derscheidene vergaderingen, gewijd aan de
behartiging van het Christelijk onderwijs,
gehouden.
Van al die vergaderingen een uitge
werkt verslag te geven, gaat natuurlijk
niet aan wij moeten daarmede wachten
tot ons blad tot dagblad zal opgeklommen
zijn.
Wij bepaalden ons daarom tot een kort
verslag van de vergadering onzer Christe
lijke Onderwijzers en Onderwijzeressen en
van de Vereeniging voor Christelijk Volks
onderwijs, onder leiding van Dr. J. Th.
de Visser; doch van die der 1 ereeniging
voor Chr. Nat. Sehoolonderwijs, onder
voorzitterschap van Prof. Woltjer, zwe
gen wij. En toch was die vergadering
niet de minst belangrijke integendeel
hoogst interessant was 't zeer klassieke
openingswoord van Prof. Woltjer waarin
de taak der Overheid in de Nationale Op
voeding werd uiteen gezet. Wij geven,
aan de hand van de verslagen uit Stand.
en Ned. hier een kort overzicht van dit
goede woord
In de vraagwelke is de taak der
Overheid in de Nat. opvoeding, ligt reeds
opgesloten, dat er iseen nationale op
voeding en dat te dezen opzichte de Over
heid ook eene roeping heeft.
De Overheid is dus niet tot stilzitten
gedoemd.
Spreker zal eerst zeggen, wat ze niet
te doen heeft, om daarna te doen uitko
men, welke hare roeping is.
Volgens welk recht mag de Overheid
zich in de opvoeding des volks mengen
Krachtens een gebod G ids, of krachtens
eene ordinantie in het natuurlijk leven,
of berust die geheel op het menschelijk
goedvinden
Krachtens een gebod GodsWijl de
Overheid Gods dienaresse is, moeten we
ons ter verantwoording afvragen, welke
hare taak in de Nat. opvoeding is.
Op geen enkel woord der H. S. nu,
kan de Overheid zich beroepen om vrij
heid te hebben zelf te onderwijzen. Wel
heet het in Gods Woord: Gij ouders,
voedt uwe kinderen op. In Israël b. v.
was geen sprake van Staatsonderwijs.
In de eerste Christen-gemeenten waren
colt de ouders de opvoeders der jeugd.
De Kerkvaders richten zich in hunne ver
maningen tot de ouders.
Deze moesten de groote grondbeginse
len van de Chr. gem. toepassen in de
I 1,111 ■IIIIMMIIII— Ml II «MM—
8 FEUILLETON.
Slot.
„Mijn waarde vriend antwoordde de
Minister, terwijl hij den Vicar oprichtte
en omarmde, als ware de arme geringe
man zijn broeder. „Gij dankt mij Weet
gij niet dat ik u dank verschuldigd ben?
De edele, voortreffelijke daad, die gij ge
daan hebt, is mij in waarheid zoo wel
dadig en verkwikkend, dat ik mij daarin
als in een openbaring Gods verheug.
De teruggave van het geld zou op zichzelf
een zeldzame daad geweest zijn, wanneer
gij, mijn waarde vriend, dit geld niet
noodig hadt gehad en rijk genoeg geweest
waart, om zulk een som onverschillig te
kunnen aanzien. Maar dat gij, in de bitter
ste armoede verkeerende, niet een enkel
goudstuk daarvan naamt, om den honger
van uw schreiende kinderen te stillen; dat
gij in uwen grooten tijdelijken nood alles
kondet versmaden, waarmede gij het be
houd van geld v00r uzelf had kunnen
rechtvaardigendat gij, hoewel zonder
getuigen, zonder ergens een aanklager te
vreezen te hebben, in uw stil huiselijk ver
trek tot de daad van een Christelijk eerlijk
man besloot en die nitvoerdet dat gij,
eerwaardige vriend, bij al uw liefde voor
opvoeding hunner kinderen. Eerst toen
het Christendom staatsgodsdienst werd,
kwam het onderwijs aan den Staat.
Niet voor alle instellingen is er een
rechtstreeksch gebod Gods. Er zijn ook
ordinantiën Gods in het natuurlijk leven.
Uit de natuurlijke aandrift van den mensch
vloeit niet voort, dat de Staat onderwijs
moet geven.
Om dit te bewijzen gaat spreker de
toestanden der natuurvolken na, waarbij
hij aantoonde dat Staatsopvoeding geen bij
zondere volksontwikkeling had geschapen.
Hoewel volgens den ethnoloog Ratzal er
bij de natuurvolken geen sprake is van
huisgezin, toont spreker aan, dat daar
eigenlijk de stam het huisgezin is en het
stamhoofd de aartsvader.
De grootste ij veraar nu voor Staats
onderwijs kan zich niet beroepen op de
natuur-volken.
In China vond men het eerst Staats
onderwijs. Dit stelsel past evenwel ge
heel bij zijn Staatsvorm. De Chineezen
vormden één groot gezin, waarvan de
Keizer vader was. Thans kent men er
geen enkele school meer, die uit de Staats
kas wordt onderhouden.
Ook Sparta had Staatsonderwijs, maar
als vrucht van de wetgeving van Lycur-
gusdit lag geheel in den aard der wet
geving. Men vond daar 9 burgers op de
340 inwoners. Die enkele burgers moes
ten een goed geoefend leger vormen. Na
500 jaren echter bleek, dat dit Staatson
derwijs geen enkele geestelijke vrucht had
nagelaten.
Athene is de eerste staat geweest, die het
gewaagd heeft de vrije vorming van den
mensch als de beste voorbereiding van den
burger te beschouwen. En hoe groot zijn er
niet de geestelijke goederen het nageslacht
overgegeven Geen leerdwang, geen herha
lingsonder wijs werd er ooit gevonden
Solon bepaalde reeds, dat geen school
voor zonsondergang mocht geopend en na
zonsondergang mocht gesloten zijn met
het oog op het gevaar voor de zedelijk
heid (applaus).
Ernst Cursius, een Duitsche schrijver,
opvoeder van den vorigen Duitschen Kei
zer, sprak in een universitairen kring, ter
gelegenheid van den verjaardag des Keizers
in 1872, zeer gunstig over de resultaten
van Athene's opvoeding. En zulk een oor
deel uit het land van „den „leerdwang
Ligt het waarschijnlijk in de idee „Over
heid" opgesloten, dat zij eene roeping tot
onderwijs geven bezit
Zeer nauwkeurig toont spreker aan, dat
het begrip overheid wel het begrip van
vrouw, vader en kinderen, nochtans den
goeden strijd der liefde tot God zoo ge
trouw gestreden en met een bloedend hart
God den Heere gediend hebt, waar duizend
anderen, met een volkomen gerust geweten
den onverwachten vondst als een recht
matig eigendom, zooal uiet als een geschenk
van God zouden aangemerkt hebben; dat
gij, mijn waardste vriend, in mijn levens
ondervindingen de eerste zijt, die het
woord van onzen Heere „Die vader of
moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet
waardig," op zoo roeerende wijze in beoefe
ning hebt gebracht, - dat is het, wat mij
dringt voor u mij neder te buigen, als
voor een waarlijk Christelijk man van eer
„Geloof mij," ging de Minister voort,
daar William van schaamte en verlegen
heid niet kon antwoorden, „geloof mij, dat
het aan iemand in mijn betrekking, waar
de strijd tussehen stipt Christelijke eerlijk
heid en de wijsheid naar de wereld even
zoo menigvuldig voorkomt, als deszelfs
uitkomst naar het Evangelie zeldzaam is,
een reine, hartelijke blijdschap schenkt,
de mogelijkheid van een kloeken, Godge-
wijden strijd in de handeling eens mede
broeders op te merkenJa, My lords en
Myladies", vervolgde de Minister zich tot
de omstanders wendende „Het zal heil
zaam voor ons allen zijn, op dezen een-
voudigen en nederigen dienaar des Heeren
te zien en van hem te leeren, hoe men
hoogheid en meerderheid uitdrukt, maar
niet dat van onderwijs of opvoediwen
dat waar de overheid optreedt onderwijs
gevend, zij dit doet door invloeden van
buiten af, en er verwarring bestaat van
begrippen.
Het begrip „Overheid" drukt slechts
regeeren, besturen uit, geen opvoeden.
En nu moge Aritoteles beproefd hebben
uit het begrip Staat diens roeping tot
het geven van onderwijs af te leiden, er
is hier dan verkeerd gebruik van de over
drachtelijke beteekenis der woorden in 't
spel. De Staat kan geen verwekker der
onderdanen zijn, gelijk de ouders dit zijn
van de kinderen.
Komende nu tot de beantwoording ,van
de vraag, die sprekers onderwerp is, toont
spr. aan, dat bij ons, Nederlanders, de
opvoeding een nationale kleur draagt. De
overheid nu moet, voor zoover zij dat doen
kan zonder natuurlijke en Goddelijke
rechten der burgers te schenden, de zaak
der nationale opvoeding bevorderen. De
staat moet daarbij uitgaan van het begin
sel, dat de ouders de natuurlijke opvoe
ders der kinderen zijn. De algemeene
zedelijke orde moet daarbij in de eerste
plaats worden gehandhaafd. De overheid
heeft voorts het onderwijs te steunen,
wat de financiën betreft. Ook de kerken
hebben belang bij goed onderwijs en zou
den dus billijkheidshalve kunnen bijdra
gen maar uit het oogpunt der nationale
opvoeding bestaan hiertegen twee bezwa
ren. Vooreerst hebben de kerken in den
regel reeds moeite genoeg, om in hun
eigen stoffelijke nooden te voorzien, maar
bovendien zijn zoovelen geen lid van een
kerk; voor onderwijs voor alle burgers,
kan dus billijkheidshalve op den steun
der kerken niet worden gerekend. De
kosten dus te dragen door de ouders, en,
voor zoover ze daartoe niet in staat zijn,
door de openbare kas. De groote vraag
ishoe op goede gronden kan bepaald
worden, welke bijdrage bij eene algemeene
en billijke regeling van het onderwijs,
die het inderdaad vrij maakt, de openbare
kas moet verstrekken.
Allereerst moeten de ouders betalen wat
het onderwijs kost. Minder dan f 30 per
leerling meent spreker niet te kunnen
rekenen, waarbij kosten voor gebouwen
niet meegerekend zijn. Er is echter een
groep, die gansch niet betalen kan. Bij
het openbaar onderwijs is die groep 48,5
pCt. naar spr.'s meening te hoog gerekend,
op de bijzondere scholen bedraagt dit
slechts 26.6 pCt.zoodat wij gemiddeld
op 30 pCt. over het geheele land kunnen
God boven den mammon kan liefhebben
Toen de Minister hier zweeg en de om
standers weliswaar den Vicar aanstaar
den, maar minder tot hem op- dan op
hem nederzagen, zeide William met kalmte
en waardigheid„Mylord ik kan uwen
lof niet aannemen. Komt deze mij reeds
toe omdat ik geen bedrieger ben Ben
ik niet altijd een onnutte dienstknecht,
daar ik slechts gedaan heb wat ik schuldig
was te doen
„Hoe treffen mij uwe woordenher
nam de Minister. „Ja, mijn vriend, gij
hebt gelijk. Ik gevoel daar hetgeen gij
gezegd hebtop hoe verren afstand wij
menschen van onzen Heere en Meester
staan, daar wij zulk een daad reeds met
een lauwerkrans van hemelsche eer wil
len kronen. Ik beken het met smart,
het valt zwaar een Christen te zijn en
dank God, dat Hij mij u heeft leeren
kennen. Gij zult mij meer en meer den
diepen zin des Evangelies leeren verstaan."
„En gij, eerwaardige vrouw," sprak nu
de Minister vriendelijk tot Fanny, „ik
heb gelijk gij ziet, mijn spionnen in het
kerspel. Ik weet ook dat gij u niet met
een enkel woord tegen de edele daad van
uwen echtgenoot verzet, maar haar veel
meer met een even Christelijke gezindheid
goedgekeurd hebt. De weduwe van den
overleden Predikant heeft dan ook inge
zien dat zij jegens u anders had moeten
rekenen. Spr. wenscht een regeling waar
bij zij, die eenigszins kunnen betalen, dit
ook doen, al ware het slechts 5 pCt.
Men moet leeren betalen. Rekenende op
7 groepen van betalende ouders, wier be
drag in de kosten opklimt tot den kosten-
den prijs, heeft de overheid bij te passen
wat door die 7 groepen niet kan worden
betaald. Naar den aanslag van de ouders
in de belasting wenscht spreker een clas
sificatie, onder contróle van de overheid.
Er zal natuurlijk ook een bepaling ge
maakt moeten worden betreffende het
aantal leerlingen, dat voor rekening van
eenen onderwijzer mag staan. Voorts ook
heeft de overheid te contröleeren, of het
geld ten behoeve der school wordt gebruikt.
Wat verder de taak der overheid be
treft, zij zal de examens, wat de beginselen
betreft moeten vrijlaten, maar voor de
goede orde een zeker peil handhaven.
Voor wie echter Christus de Koning
is, de hoogste macht, en de geloovigen de
onderdanen zijn, is de staat geen organisme
en kan het nooit worden. Men kan den
staat een zedelijk organisme noemen, maar
dan nog is groote voorzichtigheid met het
noemen van het woord organisme aan te
bevelen.
Staatsonderwijs berust alleen op men
schelijk goedvinden, waaruit dan volgt,
dat het nooit als systeem kan worden ge
handhaafd, maar dat het tijdelijk en
plaatselijk kan worden vereischt door de
omstandigheden. Zoolang zij, die naar Gods
gebod en naar de natuur aangewezen zijn
voor opvoeding te zorgen, dat inderdaad
doen of althans kunnen doen, is er voor
staatsopvoeding geen plaats.
De voorstanders der openb. school willen
haar niet als uitzondering maar als regel;
zij willen het kind onttrekken aan de ouders;
en zoo krijgen we meeningen als onder
staande, een stelling, die door een der
openb. onderwijzers eerdaags verdedigd zal
worden en een kostelijke bijdrage levert
voor den strijd onzer dagen. „Het is in
het belang van de opvoeding der jeugd,
dat de onderwijzer onafhankelijk sta tegen
over de ouders der kinderen, aan zijne
zorge toevertrouwd. Daarom moet de on
derwijzer door eene hoogere macht worden
aangesteld."
Terdege wordt deze stelling door spreker
aan oritiek onderworpen. Hij toont aan,
dat ze terugleidt tot de tijden van Plato.
De kinderen gekleed in Staats-uniformen,
onderwezen in de Staatsgebouwen.
Waarlijk de Openb. onderwijzers zijn in
het onderschrijven van het vage art. 33,
dat verschillende uitleggingen toelaat er
handelen, en mij opgedragen haar ver
plichting tegenover u gestand te doen. Ik
voldoe hieraan, door u deze Banknoten
van vijfhonderd pond als een bewijs der
hoogachting van de weduwe, te overhan
digen. Neem ze maar aan, moedige
vrouw ging de Minister voort, daar
Fanny aarzelde. „Gij lieve huismoeder
kunt menigmaal in verlegenheid komen,
als uw kas ledig en moeilijk weder ge
vuld wordt. Het zal mij daarom aange
naam zijn, wanneer gij mij nu en dan
veroorloven wilt aan uw tafel plaats te
nemen. Al ben ik ook te oud om uw
kind te zijn zoo zult gij mij evenwel als
uwen oprechten huisvriend het plaatsje
aan uw zijde niet weigeren
Fanny hield de banknoten in hare be
vende handen, en kon mede niets uiten
dan „Mylord, goede Mylord zij mocht
zich alzoo nooit weder bij haren man
beroemen, dat zij wel zou durven spreken
als het vrouwen maar paste naar zijne
Lordschap te gaan.
Vervolgens naderde de Minister den
ouden vader Brown, klopte hem op de
schouders en zeide„Eerwaardige grijsaard!
Die zulk een waardigen zoon bezit als gij
draagt met eere en blijdschap grijze ha
ren. Ja, wel hem, die vreugde aan zijne
kinderen beleeft En dit zeide hij op
weemoedigen toon, zoodat het scheen, alsof
zijn vaderhart daarbij een geheime en
slechter aan toe, dan ettelijke Christ,
onderwijzers op wie men zoo smaalt.
Spr. eindigde zijn rede als volgt Laat
ons, weldoende uiet vertragen. Wanneer
ik zie op de teekenen der tijden, dan
mogen wij, geloof ik het woord van den
profeet, als tot onze vereeniging gesproken
beschouwen „Bedwing uwe stem van ge
ween en uwe oogen van tranen, want er
is loon voor uwen arbeid, en er is verwach
ting voor uwe nakomelingen."
Een stelsel, dat tegen Gods woord, te
gen de natuur, tegen de logica ingaat, kan
op den duur geen stand houden. Het Staats
onderwijs moet vallen, reeds wordt het
door scherpzinnige aanhangers verlaten en
de minder scherpzinnige verdedigen het
op eene wijze, die zijn val moet verhaasten.
Doch voor ons kan en mag de val van
het Staatsonderwijs niet genoeg zijn, wij
willen niet afbreken, maar opbouwen.
Wij verlangen goed, kon het zijn voor
treffelijk onderwijs, daarin wensehen wij
bij niemand achter te staan, dat gunnen
wij aan anderen, gelijk we het voor ons
zelf begeeren.
Maar voor ons kan geen onderwijs goed
zijn, wij kunnen geen school aanvaarden,
welke niet staat op den grondslag der H.
S., die niet kan verbroken worden, welke
niet de ouders in staat stelt btmrie doops-
belofte volkomen te houden. Daarom laat
ons in de kracht des Heeren steeds voort
gaan en niet rusten voor wij hebben van
O. en W. van Z. tot N. eene vrijt, d. i.
voor ons een Chr. Nat. School
Wij rebelleeren niet tegen de gestelde
machten, maar handhaven ons goddelijk
recht.
God van den Hemel zal het ons doen
gelukken en wij, zijne knechten, zullen
ons opmaken
Deze schoone, glasheldere rede werd met
een algemeen applaus begroet.
diepe smart gevoelde. Toen nu de negen
personen afscheid genomen hadden en aan
de huisdeur kwamen, stonden daar weder
de twee bedienden. Zij openden het por
tier van den staatsiewagen, en weldra reed
de gelukkige familie van daar.
Nauwelijks was William in zijn nieuwe
woning aangekomen, of hij spoedde zich
naar de weduwe, om zijnen innigen dank
voor hare zoo groote, vriendelijke gave
te betuigen. Maar de menschlievende we
duwe verschrikte en zette nu eens groote
dan kleineoogen'op, en eindelijk kwam het
er ook uit, dat zij van de geheele zaak
niets wist. Zij was evenwel niet zeer
op haar gemak, vreezende, dat zijne Lord
schap, zonder haar willen en weten door
handige goochelkunsten zich van hare be
zittingen had weten toe te eigenen maar
toen zij de vijfhonderd guinjes nog wel-
bawaard in hare kast vond, zette zij een
verdrietig gezicht, even alsof het haar
niet recht naar den zin was, dat het goud
daar nog lag.
Toen bemerkte William dat de Minis
ter zich van een leugen bediend had. Nu,
zulke leugens
Einde.