NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- er HISTORISCH De arme Dorpspredikant. Ho. 97. 1899. DoniMaij 18 Mei. Dertiende laargang. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Het Arbeidscontract. ui. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes en (Slot.) Eene bepaling, die in geen regeling van bet arbeidscontract ontbreekt is verder, op welke tijden het loon moet worden uitbetaald, voor welke gelden, die de werkgever van den werkman te vorderen mocht hebben, en tot welk bedrag een deel van het loon door den eerstgenoemde kan worden ingehouden en tot welk be drag er door dezen beslag op het nog niet uitbetaalde loon kan worden gelegd. Het ontwerp stelt dit bedrag op één vijfde gedeelte; dezelfde grens is aange nomen voor het overdragen of in pand geven van de aanspraak op het loon. Bij loonen, die meer dan f3 per dag bedragen, is de grens wat hooger gesteld. Tot elk bedrag wordt beslag toegelaten ten behoeve van personen, die de werkman verplicht is te onderhouden. Deze uitzondering zal, naar het Nieuws indertijd veronderstelde, vooral ten goede komen aan het onecht kind en aan het kind, dat door derden wordt opgevoed. Tot de overige verplichtingen der par tijen behoort wel in de eerste plaats, dat de arbeider zijn werk goed verricht en zich aande voorschriften houdt, die daarbij worden gegeven, en dat ook de werkgever dat alles doet, wat onder de omstandigheden als zijn plicht moet worden beschouwd voor alles heeft deze de, ten behoeve van de veiligheid der werklieden, noodige maatregelen te nemen. Het ontwerp stelt echter en terecht den werkgever niet aansprakelijk voor ongelukken, die den werkman overkomen en waarvan de oor zaak in het duister ligthij zal slechts aansprakelijk zijn, indien de werkman be wijst, dat de werkgever niet de noodige voorzorgen heeft genomen. De patroon kan zich bevrijden door aan te toonen, dat er overmacht in het spel is geweest of grove schuld bij den verwonde zelf heeft bestaan. Eene bepaling, die door de ongeluksver- zekering op vele bedrijven wel niet van toepassing zal zijn. Lichte onachtzaam heden van den werkman zijn zonder in vloed, omdat het dagelij kscli verkeeren onder gevaarlijke omstandigheden nood zakelijkerwijze tot mindere voorzichtig heid leidt. Het ontwerp regelt ook de wijze waarop het contract eindigt; en in welke gevallen werkgever en werkman, de beide partijen 4 FEUILLETON. o William schudde met een ernstigen glim lach het hoofd, en antwoordde: „Mijn goede vriend, wat gij daar zegt, mag men- schelijkerwijze goed beredeneerd zijn, maar voor God kan net er niet door. Zooveel is toch ontwijfelbaar waar, dat het gevon den geld niet aan mij, maar aan de erven van den overleden Predikant behocrt, en hiermede is levens uitgesproken, wat ik te doen had. Geloof mij, de nood der mijnen gaat mij diep ter harte maar wat zou mij al mijn godsvrucht baten, wanneer ik in tijd van nood en beproeving daar aan schipbreuk leed? Nu ja, ik kan het met ontkennen, dat ik met de mijnen zeer dikwijls moet ondervinden, hoe smartelijk hot valt, honger te lijden maar Gode zij dank wij leven toch heden nog allen. Ik ben zeker dat God mij en de mijnen voor de uiteiBte ellende bewaren zal, en daarom ben ik goedsmoeds. Mijn geweten zegt is p ,k door de teruggave van het gfi v j wil gedaan heb, en nu zwijgen witrklnsen- weet ik, dat gij, uurman, in uw hart anders denkt >sde Bprak- Wat SÖ ooEoiuir k van uw natuurlijk men- ®evo® .waaraan gij opzettelijk toegeeft, om te zien, in hol verre het er door kan. Gij weet zoo g08d als ik, dat tusschen wie het contract bestaat, bevoegd zijn, daaraan tusschentijds, hetzij zelf, hetzij door rechterlijke tusschenkomst een èinde te maken. En nu zijn er natuurlijk verschillende quaestiën niet geregeld, waardoor de werk man allicht nog rechtloos zou kunnen staan. Doch, wie zal alle mogelijke ge vallen kunnen bijeengaren. Wie zal ook een uniforme, een voor alle bedrijven en personen en getallen geldende regeling verlangen. Integendeel deze klip moet juist vermeden worden. Doch in mogelijke leemten tracht het ontwerp te voorzien door de bepaling: de werkgever is verder in 't algemem ver plicht al datgene te doen en na te laten wat een behoorlijke werkgever in gelijke omstandigheden doet of nalaat. Voorts houde men in 't oog dat ook de voorsteller zelf van meening is dat, zal deze wet iets geven in de practijk, dan eerst de burgerlijke wet gemakkelijker moet worden. De ontwerper is er blijkbaar voor terug geschrikt aparte bepalingen te maken voor landbouwers, dienstboden, kellners, candi- daat notarissen, handwerkslieden, enz. Het zou een verdienste van zijn werk zijn, wanneer hij veel meer dan thans er op gelet had dat voor die alle geen uniforme regeling mogelijk is, en dat de overeen komsten ook zelfs voor eene zelfde categorie van personen niet eender is in alle deelen des lands, en verschilt naar den aard der verplichtingen die wederzijds onder par tgen, ook zonder wettelijke overeenkomst, vaststaan. Wij hebben nog eenige opmerkingen, waarmede wijjdit overzicht van het ontwerp besluiten. De ontwerper heeft het ontwerp niet van toepassing verklaard op schepelingen, waar voor het Burgerlijk Wetboek waakt en op Staats-, gemeente- en provincie-ambte naren. Wij kunnen begrijpen dat Staat en Pro vinciën en groote Gemeenten den prikkel der wet niet noodig hebben. Zij zullen wel eene loonsregeling hebben en eene vastgestelde loonsbetaling waarop men ver trouwen kan. Doch in de kleinere gemeenten heeft die vaststelling nog niet plaats gehad. Wij kennen gemeenten waar de ambte naren soms maanden op hun salaris moeten wachten. Hoe onplezierig dit is voor den betrokken [ambtenaar het hootd der school, die zijn gezin heeft, den onderwijzer die onze God den mammon onrechtvaardig ge noemd heeft, ook wanneer hij naar men- schelijke rechtvaardigheid eerlijk verwor ven is. Alle aardsehe bezittingen bevatten in zich de kiem van menigerlei vioek, zonde en veroordeeling. OnzeHeere heeft ons de bede geleerd Geef ons heden ons dagelij ksch brood! Die nu meer heeft dan zijn dagelijksch brood, die is een rijke, en wanneer hij nu verder den raad des Hee- ren niet opvolgt, en met zijn rijkdom zich vrienden maakt in de eeuwige tabernake len, d. i. door werken der mensehlievend- heid, zoo zal hij reeds om zijn ingenomen heid met het goud, bezwaar'ijk in het Koninkrijk der hemelen kunnen ingaan." Toen de Vicar hier zweeg, bleef de buurman in gedachten verzonken staan en zeide eindelijk op den toon van zachtmoe dig verwijt„Ik wist het eigenlijk wel, dat men tegen u niet opgewassen is. Ik heb het mijzelf te wijten, dat ik als een arme zondaar voor u sta, daar ik dwaas genoeg was, u, die zooveel beter zijt dan ik, te willen onderrichten. Heer Vicar, aanvankelijk heb ik u bewonderd, dat gij het in de beoefening van Christelijke eer lijkheid zoo ver hadt kunnen brengen doch nu kan ik mij niet begrijpen hoe iemand, die zich enn dienaar er> navolger van Christus noemt, anders zon kunnen handelen. Slechts nog eene vraag. De weduwe heeft met een koud en kort woord van dankzegging het geld aangenomen. Zij had u de goheele som, althans de helft zijn kostgeld betilen moet, de winkeliers welke dientengevolge op hun geld moeten wachten, behoeven wij wel niet te zeggen. Welnu laat de ontwerper ook voor ambte naren in gemeenten bij voorbeeld van beneden de 5000 zielen eau dergelijke regeling invoeren. Waarom moet aan publiek-rechtelijke lichamen worden toe gestaan wat den particulieren werkgever verboden wordt? Tusschen de geleerden wordt nogal ge- twiBt, of in dit ontwerp niet moet voor komen de bepaling dat de gehuwde vrouw de vrije beschikking moet hebben over haar loon. Moet ook in 't ontwerp niet worden opgenomen eene bepaling die de vrouw in 't huwelijk de beschikking over haar ver diend loon waarborgt, zoo heeft men ge vraagd. Wij weten het niet. Doch wel weten wij dat wij den wetgever zegenen zouden, die aan de vrouw in 't gezin waarborg bood dat zij 't verdiende loon van haren man geheel in beheer krijgt, of althans maatregelen kunnen getroffen worden, dat hetgeen hij verdient ook door hem wordt thuisgebracht. Men spreekt van sociale quaestie en hijgt naar de oplossing er van. Men heeft meelij met den werkman die hard moet werken voor een beetje en nog geen pensioen geniet. Ook dat is waar. Maar hoe groot is hier tegenover het aan tal niet ^an hen die een goed daggeld ma ken, doch het nog voor de helft niet thuis brengen, en de grootste helft van hun weekgeld in de lade van den kroeg houder brengen. Hoe menige huismoeder zucht eiken Zaterdagavond bij 't in ontvangst nemen van het loon haars echtgenoots over de som die hij achterhoudt, terwijl zij maar moet zien rond te komen. Zoo hoorden wij nog dezer dagen eene vrouw klagen dat haar man, die metse laarsknecht is en om dezen tijd zeer goede weken maakt, haar slechts zes gulden weekloon meebracht, waar zij met 't groote gezin maar zien moest van te leven. Kon 't ontwerp zulken eens te hulp komen hoe meu in alle steden en dorpen van ens land den heer Drucker als een reddenden engel begroeten zou. Daarom kunnen wij 't ook niet goedkeu ren dat het ontwerp nog te veel de fat soenlijke vrouw het slachtoffer maakt van haar luien drinkgragen man. Een der vele grieven in mevrouw Goekoops Hilda waar- daarvan moeten teruggeven want als de oude kast in andere handen dan de uwe gekomen ware, zou de lieve vrouw er zelfsj geen penning van gezien hebben. Hier is dus de onrechtvaardige mammon van toepassing, die den ingang in het Koninkrijk der Hemelen zoo moeilijk maakt. Zeg mij, hoe zou het nu betrekkelijk dat Koninkrijk met den overleden Predikant zijn gesteld? En hoe zal het eens met zijne weduwe gaan „Het oordeel komt/len Heere toe ant woordde William op ernstigen toon „Oordeel niet, waarde buurman, opdat ook gij niet geoordeeld wordt." „Ja, dat is waarzeide de buurman en reikte den Vicar vriendelijk de hand. „Ik ben innig verblijd, dat ik de vijf honderd guinjes niet gevonden heb En daarop verliet hij, hem groetende, het vertrek. Ongeveer acht dagen daarna kwam iemand bij den Vicar, wien men aan den fijnen rok met gouden omslagen dadelijk kon aanzien, dat hij de bediende van een voornaam heer zijn moest, ofschoon hij, wat niet altijd het geval is, een zeer vriendelijk, bijna onderdanig voorkomen had. „Zijne Lordschap, de Minister", zeide hij, „laat u, eerwaarde heer, verzoeken, zoo spoedig mogelijk bij hem in Londen te komen." „Mij riep de Vicar verwonderd uit. „Mijn goede vriend, gij zult u vergissen!" van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. mede wij instemmen is dat de wet niet beletteu kan dat een man 't weekloon zijner vrouw opmaakt. En nu bepaalt het ontwerp Drucker op dit punt dat het loon verdiend door een gehuwde vrouw aan den man wordt uit gekeerd wanneer deze niet wil dat zijn vrouw het in handen krijgt. Ook dit is een leemte in het ontwerp. Ook zal het ontwerp dienen verscherpt te worden in dien zin dat gewaakt wordt er tegen dat de werkgever geen, door ouderdom of andere redenen minder ge- vallig geworden knecht, willekeurig ont slaan kan. Wij gaven slechts een overzicht en be wogen ons voorzichtiglijk slechts langs den oever van den breeden stroom van wets bepalingen, in elke van welke een beginsel verscholen ligt, wat getoetst dient aan onze beginselen, doch waartoe breedere stadie dan waarvoor een journalist van de kleine pers in staat is, vereischt wordt. Wij kunnen echter nog deze eene op merking niet inhouden. i Bij alle respect voor dezen degelijken arbeid van professor Drucker dient in 't oog gehoulen dat hij slechts uitwerkt wat reeds in 1874 omtrent een Wetboek van den Arbeid en het Arbeidscontract door dr. Kuyper in eene zitting der tweede kamer is uitgesproken. Deze antirevolutionaire leider heeft reeds toen op de noodzakelijkheid eener wette lijk geregelde Arbeidsovereenkomst ge wezen. Toen evenwel deed de liberale party er het zwijgen toe, velen in die partij lachten hem uit; v. Kerkwijk ging een pari aan met zijne geestverwanten, wie den Goudschen afgevaardigde de grootste hatelijkheid zou zeggen en klaagde onder algemeen gelach over een standaard van lagen koers; v. Lijnden een ex-antire volutionair minister van justitie, wees, onder daverend applaus van liberalen en conservatieven, het door dr. Kuyper beeld- sprakig aangeboden stekje voor den ju- stitiëelen tuin als een stokje afen nog jaren daarna bleef de liberale partij, schoon in de meerderheid, doof voor den eisch om zulk een wetboek op den Arbsid. Totdat eindelijk de oogen open gingen, de socialist de ruwe vuist liet zien en lan ger uitstel gevaarlijk begon te schijnen. Op dit punt heeft de liberale partij dus een antirevolutionair leerstuk wel willen omhelzen, en haar talentvolle pleitbezorger heeft daarop voortbouwende een uitnemend werk gewrocht, dat aan de oplossing der <ii m—iBiM"—i ii ii~unr- nm n 'iTnnnrin min ^MHSeanBMEOI „Zijt gij niet de heer Vicar, William Brown vroeg de bediende. „Voorzeker, die ben ik!" antwoordde deze. „Nu, dan vergis ik mij ook niet," ging de bediende op vriendelijken toon voort. „Maar eilieve 1" hernam de Vicar op nieuw, en was daarbij niet zeer op zijn gemak, „ik ben wel een gering persoon en weet zeer goed, dat ik mijn ambt trouwer en waardiger kon vervullen, maar ik ben mij toch geen openly k ver zuim bewust, waarover men mij zou heb ben kunnen aanklagen. Mijn goede vriend, zoudt gij wellicht weten, wat zijn Lord schap tegen mij hebben kan „Neen", antwoordde de bediende vrien delijk. „Mij is slechts in last gegeven, om u, eerwaarde heer, uit te noodigen en van u het bepaalde antwoord te ontvangen, dat gij zoo spoedig mogelijk zult komen". „Nu, dan moet ik er ook gevolg aan geven", zei de Vicar. „Verzeker zijn Lord schap van mijn onderdanige hoogachting en dat ik nog heden aan zijn verlangen zal voldoen". De bediende verwijderde zich hierop, en William deelde de boodschap aan zijn Fanny mede, die, hoewel zij mede dit be richt met de uiterste bevreemding vernam, haren man toch bemoedigend toesprak: „Moet het dan altijd iets kwaads zijn, wat ons boven het hoofd hangt Zou het ook niet Gode behagen kunnen, voor ons, na zoovele dagen van beproeving en smart, de sociale quaestie weer eene belangrijke schrede nader brengt. Eene hulde, die wij hem, ondanks enkele principiëele'bezwaren, reeds genoemd of nog uit te spreken, gaarne toebrengen. Op het adres van den bijz. kerke- raad der Ned. Herv. Gemeente te Vlissin- gen aan Burgemeester en Wethouders aldaar, waarin hij zich beklaagt dat ver gunning is verleend tot openstelling van den hippodrome op het De Ruyterplein op Zondag; en tevens verzoekt geen toestem ming te verleenen tot het door de stad heentrekken van gezelschappen met mu ziek op Zondag, zooals verleden jaar het geval was, is door Burg. en Weth. geant woord, dat hun niets bekend is van toe nemende verstoring van de rust op den Zondag en dat aan het verzoek om des Zondags geene gezelschappen met muziek door de stad te laten trekken, niet zal wor den voldaan. En dat het met deze weigering van Burgemeester en Wethouders meenens is, blijkt uit het teit dat nog jongstleden Zondagmiddag het muziekgezelschap „St. Cecilia" eene wandeling door de stad maakte terwijl des avonds het hippodrome weder was opengesteld. Wij behoeven zeker wel niet te zeggen dat wij met 't adres van den kerkeraad zeer ingenomen waren; en dat wij het antwoord van Burgemeester en Wethouders zeer betreuren, Het zou mogelijk kunnen zijn dat Bur gemeester en Wethouders slechts bij meer derheid van stemmen dus tegen het advies van den burgemeester aldus besloten heb ben. Daarom onthouden wij ons van 't doen van gevolgtrekkingen in verband met 't feit dat de Burgemeester van Vlissingen een liberalist met christelijke aspiratiën is. Doch dan is 't zaak dat de Vlissingsche kiezers mannen naar den raad zenden die eventueel tot de wethoudersbetrekking geroepen, den geest in het college van 't dagelijksch bestuur zullen omzetten en paal en perk stellen aan de openbare schen nis van den Dag des Heeren, waarvan do Vlissingsche overheid en met name het dagelijksch bestuur de groote verantwoor delijkheid heeft te dragen. Wat te zeggen van een oTerheid die op Zondag karmisdarlelheden toestaat en een deel der aan haar zorg toevertrouwde bevolking, 't opkomend geslacht, aan de ontchristelijking prijs geeft. Zij heeft geen zon eener betere toekomst te doen opgaan?" „Gij hebt toch altijd betere en meer Chris telijke hoop, dan ik," zeide de echtgenoot, „Maar hebt gij er w el aan gedacht dat ik geene kleeding heb, waarin ik mij naar den heer Minister kan begeven „Nu is het een andere zaak", antwoord de Fanny. „Gij zjjt ontboden en moet dus komen. Thans zijt gij op het pad van roe ping, niet van uw eigene plannen en ge dachten. Zal men nu met onze armoedigheid spotten, welnu, William, die om de spotternij van onverstandige menschen zijn roeping wilde verzuimen, zou zeer spoedig zijn Christelijke beginselen en werkzaamheid moeten laten varen. Het is toch beter, armoedig gekleed zijn roeping te doen, dan rijk in gewaad die te verzuimen. Ik wil echter zien wat ik er nog aan doen kan," ging de zorgvuldige gade voort, terwijl zij aan de staatsiekleederen] van haren man begon te borstelen, te wasschen, te naaien, de knoopen te verzetten, en zelfs eenige al te kaal geworden plekken met een weinig inkt te bestrijken. „Ziet gij, William," zeide zij daarop en bezag den rok op eenigea afstand „Het kan er nu nog mede door. Wie er niet bijzonder op let, valt het niet in het oog en zijn Lordschap is immers een goed menschlievend heor. Hij zal niet op het kleed zien, wanneer hij met den man wil spreken" Wordt vervolgd.) Hollander,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1