NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Goes,
lel burg.
>apieren
NSKNECHTS,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
laatschappij
sk¥arnesh,
Hypotheekbank
NECHT
1
istbocle,
Dertiende laargang.
IAGAZIJN.
Ineum,
HOUDSTER
3)msi(ag 16 fflleL
fll
kS, Senior.
!ger
n Dekker
I00RSÏEEN-
EN,
ILLINNKN,
VERVEN
tier enz. enz.
/an Teijlingeii,
VERSCHIJNT
uitgave van
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Het Arbeidscontract.
Eene belangrijke Brief
wisseling.
ïlo. 96. 1899.
50, 55, 60
60, 65, 75
60, 65, 75
75, 85
75, 85
60, 65, 75
60, 65, 75
60, 65, 75
60, 65, 75
0.40.
0.35.
Ite Bordeanxwiinen
|e en Witte Port,
enz. enz.
BRANDEWIJN
per IJ ter, alles
baat, Middelburg.
Sroningen.
/oor Zeeland
te GOES.
leren
Middelburg.
IER, Middelburg.
Essingen.
IVlissingen.
lTerneuzen.
3, Hulst.
I Zaamslag.
Ixel.
Tholen.
I, Scherpenisse.
tiinisse.
jz., Zierikzee.
I, Brouwershaven.
Nieuwdorp.
ferseke.
ngen.
Maartensdgk.
larland.
/aar nog niet
J, worden solide
pondenten ge-
teneraal-Agent
urn,
IRFKADE D 27.
fleuren.
iï eerste hypothecair
Agenten.
I een
£KER, Ter Hooge.
evraagd
r Jr., Timmerman,
irststraat, Goes-
met October een
HIERE, Meliskerke.
itorie op Walcheren
'oorzien.
eau van dit blad.
HAGE, Zontelande.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers
0,02^.
EN
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
iï.
Zeer belangrijke beschouwingen wijdt de
heer Drueker in zijn toelichting van boven
genoemde proeve van een wetsontwerp
o. a. aan het arbeidsboekje, het reglement
en de boeten, de vaststelling en de uit
betaling van het loon en de beschikking
daarover, de verdere verplichtingen der
partijen en de wijze, waarop het contract
een einde neemt.
De werkman ten onzent heeft met „ar-
beidsboekjes" (livretten) weinig op. De
patroon zet er allicht aanmerkingen in
over het gedrag en de bekwaamheid van
den houder van 't boekje, met welke
ianmerkingen deze niet onvoorwaardelijk
instemt. Ook is inme'nging van de politie
in die boekjes niet onvermijdelijk.
Ten behoeve van jeugdige arbeiders
verdient bet boekje volgens het ont
werp bepaald aanbeveling, al was het
maar alleen reeds als bewijsstuk voor het
bestaan van bet contract. De werkman
boven de 18 jaar is volgens het ontwerp
meerderjarig.
Toch bepaalt het er zeer terecht bij
dat de vader of de voogd van dezen
meerderjarige bij den rechter op nietigver
klaring van het contract kan aandringen
op grond van minderjarigheid, en wel
indien 't contract schadelijk zou zijn root
de gezondheid of eerbaarheid van den
werkman of arbeidster. Ook kent het
ontwerp aaD dezen vader of voogd het
reeht toe in sommige gevallen te vorderen
dat niet aan den (of de) meerderjarigen
minderjarige zelve 't loon worde uitbetaald.
Voor een minderjarigen meerderjarige
treedt de vader of voogd op. De werk
gever bewaart het arbeidsboekje en teekent
er iu aan het begin of het einde van de
overeenkomst. Andere aanteekeningen mag
hij er echter niet in maken. Juist voor
zulke arbeiders of arbeidsters wordt zulk
een boekje nuttig geacht, dewijl zij nogal
eens van baas willen veranderen.
Verbreekt zulk een minderjarige het
contract, dan krijgt hij zijn boekje niet
terug. Dit kan dus een tuchtmiddel zijn.
Het ontwerp voorziet echter niet in
't geval dat ook bij arbeiders van boven
de 18 jaar zich deze veranderzucht open
baart.
Ook het reglement en de boeten worden
behandeld.
Die het reglement opstelt is is de patroon,
hij is verplicht zijn arbeide.s er mee in
kennis te stellen.
Het zal echter in de practijk wel moei
lijkheden geven. Vooreerst dat de arbei
der niet genoegzaam op de hoogte is met
't contract alvorens het te teekenen. Groote
voorzichtigheid zal hierbij noodig zijn.
De voorsteller heeft er ook op gerekend
dat bq 't maken van een reglement de
-werkman het er niet mede eens big kt. In
dit geval wordt hem een termgn gesteld
dat hg een andere betrekking zoekt.
De voorsteller spreekt echter den wensch
uit dat zooveel mogelgk met de belangen
der arbeiders zal gerekend worden.
Aan de Kamers van Arbeid en de werk
liedenverenigingen zal hier wel de taak
dienen aangewezen om daarover te waken,
opdat de reglementen niet eenzgdig of
partgdig worden te boek gesteld.
In deze quaestie zal het laatste woord
nog wel niet gesproken zijn.
Ten aanzien van de boeten merkt het
ontwerp op dat bet niet aangaat de boeten
bij de wet geheel te verbieden. Wel heb
ben op de Enquête-vergaderingen vele
ondernemers verklaard dat zg bet boete
stelsel niet of niet meer of nog zeer weinig
toepassen. Maar hier staan weer anderen
tegenover die verklaard hebben dit stelsel
niet te kunnen missen.
Trouwens de wet is hier niet voor de
goedwilligen.
En dan behoort ook de boete tot een
der meest gewenschte maatregelen tot
handhaving der orde.
Men weet dat zelfs de leider der Bel
gische socialisten Anseele dit stelsel niet
heeft willen loslaten, al heeft dit ook
bij vele werklieden kwaad bloed gezet.
O ja, waren alle patroons gelgk Boaz,
de man die ons in het schoone boek Ruth
als een model van den goeden patroon ge-
teekend wordt; en waren alle werklieden
als de maaiers van Boaz die in ditzelfde boek
ons worden geschetst, dan had men de
schoonst mogelgke verhouding tusschen
werkgevers en arbeiders gevonden, dan
hadden deze laatsten te rekenen op een
waarlgk vaderlgke behandeling, gelgk de
beteekenis van het woord „patroon" mee
brengt en de werkgevers mochten hopen
op eene behartiging hunner zaken door
de arbeiders, als ware het hunne eigene.
Gelukkig kennen wg niet alleen ortho
doxe christenen, maar eok socialistische
werklieden die eene zoodanige edele op
vatting hunner taak hebben en onder de
landbouwers kennen wg van nabg zeer
merkwaardige gevallen van voorbeeldige
samenwerking tusBchen den baas en zgn
werkvolk.
Doch het feit is niet te loochenen er
zgn vele gevallen van het tegendeel. En
hoe zal dan anders dan met strenge hand
de teugel dienen vastgehouden te worden.
Maar even ongerept dient dan ook het
recht vast te staan van den arbeider om zich
te verzetten tegen eene boete die hem onrecht
vaardig mocht worden opgelegd. En ook
dit recht dient in de wet te worden vast
gelegd.
Met dit doel bepaalt dan ook het wets
ontwerp lo. dat de bedreigde boete op
een bepaald bedrag moet zgn gesteld
staat de bepaling in het reglement, dan
mag dit bedrag niet hooger zgn dan het
geldloon voor éénen dag 2o. dat de be
stemming der boeten bskend moet zgn
nooit mag de werkgever zelf of de tusschen-
persoou, die de boeten oplegt, voordeel
daarvan trekken.
Gedeputeerde Staten zullen bg de sa
menstelling van dit reglement ook een
woordje hebben mee te spreken. Zg moeten
't goedkeuren, wanneer er boetebepaliugen
in voorkomen, en zg mogen 't niet goed
keuren, wanne sr de bepaling in strijd is
nut de wet of de goede zecen of ook
wanneer niet big kt, dat de arbeiders er
over zgn geraadpleegd en welke hunne
meening over de bepaling is.
Naast de boete behoudt de werkgever
natuurlgk zgn recht op schadevergoeding,
als de arbeider tegen het contract handelt
of dit vtrbreekt.
Het ontwerp regelt ook de uitbetaling
van het loon.
Vastgesteld wordt het loon in Neder-
landsche munt. Maar het kan ook worden
uitbetaald in de eerste levensbehoeften met
uitsluiting van sterken drank. Dus kan ook
voor een deel betaling geschieden in kost,
vuur, licht, en ook in kleeding wanneer
de werkman die draagt bg zgn werk.
Professor Treub heeft indertgd er tegen
geprotesteerd dat het ontwerp te weinig
formuleert wat ouder eerste levensbehoef
ten moet worden verstaan. Hg meende
dat daardoor de mogelgkheid werd geo
pend dat het loon gedeeitelgk ook in si
garen wordt uitbetaald.
Een kinderachtig bezwaar, zouden wg
zeggen. Het zal toch voor ieder gezond
werkman wel voor de hand liggen dat
sigaren niet behooren tot de eerste levens
behoeften, maar tot de weeldeartikelen.
Wel deelen wg zgn bezwaar dat niet
genoegzaam uitkomt, hoeveel voor zekere
artikelen mag worden betaald.
In het wetsontwerp werd echter ééne
bepaling gemist, en die zal er in moeten.
Er moet uamelgk in staan dat het loon
niet mag uitbetaald worden in kroegen of
herbergen.
Dat kwaad heeft nu lang genoeg ge-
heerscht. Vooral in de groote steden
wordt door de tappers van de gelukkige
omstandigheid dat zg uitbetalen moeten
een dankbaar misbruik gemaakt.
Bg den werkgever aan huis of in een
daartoe ingericht lokaal moet de uitbeta
ling geschieden.
Het ontwerp kent ook het recht van
uitbetaling toe in den vorm van vrge
woning, of voortbrengselen van het be-
drgf, of onderricht. In die gevallen wordt
echter een schriftelijk contract gevorderd.
Ook wordt bepaald dat ingeval van ziekte
aan den knecht gedurende een bepaalden
termijn zgn volle loon toch zal worden
verstrekt, ook al is het een ziekenfonds
daarin voorziet.
De arbeider behoudt het recht het niet
in geld voldane loon nogmaals op te vor
deren.
De ontwerper wil hiermede voorkomen,
dat, terwgl het loon volgens de bepalingen
der wet is vastgesteld, de werkgever den
werkman zou bewegen, in plaats van het
overeengekomene, b.v. levensmiddelen in
betaling te nemen, berekend tegen wellicht
ve_l te hoogen prgs. De bepalingen om
trent de vaststelling van het loon zouden
op die wgze gemakkelgk kunnen worden
ontdoken.
Ook de macht der gedwongen winkel
nering wil de heer Drueker breidelen.
Daarom bepaalt 't ontwerp dat verboden
is den werkman te dwingen zgn loon
geheel of gedeeitelgk te besteden in een
bepaalden winkel. Een zeer schandelgk
misbruik waartegen de heer DomelaNieu-
wenhuis tgdens zijn Kamerlidmaatschap zoo
ernstig opkwam er; waartegen hij zgn wets
ontwerp richtte, dat echter verworpen
werd.
Over de schandelgke pressie door win
keliers op werklieden geoefend om bg hen
slechte waren tot den hoogsten prgs te
koopen tot groote schade voor de werk
lieden en tot schandelgke bevoordeeling
van eigen zak behoeft hier niet te worden
uitgeweid.
Het zgn vaststaande, algemeen erkende
feiten, die hoe eer hoe liever dienen te
gengegaan te worden.
Alle contracten waarin zoo iets van
winkeldwang voorkomt, verklaart het ont
werp dan ook nietig met uitzondering van
deze twee: Grondstoffen of kleeding tot
't werk benoodigden bgdragen tot be
paalde fondsen, door de wet aan zekere
regels gebonden.
Deze eerste uitzondering zouden wg zoo
oppervlakkig gezien, liever in 't ontwerp
gemist hebben.
Of zou er een waarborg bestaan dat
dergelgke grondstoffen of kleediugstukken
bg den werkgever even goedkoop zullen
zijn als elders Waarom liever den werk
man in de keuze van zgn leverancier niet
vrggelaten Wanneer b.v. moeder de vrouw
een bepaald kleedingstuk bg 't werk be
noodigd goedkooper maken kan oan de
baas het levert, zal dan de werkman toch
verplicht kunnen worden het bg den baas
te betrekken Dit zaL de bedoeling van
het wetsontwerp wel niet zijn.
In de Kamerzitting van 2 Mei inter"
pelleerde dr. Kuyper den minister van
buitenlandsche zaken De Beaufort over de
nietuitnoodiging der Transvaalsche regee
ring ter vredes-conferentie de minister zei
toen o. a. dat de pogingen om de Russische
regeering alsnog te bewegen Transvaal uit
te noodigen, schipbreuk geleden hebben.
Dr. Kuyper merkte toen op dat hg liever
zou gezien hebben dat onze gezant te Pe
tersburg, die het Grootkruis in de orde
van Oranje-Nassau ontving, dit gekregen
had na 'tpelukkken, dan wel nu na het
mislukken dezer poging.
Minister de Beaufort had echter in zoo
diplomatieken vorm geantwoord dat men
er meer en derhalve eigenlgk niets van
maken kon. Het kon even goed zgn dat
Engeland de/ tegenhoudende macht was en
dat Rusland wel degelijk Transvaal had
willen uitnoodigen.
En zie, zoo zonder interpellatie komt de
gezant te Petersburg zeiven jhr. Wtte-
wael van Stoetwegen het antwoord van
zijn chef aanvullen. O, is 't voor een
man als 'dr. Kuyper niet om zich te ver
kneuteren van genoegen De Beaufort, ge
ïnterpelleerd, laat niets losKuyper ter
hoogster instantie afgewezen, doet er zuch
tend het stilzwijgen toe, Stoetwegen niet
geïnterpelleerd, komt er zich in mengen
en legt bekentenissen af, die men niet
verwachten zou vau een ouden rot als hg
immers hg is al zoo lang bg de diplo
matie. Doch laten wg hemzelven booren.
HoogEdel Gestr. Heer
Ik zie, dat Gij bet met den eerbied aan
de Kroon verschuldigd bestaanbaar geacht
hebt een Koninklijk besluit, door H.M. 17
April 11. genomen, in de K unerzitting van
2 Mei 11. te ridiculiseeren, schoon de over
wegingen, die tot bedoeld Besluit geleid
hebben, U volkomen onbekend zjjn en Gij
overigens als Lid der Tweede Kamer niet
het recht hebt U op die wijze in de hande
lingen van het uitvoerend gezag te mengen.
Dat mijne benoeming tot Ridder-Groot
kruis in de orde van Oranje-Nassau U ergert
laat mij koud, maar ik kan niet stilzwijgend
toezien, hoe Gij, ten einde H. M. do Ko
ningin en H. D. Regeering belachelijk te
maken, er niet voor teruggedeinsd zij t U te
verlagen tot eene moedwillige verkrachting
der waarheid.
In het dagelijksch leven beweegt Gq U
bij voorkeur in den kring der zoogenaamde
„kleine luyden", die terecht zeer hoog tegen
U opziende wierook der bewondering,
die U uit de lagere sferen tegengeurt, is U
naar 't hoofd gestegen, heeft den vromeu zin
in U verstikt, den ijdelen zin doen ontkie
men en U op de grens gebracht van die
gevreesde en ongeneeslijke ziekte, die men
„grootheidswaanzin" noemt.
Zie 1 ik wensch bij niemand achter te
staan waar het geldt de erkenning van
uwe groote begaafdheden, de waardeeiing
van uwe veelzijdige kennis. Erzjjn weinig
inenschen in ons land, tegen wie ik in
dit dubbele opzicht zoo hoog opzie als
tegen U.
Maar daaruit volgt niet, dat Gjj van alles
verstand hebt en over alles op hoogen en
apodictischen toon moogt meespreken.
Is hel niet bespottelijk dat, 'waar de Ko
ningin aan een staatsambtenaar eene eer
volle onderscheiding verleent, Gij U aan
matigt den volke te verkondigen, dat Gij
er U bij neer wilt loggen? Wie ter wereld
zou het iets kunnen deren, i .dien Gij toe
vallig in een minder grootmoedige bui
geweest waart?
Een ander staaltje. Gij, dr. in de theologie
staat in eene vergadering, waarvan de
meeste leden in het Romeinsehe recht ge
promoveerd zijn, en dus precies weten wat
men onder eenêcapitis diminutio te verstaan
heeft, terwijl Gij zelf een der weinigen zijt
die het niet weet. Dit belet niet dat Gij
U onweerstaanbaar gedrongen voelt, Uwen
hoorders mede te deelen wat eigenlijk een
capitis diminutio is en dan komt Gij
met een definitie voor den dag, U blijkbaar
door een spotvogel op de mouw gespeld,
eene definitie die de concierges meewarig
heeft doen glimlachen en waarbij zoo menig
professor in net Romeinsehe recht zich van
ergernis in zijne kist zal omdraaien.
Indien ik na 35 jaar in de diplomatie ge
diend te hebben, het reeht heb een oordeel
uit te spreken over de beide dooreen leek
op dit gebied den 2en Mei uitgesproken
redevoeringen, dan zou ik ze qualificeeren
ais een weefsel van (volkenrechtelijke ket
terijen, doorweven met onware feiten, val-
sche praemissen, onjuiste beweringen en
onlogische gevolgtrekkingen, die het bewijs
leveren van eene phenomenale onkunde op
het terrein der diplomatie, eene onwetend
heid veel grooter dan ik ze bij Uwe onbe
twistbare scherpzinnigheid verwacht had
en die U we tegenstanders met een innig
zij het dan ook onedel leedvermaak moet
vervuld hebben.
Kortom Gij hebt U, zooals onze Duitsche
naburen het noemen, geweldig „blamirt"
in de oogen van het meer ontwikkelde en
tot oordeelen bevoegde deel van Kamer en
natie en ik weet geen anderen troostgrond
voor U dan dat er eene nieuwe roep zal
opgaan over uwe groote geleerdheid in ker
keraden en vergaderingen van ouderlingen
op zoo menig plattelandseh dorp en bij die
duizenden getrouwe aanhangers, lezers van
de Standaard, die Uwe redevoering
schitterend zullen vinden, omdat zij er geen
woord van begrepen hebben, maar die tot
in het diepst hunner ziel geschokt zijn door
de toovermacht die er voor hen straalt uit
dat raadselachtige en geheimzinnige „capitis
diminutio", dat hen gewe'dig imponeert.
Nog op één punt moet ik terugkomen,
dat ik hierboven reeds terloops heb aange
duid, te weten Uwe insinuatie alsof mij
onderhandelingen zouden zijn opgedragen,
die mislukt zjjn en dat de Regeering in
erkenning van die negatieve verdienste rnjj
voor eene eervolle onderscheiding zou hebben
voorgedragen.
Toen Gij zoo spraakt, toen waart Gij U
bewust dat Gij U aan eene scheve en onware
voorstelling van zaken schuldig maaktet
toen hadt Gij zooeven van den Minister van
Buitenlandsche Zaken vernomen, dat aan
dringen onzerzijds om de Zuid-Afrikaansche
Republiek uit te noodigen „voor het tot
stand komen der conferentie gevaarlijk kon
zijn"; toen moet GQ, met ieder lid der Kamer
reeds lang begrepen hebben, welke die on
genoemde Mogendheid is, die de Transvaal
gaarne als haar vazal blijft beschouwen en
behandelen, die er zich onderhands en
oificieus, maar daarom niet minder krachtig
tegen verzet had, dat ook de Transvaal zou
worden uitgenoodigd en die, indien wij er
op waren blijven staan, „aan de interna
tionale positie van die Republiek zeer groote
schade zou" hebben weten toe te brengen.
Van de zijde van Rusland is in dezen
nooit eenige tegenstand te écarteeren
geweest. Die tegenwerking te overwinnen
is een taak, die wellicht onmogelijk was,
maar die in allen gevalle mij niet kon op-
gedragon worden, want die strijd moest
elders worden gestreden. Rusland zou vol
gaarne gezien hebben dat men Transvaal
ter conferentie kon uitnoodigendaarop
bij Rusland aan te dringen ware overbodig
en onzinnig geweestdat zou geweest zijn
enfoncer une porte onverte, en niemand
weet toch beter dan Gij dat men een open
deur niet intrapt of uitzaagt.
St. Petersburg 7 Mei '99.
Dr. Kuyper „blamirt"
Of zou niet de schrgver zich hoogelgk
geblameerd, zich bg de diplomatie onmo
gelijk gemaakt hebben door zgn ongevraagd
klappen uit de school
Zgn schrgven is tenminste een slag in
het aangezicht van den minister die
hem ter riddering voordroeg.
Als gezant schreef hij als fatsoenlijk
man wekte hg, met zgn herinuering aan
de „paneelzagerg" van '86 een koffle-
hnismop van 't mins'e allooi weerzin.
Men vraagt zich af heeft deze diplomaat
niet, wat wglen des Amorie v. d. Hoeven
„tg delg ke verstandsduistering" noemen zon,
gehad toen bij zoo schreef.
Maar nu geniete de lezer ook nog het
antwoord van dr. Kuyper.
Aan Harer Majesteits Buitengewoon
Gezant en Gevolmachtigd Minister bij
het Hof te St. Petersburg.
Excellentie,'»
In de N. Rott. Cour. van 11 Mei jl. vond
ik een aan mij gericht schrijven van den
„Gezant der Nederlanden te St. Petersburg".
De titel stond niet onder, maar boven den
naam. Het was alzoo een schrijven in
qualiteit. Een stuk waarvan afschrift, jn
het archief van het Gezantschap moet be
rusten. Een officieel document.
Voor dit officieele document zij het mij
vergund Uwe Excellentie uit tweeërlei hoofde
mijn beleefden dank te bieden.
En wel in de eerste plaats, omdat het
eene niet onbelangrijke oliicieole ampliatieZ°<v**l*'-^~y
behelst op de inlichtingen, mij in de zitting
der Tweede Kamer van 2 Mei door den
heer Minister van Buitenlandsche Zaken
verstrekt.
Uwer Exellentie's chef oordeelde het des
tijds blijkbaar raadzaam over de gevoerde
onderhandelingen nog een niet al te door-
ziehtigen sluier te laten hangen. Op een
to hooger prijs stel ik het daarom, dat
Harer Majesteits Gezant aan het Hof te
St. Petersburg thans, ongevraagd, een tip
van dien sluier oplicht, en, zoo publiek als
officieel, te mij ner kennisse brengtlo. dat
de Mogendheid op wier verzet men stuitte,
Groot-Brittanje was. Uwe Exellentie schrijft
toch„de Mogendheid die Transvaal, als haar
vazal blijft beschouwen." 2o. Dat de strijd
om die tegenwerking te breken niet te St.
Petersburg is gevoerd. En 3o. dat Rusland
„volgaarne zou gezien hebben, dat men