NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH De arme Dorpspredikant. lo. 95. 1899. 3afrrifag 18 ilet. Dccftende laocgang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Het Arbeidscontract. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. i. Reeds maanden is in ons bezit een ge schrift getiteld Ontwerp van wet tot re geling van de Arbeidsovereenkomst, in opdracht van den Minister van Justitie bewerkt door Mr. H. L. Drucker, Lid van de Tweede Kamer der St.iten-Geueraai. Onder degenen die hun studie aan de sociale quaestie wijden en niet alleen er in liefhebbereu of meenente liefhebberen is professor Drucker w el een der voor naamste. Reeds in 1887 verscheen van zijne hand „Bouwstoffen voor een burgerrechtelijke regeling van het arbeidscontract". Het is dan ook niet te verwonderen, dat hem door den Minister van Justitie werd opgedragen eene -wettelijke regeling van dit onderwerp op te bouwen. Nog onder het bewind van Minister Smidt, in 1890, had deze opdracht plaats, en in den aanvang van '94 bood Mr. Druc ker dezen Minister een wetsontwerp aan. Bq het aftreden van Mr. Smidt bleef de zaak echter rusten, totdat de tegenwoor dige Minister de opdracht hernieuwde. Hierop werd in December van het vorige jaar het ontwerp, herzien met het oog op de nieuwste wetgeving en litteratuur open baar gemaakt, en voor eenige centen ver krijgbaar gesteld. IJit de toelichting by deze proeve van een wetsontwerp blijkt dat ons land op het gebied der arbeidswetgeving zeer ten achter is by andere landen. Wettelyke regeling van het Arbeids contract had reeds in Duitschland, Engeland en andere landen plaats, wel niet volledig, maar dan toch meer dan aanvankelijk. Daar vindt men bepalingen omtrent dit onderwerp in de Burgerlijke Wetboeken, in algemeene Bedryfswetten, in speciale Dienstboden verordeningen, afzonderlijke wetten, betreffende de vaststelling en de uitbetaling van het loon, de beschikking over de inbeslagneming vau het Loon, enz. Onze wetgeving kent op dat gebied zoo goed als niets. Alleen een regeling van het huren van scheepsofficieren en scheeps gezellen, waarvan het Wetboek van Koop handel spreekt. Voorts een paar artikelen in betrekking tot de huur van dienstboden en werklieden, in het Burgerlijk Wetboek. Dan hebben wij nog de Loonwet (het ontwerp van den minister Ruys, in 1889 door de Regeering ingediend)en dan 3 FEUILLETON. Toen hij by de Predikantsweduwe kwam, leide hij 't geld op de tafel neder en zeide: „Dit geld behoort aan u. Er was in de oude kast een verborgen lade. Zonder twyfel hebt gij daarvan even weinig ge weten, als ik.—Het zijn juist vijfhonderd guinjes." „Hoe riep de weduwe met glinste rende oogen uit. „Dat heb ik zeker niet zoo zeer juist geweten, en ik ben blijde, dat de kast in eerlijke handen gekomen is. Vijfhonderd guinjes, zegt gy Gij hebt ze dus geteld? Nu gy zijt een eer lijk man, heer Vicar. Het zou ongepast zyn, aan de waarheid uwer verzekering te twijfelen, en ik wil zeer gaarne gelooven dat er niet meer dan vyfhonderd geweest zyn. Ontvang er mijn dank voor, waarde heer Vicar. Hel zal u, om de eerlijkheid aan een weduwe bewezen, zeker nog eens recht goed gaan. Das vyfhonderd guin jes! Nu, zooals gezegd gij zij t een eerlijk man heer Vicar. Ik twyfel niet aan uw opgave. Hebt ge u ook overtuigd, dat er zich niet nog een tweede verborgen lade in de kast bevindt „Neen I" antwoordde William Brown. „De kast is nu werkelijk ledig. Maar wilt ge wel zoo goed zyn om my den zak te rug te geven „Behoort die niet tot het geld vroeg de "bedroefde en verlatene weduwe, en het bekende Rapport in 1894 voor de Vereeniging tot bevordering vanFabrieks- en Handwerksny verheid bewerkt door eene commissie bestaande uit de hh. Mr. E. Fokker, B. H. Heldt en Dr. J. Th. Mouton, terwijl omtrent de feitelijke toestanden de verhooren der Arbeids-Enquête-commissie een rijke bron van gegevens opleveren. Maar dit ontwerp-Drucker spant de kroon en beeft als eerste ernstige poging aanspraak op eene min of meer sympathieke bespreking. Bezien wy het even in zijne grove omtrekken. Wy zyn het met den ontwerper eens dat vele redenen aanwezig zijn waarom wettelyke bepalingen zoo noodig gekeurd worden. Het Burgerlyk Wetboek bevat wel veel artikelen betrekking hebbende op huur van huizen maar heel weinig ten aan zien der huur van mensclienbepaaldelijk werklieden en dienstboden. Dit gemis zou niet zoo gevoeld worden, wanneer deze menschen en allen die hen in huur nemen, in staat waren een be hoorlijk contract, zonder mazen, zonder haken en oogen in elkaar te zetten. Maar in de praktijk blijkt dat slechts weinigen hier verstand van hebbenen dat met name de werkman hierbij aan het kortste eind trekt. De man toch heeft geen tijd om een contract in al zyne fijnheden uit te pluizen. Hij mist ook den tastzin voor de bijzonderheden, waarop 't in den regel aankomt. Bovendien heeft ook de werk gever van al die dingen geen verstand. Vandaar dat, bij contractbreuk, de teleur gestelde party in den regel zoo weinig of geen verhaal heeft. Daarom bepaalt men zich bij een dergelijk contract maar tot het loon en den aard van het werk en deu tyd van opzegging der overeenkomst. Meestal houdt men het er dan voor, dat er verder niets is overeengekomen. Groote willekeur is daarvan het gevolg. Daarom is het noodig, dat de wet den weg wijst voor de opstelling van het contract, en niet alleen den weg wijst, maar soms ook dwingt, dien weg te volgen. Immers liet de wet de partijen altijd vrij haren raad al dan niet te volgen, dan zouden hare voorschriften bij menig con tract een wassen neus blijken. Het zou dan in vele gevallen blijven, wat het nu is, de sterkste party, de leepste, de werk gever meestal, zou er het best bij varen. Reeds op het Sociaal Congres werd door voegde er vervolgens op meuschlievenden toon bij „Neen, waarde heer Vicar, daar beware mij God voor, dat ik mij aan uw eigendom zon vergrijpenEn daarop gaf zij den ledigen zak aan den Vicar terug, bedankte hem nogmaals zeer vriendelijk en wenschte hem Gods ryksten zegen toe. En toen William by zijn gade was te ruggekeerd glimlachte hij en sprak „Fan ny, wilt gy mijn fooi met mij deelen En voor dat zij kon antwoorden sloot hij haar in zyn armen, kuste haar op het voorhoofd en zeide: „De Predikantsvrouw heeft my Gods rij ksten zegen toegewenscht omdat ik, zooala zy zeide zoo eerlijk ben geweest. Maar God kan my op aarde niet rijker zegenen, dan Hij mij in en door u, dierbare vrouw, gezegend en gelukkig ge maakt heeft. Wat ligt er toch in de woorden van onzen Heere „Den armen wordt het Evangelium verkondigd" een heerlijke wonderbare zin Ongeveer een uur later kwam de heer Smith, de buurman, in Williams kamer en zeide: „Heer Vicar, is het werkelyk waar dat gy in een oude kast vyfhonderd guin jes gevonden en die aan de weduwe terug bezorgd hebt?" „Ja, waarde buurman," antwoordde Wil liam. „Vanwaar weet gij dit reeds?" „Dq geheele stad is er vol van," ging Smith voort. „Maar neem het my niet kwalijk, heer Vicar. Ik heb niets anders op u aan te merken, maar op Gods be stuur en zyn wegen schijnt gy niet te letten." alle werklieden die over deze qnaestie het woord voerden op de noodzakelijkheid van dergelijke binJende macht der wet gewezen. De arbeider moet van zijn arbeid leven hij mag dus zijn arbeidskracht niet on- verhuurd laten voorbijgaan. Hij geeft dan ook een deel yan zichzelf, een deel zijner kracht wordt opgeteerd in dienst van den patroon, wat hem zedelijk recht geeft op een goed geregeld loon niet alletn, maar ook op een goed geregeld uitgesteld loon, wat men pensioen noemt. Een regeling van het arbeidscontract is dringend noodig tot bescherming van deze zwakken. Honderden weleer goede ar beidskrachten, door 't lange verbruik ver sleten, worden jaarlijks door plichtvergeten werkgevers de maatschappij in geworpen als maatschappelijke non-valeurs, onbruik baar geworden instrumenten tot vulling der brandkas. Ook worden telkens weer, dank zy de rechtlooze positie van den werkman, werk lieden om nietszeggende redenen ontslagen, minder gevallige arbeiders aan den dijk gezet. Wel is, dank zij het solidair optreden van werklieden, door vakvereenigingen en de organisatie van werkstakingen aan deze rechtloosheid van den toestand aanvanke lijk een eind gemaaktmaar het ge wenschte is hiermede nog niet bereikt. En diep wordt het gemis gevoeld van Kamers van Arbeid, welke in deze dingen een woord behoorden mee te spreken. Ook bij een ontwerp regeling vau 't arbeids contract, al zyn wij dankbaar voor deze degelijke proeve van den Leidsehen hoog leeraar, had een net van Kamers van Ar beid en Landbouw over steden en dorpen vau ons land uitgebreid, zooveel kunnen bijdragen tot de meerdere practiscbe deug- delijaheid van het ontwerp. Wij zien het aan de Ongevallen-wet. Wanneer men een wetsontwerp regelende eenig arbeidsbelang, in elkander zet, zon der hierby den werkman, (het woord „werkman" hier genomen in zijn ruimste beteekenis) te kennen, dan stuit men op groote moeilijkheden. Gelukkig heeft de samensteller van het ontwerp Arbeidscontract veel gegevens kun nen putten uit de verslagen der Commissie van Enquête in zake den Arbeid. Maar indien wij bovengenoemde Kamers nu reeds rijk geweest waren, zouden wij allicht ook vroeger reeds een dergelijk „Zoo, zoo, myn vriend antwoordde de Vicar verwonderd. „Dat is een harde beschuldiging. Mijn ambt, brengt het an ders wel mede, en het is mijn dagelijkseh streven, om Gods wegen recht te leeren verstaan." „Ja," zeide Smith verder, „zooals gij dit opvat meen k het ook niet. De ge heele stad weet, dat gij het somwijlen zeer krap hebt. De vleesehhouwer en bakker willen u ongaarne meer borgen, en men kau het uwen kinderen aanzien, dat zij nooit recht verzadigd zijn. Gijzelf heer Vioar, (houd het mij ten goede,) hebt het voorkomen van iemand, op wiens ge laat de zorgen voor uw onderhoud duide lijk te lezen staan, en uw huisvrouw komt ook vrij armoedig voor den dag. Waar lijk, ik heb mij menigmaal verwonderd, hoe gij nog kunt roudkomen met zes kinderen, terwijl gij bovendien nog uw ouden vader te verzorgen hebt. Ik wilde n daarom zeggen, dat gy, als gij het mij niet kwalyk neemt, niet zeer verstandig zijt. Gij spreekt zoo menigmaal in uw leerredenen, op hoe wonderlijke wijze de Heere ons helpen en uitredden kan en au heeft de Heere n een middel aange toond en een weg aangewezen, waarop gy op eenmaal uit allen nood u kondet redden, en gij versmaadt Gods bestuur!" „Ik geloof juist," hernam de Vicar, „naar Gods wil gehandeld te hebban. Het geld behoorde aan de erven en niet aan mij. Hier was het volstrekt niet twijfel achtig, wat ik te doen had". ontwerp zyn rijk geweest. Of misschien zou het ook overbodig zijn Zeker had een dergelijke wet in dat geval slechts een voorloopig karakter be hoeven te dragen. In Engeland met zijne machtige trade- unionis, is de Arbeidersstand den onzen dan ook verre vooruit. Evenwel wij wenschen hier de verge lijking met Engeland niet door te trekken. Om als arbeidersvereenigingen handelend op te treden tegen onverschillige of onge- rechtige werkgevende machten, moet de werkman een zekere onafhankelijkheid bezitten; en niet behoeven te vreezen voor tijdelijk gebrek bij ontstaand conflict. In Engeland zijn om de arbeiders op de been te helpen, eveneens staatswetten noodig geweest. Allengs echter ia de orga nisatie voor de wet in de plaats getreden. Misschien komt het in Nederland daar ook nog wel toe, al schijnt het er nu nog zeer ver van af. De vraag luidtover welke klassen van werklieden zal zieh deze regeling uitstrekken Het ontwerp geldt niet hen die een werk aannemen of slechts voor een be- paalc'e zaak hunne diensten ter beschikking stellen, b. v. den geneesheer, die een patiënt komt bezoeken, of den ingenieur, wien door een ondernemer is opgedragen, de plannen voor een bepaald werk te maken. Evenmin is het van toepassing op hen, die in dienst zijn vau Staat, provin cie of gemeente, en op de schippers en schepelingen, wier dienstcontract in het Wetboek van Koophandel is geregeld. Maar wel zal het ontwerp betreffen elk contract tnssehen arbeider en werkgever, waarbij de eerste zyn arbeidskracht tegen loon beschikbaar steltdaaraan zullen dus onderworpen zijn personen van zeer uit eenloopenden stand en beroep de fabrieks arbeider en de boerenknecht evengoed als de secretaris van eene maatschappij of de ingenieur van een waterschap de gouver neur en de bibliothecaris naast den huis knecht, den kok, den kantoor- en winkel bediende. Wanneer wij dezemenichen naargelang van hun stand of beroep onderscheiden in hooger en lager bezoldigde arbeiders, dan begrijpt een ieder wel dat de kok tot de laatstgenoemde en de ingenieur tot de eerstgenoemde soort arbeiders behoort. Nu „Niet twijfelachtig antwoordde de buurman. „Heer Yicar, ik ben toch ook een eerlijk man, maar omtrent deze zaak denk ik geheel anders. Gekocht is gekoclit en met myn eigendom kan ik doen wat ik wil. Gy hebt op de kast drie schel lingen geboden, en de weduwe heeft ze u daarvoor gelaten. Wanneer gij nu bij voorbeeld de oude kast eens liet taxeeren, en de timmerman of schrijnwerker zeide u, dat de kast vier schellingen waard is, wat doet gij dan? Gaat gy dan naar de weduwe en brengt haar den vierden schelling, zeggende„Gij hebt u vergist cn niet geweten, dat de kast een schelling meer waard is!" Zoudt gij dat doen? Neen! Nu, mij is het geheel hetzelfde, of de kast een schelling, dan, wel vyfhon derd guinjes meer waard is". „Uwe vraag verrast mij eenigermate," antwoordde de Vioar nadeukeaf. „Tk heb zeker aan zoo iets niet gedacht, en geloof toch, dat ik den vierden schelling niet betaald zou hebben. Wij waren het im mers beiden over den prijs van drie schellingen eens geworden, waardoor de weduwe mij de kast, maar wel te verstaan de ledige kast, had verkocht. Bevindt zich echter nu iets in de kast, dat de eigenares mij niet mede verkocht heeft, omdat zy daarvan niets heeft geweten, zoo blijft 't onbetwistbaar haar eigendom, en ik zou zelfs een diefstal begaan, wan neer ik het gevondene voor mij behield." „Ja, dat is uw zedeleerriep de buur man uit. „Een leer, waarbij men zich- bepaalt het ontwerp dat de hooger bezol' digde arbeiders niet altijd onder deze wettelyke bepalingen hehoeven gesteld te worden en dat het dwingend recht voor namelijk gelden zal voor lager en wel voor de minst betaalde werklieden. De loongrens daartoe is f3 per dag, afgezien van wat de arbeider niet in geld ontvangt. Wie minder verdient is een lager bezol digd werkman en voor dien zullen de dwingende bepalingen dus wel gelden. De bepalingen die door de partijen kun nen ter zijde gesteld worden, hebben dit groote nut dat zij, zegt mr. Drucker, „zekerheid verschaffen, ook ingeval par tyen hare rechten en verplichtingen niet opzettelijk hebben geformuleerd zij geven aanleiding tot nadenken by de wederparty, wanneer een der contractanten uitsluiting van de wetteiyke regels voorstelt". Maar bepalingen, waarvan kan worden afgeweken, zyn niet voldoende. „Laat men afwijking toe, dan zal deze, in menig opzicht, een vaste clausule worden, waaraan de arbeider zich niet vermag te onttrekken. Gy kunt zooveel regels van aanvullend recht ten behoeve van de arbeiders verzinnen als ge wilthet zal u niets baten de werkgever legt hun een contract voor, waarbij zy yan hunne rechten afstand doenwanneer zij hebben geteekeud en zij zullen altijd teekenen, behalve in de tijden van werk staking dan blijft er van al hunne rechten niets over". Daarom geeft 't ontwerp menige bepaling van dwingend recht. Dat wil niet zeggen door middel van strafbedreiging, maar door bedreiging met nietigheid van de desbetreffende bepalingen der overeenkomst, soms der geheele overeenkomst. Ook de dienstboden zullen aan de alge meene regeling van het contract onder worpen zijn. De dag van de candidaatstelling is 27 Juni. In elk district heeft de verkiezing plaats. Nu zijn Middelburg en Vlissingen resp. in drie en twee districten verdeeld. Alle overige gemeenten met minder dan 15000 inwoners zijn ieder op zich zelf één district. Wat het aantal voor de kandidaatstel ling vereischte handteekeningen betreft, dit is als volgt geregeld i t zeiven nooit iets goeds, maar steeds vee kwaads en nadeel berokkentMen ont" houdt daarbij aan aich zei ven, en deelt aan onwaardigen en ondankbaren zyn laatste stuk brood uit. Heer Vicar, het mag Christelijk zyn, zijnen medemenschen goed te doen, en van ziehzelven om ande- rer wil steeds het zwaarste offer te ver gen maar het wil er bij mij niet in, dat men steeds zon moeten geven en nooit terug ontvangen, om daardoor een zooge naamd goed voorbeeld te geven, hetwelk echter niemand navolgt. Ik begrijp niet, dat er steeds iemand zou moeten zijn, die voor de geheele gemeente honger en gebrek lijdt, ten einde in zyne werken te toonen, hoe eigenlijk alle anderen gezind moesteu wezen. Neen, heer Vicar, ik ben ook een Christen, maar zoo ver drijf ik het althans niet. Hebt gy niet eene vrouw, niet zes kinderen, niet een ouden vader te verzorgen En wanneer gij allen tezamen een goed voorbeeld geeft, daarin bestaande, dat er iemand is, die u hierin navolgt? Men zal ten hoogste zeggenWat was die arme Vicar een goedhartig man H/aar het komt niemand in den zin, om zoo goedhartig te wezen. Dit zeg ik u, wan neer het mij gebeurde, dat ik te kiezen had, om de mijnen van honger te doen omkomen, of om aan den mammon eener gierige, ondaakbare vrouw eene bijdrage te verleenen, waarop zij geen rechtheeft, dan zou ik in de eerste plaats aan myn vrouw en kinderen denken, en zulks zou de goede God wel niet ten kwade duiden"Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1