NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Safeciiag 6 Mei. éDecfiende laorpng. CHRISTELIJK- HISTORISCH lo. 92. 1899. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bij dit nummer behoort eea Bijvoegsel. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. HERIJK. Hansweert, 6 Mei. Krabbendijke, ook voor Waarde, 8 Mei en 9 Mei des voormiddags. Rilland—Bath, 9 Mei des namiddags en 10 Mei. Algemeen Stemrecht. De tweede kamer heeft gisteren de motie TroeUtra tot invoering van algemeen kies recht verworpen met 54 tegen 30 stemmen. Deze motie heeft natuurlijk de leiders der partijen uit hunne tenten gelokt. Troelstrade leider der sociaal democraten, v. d. Zwaay die der socialisten, Ruyper die der anti-revolutionairen, Mees die der conservatieve oud-liberalen, Kerdijk die der vooruitstrevende liberalen, Pyttersen die der vooruitstrevende oud-liberalen, De Visser, die der christelijk historischcn, en Ketelaarde radicaal, deze allen traden in het krijt, gesecondeerd door miudere go den als Bouman en Schaper. De heer Troelstra had in zijn toelich tende lede getracht alle democratische elementen in de Kamer om zijn motie te vereeuigen. Hij maakte het hun zoo ge makkelijk mogelijk er voor te ^stemmen. Immers, zoo zei hij, de motie ii niet ge richt tegen de Regeering, slaat niet op deze loopende wetgevingsperiode, zij bedoelde alleen ralliement voor alle democraten bij de volgende periode, en afwerping van alle conservatieve fracties. Hij sprak ieder der partijen achtereenvolgens aan, vooral de antire volntionairen, die nu wel, en terecht, den vooruitstrevend liberalen verwijten dat zij modderen met de fractie De Beaufort, maar, waren zij meerderheid, stellig even eens zouden modderen met Roomscheu en vrij antirevolutionairen. Hij beweerde daar bij dat het er niet toe deed of men voor hniamanskiesrecht of ook voor vrouwen kiesrecht was, het was nu „maar" om het beginsel to doen, uitvoering was een zaak van later zorg. Na kwamen de sprekers aan het woord. De heer Mees paste het bekende spreek woord La mort sans phrases (Korte metten) op de motie toe. Hij oonstateerde dat de voorsteller blijkens zijn toelichting FEUILLETON. Een gesprek met den duivel op weg naar de kerk. Een zeker man die meerder zag En hoorde, zoo het scheen, Dan menigeen, Ging eens op zeek'ren Sabbatdag, Des morgens kerkwaarts heen. Op d'ouden weg en wandeling, Die naar het Godshuis lei, Ontmoette hij Den duivel, die ook kerkwaarts ging Zoo als hij-zelf hem zei. Door die ontmoeting zeer verrast, Sprak hij den Satan aan „Gij kerkwaarts gaan Mij dunkt dat is toch niet gepast, Hoe moet ik dat verstaan „Mag ik niet komen in de kerk?" Zoo vraagt de Satan weer, Waar z'immermeer Bestrijden mijn persoon en werk, Zoo door gebed als leer? Indien ik-zelf daar niet verschgn, Waar men ten allen tijd Mijn Rijk bestrijdt, Wie zal mijn advocaat dan zijn, Die voor mijn zaken pleit „Zeg mg", zoo vroeg de man toen, „hoe Bepleit g' uw zaak en recht De Booze zegt ,,'k Heb duizend middelen daartoe, V liefst niet bloot gelegd. er niets anders in zag dan een middel om de neuzen te tellen, daarom deed hij er niet aan mee bovendien was hij er ook tegen om den inhoud. De heer Kerdijk voelde weinig voor deze motie die alle practische beteekenis mist. Hij en zijn vrienden hebben er echter geen bezwaar tegen de inhoud strookt wel met hun overtuiging, al geeft zij geen leiddraad voor politiek handelen. De heer Pyttersen hechtte aan de be doeling der motie wel degelijk beteekenis, zij draagt geen echt democratisch maar een sociaal-democratisch karakter. En nu kan Troelstra jzich niet opwerpen voor de ar beidersbelangen, waar hij zelf geen arbei der is. En grondwetsherziening acht de heer Pyttersen niet de moeite waard om den eersten den besten baliekluiver kiesrecht te geven ten koste der beschaafden en ontwikkelden. Ook onder het bestaande kiesrecht zijn vele hervormingen te ver krijgen en reeds verkregen. Toch zal hij voor de motie stemmen daar hij hetgeen zij verlangt reeds in 1880 heeft aangeprezen. De heer Kuyper verdedigde tegenover den heer Mees de rechtmatigheid van het voorstellen der motie. Ofschoon ongeschokt in zijn overtuiging, dat art. 80 der Grond wet ia een beletsel tegen verruiming van het Kiesrecht; dat die belemmering moet worden opgeheven mits er niets slechter voor in de plaats kome; dat de Kieswet- Van Houten ten doode is opgeschreven en finale oplossing van het kiesrechtvraagstuk noodzakelijk is, kan hij echter onmogelijk voor de motie stemmen, omdat hij niet weet hoever zij voert op den weg van het algemeen kiesrecht, dat ook leiden kan tot den door spreker afgekeurden republikein- schen regeeringsvormin revolutionairen zin. Verder meent hij, dat de voorsteller de demooratie in den te eenzijdigen zin van saamgesteld uit de arbeidersklasse opvat, ter wijl spr. in de democratie ziet het volk in al zijn geledingen en klassen. De heer De Visser stelt zieh vierkant tegenover het allemanskiesrecht, en be twijfelt of de meerderheid der arbeiders het kiesrecht van mr. Troelstra willen. De heer Bouman acht de motie te weinig belijnd om er voor te stemmen en haar niet af te scheiden van de toelichting, dat ieder die mensch is, kiesrecht moet hebben. Al mijn geheimen wil ik nu Niet mededeelen; maar 'k Zie geen gevaar, Al zeg ik iets daarvan aan n. 'k Hoop 't wordt niet openbaar. Hoor toeik tracht er voor te zorgen, Dat ik reeds vroeg op Zondagmorgen, Voor kerktijd in elks woning kom. 'k Zoek daar een kleinea twist te stoken, Én, jd' echte stemming is verbroken, Om op te gaan naar 't godsgebouw. Een overhemd niet recht in orde Een handschoen kwijt en zoek geworden- Een knoop gesprongen van de'jas; Een nette muts, die 't hoofd moet tooien, Valt van de stoel, verliest haar plooien Een laars, die wringt, niet recht van pas. Zie, met die opgenoemde zaken Kan ik mij wonderwel vermaken, Daar ik die gaarne zie en hoor. Want weet, door al die kleine dingen Wordt 'thart der dwaze stervelingen Vaak afgeleid van 't rechte spoor. Gelukt het mij niet van te voren De goede stemming te verstoren, Waarmede and'ren kerkwaarts gaan, Dan zoek ik weder wat t' ontdekken, Dat in de kerk hen af kan trekken. Zoodat zij hooren noch verstaan. Zie daar dat meisje kerkwaarts wand'len Hoe zal ik, denkt gij, met haar hand'len, Wanneer ztj zit in 't bedehuis Ik trek haar oogeu af ter zijde, Op buurmeids hoed en mantel beide, Eu, 't boeit haar meer dan Christus'kruis. De heer v. d. Zwaag verklaarde niet in te stemmen met de motie en haar toe lichting. De voorsteller wil zooveel moge lijk menschen bijeen zien voor grondwets herziening, maar dan had dit ook in de motie moeten staan, dan hadden antirevo lutionairen en liberalen er voor kunnen steium n. Deze spreker prikkelde vooral de heeren Heldt, c. s. die wel liefde voor algemeen stemrecht veinzen doch nooit in werkelijkheid beoefenen. Hij zelf is voor absoluut algemeen stemrecht en zal dus, mits met zijn eigene uitlegging der motie, daarvoor stemmen, wijl eigenlijk alleen de 4 socialistenen voor kunnen zijn. Ook de heer Schaper gaf er in zjjn overigens weinig beduidende maidenspeech den vooruitstrevend liberalen van langs, en waarsohuwde de antirevolutionairen om ook met de stroomingen iu eigen partij reke ning te houden die in het Noorden althans waren hem niet ongenegen blijkens hunne stemmen te Oude Pekela en Sappe- meer op hem uitgebracht. De heer Ketelaar (radicaal) gaf slechts een enkele, niet ter zake dienende opmer king ten beste. Na nog een verdediging door len heer Troelstra de Regeering hield zich er buiten viel de motie met bovenge- noeraden uitslag. Er vo»r stemden de vier socialisten de radicalen Nolting, Ketelaar en de Boer, 22 vooruitstrevend liberaren, onder welke ook de twee ministers, en Sckaepman. Van de linkerzijde (meest oud-liberalen) stemden er tegen de heeren De Beaufort, Tydeman, v. Deinse, Hennequin, v. Kerk wijk, Bouman, Wiliinghe, Pijnappel, Bas- tert, v. K&rnebeek, v. Bylau.t, v. Gijn, Goekoop, Conrad, Mees, Perf, Maearé en Meesters. Een inspecteur der belastingen te Hee renveen moet zich over minister Pierson hebben uitgelaten op een wijze die een strafvervolging noodzakelijk maakt. Indien daarvoor termen zijn, spreekt het vanzelf dat wij 's mans veroordeeling niet gaarne zouden tegenhouden. Maar wat, zouden wij willen vragen, zal er dan, naar dezen zelfden maatstaf geme ten, van Frans Netscher overblijven die in Sla 't oog daar op dat tweetal heeren, Die kerkwaarts spoên, vaak ,kritiseeren, Ik weet, daar houden zij zoo van. Nu zorg ik dat in 's leeraars rede, Of voorgebed of zegenbede Iets zoogenaamd hen erg'ren kan. En als zij straks de kerk verlaten, Dan hoort men hen aldoor maar praten Van 't stootend woord, en van niets meer. Zoo, zonder dat zij 't zelve weten, Is 't goede van de preek vergeten, En zonder vrucht was 't kerkgaan weêr. Aanmerk die kleine bleeke dame, Zij vreest voor tocht door deur of ramen; Zit z' in de kerk, 'k breng z' in den waan Dat z' een verkoudheid op zal loopen, Want 'traam dat staat een weinig open, En, met haar aandacht is 't gedaan. Zie ginds twee brave burgermenschen. Zoo ik kan slagen naar mijn wenschen, Dan maak ik aan die lieden wijs, Dat al de zonden en gebreken, Waarvan de leeraar straks zal spreken, Hen niet betreffen voor deez' reis. De prediking van deze ure, Gaat hen niet aan, maar wel hun buren. En vang ik hen in dezen strik, Gerust gaan zij dan huiswaarts henen Voor Freek is 't goed, zal Jacob meenen, 't Geldt Jacob, zoo denkt Frederik. Daar komt een man, wie zal 't hem laken? Hij leeft voor geld en handelszaken Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Ook hij treedt 't huis des Heeren binnen, zijn „Hollandsche Revue" zeer leelijke dingen omtrent dr. Schaapman zegt. Hij zegt van hem dat hij een „dikken kop" heeft); in „de volle zwaarte van zijn smul- en drankbuik" en „het dood en log gewicht van zijn pretmonnikenlichaam", „char-pagnesckuim op de lippen en het saccuiante vet nog aan de kin", die daar „ligt als een ploegjongeu in eene meiden ruzie bij het uitgaan van een boeren kermis met een anderen vrijer te bak keleien" „polderjongen in monnikspij" die met zijn „grove knokels de koppen van andersdenkenden bebeukt"„ploert heet" en een „spektakel uithaalt als dronken sjouwers voor een politiebureau of nachtbrakende studenten voor een bor- dealdeur", „Schaepiuan die zijn pretmon- nikenbuik achter de tafeltjes der smul- restaurants lustigjes verzadigt" de hyper- materialist, de aanbidder van het stoffelijke, de ^bourgeois van het altaar" „een ver dwaald overblijfsel uit de tijden dat in de kloosters baechanaliën van schuimenden wijn en druipend vet werden gevierd, toen priesters en kloosterlingen zich te barsten aten en dronken aan hetgeen zij den kleinen man afpersten of door tafelschuimerij op riepen toen zij de buikriemen bij de vraatpartijen losgespten Wij zullen 't er maar bij laten. Maar bij dergelijke taal komt die van den beschuldigden socialist toch niet eens kijken, zouden wij zeggen. De voorslag Hubrecht. Wij leven in een tijd van verrassingen. Deze week leverde er ons twee. Een katholiek geestelijke Schaepman die zich met de sociaal-domoor tische motie voor algemeen stemrecht vereenigtEen liberaal, nog wel een Kappeyniaan, die zich uitspreekt voor zeer groote concessiën aan 't bijzonder onderwijs, in den geest als met name door den heer Lohman al siods jaren is bepleit geworden. Bedoelde liberaal is het lid van den raad van state, mr. Hubrecht, die referendaris was aan het ministerie van binnenlaudsche zaken tijdens Kappeyne's schoolwet daar werd gefabriceerd en ook tijdens de invoering dier wet door minister Six. Plaatsruimte verbiedt ons op 't oogenblik En 'k boei zijn hart, en ziel, en zinnen Aan alles, wat hij achter laat. Ik spoor hem aan om te bedenken, Wat hem de meeste winst zal schenken In deze aangevangen week. Hoe hij moet hand'len en verkeeren, Om zijn vermoger te verraeeren En, zonder invloed blij ft de preek. Een moeder zit in 't godshuis neder, Haar kroost verzorgt en mint zij teeder Waaraan zij al haa- krachten wijdt, Zooveel ik nu maar ben bij machten Kweek ik onrustige gedachten In 't moederhart, daar zij de meid Niet streng genoeg op dezen morgen Bevolen heeft toch goed te zorgen Voor 't kleintje, dat in 't wiegje ligt, En al is z' in de kerk aanwezig, z' Is niet met 't Woord des Heeren bezig, Maar immer met haar dierbaar wiebt. En kan ik in de kerk niets vinden, Dat hunne oogen kan verblinden, 't Hart aftrekt van de prediking. 'k Doe dan mijn best om na het hooren Den goeden indruk te verstoren Die deez' of geen in 't hart ontving. Wanneer zij naar hun woning treden, Breng ik 'tgespiek op bezigheden, Op landbouw, handel, visscherij. En als zij maar aan 't spreken raken Van werk en winst, geld en vermaken, Dan gaat 't gehoorde ras voorbij. 't Verheugt mij daarom, 'k moet het zeggen, Als z' uit de kerk bezoek afleggen, Bij deez' of geen't zij vriend of buur. uit zijn lang en belangrijk Gids-betoog iets over te nemen. Melden wij slechts dat hij van oordeel is dat in den schoolstrijd na '89 de open bare Staatsschool is ondergegaandat het „ééne school voor allen" eene onmogelijk heid is geblekenen de neutraliteit een droom. En nu acht hij bij invoering van leerplicht de gelegenheid schoon om aan deze „grootste dwaling op onderwijs gebied" een einde te maken. Hij wil leerplicht alleen toepassen op de openbare school, en beperken tot het allernoodigste. Hij wenscht dat do Staat kosteloos ge woon lager ondorwijs geve aan allenen „als 't wezen moet subsidie in geld aan elke bijzondere school, zooveel per hoofd voor elk schoolgaand kind" De geletterde en de godsdienstige opvoeding wil de schrijver overlaten aan de ouders op bij zondere scholen met voor allen gelijken steun en onderwijzers die het vertrouwen der ouders bezitten. De Staat helpe dezen voorts met gebou wen, leermiddelen, geld, alle „israelieti- sehe, remonstrantsobe-, roomscbe-, streng calvinistische ouders, die zelf scholen heb ben opgericht voor lager Onderwijs". Dit stelsel zegt de schrijverware slechts een uitbreiding van het subsidie stelsel dat in 1889 a! is ingediend. Wij noemen dit een belangrijken voorslag van dezen tegenstander der bijzondere school. O ja, het stelsel der schoolwet va* 1889 is nog niet ter helfte doorgevoerd. Daarop kan nog heel wat worden voort gebouwd. Het is een gelukkig teeken dat ook aan Kappeijneaansche zijde en mr. Hu brecht telt wel voor tiendit, en daarmede het goed recht van den school strijd onzerzijds wordt erkend. Toch heeft de voorslag een bijsmaak. Mr. Hubrecht blijft de meest besliste tegenstander onzer scholen bn beginselen en kiesverenigingenen juist om dez# laatste van hare kracht te berooven, wil hij ons ep schoolgebied recht doen. Of 't doel bereikt worden zou, betwij felen wij. Voorshands echter genoeg hierover. Wij komen later o«p dezen voorslag terug 't Gehoorde wordt meestal verzwegen, Men spreekt van droogte of van regen, Van 't graan op 't veld, van 't vee in schuur. Zie, al dees dingen, sprak de booze, Heb ik als middelen gekozen En kies die nog, om jong en oud Voor mijn persoon en dienst te winnen, 'k Ga zoo te werk, 'k trek hart eu zinnen Van Gods Woord af, hoe goed ontvouwd. 'k Kwam U dit in 't geheim vertellen, Wil het niet elk voor oogen stellen, Zoo sprak de duivel, en ging door. Maar zie, die man nu deelde 't mede, Voor allen, die nog kerkwaarts treden, En fluisterde 't ook mij in 't oor. Zoo wij nu inderdaad gelooven Dat Satan onze ziel wil rooven, Aftrekt van Jezus en Zijn Woord, Hoe noodig is het dan in dezen Om biddend waakzaam toch te wezen, En toe te zien, hoe dat men hoort. En treedt ook Sataa in Gods tempel, Dat wij dan, eer wij d'ouden drempel Van 't huis des Hseren overschreên, Den Heiland toch ootmoedig smeeken „Heer wil des duivels werk verbreken In mij, en allen om mij heenA Wil mij niet in verzoeking leiden, Van Satans list mijn ziel bevrijden, En geef mij toch een open oor, En een opmerkzaam harte tevens, Opdat de vrucht van 't Woord des levens, Niet ganschlijk voor mij ga te loor. Uit A. WABEKE, „Mijn Eerstelingen Goes, G. M.. Klemkerk.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1