NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
lo. 67. 1899.
Dinsdag 7 ilaatf.
Detftmtfe laargang.
VERSCHIJNT
PRIJS DER ADVERTENTIËN
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
Wetsontwerp op den Leerplicht.
UITGAVE VAN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Prijs per drie maanden franco p. p
0,95.
en
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
Enkele nummers
0,02=.
meer 10 cent.
i.
De zoogenaamde verbeterde uitgave van
bovengenoemd wetsontwerp is door den
minister van binnenlandscbe zaken de
tweede kamer aangeboden.
De memorie van antwoord en vier bij
lagen" "zyn er by gevoegd terwijl een ver
gelijking van het gewijzigd wetsontwerp
met de bepalingen van het oorspronkelijke
ontwerp spoedig zal volgen.
Het is weer een heel boekdeel gelijk
't daar voor ons ligt. Een boekdeel dat
de moeite der kennismaking loont en een
eanigszins bieede bespreking ten volle
waard is.
Alvorens het ontwerp te bespreken,
drukken wij het af, gelijk 't thans luidt,
na de aangebrachte wijzigingen.
Art. 1. Ouders, voogden en anderen,
krachtens wet en overeenkomst met de
verzorging van kinderen belast, zijn ver
plicht, voor zoover de kinderen bij hen,
in de inrichting onder hun beheer, of met
hen bg anderen inwonen, zorg te dragen
dathengedurendeden tyd ea overeenkomstig
de regelen, in deza wet gesteld, voldoende
lager onderwgs wordt verstrekt.
Deze verplichting wordt door hen nage
leefd
lo. óf door te zorgen, dat het kind als
leerling op een lagere school wordt geplaatst
en dat het die school geregeld bezoekt
2o. óf door aan het kind huisonderwgs
te doen verstrekken.
Artikel 2. Onder lagere scholen, bedoeld
in Artikel 1, zyn begrepen alle scholen
voor lager onderwgs, hetzg openbare, hetzy
byzondere, waar onderwgs wordt gegeven
in de vakken vermeld onder ah in ar
tikel 2 der wet tot regeling van het lager
onderwgs.
Het schoolbezoek wordt geacht geregeld
plaat» te vinden, indien gedurende twee
maanden niet meer dan twee schooltijden
zonder geldige reden worden verzuimd.
Het huisonderwijs, bedoeld sub 2o. in
artik»l 1, omvat de vakken, genoemd onder
a—g in artikel 2 der wet tot regeling
van het lager onderwijs in verband met
een goeden leergang.
Artikel 3. De verplichting om, voor
zoover aan schoolonderwy» de voorkeur
gegeven wordt, te zorgen, dat het kind op
een lagere school wordt geplaatst, vangt
aan uiterlyk, zoodra het den leeftgd van
7 jaren bereikt heeft.
Deze verplichting eindigt, zoodra het
kind zes jaren leerling eener lagere school
is geweest en het alle klassen doorloopen
heeft, of, voor zoover het onderwijs ge
geven wordt in klassen die samen een
langeren leertyd dan zes jaren innemen,
zoovele klassen, als samen een leertyd van
zes jaren omvatten. Een kind, dat bij
zyne toelating op de school terstond in
hoogere klasse wordt geplaatst, wordt ge
acht den leertgd, dien de lagere klasse
of klassen innemen, afgeloopen te hebben.
De verplichting eindigt in ieder geval
indien het kind de klasse heeft afgeloopen,
waarin het by het bereiken van den der
tienjarigen leeftgd was geplaatst.
Artikel 4. De verplichting om, voor
zoover aan huisonderwgs de voorkeur ge
geven wordt, te zorgtn, dat aan het kind
zoodanig onderwgs wordt verstrekt, va.ngt
aan uiterlijk, zoodra het kind den leeftgd
van zeven jaren heeft bereikt.
Ten aanzien van een kind, waaraan
voor of sinds het bereiken van het zesde
levensjaar huisonderwgs in den zin dezer
wet wordt verstrekt, eindigt deze ver
plichting by het bereiken van den leeftgd
van twaalt jarer, indien het kind alsdan
zes achtereenvolgende jaran onderwgs
heeft genoten.
Ten aanzien van een kind, dat op een
later tijdstip, dan in het vorige lid be
doeld, aanvangt huisonderwgs te genieten,
eindigt de verplichting bg het bereiken
van den leeftgd van dertien jaren.
Ouders, voogden en andere in artikel
1 genoemde verzorgers worden geacht niet
aan hunne verplichting tot het verstrekken
van huisonderwijs te voldoen, zoolang zy
niet aan den burgemeester hunner woon
plaats bg eene door hen onderteekende
verklaring opgave gedaan hebben van
lo. de vakken, waarin de kinderen
huisonderwgs genieten
2o. a. de namen der kinderen, met
byvoeging van de voornamen, dagteekening
van geboorte en plaats van werkelyk
verblyf, alsmede de plaats, waar het on
derwgs wordt gegeven.
6. de namen en voornamen van hen,
door wie het onderwgs wordt gegeven. Is
op laatstgenoemden artikel 7 of artikel 15
sub a, der wet tot regeling van het lager
onderwgs toepasselyk, zoo wordt zulks
mede vermeld.
Deze verklaring, welke door hen, die
het onderwgs geven, mede onderteekeid
moet worden, wordt ieder jaar voor 1
Februari opnieuw ingediend.
Yan verandering in de personen, dosr
wie het onderwgs wordt gegeven, wordt
binnen acht en twintig dagen aan den
burgemeester mededeeling gedaan.
Door Ons wordt bspaald, op welke
wgze die opgaren behooren te geschieden,
en hoe zg ter kennis van den arrondisse-
ments-schoolopzisner worden gebracht.
Artikel 5. De verplichting om te zor
gen, dat het kind da school, waar het als
leerling is ingeschreven, geregeld bezoekt,
vangt aan met den dag, waarop het voor
het eerst op de school kan plaats nemen.
Art. 6. De verplichting, in artikel 1
bedoeld, wordt niet nagekomen
lo. zoolang het kind, den leeftijd van
zeven jaren bereikt hebbende, en nog niet
op grond van dertienjarigen leeftijd inge
volge artikel 3, derde lid, buiten de leer
verplichting vallende, niet als leerling
op eene lagere school is geplaatst, noch
huisonderwgs geniet overeenkomstig de
regelen der wet, terwgl niet big kt, noch
van het vroeger verstrgken van leerplich
tigen leeftgd ingevolge artikel 3, tweede
lid, of artikel 4, tweede lid, noch van
eenige wettelyke vrgstelling
2o. zoo dikwgls het kind, dat als leer
ling op eene lagere school geplaatst is
en nog niet op grond van artikel 3,
tweede of derde lid, buiten de leerver
plichting valt, die school niet geregeld
bezoekt, terwgl niet big kt van eenige
geldige reden van tydelyk schoolverzuim,
noch dat de voor het nakomen der ver
plichting aansprakely ke persoon, het rede-
lgkerwgs mogelyke deed om het school
verzuim te voorkomen.
Art. 7. Ouders, voogden en andere in
artikel 1 genoemde verzorgers zijn van
de naleving der in artikel l opgelfegde
verplichting vrggesteld, zoolang:
lo. zg eene vaste woonplaats missen;
2o. zg de kinderen eene inrichting van
onderwgs doen bezoeken, die geacht wordt
tot het hooger of middelbaar onderwgs te
behooren en waar de kinderen buiten de
avonduren ten minste zestien uren per week
onderwgs ontvangen
3o. zg tegen het onderwgs op alle,
binnen den afstand van 45 minuten gaans
van de woning gelegen, lagere scholen,
waar voor de kinderen plaats te verkry-
gen is, overwegend bezwaar hebben
4o. zg voor de kinderen op eenige,
binnen den afstand van 45 minuten gaans
van de woning gelegen, lagere school,
ondanks aanvrage tot toelating, geene
plaatsing kunnen verkrggen
5o. het tijdstip voor toelating van leer
lingen niet aangebroken is op de lagere
school, waar toezegging van plaatsing is
verkregen
6o. een wettelgk voorschrift het bezoe
ken van de lagere school verbiedt
7o. de kinderen, volgens schriftelyke
verklaring van een geneeskundige, onge-
schikt zyn voor het bezoeken eener lagere
school.
Artikel 8. Zg die langer dan acht en
twintig dagen achtereen in een gemeente
verblijf houden, worden, onverschillig of
zij daar vertosven in eene woning, tent,
vaar- of roertuig, voor de toepassing dezer
wet geacht in die gemeente een vaste woon
plaats te hebben tot aan den dag, dat zij
die gemeente weder verlaten, tenzij zij
elders eene vaste woonplaats hebben waar
de kinderen schoolgaan.
Artikel 9. Ouders, voogden en andere
in artikel 1 genoemde verzorgers, die een
vaste woonplaat» hebben, kunnen zich niet
beroepen op eenige vrgstelling van de
naleving der in artikel 1 opgelegde ver
plichting zoolang zg niet aan den burge
meester hunner woonplaats hebben kennis
gegeven voor welk kind en op welken
grond zg op vrijstelling aanspraak meenen
te mogen maken.
Deze kennisgeving moit, zoolang de
lanspraak op vrgstelling blijft voortduren
en de kinderen nog in den l«erplichtigea
leeftgd vallen, telken» na verloop van
twaalf maanden opnieuw worden ingediend.
Door Ons wordt bepaald op welke wgze
die kennisgevingen behooren te geschieden
en hoe zg ter kennis van den arrondis-
sements-schoolopziener zullen worden ge
bracht.
Tevens wordt door Ons bepaal l door
wie en op welke wy ze de namen d»r kinderen,
die voor plaatsing op een l*gere school
aangegeven, maar nog ia»t toegelaten zgn
ter kennis van den arrondissonts-schoolop-
ziener worden gebracht.
Artikel 10. Ouders, voogden en andere
in artikel 1 'genoemde verzorgers kunnen
zich op de vrgstelling, sub 3" van artikel
7 genaamd, alleen beroeprn, indien zg aan
de kennisgeving, bedoeld in artikel 9 eerste
en tweede lid, de schriftelijke verklaring
hebben toegevoegd dat zij tegen bet onder
wijs op de, binnen den afstand van 45
minuten gaans van de woning gelegen
scholen, waarop voor de kinderen plaats
te verkrggen is, zoo overwegend bezwaar
hebben, dat zij hunne kinderen voorloopig
liever van onderwgs verstoken laten, dan
hen aan een dier scholen toe te vertrouwen
Deze verklaring moet, om geldig te zgn,
ook de handteebening dragen van den
arrondissements-schoolopziener. Deze amb
tenaar is verplicht, binnen 28 dagen na
aanvrage, door het stellen zyner handtee-
kening, zyne medewerking te verleenen,
tenzg hem blij kt dat het kind op de school
of eene der scholen, waartegen bezwaar
wordt gemaakt gedurende het j*ar voor
afgaande aan de dagteekening der verklaring
geplaatst is geweest en de «choolopziener
overtuigd is dat geen ernstig gemoedsbezwaar
tot aanvraag om vrijstelling heeft geleid.
Indien de arrondi seraents-scboolopziener
eene verklaring weigert, geeft hg daarvan
onmiddellgk met opgaaf van redenen kennis
aan den belanghebbende. Deze kan binnen
veertien dagen, nadat de weigering te zgner
kennis is gebracht,in hooger beroep komen
bij den disiricts-schoolopziener die binuen
drie weken beslist. Bij gunstige beslissing
plaatst deze ambtenaar zgn handteekenisg
op de verklaring. Hij geeft onverwijld van
zgn beslissing kennis aan den belangheb
bende en aan den arrondissements-schoolop
ziener.
Tot aan den dag waarop de eindbeslissing
te hunner kennis wordt gebracht, zgn de
ouders, voogden of andere in artikel 1
genoemde verzorgers van de verplichting
bedoeld in artikel 1 vrggesteld.
Art. 11. Een kind dat op een lagere
school geplaatst is, mag op aanvrage van
den, ingevolge artikel 1 voor zgn onder
richt aansprakelgken persoon door het
hoofd der schoolvan de lijst der leer
lingen worden afgevoerd, behoudens de
volgende bepalingen.
Gedurende den in artikel 3 omschreven
leerplichtigen leeftgd is het hoofd der
school bevoegd aan eene dergelyke aan
vrage geen gevolg te geven, wanneer zg
gedaan wordt om andere dan eene der
volgende redenen:
lo wegens vertrek van het kind naar
een andere gemeente ter inwoning terwgl
aan het hoofd der school big kt, dat dit
vertrek heeft plaats gehad of aanstaande is
2o wegens voorgenomen plaatsing vaa
het kind op een andere school, terwgl
aan het hoofd der school big kt dat zoo
danige verplaatsing binnen veertien dagen
zal geschieden;
3o wegens het voornemen om aan het
kind huisonderwgs te doen verstrekken,
terwijl aan het hoofd der school blijkt
dat aan de voorschriften van artikel 4
is of zal worden voldaan
4o wegens eene der vrijstellingen be
doeld in artikel 7, terwijl aan het hoofd
der school blij kt dat aan de voorschriften
der artikelen 9 en 10 is voldaan.
In de gevallen onder lo tot en met 3o
in het voiige lid van dit artikel bedoeld,
is het hoofd der «chool bevoegd, voorloo
pig, voor ten hoogste veertien dagen, ver
lof te geven, dat het kind de school niet
bezoeke, en het afvoeren van het kind
van de lyst der leerlingen uit te stellen,
totdat hem zal gebleken zgn dat het kind
in eene andere gemeente woont, dat het
op eene andere school geplaatst is, dat het
huisonderwgs geniet, terwgl aan de voor
schriften van artikel 4 is voldaan.
Het hoofd eener openbare lagere school
is niet bevoegd, een kind gedurende den
in artikel 3 omschreven leerplichtigen leef
tgd om andere dau eene der in het tweede
lid van dit artikel onder lo tot en met
4o genoemde redenen van de lijst der
leerlingen af te voeren, dan met toestem
ming van den arrondissements-schoolop
ziener.
Een kind, dat ingevolge artikel 20 4,
ambtshalve is ingeschreven, mag gedurende
de eerste zes maanden, nadat het op de
school geplaatst is, zonder toestemming van
den arrondissements schoolopziener van de
lijst der leerlingen niet worden afgevoerd
dan in de gevallen onder lo, 2o en 3o
in het eerste lid van dat artikel bedoeld.
Art. 12. Geldige redenenen van tijde-
lijk schoolverzuim zgn;
lo. tgdelgke sluiting van de school of
schorsing van het onderwgs
2o. een wettelgk voorschrift, hetwelk
het bezoeken van de school tijdelijk ver
biedt
3o. tijdelijke wegzending door het hoofd
der school als tuchtmaatregel;
4o. vergunning om de school tgdelgk
niet te bezoeken op grond van werkzaam
heden in het belang van landbouw, tuin
bouw, veehoudery of veenderg, verleend
door den schoolopziener op grond van
artikel 13;
5o. ongesteldheid van het kind, vervul
ling van godsdienstplichten of andere
ernstige omstandigheden, die als geldige
redenen kunnen worden beichouwd.
{Wordt vervolgd).
6 Haart '99.
Aan onze miliciens!
Hebben uw ouders, leeraars en andere
vrienden u reeds hun beste wenschen en
adviezen meegegeven Zoo ja, laat de
Zeeuw er de zgne dan aan toe mogen voegen.
"Wg hopen dat gy u met lust en moed
in den nieuwen toestand zult schikken.
Dat gg door woord en wandel, waar het
pas geeft ook als zwijgende getuigenu
uwe roeping en opvoeding steeds herinne
ren zult. Dat gg den Heere in de ka
zerne dienen zult en Hem bidt om te mogen
staande blyvenin de verzoeking. En dat
gij een goed gebruik maakt van de vrien-
delyke militaire tehuizen in uwe garni-
zoensplaa ts.
Wg herinneren dat de adressen zgn:
Amsterdam Plantage Baangracht 11.
Bergen op Zoom Auvergnestraat 79.
Deventer Bergschild.
'sGravenhage Heemskerkstraat.
Vlissingen Kromme elleboog 46.
Coes. Gemeenteraadsvergadering van
Vrydagavond 8 uur. Voorzitter de heer
burgemeester. Tegenwoordig alle leden en
d e secretaris.
Notulen gelezen en goedgekeurd.
De voorzitter deelt mee dat ingekomen
zgn o. a. een schrgven van Ged. Staten,
over het gebruik der proveniersgelden. Deze
zal met de daardoor noodig geworden
wyziging der begrooting van het Gasthuis
voor 1899 in handen der financ. comm.
worden gesteld en voor de leden ter visie
worden gelegd om in eene volgende ver
gadering te worden behandeld.
Nog is ingekomen het jaarverslag over
1898 van de Werkliedenvereeniging „Ei
gen Hulp". Van den heer Leignitz Bak
hoven baricht dat hg zgn benoeming tot
directeur der H. B. S. aanneemt. Van
den heer Lenshoek bericht dat hg wegens
uitbreiding zgner zaken zich genoodzaakt
ziet ontslag te nemen als wethouder.
De voorzitter stelt voor dit schrijven
voor kennisgeving aan te nemen onder
dankbetuiging voor de vele diensten door
den heer Lenshoek als wethouder bewezen.
{Applaus.)
Tot wethouder werd benoemd met 6 van
de 11 geldige stemmen (2 in blanco) de
heer M. de Jonge Jz. Er waren 3 stemmen
op dhr. Ochtman »n 1 op elk der heeren
Dicke en Janssen uitgebracht.
De voorzitter vraagt of de heer de Jonge
do benoeming aanneemt, of gebruik wenscht
te maken van het by de wet hem toege
staan beraad van een dag.
De heer de Jonge antwoordt dat hg
met dankzegging aan de leden die hem
hun vertrouwen schonken, de benoeming
aauvaardt.
De voorzitter wenscht den heer de
Jonge geluk met de hem te beurt gevallen
onderscheiding.
Nog wordt medegedeeld dat op de door
het gemeentebestuur gedane vraag omtrent
de toelating van meisjes op de H. B. S.
door den minister van binnenlandsche za
ken is geantwoord, dat hij het niet wen-
-schelgk acht om de door hem gestelde
voorwaarde te wijzigen, welke wijziging
aanleiding zonde kunnen geven tot eene
voor de daarby betrokken autoriteit dik
wgls moeielyke waardeering van de be
hoefte aan voortgezet onderwgs.
Naar aanleiding hiervan stellen burg.
en weth. alsnu voor de voorwaarden aan
te nemen, nu uit de toelichting big kt, dat
de toelating moet worden gevraagd, waarin
ligt opgesloten, dat het onderwgs noodig
wordt geoordeeld voor verdere studie, ook
omdat door de bepaling, dat er plaatsruimte
moet zgn, tegen overbevolking der school
wordt gewaakt.
Burg. en weth. adviseeren echter de
verordening niet te wgzigen, wgl dan de
meisjes dezelfde rechten zouden erlangen
als de jongens en geen toelating behoefden
te vragen.
De heer Quist zegt dat het antwoord
van den minister hem niet bevredigt,
doch integendeel hem heeft gesterkt in zgn
overtuiging dat wg zullen krggen een
hoogere burgerrchool voor jongens en meis
jes, wat groote kosten na zich kan sleepen,
en bij de flnanciëele bezwaren ook moreele
bezwaren bg Spreker heeft gewekt.
De heer Buijse zegt een anderen kyk
op deze quaestie te hebben dan de heer
Quist. Hg steunt het voorstel van B. en
W. dewgl in 't voorstel waarborg ligt
tegen overbevolkingde eisch dat voor
de toelating van meisjes eene verklaring
van de ouders gevorderd werd, achtte hg
te naïef om ze te handhaven. Met grooter
vrgmoedigljeid zou Spr. voor 't voorstel
stemmen wanneer de dure meisjesschool er
door overbodig werd. Wat de toelating
van minvermogende jongens aangaat, te
recht heeft de heer Quist een vorige maal
gezegd dat dit in de eerste plaats bg 't
particulier initiatief behoort, alle antire
volutionairen van huis uit brengen dit be
ginsel in practyk. Haar in onze gemeente
is een uitnemend werkend particulier ini
tiatief, dat enkele jongens voor zgn reke
ning nam waar 't plezier van heeft. Dat
de gemeente nu 't overige doe; aanleg
toch is een gave Gods die zg tot ontwik
keling mag helpen brengen. Spreker meent