NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. ENZ. ID CHRISTELIJK- HISTORISCH iddelburg. Patantstijtsel |che Hypotheekbank Instbode n Handknecht meid Co. Goes. ERKPAARDEN, \dknecht ïersknecht andknecht dknecht I van lartij Ie andere soorten deugdzaamheid. OB DUIJVIS. en Van Teijlingen, benoodigd 1899. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Het Onderwijs in de Eerste Kamer. Ho. 56. 1899. HotiUag 9 Mcmm. Decfiende laotpng. _r Koog a. d. Zaan. KOOP: faaronder twee venlendra- ad. P. P. VERHAGE Pz. onder eerste hypothecair Agenten. pt Mei een Hof jte Kleverskerke. M 170 Molenwater, vraagt Lr. bn STROO, per adres Boschweg, Vlissingen. filing tegen MEI een JOBSE te Ritthem. der tegenwoordige met 7ED. JOOS SCHOUT \hoek, 31 te Axel van stonden kost en inwoning. Loon lid. Een jaar vast werk. I Met Mei DEKKER, Oostkapelle. |et Mei een kin, by A. DEN HOLLAN- jrke. HUIBREGTSE, Ritthem. resterschelde. 11,55a) nm. 3,255). 112,25a) nm. 3,55. i. 10,20 nm. 1,55. 10,40 2,15. 11,55 3,255) |m. 12,15 3,45. 8,10. 8,40. naar Breskens hoogstens kan 6,10 van Vlissingen iet gemaakt. en het spoorwegstation KLKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 0-0 Onderwijl, Landbouw en Pensioen heb ben ook in d» terete kamer onderwerp van zeer ernstige beraadslaging uitgemaakt. Men heeft jaren lang geklaagd dat de eerste kamer eigeniyk niets anders was dan een remschosn, een sta-in-den-weg, een log staatiliohaam van twyfelachtige nuttigheid dat hoogstsns dienst kan doen als prove niershuis voor impopulair geworden staats lieden. Sedert Keuohenius en Elout de belijdenis van den Christus ais noodzakelijk element voor eene deugdolijKe regeering ook in dit etaatslichaam indroegen en Lohman en Sohimmelpenninck den prinoipieelen strijd der vrije echool uit de tweede kamer naar de eerete overbrachten, is ook dear de schemering doorgebroken meu is gaan na denken; en zoo rijpt men ook aan deze zijde van het Binnenhof al meer voor eene geregelde gedachtenwisseling omtrent de drie straks genoemde volksbelangen. Volgens ie liberale bladen hebben van Zinnieq Bergmann en v. Asch v. Wyck, die den strijd openden, de eerste een Roomsoh afgevaardigde uit N. Brabant, de tweede een der Zeeuwsche antirevolutionaire le den, goed gesproken. Dus dan zal het wel zoo wezen. Maar dan is het misschien niet kwaad na te gaan, wat zij dan zeoal gezegd heb ben. De heer Bergmann verklaarde dat zoo de roomschen de wet van 1857 nog voor zich hadden, by hunne tegenwoordige ken nis omtrent de onmogeiyk gebleken neutra liteit, zg zeker niet voor die wet meer stem men zouden. Nu, tien jaar geleden had een liberaal partyman, ds. Lieftinck, in de tweede ka mer al gezegd dat de wet van 1878, moest zy nog eens aangenomen worden,stellig geen 20 stemmen zou halen. Maar ook de wet vau 1889, ondanks het schoone beginsel der reohtsgeiykheid, zou, by de teleurge stelde verwaohtingen van liberale zijde omtrent de pacifioatie, en vaa antirevolu tionaire zyde omtrent de geldelijke uit komsten voor de christelijke school, stellig niet zooveel stemmen weer verwerven. Alle drie deze schoolwetten liggen der halve in zekeren zin geoordeelddoch alle drie, die van '89 ook, om 't onmo gelijke artikel 33 hetwelk voorschrijft dat de onderwijzer zich in tweeën deelenzal; dat hy bijv.met warmte voordragen zal inpers en volksvergadering en aan zijn kinderen thuis, wat hy in de schooi óf anders zeggen èf huiehelachtig zwijgen zal. 'tls de onmogelijke neutraliteit waarop thans ook Joden en Modernen gevallen zyn, welke de staatsschool, of wil men liever, de „openbare" school in disorediet brengt. En van dezen was deze Roomsche afge vaardigde de tolk. Vooral gispte hy 't optreden van esn openbaar onderwyzer als redacteur van Recht voor allen. Hy had er ook by kunnen wyzen op tal van onderwijzers die zich by de socialis tische beweging hebben aangesloten en in volksvergaderingen hunne 't gezag onder- mynende meeningen luide verkondigen. En nog op zooveel meer, dat zien kan wie niet blind i», al mag wie niet zien wil het ontkennen. Wij citeeren uit de rede van dezen spreker uit Noord-Brabant alleen do slot- clausuleAls hst wetsontwerp op den leerplicht deze Kamer zal bereiken, hetgeen ik niet geloof, en hetgeen ik, mocht het gebeuren, zon betreuren, dan zal de qnaestie der neutraliteit zich scherp afteekenen en «en der vele hinderpalen zyn, waarop de ▼oordracht zal afstuiten. En zyn geheele rede was een doorloopend pleidooi voor de vrije school. De heer Sohimmelpenninck v. d. Oye Tan Hoevelaken, Gelderlands antirevoluti onaire afgevaardigde, sloot hy zich by dezen spreker aan. Hy legde er den nadruk op dat hy het dezen schenners der neutraliteit niet kwa- lyk neemt dat zy voor hunne gevoelens uitkomen; maar betoogde dan ook met te meer klem dat er dan ook van al die beweerde neutraliteit der overheidsschool geen woord waar is, terwijl deze school er dan tooh eene moet wezen, bruikbaar voer iedereen „Men zal mij toevoegen dat in de school heerscht neutraliteit. Maar behalve dat neutraliteit op zichzelve iets onbe staanbaars is, een onding dat men nergens in de gansche geestelijke en stoffelijke wereld aantreft, wil ik ook den ender wij zers niet debeleediging aandoen hun die neutraliteit als een plicht op te leggen. Een eerlyk, ernstig, overtuigd man, een paedagoog allermeest, wil zich aan de binnenzijde der schooldeur niet anders voordoen dan aan de buitenzijde anders is hy geen paedagoog. Men kan niet aan den wetenschappelyken, den beziel den man, aan den zeloot, den geloovige (want dat zyn ze) den onmogelijken eisch stellen in de sehool te zyn wat ik zon willen noemen een geestelyke herma- phrodiet." Sprekers conclusie is „dat het eenige middel om tot een zuiveren toestand te geraken is de vrye Bchooldan zeilt ieder onder zyn eigen vlag en weten de ouders wat zy hebben aan den man of de vrouw aan wie zy hunne kinderen toevertrouwen." Bij hen schaarde zich de heer v. Asch v. Wijck. Hy begon met een woord van dank aan den minister van binnenlandsche zaken mr. Goeman Borgesius voor diens schoone woorden ten aanzien der bijzondere scholen gesproken, wat hem te meer goed. deed, wijl hij hem van vroeger kende als een der meest onverzoenlijke bestrijders van het bijzonder onderwys. Dankbaar erken ik dat de minister den 14 Decemberjl. gezegd heeft: „De oude schoolwetmannen, waartoe ik zelf heb behoordzyn langzamerhand uitge- storven" waaraan de Minister heeft toe gevoegd „Men laat tegenwoordig aan oaze zyde de bijzondere school in hare waarde", en daarmede erkent dat de bijzondere school, al was het niet altijd opzettelijk, vroeger niet steeds in haar waarde gelaten is. „Maar wat meer is, ook deze woorden zyn door den minister gebezigd„Ik wil een stap verder gaan en hier openlijk verklaren dat ik in den korten tijd dat ik Minister ben, den toestand van het bijzonder onderwijs veel beter heb aan getroffen dan ik mij dat vroeger ook maar ten oogenblik had voorgesteld „Wanneer een Minister, met zoo ge prononceerde denkbeelden optredend, tot de overtuiging komt dat hij daarin ge dwaald heeft, dan past ons een woord van dank dat hy niet geaarzeld heeft dit openlijk uit te spreken en te er kennen. En zoo van één Minister, dan mogen wij van dezen Minister, die zoo krachtig met het verleden heeft gebro ken, een wetsontwerp verwachten, waar door de vrije sohool tot grooter ontwik keling kan komen. Ik zou dan ook veel liever een wetsontwerp ontvangen van dezen Minister bij aanneming waarvan het vrije onderwys zich krachtiger kan ontwikkelen, dan den schoolstrijd weder opnieuw gaan voeren om tot de vrije school te komen." Voor 't geval men den spreker zou toe voegenmaar gij kunt immers scholen op richten en de staat verleent steun, merkt de Zeeuwsche afgevaardigde op dat er nog wel eenig verschil is. In het vorig jaar heb ik er reeds op gewezen, dat de wet, van 1889 ten op zichte van de scholen voor on- en min vermogenden, niet de uitkomsten heeft gehad, die men er van verwachtte. Bij ds verkiezingen van 1888 is op den voorgrond gesteld, dat steun zou worden verleend aan scholen van minder en onvermogenden, doch de toenmalige Minister van Binnen'andsche Zaken heeft er by de behandeling der wet op ge wezen, dat er geen wet was, die een goede basis aangaf ran on- en minvermo genden. Men beeft toen veor alle scholen een gelijk bedrag gegeven, bepaaldelijk voor)jonderwy zers. Op scholen, waar voor de kinderen f 10 schoolgeld kan betaald worden en de Staat f 5 geeft, moet dus maar f 5 per kind worden bijgepast, bij een gemiddelde kosten van f 20 per kind. Voor de kleine burgery is dus vrij goed gezorgd. Maar voor scholen voor en- of minvermogenden, waarde kinderen geen of bijna geen schoolgeld kunnen betalen en de Staat eveneens f5 geeft, moet f 15 bijgepast worden. En dit is in de practyk te bezwarend. .TjVjjjAls de minister let op de teekenen der tijden, als hij by v. iziet dat fë.de moderne predikant, dr. Nieraeijer, in het tydsohrift Teekenen des Tijds zegt: Intnsschen is bet een feit, dat het vertrouwen in de openbare sehool ver mindert, en dat zeker niet het minst om den anti-godsdienstigen geest, waarvan sommige onderwijzers blijk geven. Ook bij hun onderwijs Het is eenvoudig on denkbaar dat dit nimmer het geval zou zijnals hij ziet dat verschillenden mannen de oogen open gaan, als hy de overtuiging ziet veld winner., dat dit niet zoo kan blijven, dan vraag ik is het niet gewenscht dat meer dan tot dusverre de scholen kunnen worden op<*e- richt door hen die met het tegenwoordig onderwijs ontevreden zijn, ook door die godsdienstige modernen, die een woord willen medespreken en de tegenwoordige school onhoudbaar achten En doet het geen nu on langs in de residentie is voor gevallen, ntet tot nadenken stemmen Na herinnerd te hebben aan de ge- sohriften van Joodsche mannen als Düniier en de Pinto, welke laatste reeds in 1876 (en ook nu weder) aantoonde waarom de openbare school voor de .orthodoxe Joden onmogelijk is, zegt de heer v. Asch v. Wyck „Ik hoop dat de Minister toch oog zal hebben voor de teekenen der tijden en zal trachten, nu ook van modern godsdienstig Protestaiitsche en van geloovig Joodsche zyde klachten rijzen over de openbare school, de vrye 1sehool voor geheel de natie te verkrijgen. Indien wij van dezen minister dat kunnen verkrijgen zal er een danktoon opgaan door geheel Nederland, ook bij velen van hen, die het vrye on derwijs vroeger hebben bestreden". De bekende, oude, onvermoeide, palstaan- de, onvoorwaardelijke voorvechter der open bare school Alberda v. Ekenstein, liberaal lid voor Groningen, debiteerde ter weer legging van de met feiten gestaafde ver- toogen der straks genoemde heeren, eenige stellingen uit den oertijd der openbare sohool afkomstig en die men dan ook van antire volutionaire zijde zonder plan tot bestrijding heeft aangehoord. Het waren de bekende argumenten der satisfaits, vermeerderd nog met stellingen als deze Gij voorstanders der Chr. school wilt de school gebruiken voor het maken van propaganda voor eigen inzicht of secte. De openbare sehool wenseht allen te omvatten. De eenige weg tot het heil van het vaderland welks eenheid wij wenschen te bevorderen is de openbare school. De openbare schooi is de vrije school voor heel de natie bij nitnemeddheid, want het is die schooi alleen welke vrij is van alles wat niet geheel de natie past Godsdientonderwijs kunt gjj elders krij gen, maar gij kunt het er op de openbare sohool nog bij krijgen, met „vuur en licht en wat daar bij komt" op den koop toe. Men zegt dat er onderwyzers zijn wier gevoelens en gedragingen 't moeilijk maken dat men zijn kinders op de openbare school doet. Dit kan niet waar zyn, waut daar tegen waakt de wet. .wBovendien wanneer eens wat geleerd wordt wat strijdig is met de godsdienstige richting v?.n 't kind, is dit voor het kind toch minder erg dan wanneer er onzedelijke handelingen met 't kind gepleegd worden. Het woord neutraal moet geen onaar.ge- naraen indruk maken want het staat ner gens in de wet. Artikel 33 der wet vordert dat God en Godsdienst op de openbare school moeten zijn. De openbare sohool is opgericht om daar waar enkel byzondere sectescholen zijn, tegemoet te komen aan de bezwaren van hen die dat secte onderwijs verfoeien I De openbare school is opgericht om de gewetensvrijheid, dat palladium van ons Staatsbestuur, te handhaven I Aan die openbars scholen zullen dan door de zorg der kerkgenootschappen gods dienstleeraars woïden werkzaam gesteld, geheel beantwoordend aan de richtingen die daar vertegsnwoordigd zyn. Op die manier behoeft het kind bij v. van den Calvinist in Brabant geen onder wys te krijgen, waar dan wat bij is dat zijn vader niet gepast acht voor hem Het is mij een raadsel hoe hetgeen ik in het belang acht van hen die op gods dienstige opleiding groeten prijs stellen, door hen juist wordt afgekeurd en be streden. De openbare school moet het kind het dienen ran God door zijn leven inprenten, maar godsdienstige opvoeding als zoodanig moet blyven berusten by de ouders 1 (De lezer lette wel op, dat al deze stellingen uitgesproken zyn door een liberaal lid der eerste kamer en stellig in oud-liberale sohoolwetkringeu worden beaamd. Bij iedere volgende stelling zal 't hem echter wel steeds moeielijker vallen een glimlach te bedwingen over de naïviteit van den spreker). De dag heeft 12 uren, waarvan 5 schoolurenhet is vreemd dat men nu juist die van de school juist voor het gods dienstonderwijs wenseht. Als het godsdienstonderwijs na de school uren gegeven wordt, zou men kannen deD- ken dat het er maar zoowat aanhangt; daarom moet men het geven vöor de schooluren (Volgens die opvatting zou 'menzoo zeg gen dat het er dan nog aan hangt. Alleen maar, het hangt niet meer van achteren maar van voren!; Aan de hoogesoholen moet men den aan staanden predikanten, ook opvoeden lee- ren. Dat maakt de secteschool overbodig en brengt alle menschen bij elkaar voor de openbare lagere school, de vrije school van geheel de natie 1 Zij hadden zich niet moeten afschsiden van de openbare school, die zooveel belang stellen in godsdienstonderwijs want dan zou er geen schoolstrijd gekomen zijn. Wanneer de ouders gemoedsbezwaren hebben tegea de openbare school, waar om zenden zij ze dan naar de herhaling- sohool (Dit schijnt de eenige nuchtere stelling, trouwenB de eenige waarop geattendeerd is en die afdoende is beantwoord door den heer Sohimmelpenninck.) Lievsr mijn kind voor zyn twaalfde, dan na zyn twaalfde aan een onderwyzer, „waartegen ik dan meende eenig bezwaar te moeten hebben", toevertrouwd. Daar is geen zaak die in den laatsten tijd het openbaar lager onderwys zoo veel goed gedaan heeft als de zaak- Dünner Daar is nog veel meerdooh het is zoo moeilijk over alles te spreken De wet wil dat onder alles wat de on derwyzer doet hij de kinderen moet oplei den tot alle Christelijks dengden. Wannesr nu dit in de wet zoo is voorgesohre ven, wat blijft er dan over ran de klachten De openbare sohool is de schsol met den Bijbel en hst Krnis by uitnemend heid omdat men Bijbel en Kruis legt in handen van hen die sr toe bekwaam zijn, en gemachtigd deor het lichaam wien dit toekomt Het beginsel der byzondere sohool ie het eenige waartegen ik bezwaar heb overi gensheb ik niets tegen de bijzondere school. De openbare school wenseht op ts leiden in het begrip van de eenheid des vader lands. En dat is zeer godsdienstigwant ook het vaderland is van God en zyn een heid niet minder Laten wij nu maar ophonden. Ons dankt wij hebben nu gevoeg van deze vermakelijke absurditeiten gehoord. Wy kunnen 't begrijpen dat de heerv. d. Biesen warm werd en 't neutralisme h la Alberda een weinig geeselde. Wij knunen ook begrijpen dat het zelfs den minister te aras geredeneerd was en dat hy dergelijken steun kort en goed afwees. En wij kunnen ook begrijpen dat de libe rale pers een goedig stilzwijgen bewaart over de rede van den Groningsohen af gevaardigde-schoolopziener, of flauwtjes zegt het er niet geheel mee eens te zijn, waardeerende overigens de goede bedoeling. Maar dat de openbare sohool, eens door de grootsten des lands bezongen, thans (1899in den ouden heer Alberda haar machtigsten pleitbezorger begroeten moet, pleit evenmin voor hare reputatie als voor de zekerheid van haar toekomst De Middelburgsche Courant schrijft Blijft jagen steeds een edel vermaak, dat bescherming verdient Wij deelen die meening niet. Over de ellende, op de jachtvelden aange richt onder de arme vervolgde dieren, is meermalen geschreven. En dit alles uit liefhebberij, hoofdzakelijk voor do groote heeren. Als in den jachttijd het schieten vrij was, vooral uit het oogpunt dat het wild schade doet, dan zouden vrij vrede kunnen hebben met dat jagen. Maar zoolang de jachtwet nog zoo veel onbillijkheden bevat en men altijd nog er niet aan denkt haar te wyzi- gen, komt ons het oordeel over de stroopers wel wat eenzijdig voor. Wy keuren stroopen zeer afmaar hen die zich daaraan schuldig maken, over één kam te scheren, gaat o. i. toch ook niet aan. Het stroopen zou in en hniten jacht tijd heel wat verminderen als de be palingen in de jachtwet gewijzigd wa ren; en er meer vrijheid tot jagen werd gegeven, op eigen of gehuurden grond. Wie onze meening op dit punt kennen, zullen beseffen dat wij bovenstaand over 't geheel met instemming overnemen. Wij blijven aandringen op herziening der jachtwet in 't belang van den landbouw. Rijksuitkeeringen aan de gemeenten. De minister van financiën heeft een sta8t openbaar gemaakt, van de uitkeerin- gen over 1898 aan elke gemeente toeko mende volgens de nieuwe regeling, ver geleken met die naar de oude regeling. Hieruit blijkt dat in het geheel onge veer 13 miljoen aan de gemeenten was uit te keerenterwyl het bedrag over 1897 (het gefixeerde 4/5 van het personeel) 8i/s miljoen bedroeg, dat is ongeveer 41/» miljoen minder. Volgens de nieuwe regeling ontvangt geen enke gemeente een kleiner uikeering dan vroeger, ook al zou haar naar do

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1