NIEU WSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH IWarnix van Sint Aldegonde. ito. 42. tö99, 3aUag 7 lanuaci. Dcrfimrfp laarpng. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN De Ouderlijke Macht. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Er is een wetsontwerp ingediend, be - treffende de ouderlijke macht en de voogdij. Dit wetsontwerp is door de juristen druk besproken. Zij hebben daarbij tal van beschouwingen geleverd, die wij op antirevolutionair standpunt ketterijen moe ten noemen. Zoo onder anderen wordt gesproken van een regeling, eindiging, beperking van het ouderlijk gezag door de wet. Zoo wordt geleerd (o. a. door mr. de Wilde uit Arnhem zie verslag Nieuwe Rott. Ct. van 7 Deo.) dat het ouderlijk gezag berust op onderlinge controle en overleg der ouders. Zoo wordt geleeid dat de vader en de moeder als gelijkgerechtigden tegenover het kind staan, en de vaderlijke macht voor de moederlijke macht moet wijken wanneer dit in 't belang van het kind is. Zoo wordt 'geleerd dat de Staat het recht heeft den vader bij de opvoeding en het kiezen van een ambacht zijn macht tegenover het kind te ontnemen. Zoo wordt zelfs geleerd dat het wets ontwerp hier boven genoemd door de voor standers der staatsvoogdij slechts kan aan vaard worden als een eersten stap tot de absolute staatsvoogdij en dat het parti culier initiatief in het belang van het verwaarloosde kind toch te kort schiet. Nu wij derhalve de ouderlijke macht en de wetgeving nogal eens in éen adem hooren noemen, kan het zijn nut hebben elkander nog eens te herinneren aan de heerlijke beteekenis en den goddelijken oorsprong van de ouderlijke macht; en dat tegenover hen vooral die dezen oor sprong en die beteekenis ontkennen en de ouderlijke macht almeer willen gaan stel len beneden die van Vader Staat. God Almachtig is de Schepper der menschenkinderen. Hij riep den mensch uit het niet te voorschijn om Hem te dienen en te eeren. God is de Schepper, maar daardoor ook de gebieder, de Eenige die, over grooten en kleinen, gebiedend optreedt. Nu heeft het God behaagd om een deel 7) FEUILLETON. iets over zijn Psalmberijming. In dagen van opgewekt geestelijk leven heeft de Gemeente des Heeren altoos be hoefte gehad aan het lied, ten einde haar vreugde en leed, haar verwachting en haar vertrouwen, haar boete en bede te vertolken. Toen David 't zoo lang ver deelde Israel tot éen gebracht had en 't teruggeleid tot den dienst van der vaderen God, werd allereerst het beurt- en koor gezang gehoord, „waar nog heden de vol ken hun Koning in prijzen." Toen het heimwee naar Zions puinen in de harten der ballingen ontwaakte, die zaten aan de rivieren van Babel en weenden, werden de roerendste liederen aan den heiligen bundel toegevoegd. Er is geen twijfel aan, of ook in de eerste Christenkerk, werd gezongen en niet weinig. Schriftverklaar ders oordeelen, dat ons in I Tim. 3: 16 een der oude lofzangen van de Gemeente be waard gebleven is. En toen in de 16de eenw de Geest Gods het doodenveld be zielend doorvoer, en de Kerk tot nieuw leven ontwaakte weer ruisehte het lied van de lippen der herlevende „Een vaste Burcht is onze God, Een machtig Schild en "Wapen l" zong de groote kampioen van Wittenberg. En waar zijn volgelingen bijeenkwamen, 't zij in volle vrijheid, 'tzij onder het kruis, daar weergalmde de lofzang, of werd zachtkens gefluisterd de bede, zoo van die gebiedende macht, van dat gezag op den mensch over te dragen. Alle gezag is uit Hem, hetzij Hij dit meedeelt naar Zijn vrij welbehagen, betzij bet plaats heeft volgens de natuurlijke orde der dingen. Uit dit oogpunt besobon wan wij deouder- lijke macht. En dan leert ons de Schrift dat de ouders geroepen zijn God te dienen eenerzjjds, maar ook ter anderer zijde, dat zij namens Hem gezag uitoefenen over hunne kinderen. Het kind heeft daartegenover gehoor zaamheid te oefenen, niet dewijl hij dit nu eens zoo wil, maar dewijl het Gode behaagt, hem door de hand zijner ouders te regeeren. Niet de gril van 't kind maar hat gebod Gods bepaalt de oefening der gehoor zaamheid. De ouderlijke macht hangt evenwel ook niet af van de vraag of de ouders hun plicht wel doen zoodat dan hunne taak door een ander kan worden overgenomen. De vraag is niet of de gevallen zich niet kunnen voordoen dat een ander de macht moet overnemen, welke door de ouders, geheel tot schade van het kind, uit de hand gegeven werd. Niemand die dit ontkent. Maar de vraag is wel of deze machts oefening gesohiedt omdat hij die do macht oefent eigenaar van 't kind is. Aan wie behoort het kind De een zegtaan den Staat. De ander meentaan de ouders. De derde leertaan zichzelven. Wij zeggen het kind behoort aan God. Hij is de eigenaar ook van het kind, en Hij heeft de ouders over het kind gesteld om het op te voeden, te bewaken en te leiden, en wel zoo dat zij op den grooten dag der verantwoording zullen knnnen be staan voor Zijn aangezicht en zeggen Ziehier Heere wij en de kinderen die Gij ons gegeven hebt. Bij den Heiligen Doop beloven de ou ders dat zij hunne kinderen in de leer en de vermaning des Heeren zullen opvoeden, hen zullen onderwijzen of doen en helpen onderwijzen in de leer die in de Christe lijke kerk wordt geleerd en de waarach tige leer tot zaligheid is. In de eerste plaats is het derhalve hun wél in onzen Psalmbundel vertolkt „Geef 't wiid gediert, dat niets in 't woèn (ontziet, De ziele van Uw tortelduif niet overt" Achtte de Duitsche kerk zich van meet af aan, in de keuze harer liederen niet beperkt tot den kring der Bijbelsche poe- zië, de Fransche en de Nederlandsche zocht, schier bij uitsluiting, de woorden voor heur zang in de H. Schrift, en zeer bijzonder in het Boek der Psalmen, of, zooals men in die dagen zeide in den Souter. Iu ons land verscheen reeds in 1540 te Antwerpen een bundel „Souterliedekens", bevattende de berijming der Psalmen en van versokeidene andere Bijbelsche lof zangen. Ook het „Te Deum laudamus" 't oude sckoone loflied der Christenheid (Gezang 3) was opgenomen. Deze bundel was bet werk van een vroom edelman, Willem van Nijevelt, heer van Bergam bacht. De Psalmen konden gezongen wor den op de wijzen van straatliederen. Deze eigenaardigheid zal misschien sommigen onzer lezers bevreemden, doch voor zoover zij geen vreemdelingen zijn in de „gees telijke liederen" der 17e eeuw (bv. die van Lodensteijn) kunnen zij weten, dat zulks vroeger niet ongewoon was. Men meende terecht, dat de wereld niet 't recht heeft, al wat ingang vindt bij 't volk, voor zichzelf in te palmen en ge bruikte wat voor de hand lag tot eere Gods, gedachtig aan 't woord„alles is 't uwe, maar gij zijt van Christus en Christus is Gods." Ruim twintig jaar hadden de Souter. liedekens de gemeente getroost en gesticht taak. Eerst in de tweede plaats mogen zij die taak overdragen op den onderwijzer en dat nog slechts daar waar dit door de omstandigheden geboden is. Die onderwijzer moet dan een man zijn die op denzelfden Schriftuurlijken bodem staat met de ouders, Nu kunnen zij dit dosn in vereeuiging met anderen, door middel van commissiën, doch dit doet tot de zaak niets af. Des noods zouden zij het o#k door den Staat kunnen laten doen, met dit voorbehoud dat zij de opdracht ieder oegenblik we der kunnen terugnemen. Zooals het is met het onderwijs, zoo is het ook met andere zaken. Is de vader die het geeag uitoefent genoodzaakt zijn kind te straffen, hij is(daarin volkomen vrij. Al zou zijn buurman of iemand anders ook, het nog zoo afkeuren, het gaat hem niets aan, hij heeft daarover niets te zeggen. Natuurlijk spreken wij hier niet van mishandelen. Een vader die zulke dingen doet, maakt kennis met den strafrechter. Dat is iets anders. Maar wanneer de vader meent dat hij zijn kind straffen moet, en bij doet dit, ook al is die straf nog zoo onopvoedkundig gekozen,dan beeft de Staat daarmede niets te maken. Zoo is bet ook met het laten verrich ten van werk, hetzij buis- of veldwerk met de inroeping van geneeskundige hulp, het is de v der en de vader alleen die daarover iets te zeggen heeften waarvoor de Staat hem geen strat mag opleggen hij is de van God gestelde voogd over zijn kinderen. Hij is vader bij de gratie Gods. Geheel anders oordeelen liberalen en socialisten in deze zaak. Dit kwam onder meer bij de behande ling der Arbeidswet van minister Ruijs in 1890 uil. Een der woordvoerders van de liberale partij de latere minister van der Kaay zei toen onder meer „Overigens is de vader niet veel meer dan voogd over jzijne kinderen. Minder jarigen moeten een voogd hebben en de vader'is de voogd zoolang bij leeft. Nu weet ik wel dat de vader eenige bevoegd heden heeft boven een voogd, maar de hoofdplicht komt hierop neer dat de ouders toen te Londen een nieuwe berijming 't licht zag, wederom van een edelman, ditmaal uit Gent geboortig en ouderling bij de Nederlandsche Gemeente der vluchtelingen te Londen: Jan Utenhove. Zijn berijming heeft zich bij de Engelscbe Gemeenten vrij lang gehandhaafd en wie de handelingen van den Londenschen kerkeraad (uitgegeven door de Marnix-vereeniging) doorleest, kan daaruit opmaken, hoezeer men aan Uten- hore's werk gehecht was. In den bundel der zgn. „oude Psalmen" kan men een paar proeven van dezen arbeid vinden nl. „De Artikelen des Christelieken Geloofs, over- geset uyt den Hoogduytsche," en „Een kort Gebedt voor de Predicatie." 't Dicht is wel iets beter dan dat van Dathenus. Deze laatste zond zijn berijming in 't licht in 1566 en men zegt, dat Psalm 115 naar DatheDus 'tlied was, waarmee de Beeldenstorm te Antwerpen aangevangen werd. 't Datheensehe Psalmgezang is nog beden bij enkele Gemeenten in ons Vader land in gebruik eu mag dus bekend ver ondersteld worden, 't Is een werk uitnemend bedoeld en in zgn strekking een man ais Dathenus waardig. Datbeen tech was, ofschoon hg zgn gebreken bad, een groot man, die verdient, dat alle zonen der Hervorming in Nederland zgn gedachtenis in eere houden. Doch zijn psalmberijming was, uit 't oog punt van taal en versbouw beschouwd, verre beneden 't middelmatige, 't Is hier niet de plaats, dit uitvoerig aan te wijzen of aan te geven, wat tot verschooning van Dathenus in te brengen is. 't Zij hier voldoende, 't feit te constateeren. Toch hechtte ons volk zich spoedig aan de Datheensehe psalmen, waartoe de hoogschat- hunne kinderen moeten ouderhouden en opvoeden. En dit welen daarop leg ik den nadrukonder toezicht van den Staat. De Staat liet dit alle3 niet aan den vader overmaar waakt er voor dat de vader zich van zgn plieht kwijt. Ziellier zonder omwinden het revolutio naire beginsel. Wij antirevolutionairen daarentegen be lijden op grond der schrift De vader is de van God aangestelde voogd, verantwoordelijk aan God Almach tig voor de opvoeding zijner kinderen. De kinderen der revolutie leeren op grond der Rede De vader is de voogd over zijne kinde ren, onder toezicht van den Staat en ver antwoordelijk aan den Staat. Voelt gij de tegenstelling Denk nu de consequentie van dit laatst genoemde beginsel door. De gevolgen liggen voor de hand. Op grond daarvan neemt de Staat het onderwijs ter hand, bopaalt den geest en de inrichting der school en legt deze school, deze staatsschool aan de ouders op. Hij is de groote opvoeder. Hij heeft slechts ter hand genomen, hetgeen zijn recht is. Op dit beginsel waren de schoolwetten van '57 en '78 gebouwd. Op grond daarvan dwingt de Staat u om met uwe kinderen gebruik te maken van een door bem gedecreteerd voorbe hoedmiddel tegen de pokken. Of gij, vader, zelf dat voorbehoedmiddel minder voor treffelijk, ja zelfs schadelijk vindt, dat raakt u niet. De Staat heeft dat middel heilzaam en voortreffelijk gekeurd en dan hebt gij te zwijgen en u te onderwerpen. Gij zijt slechts voogd onder zijn toezicht. Op grond daarvan kan de Staat u boete opleggen, wanneer gij uw kinderen in uw eigen huis eenig werk laat doen, wanneer 't kind een bepaalden door den Staat voor arbeidsverrichting rijp gekeurden leeftijd nog niet bereikte. Op grond daarvan kan de Staat u dwin gen te doen, wat gij tot nog toe eigener be weging deedt, namelijk om uwe kinderen gedurende een door hem, Staat, vastge steld aantal jaren naar een bepaalde school te zenden of huisonderwijs te doen geven met een door hem bepaalde mate van vorderingen, zulks op straffe van boete ting van den berg mer niet weinig bij droeg. Deze gehechtheid bleef twee eeuwen lang bij de meerderheid even sterk en toen in 1773 de oude berijming door de nieuwe vervangen werd, moest zulks hier en daar met geweld geschieden. Men zij voorzichtig in 't oordeelen over den toen gebleken tegenzin in 't nieuwe, dat ons geslacht reeds zoo dierbaar geworden is, (niette genstaande, wederom, veel gebreken). Er was wellicht halsstarrig conservatisme in 'tspel, maar zelcer ook eerbiedwaardige piëteit, 't Psalmlied van Datheen moge al niet met vollen rechte 't psalmlied der martelaren genoemd zgndien naam zouden wg liever aan de psalmen van Nijevelt en Utenhove geven toch was 't geboren in dezelfde stondej met onze Nederlandsche Gereformeerde Kerken, 't Was 'tlied, den voorgeslaobten dierbaar, voor velen door heilige herinneringen dubbel gewijd. Evenwel 't blijft te bejammeren, dat 't Datheensehe Psalmgezang in onze Kerken ingevoerd is. Want een kleine twintig jaar na Utenhove, veertien jaar na Dathenus zond wederom een edelman een Psalmbun del in 't licht die boven al de vorige de kroon spande. Die edelman was Marnix van St. Aldegonde. Ware zgn werk aan genomen, het zou zeker mettertijd verbe teringen hebben behoefd, maar grootendeels ware 't bruikbaar gebleven tot op den huidigen dag. Eu Marnix' beschrijving staat niet slechts in taal verre boven Datheens, maar staat in kracht van uitdrukking en diepte van opvatting ook zeer dikwijls bo ven onzen tegewoordigen bundel. Wij geven hier een enkele proeve de lezer vergelijke met de „oude" en de „nieuwe" berijming. of gevangenis. Men noemt dit leerplicht. Op grond van dit stelsel kan de Staat u dwingen, 'tis slechts eene quaestie van consequentie om uw kind ter catechi satie te zenden bij catechiseermeesters door hem aangesteld. Op grond daarvan is alles mogelijk wat de Staat, dat is de meerderheiddat is de helft plus één, goedvindt. Hg kan u dwingen uwe kinderen op een bepaalde wijze te voeden eu te kleeden, ze te doen wandelen en baden of op andere wijze ontspanning te deen hebben. Met dit beginsel gaat alle vrijheid te loor. 't Ie daarom dat de toestand zoo zorg wekkend is, omdat jaar op jaar de „Staats burger" een deel zijner vrijheid inboet, aan dien alvermogenden Staat. Die geschiedde evenwel niet zonder te genstand. Voor de vrije school, voor de vrijheid om al of niet te vaccineeren is men van christelijk historische zijde nu al jaren lang opgekomen. Tegen den dwang, den vaccinedwang, den leerdwang net zoo goed, al geeft men toe dat bij verwaarloozing van 't kind, ook wat 't onderwijs aanbelangt, de Staat dwingend mag optreden. De schoolstrijd was in zgn diepsten grond een opkomen voor de rechten van het huisgezin. Daarom zeggen wij, en zullen dit blijven zeggen, gaat niet mee met hen die u voe ren willen naar den leerplicht-, alias school dwang. Niet den Staat maar den ouders behoore de school. Zij zijn niet antirevolutionair op een zeer belangrijk punt hunner belijdenis, dïe het tegendeel leeren. En bij iedere wet die de vaderlijke macht beperkt of den onwilligen vader dwinger' komt, toetse men den maatregel aan de beginselen onzer antirevolutionair# partij, welker program ook op dit punt voor; geen tweeërlsi uitlegging vatbaar, het in aansluiting aan den strijd der vaderen, blijft {opnemen voor de vrijheid en tegen den dwaug. Psalm 23. God is voorwaerinijn Herder, die my hoedet My ontbreeckt niet, ick wort van hem ge- (voedet. Hy' legert my, op schoon begraesde weyden, End sal my voorts aent stille water leyden. Hij stelt myn siel gerustend uyt genaden, Om sjjns naems wil voert my op rechte (paden. Dies vreosd' ick niet, al moest ick daer be- (neden, Int doncker dal vüs doodes schaedwe tiede: Want du by my biet altoos Heer genadich: Dijn roed end stal vertroosten my gestadich. Du salst voor mjj de tafel reede houwen, Vast onderd'oog, van dien die my benouwö, Du salst mij 't hooft met goede salf begietë, End mynen kroes vol drancks doen over- (vlieten. Het gaê soot wilmy sal altoos aencleven Genaed' end gunst, so lang als ick sal leven: End tlustich huys des Heerë hoog geprosen, Sal eewelyck myn vaste woonstedt wesen. Ovep de geschiedenis dezer beschrijving hopen wij een volgende maai nog een en ander mede te deelen. B. K. W. De twee puntjes ('t Moest eigenlyk een streepje zijn, maar zulke letters zyn ter drukkerij niet aanwezig. Red.), boven enkele letters wyzen op de weglating van een letter (meestal een n); v&s is van 's enz.du bist is gy (enkelvoud) zyt, dijn is uw (enkelvoud), du salst is g'y (enkel voud) zult.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1