NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Saterifag 17 3)cccm,6cr.
Derfimrfp lanrgang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel.
De Hoog ere Burgerschool
te Goes,
Jlo. 34. 1898.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent. i
Hieronder volgt het dehat dat in de
Twee le-Kamerzitting van Woensdag ge
voerd is omtrent bovengeuoemde inrich
ting van onderwijs tusschen jhr. mr. A. F.
de Savornin Lobman, afgevaardigde voor
het district Goes en den minister van bin-
nenlandsche zaken.
De heer De Savornin Lobman:
Mijnheer de VoorzitterIk moet een
oogenblik spreken over een speciaal punt,
maar zal trachten zooveel mogelijk bijzon
derheden aan de Kamer te besparen. Dit
maal echter kan ik de zaak niet laten
voorbijgaan, omdat ik haar beschouw als
te zijn van algemeen belang. Ik lees in
het voorloepig verslag:
„Met het oog op hetgeen is voorge
vallen aan de gemeentelijke hoogere bur
gerschool te Goes, waar tengevolge van
inmenging van den inspecteur van het mid
delbaar onderwjjs eene althans bruikbare
organisatie nu gedesorganiseerd schijnt te
zijn, werd de vraag gedaan, of het niet
wenschelijk ware dat het Staatstoezicht
niet in te sterke mate zijn wil opdringe
aan de locale besturen en oommissiën."
Het antwoord daarop gegeven, dat ik
nu niet zal voorlezen, kan men vinden
op bladz. 26 van de Memorie van beant
woording.
Het komt mij voor, dat de minister
verkeerd, althans niet volledig dcor zijne
eigene ambtenaren ingelicht is geworden.
Dat is de reden waarom ik zelf wensch
mede te deelen wat daar is voorgevallen,
want jk mag verzekeren, dat ik in de ge
legenheid ben geweest om de quaestie van
nabij te leeren kennen. Ik voeg er nog
bg, dat ik mijns inlichtingen niet heb ge
kregen van belanghebbende personen ook
niet van leden van den raad of van hen
die zich verongelijkt gevoelen, doch van
menschen, die van nabjj bekend zijn met
den geheelen loop en onder de belangstel
lenden in het middelbaar onderwijs gere
kend mogen worden.
Ik ben bereid den minister mijn zegs
man te noemen, ale hu dit verlangt.
Welnu, de zaak 1b deze Er was in de
gemeente Goes voor de hoogere burger
school de volgende goede regeling getrof
fen; door medewerking van een der leera
ren uit Bergen op Zoom werd les gegeven
aan de hoogere burgerschool te Goes, met
het goede gevolg dat men, daardoor een
leeraar kunnende missen, het te karige
traktement der andere leeraren kon verbe
teren. Dat was geschied met instemming
van den inspecteur van het middelbaar
onderwijs. Een van die leeraren had drie
vakken, maar voor een dier vakken, na
me! gk voor de staatsinstellingen, miste
hij de noodige akte. Dit geschiedt bg het
middelbaar onderwijs herhaaldelgk. Na-
tuuriy k was hem de voorwaarde gesteld,
■dat hg die acte alsnog moest verwerven.
Nu gaf intasschen die leeraar in dat vak
van de staatswetenschap voortreffelijk on
derwijs; daarop wensch ik wel de aan
dacht te vestigen. De cijfers, die op het
examen de leerlingen uit zijne klasse ge
kregen hebben, waren hoog. Het laagste
cgfer was 5 en het hoogste cijfer van 13
jongelieden was 9. Er waren van die jon
gelingen 6 met een cgfer van 8 en een
met een cgfer van 9, en slechts 2 met een
cgfer van 5. Voortreffelijke cijfers dus, en
au examineerde daarbij die leeraar zelf
niet mede; het examen hal plaats door
«en bevoegd leeraar, die niet behoorde tot
de school, van Goes. Men kan dus aan
nemen dat het examen volkomen onpar-
tgdig was. Toch moest dien leeraar in de
staatswetenschappen dat vak ontnomen
worden. Waarom Hg was tweemaal niet
geslaagd voor de akte. Intusschen had de
leeraar twee akten, eene voor aardrijks
kunde en pene voor staathuishoudkunde.
Hg gaf goed onderwys, maar schijnt niet
veel tijd gehad te hebben, doordat hij zijne
leerlingen goed onderwijs gaf, zich voor
zijn eigen examen goed af te richten.
Er zijn intusschen nog wel andere leer
aren en zelfs professoren die, wanneer zij
alsnog een examen zouden moeten afleggen
misschien zouden zakken. Maar de man
is in elk geval gezakt. Die leeraar is
iemand van middelbaren leeftijd en van
ervaring; hg is arrondissements-schoolop-
ziener. Ook heb lk van geheel onpar-
tgdige zijde vernomen, dat hg welwillend
en vriendelijk is. Die leeraar moest aan
diezelfde school vervangen worden door
een gediplomeerde. Dit uitte de inspecteur.
De inspecteur had natuurlijk het recht
aan zyne zijde, want zooals ik zeide, de
leeraar had geene akte voor dit vak. De
inspecteur heeft intusschen, hoewel daartoe
uitgeuoodigd, gedurende zgn laatste bezoek
aan de school, de lessen niet willen bij-
wonen. Wel werd gevraagd toen de leer
aar vervangen moest worden, dat tijdelijk
zou worden aangesteld de advocaat De
Witt Hamer deze was bevoegd maar ook
dit werd geweigerd.
Er werd. thans geëischt dat dit vak, dat
tot dusver door den leeraar uit Bergen op
Zoom werd onderwezen, zou worden on
derwezen door den leeraar in de algemeene
geschiedenis. De inspecteur van het mid
delbaar onderwgs was nu van meeniag, in
strijd met hetgeen hg vroeger gezegd had
dat de vaderlandsche en de algemeene
geschiedanis noodzakelijk in eene hand
moesten komen. Daardoor werd een van
de vakken ontnomen aan den leeraar die
op het oogenblik dat vak doceerde.
Wat waren de gevolgen daarvan Dat
het tractement van dien leeraar werd ver
minderd buiten zyne schuld. Een leeraar
die definitief op f 1800 was aangesteld,
werd nu verlaagd tot £1300. Evenwel
heeft de gemeente, zonder wettelijke gron
den naar het mij voorkomt, hem f 400
toelage verleend.
Indien nu nog maar aan de wet voldaan
was; maar, en dit is nu het ergerlijke
van het geval, nu wordt hetzelfde vak on
derwezen door iemand, die evenmin eene
akte bezit, een jongen man, die nooit les
in dat vak heeft gegeven en nu aan den
verwijderde» leeraar moet vragen hoe hy
het moet aanleggen.
Dit zyn de feiten. Indien ik wel ben
ingelicht, maar dit weet ik niet zeker, dan
is ditmaal niet eens de voorwaarde gesteld,
dat het examen binnen zekeren tijd door
dien leeraar met goed gevolg moet zyn
afgelegd. Men had natuurlyk, indien men
volkomen wettig wilde handelen, kunnen
zeggendegene die het eerst het examen
goed heeft afgelegd, zal voor goed worden
aangesteld, maar men verwijdert den een
en laat den ander zonder akte les geven.
Is het nu wonder dat de geheele commis
sie van toezicht haar ontslag heeft genomen?
Er is in de memorie van beantwoording
eene niet volledige en daardoor scheeve
voorstelling van de feiten gegeven. De
school is bepaald naar mijne meening ge
desorganiseerd, want nu haasten zich de
slecht bezoldigde leeraren om te vertrekken.
Dit is juist de ellende van de school te
Goes, dat men geen geld genoeg beeft om
de leeraren behoorlyk te bezoldigen. Men
moet het daarom trachten te stellen met
degenen die niet de akte bezitten, maar
zoodra zij deze hebben gekregen, gaan zij
dan ook weg. Door eene zeer verstandige
regeling had men het nu juist zoo ver ge
bracht dat al de leeraren behoorlyk bezol
digd waren, en ziet, aan dit alles is we
derom door een gril van het staatstoezicht
de bodem ingeslagen. Wij zyn gewoon
om met Argusoogen de handelingen van
de regeering te controleeren, maar wy
behooren te zorgen dat ook buiten haar
om geene dingen geschieden die geen mi
nister der kroon zich zou veroorloven
want dat alles geschied is zonder dat de
minister van hinnenlandsche zaken op de
hoogte was van de détails, dat staat bij mij
vast.
Dat heb ik gemeend te moeten zeggen
omtrent dit punt wanneer de minister het
mij kan tegenspreken dan zal ik zoo vrij
zyn om eenvoudig te verwijzen naar de
stukken, waaruit dit alles blij kt, en den
naam noemen van dengene, wiens gezag
hij in deze wel niet zal kunnen wraken.
Nog een enkel woord thans over de school
te Goes zelve.
Ik zou de regeering wel in overweging
willen geven, den toestand geheel te wy-
zigen en van de school te Goes te maken
eene rijks hoogere burgerschool, want ik
geloof niet dat het mogelyk zal zyn haar
anders in stand te houden. Wanneer men
in aanmerking neemt dat ongeveer de helft
van de schoolbevolking woont buiten Goes,
dan is het wel in het algemeen belang
wanneer die school krachtigen steun geniet
van het rijk, zoodat de leeraren behoorlyk
bezoldigd kunnen worden.
Ik wil niet over deze zaak, die alleen
op éeae gemeente betrekking heeft, te lang
spreken.
De regeering is volkomen op de hoogte
want zij heeft eenigen tyd geleden van
den raad een uitvoerig bericht ontvangen
over den finantieelen toestand der gemeente
waaruit blij kt, dat deze voortreffelijk zorgt
voor haar onderwijs, maar tevens dat de
flnancieele lasten zóo zwaar zyn, dat het
niet mogelyk is om zoo voort te gaan,
zoodat binnenkort eene Jfh> oude en voor
name stad als Goes onder de hulpbehoe
vende gemeenten zal moeten worden ge
rangschikt.
Dit allies kan worden voorkomen, wan
neer die school eenvoudig door het Ryk
wordt overgenomen.
De heer Goeman Borgesius minis
ter van binneulandeche zaken:
Da geachte afgevaardigde uit Goes heeft
een zeer speciaal pnnt te berde gebracht,
de quaestie van de organisatie van de
gemeentelijke hoogere burgerschool te
Goes, waarover reeds in de stukken is
gehandeld. Hy meende dat ik door mijne
ambtenaren omtrent die zaak niet goed
ben ingelicht, en dus waarschijnlijk niet
goed op de hoogte van die zaak ben. Ook
na dien geachten spreker gehoord te heb
ben, kan ik niet toegeven, dat er öf van
wege mijn Departement, óf vanwege den
inspecteur voor het onderwys in dezen iets
is gedaan, wat niet het licht kan zien of
wat niet bevorderlijk zou zyn aan den
bloei van het onderwys, waarvoor ook de
regeering te waken heeft. Ik zal niet be
weren dat het résumé, dat de geachte afge
vaardigde van het voorgevallene gegeven
heeft, niet juist is maar het komt er
vooral op aan, het gebeurde in het juiste
licht te plaatsen.
Wat toch was de kwestie? Er bestond
te Goes dit is mijns inziens niet op
goede gronden tegengesproken eene
gebrekkige organisatie. „Neen", zegt de
geachte afgevaardigdedoch ik zal dit
nader aantoonen. De organisatie was ge
brekkig, niet alleen omdat er tot voor
korten tyd een leeraar was, die les gaf
in een vak waarvoor hy geene bevoegd
heid had en ondanks alle pogingen geen
bevoegdheid kon krijgen, maar ook en
vooral omdat het belangrijke vak „ge
schiedenis" verdeeld was onder twee per
sonen, waarvan de een te Goes en de
andere te Bergen op Zoom woonde. De
leeraar te Goes gaf behalve tien uur ge
schiedenis nog zestien uur per week les
in de Nederlandsche taal, terwijl de andere
leeraar in de geschiedenis telkens voor het
geven van lessen uit Bergen op Zoom moest
overkomen. Men begreep dat dit geen ge-
wenschte toestand was, maar zag voorloopig
geen kans er Teranderirig in te brengen.
Wat is echter toen gebeurd De leeraar
die onbevoegd was voor Staatsinstellingen
moest in 1896 examen doen, maar slaagde
niet. Toch keurde de minister goed dat
hy nog een jaar in functie bleef, onder
voorwaarde dat hy dan in 1897 de akte
zou halen. Maar ook in 1897 werd hij
opnieuw algewezen. Het gemeentebestuur
vroeg verlof om hem ondanks dat nog weder
een jaar, dus tot 1899, in zijne betrek
king te continueeren, maar de minister
meende dat er nu lang genoeg geduld
was geoefend en schreef terug, dat bedoelde
leeraar nog wel de eerste maanden van
1898 in fnnctie moest blijven, maar dat
het gemeentebestuur intusschen naar een
anderen leeraar moest uitzien.
Het kwam den inspecteur voor, dat deze
gelegenheid kon worden te baat genomen,
om ook eene betere regeling met betrek
king tot het onderwijs in de geschiedenis
in het leven te roepen en hij gat daarom
aan het gemeentebestuur iri overweging
eene oproeping te doen voor een leeraar
in de geschiedenis en de staatsinstellingen.
Het gemeentebestuur volgde dat advies en
uit de stukken, tusschen het gemeentebe-
bestuur en den inspecteur gewisseld, blij kt,
dat de welwillende verhouding geen oogen
blik verstoord is geworden. Aan den wensch
van den inspecteur is ten slotte voldaan,
omdat men overtuigd werd, dat het was
in het belang van het onderwys.
Nu zegt de geachte spreker en dat
is het eenige punt waarop hij met schijn
van recht eenige aanmerking bon maken
nu is toch weder iemand benoemd voor
de staatsinstellingen, die ook niet bevoegd
is dat vak te doceeren. Volkomen waar
maar de vorige leeraar was 2 of 3 maal
gezakt, zoodat doze niet langer kon wor
den gehandhaafd, terwijl de nieuwe leeraar
is aaugesteld onder de uitdrukkelijke con
ditie, dat hy in 1899 een diploma moet
halen. De geachte afgevaardigde had blijk
baar gewild, dat de minister, toen het
bleek dat niet iemand te vinden was die
èn voor geschiedenis èn voor staatsinstel
ling bevoegd was, gezegd had dan kom
ik op mijne beslissing terug dan moet de
by herhaling niet geslaagde leeraar maar
weer blijven; maar daartegen had hi) over
wegend bezwaar, want er was geen uit
zicht dat bedoelde leeraar alsnog de akte
zou halen.
Al wat dus in deze zaak is gedaan, is
geschied in het belang van het onderwys,
en ik meen te hebben aangetoondlo.
dat er was eene gebrekkige organisatie
2o. dat door medewerking van den inspec
teur een betere organisatie in de plaats is
gekomen3o. dat de welwillende ver
standhouding tusschen het gemeentebestuur
en den inspecteur geen oogenblik is ver
stoord geworden. Van een eigenmachtig
optreden van den inspecteur was geen
sprake.
De heer de Savornin Lohman geen
genoegen nemend met de door den minis
ter gegeven inlichtingen, zeide
Tot myn leedwezen heeft de minister
de handelingen, door den inspecteur van
het middelbaar onderwys te Goes gepleegd
goedgekeurd. Nu is de stille blaam, door
mij gelegd op dien inspecteur, in mijne
oogen overgegaan op den minister zelt.
Het doet mij indeidaad leed, dat ook in
deze een minister wederom het bosch niet
ziet vanwege de hoornen.
Ik geef natuurlijk toe dat de toestand,
zooals die vroeger te Goes was, ook niet
aan het ideaal beantwoordde. Ik wil niet
ontkennen dat het misschien beter is het
onderwijs in de algemeene geschiedenis en
in de vaderlandsche geschiedenis in eene
hand te hebben, ofschoon er tegenwoordig
zooveel verdeelingen en onderverdeelingen
gemaakt worden, dat het werkelijk te
Goes er ook wel door kon. Doch dit is
de zaak nietde zaak is dezemen moet
zich afvragen, wanneer men eene verande
ring in eene zaak brengt, wat daarvan de
gevolgen zullen zyn. Dit heeft men een
voudig over het hoofd gezien. Men had
hier te doen met een leeraar, die Voor
goed was aangesteld op een traktement van
f 1800 en nu wordt dif traktement in
eens teruggebracht tot f 1300. Ik begrijp
niet dat de minister het niet hoogelyk
afkeurt, dat ambtenaren, buiten hun schuld
verminderd worden in hun tractement.
Die leeraar had met de geheele zaak niets
te maken. De regeling, waarbij die leeraar
was benoemd, was goedgekeurd door deu
inspecteur en komt het dan te pas dat
de inspecteur op een goeden dag zegt, dat
het beter is om eene anders regeling te
maken
De leeraar te Bergen op Zoom die f 1000
traktement had, gaf les te Goes, zoodat
die nu kan leven van een traktement van
f 1500. Nu is ook die regeling verbroken
en moet de nieuwe leeraar te Bergen op
Zoom maar zien dat hij met, zijn pover
traktementje van f 1000 rond komt. Men
zou zoo zeggen, dat het goed is te keu
ren, dat de scholen elkander steunen, maar
nu komt de inspecteur, en zegtde alge
meene geschiedenis en de vaderlandsche
geschiedenis moeten in eene hand zyn, dat
past zoo in mijn systeem en daarom moet
al het andere wijken.
Nu de kwestie van dat tweemaal zakken.
Hoeveel maal de nieuw benoemde mag
zakken weten wij niet. Hij moet het
examen afleggen, dat is, evenals de vorige
keer bepaald, maar of er nu bepaald is
dat de man niet meer dan tweemaal zakken
mag, daaromtrent is ons niets bekend. Men
moet echter hier niet over het hoofd zien,
dat het onderwijs vroeger goed was. Wat
komt het er nu eigenlijk op aan, wanneer
de resultaten van het onderwys goed zijn,
of de man een akte in zyn zak heeft of
niet. Ik heb de cijfers genoemd, die de
leerlingen jverkregen hebben, 7, 8, 8, 9
enz. allen goede cijfers, wat wil men meer?
Is dit tweemaal zakken een schande,
wanneer de leeraar zoo ijverig is om goed
onderwijs te geven, dat hij zelf niet in de
gelegenheid is om genoeg in te pompen om
aan de vereischten van het examen te
voldoen
Ook hier is weder de practijk opgeofferd
aan de theorie of het stelsel.
Nu heeft de minister gewezen op de wel
willende houding van den raad, maar dat
beteekent in mijn oog niet veel, want de
minister weet ook wel, dat de raad te
Goes afhankelijk is van den minister, omdat
men te Goes in slechte flnancieele om
standigheden verkeert.
De minister ziet natuurlyk door de oogen
van den inspecteur, die ia koning in zyn
ryk. De inspecteur zegt eenvoudig: ik
kan mij niet vereenigen met dit of dat
en daarmede uit. Voor den raad van
Goes is het zeer bedenkelijk om tusschen-
beiden te komen en daarom is men zeer
welwillend tegenover den inspecteur.
Ik heb geen enkele klacht gehoord, noch
uit Goes, noch van de personen dis be
nadeeld zijn in hun tractement. Ik vraag
echter is de toestand van het middelbaar
onderwys te Goes thans beter dan vroeger?
Niemand zal kunnen ontbonden, dat deze
zaak het geheele middelbaar onderwijs
raakt, en ten nadeele daarvan komt. Het
gaat niet aan, ambtenaren aan te stellen
op een zeker traktement en hun dat later
weder te ontnemen, buiten hun schuld en
zonder dat het onderwijs er door verbeterd
wordt. De toestand is nu deze, dat de vroe
gere leeraar in de Staatswetenschappen aan
de school blijft, maar dat aijn prestige
verzwakt is, daar hem dit vak is ontno
men, terwyl de leeraar in dit vak, die
thans is aangesteld, evenmin eene akte
heeftdaarbij komt, dat de nieuwe leeraar
het hem opgedragen vak, waarvoor hij
geene akte heeft, niet doceeren kan. Dit
moet ten nadeele van het onderwys zgn,
doch misschien wordt dit in miniaterieele
kringen anders beschouwd.
De minister van hinnenlandsche zaken
hernam toenIk moet met een enkel woord
antwoorden. De geachte afgevaardigde uit
Goes heeft, behalve tal van allerlei talenten
nog bovendien het talent om eene kwestie,
die in den beginne van weinig beteekenis
schijnt, in den loop van het debat zóo uit
te spinnen, dat men den indruk zou krij
gen, dat de hoogste belangen er mee ge
moeid zijn, dat in deze de toekomst van
ons geheele middelbaar onderwgs op het
spel staat.