NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Jlo. 29. 1898.
Dinsifag 6 Decmfier.
Derfteiiiff lasrflöntf.
VERSCHIJNT
PRIJS DER ADVERTENTIËN
G.
M. KLEMKERK, te Goes
F.
P. D'HUIJ, te Middelburg.
Frontverandering
MOEDERLIEFDE.
UITGAVE VAN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
EN
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
Enkele nummers0,025.
meer 10 cent.
(Slot.)
Wij weten nu alvast dat de heer
Mackay, de oud-minister in het door de
liberalen smalend gescholden kabinet van
het ohristelijk bewustzijn, niet medeging
met hem die de reactie van dit christelijk
bewustzijn vertolkte tegen 't steunen van
Overheidswege van heidensohe offerfeesten.
Vooraf echter leggen wy ei gaarne den
nadruk op dat hij dit deed ook op prac-
tische gronden.
Wij voelen wel iets voor het argument
dat hij in de ee-ste plaats tegenover den
heer Brummelkamp bezigde.
Doch by dit argument, aan debestuurs-
overneming ontleend, kwam nog een meer
theologisch bezwaar, dat op zijn minst ge
nomen ons zeer zwak toeschynt.
Neen, wij behoeven niet uit te meten
dat de geachte afgevaardigde uit Kampen
ongeveer dezelfde gronden aanvoerde die
in 1897 den modernen ds. Lieftinck hadden
bewogen om zyne stem tegen de voorge
stelde schrapping te verheffen.
Wanneer twee hetzelfde doen, is dit daar
om nog niet hetzelfde.
Vooral wanneer die twae uit een ver
schillend begissel leven, is 't zoo klaar
als de dag dat de beweeggrond bij den
een, ook al is die in dezelfde woorden
uitgedrukt, verschilt van die des anderen.
Geloofden wij dit niet, wij zouden moeten
constateeren dat de heer Mackay op een
zeer belangrijk punt zijne politieke geloofs
belijdenis liberaal geworden is, ea dat
verbieden ons zijn verleden en zijn geheele
optreden.
De opmerking door dr. Kuyper aan
Lieftincks adres gericht dat hier kortweg
verschil in beginsel in 't spel was, werd
dan ook, en terecht, door den heer Brum
melkamp, ten opzichte van mr. Mackay'#
betoog niet overgenomen.
En het komt zsker wel in niemand, op
om dat „verschil in beginsel" op den oud-
minister toe te passen, wiens groote ver
dienste het is dat hij de antirevolutionaire
beginselen ook tegenover de Lieftincks en
consorten resds meer dan twintig jaren
beeft verdedigd.
FEUILLETON.
„Grijze haren! Wat heb ik je gedaan,
dat ja nu reeds grijze haren krijgt?"
vroeg hij bezorgd.
De kleine vrouw beantwoordde zijn angs-
tigen blik met een liefdevollen glimlach,
maar haar oogen waren dof en haar vin
geren druk bezig met het verstellen van
«en kleedingstuk.
„Voor zoover ik weet, ken ik er de oor
zaak niet van," antwoordde zij met een
lieftallige hoofdbuiging. „In ieder geval
is het niet uw schuld."
Maar juist viel er een traan op het tafel-
Beleed toen nog een.
„Wat scheeltje, lieveling?" vroeg hij.
Hy had haar nauwkeurig gadegeslagen
vanachter zijn canrant, die hij zat te lezen.
„Ik ben wat vermoeid," zeide zijeen
oogen blik een rustplaats zoekend ia zijn
armen. Zij snikte eenige seconden, maar
zag toen naar hem op met een zachten
glimlach.
„Ik ben den geheelen dag druk bezig
geweest en toch blij ven er zooveel dingen
ongedaan. Wanneer ik vanmiddag zoo sla
perig niet geweest was zy voleindde
den zin niet en nam haar plaats weder in,
„Je hebt je krachten overschatHij
legde zijn hand op haar schouderzij
voelde hoe hij beefde. Hartstochtelijk ver-
Volgde hij je weet niet wat het betee-
kent een rustdag te hebben. Zelfs de arme
dagloonstar heeft een pleizieriger leven dan
jijzij heeft tenminste eenmaal ia de week
een dag om uit te rusten, maar by jou
jf het dag in dag uit werken, van 's Zon-
Toch deed zijn betoog ons geen genoegen.
De heer Mackay was in zijoe bestrijding
ongelukkig, wat bet zakelijk deel aangaat.
„Ik ben tegen het amendement", zoo
sprak hij, „omdat ik zelf indertijd als mi
nister van koloniën, evenmin als mijn voor
ganger, mr. Keuchenius, bedenking heb
gehad tegen deze gelden voor de offerfeesten
op Bali, of eenig bezwaar heb gemaakt
tegen den onderhavigen post op de be
grooting.
Wanneer het waar is dat een Christen
dezen post niet zou mogen dulden, vraag
ik of het denkbaar is dat de Minister Keu
chenius, dis zoo ernstig over deze zaken
dacht en niet bang was om zijn meeniag
te uiten en tot daden over te gaan die
deze meening belichaamden, dezen post op
de begrooting zou hebben geduld".
Na heeft de Minister Keuchenius aan
deze dingen geen schuld.
Wat den post voor Bali betreft, dien
bracht de liberale opvolger van minister
Mackay nu wijlen Van Dedem er
op in 1891, in de vorige begrootingen
kwam deze post niet voor. En Lombok
kwam pas in 1894 onder ons beheer.
Het beroep op minister Keuchenius was
derhalve onjuist, den heer Kencheniuskon
alleen ten laste gelegd dat hij als Kamer
lid tegen den post voor Bali niet heeft
geprotesteerd. Die voor Lombok kwam
pas na 't overlijden van den heer Keuche
nius op de begrooting.
De spreker heeft deze vergissing dan
ook spoedig ingezien en hersteld. In een
tweede rede heeft hij dit deel van zijn
betoog, en ware het waar geweest, stellig
niet het zwakste deel, ingetrokken.
Stellig het meest pakkende deel uit zijn
betoog moest hij hierdoor prijs geven, wat
te meer te betreuren is dewijl de spreker
in min of meer vergoelijkenden zin zich
scheen uit te laten over de Lomboksche
feesten.
Want wel gaf bij toe, zeer tot ons ge
noegen, dat de Staat niet alle mogelijke
heidensohe offerfeesten mag bekostigen en
in stand houden, met name niet die waaraan
menschenoffers verbonden zijn.
Maar hier volgt dan ook uit dat niet
alle beidensche offerfeesten rechtstreeks
bestreden moeten, dewijl zij „van anderen
dagsmorgens tot 's Zaterdagavonls niets
dat de dorre aaneenschakeling der zorgen
breekt. En dat is mijn schuld. Toen ik
je tot vrouw nam, had ik moeten naden
ken, dat ik een slavin van je maakte
en nu nu breekt het mij het hart, je
zoo te zien."
Zijn zwakheid maakte haar weder sterk.
„Je begrijpt niet," zeide zij teeder, „hoe
ik vol vreugde altijd tegen die zorgen
veeht, maar een enkelen keer moet ik wel
eens jbezwij ken voor de overmacht, en dan
stort ik een traan. Ik zou jou en de kin
deren niet graag willen missen en mijn
tegenwoordig leven niet willeu verwisse
len voor myn vroeger zorgeloos bestaan,
nog niet voor alle schatten der wereld
er bij."
Hij schndde ernstig het hoofd, niet over
tuigd.
„Het kan zoo niet langer. Ik zal ver
hooging van tractement vragen, uit zich
zelf geven zij het toch niet, een weinig
meer geld zal je uitstekend helpen, en
indien morgen myn verzoek wordt inge
willigd, dan zullen er geen grijze haren
meer bij komen, ten minste niet, voor we
een groot aantal jaren verder zijn."
„En indien met, dan moeten we toch
tevreden zijn," antwoordde zij, terwijl ze
de lamp opdraaide.
Er waren eenige dagen voorbij gegaan.
Het avondeten was geëindigd, ,vyf hon
gerige kindermonden waren gevuld.
„Goeden ;nacht, kinderen", zeide hun
vader, toen zij hem een nachtzoen kwamen
brengen; zijn gedachten waren echter
elders. Toen zyn vrouw met hen naar
boven gegaan was, mompelde hij het
antwoord, dat zyn patroon hem gegeven
aard en karakter schijnen te zijn."
Natuurlijk ging mr. Mackay niet zoo ver
als 't vorige jaar Lieftinck ging.
Lieftinck zag in die heidenen mensehen
met een minder volkomen godsbegrip en
beschuldigde Kuyper van onrechtvaardig,
onverstandig, onverdraagzaam te zijn.
Mackay vond hier in een heidensch
volk een van de hoogere beg:nselen om
hnn (af)god te aanbidden en liet aan Brum-
melkamp's adres een zacht verwijt door
schemeren, namelijk van den godsdienstigen
man zijn dankoffer te misgunnen.
Hij toch sprak
„Waar de heer Brummelkamp meent aan
leiding te vinden om het geld, dat 'aet
Gouvernement geeft van de begrooting af
te voeren, heb ik eene gewaarwording
gekregen van diepe sohaamte. Ik vind hier
bij een heidensch volk een van de hoogere
beginselen, die wij ook alleen reeds in onze
prille jeugd geleerd, maar, helaas, zoo wei
nig hebben betracht, dat de mensch plant
en den grond bebouwt, maar dat God den
wasdom geeft.
De inboorlingen van Lombok toonen nu
hunne dankbaarheid hiervoor door een
dankoffer op feestelijke wijze te brengen
aan hem, dien zij als god erkennen er. aan
bidden. Wij Christenen zeggen terecht dat
wij hier te doen hebben met een feest
dat gebracht wordt aan een afgod, en ik
ben het zeker volkomen eens met den
voorsteller, dat wij het moeten betreuren
dat zulks het geval is, maar dit neemt
niet weg, dat het offer van dankbaarheid
alle waardeering verdient en een bescha
mend voorbeeld is voor ons Christenen,
die zoovele weldaden genieten en zoo
dikwijl# vergeten den Gever er voor te
danken.
Onwillekeurig denkt men hier aan de
10 melaatschen die gereinigd werden en
waarvan slechts éen terugkwam om Jezus
te danken, en die éene was een Samaritaan
en waar blijven denegen, luid le de vraag.
Groot is hst aantal van hen die ook
thans, door den van God geschonken was
dom, de vruchten mogen plukken van
hunnen arbeid. Wij zien den heiden zijn
dankoffer brengen, miar waar blijven de
negen? Waar blijven die talrijke Christe
nen die zoovele zegeningen genieten Of
had; hij overwoog, op welke wijze hij het
haar 't .bast zou mededeelen. In den
zenuwachtigen toestand, waarin hij ver
keerde, scheen het hem toe, dat zij ver
bazend lang 1 wegbleef. Hij hoorde een
gemompel van kinderstemmen. Zij ein
digden juist hun avondgebed. Hij keek
op van het boek, dat hij voorgaf te lezen,
toen zij eenige oogenblikken later de
kamer binnentrad, en zeide:
„Niet ingewilligd. Hy zeide, dat, wan
neer hij het salaris van den een verhoogde,
ook de anderen verhooging zonden vragen.
Ik beloofde hem, in geen geval er over
te spreken, maar het baatte niet".
„Welnu, dan zijn we nog niet slechter
dan vroeger", zeide zijne vrouw, terwijl
zij trachtte haar teleurstelling te ver
bergen.
Na eene pauze begon hij aarzelend:
„Hij deed mij een ander voorstel, er
kon geen twijfel bestaan, dat, indien wij
het aannamen, het ons helpen zou,
maar
„Zou je buitenlandsch agent worden
vroeg ze bijna ademloos
„Neen, in dat geval, zou ik je meene
men".
„Waarom ben je dan'zoo vreemd wat
is er dan vroeg zij, nauwelijks bij machte
het gevoel van angst te bedwingen, dat
haar overviel.
„Ik zal 't je zeggen, lieveling. Onze
chef, onze voornaamste aandeelhouder in
de zaak, heeft mij voorgesteld, een van
onze kinderen als het zijne aan te nemen
het op te voeden, onderwijs te lateij,
geven, en een positie in de maatschappij
te geven alsof het zijn eigen kind was."
„En geheel bij zich nemen?"
Dat is juist het meest bezwarend. Wij
moet het antwoord luiden: die zijn bezig
de toelage te weigeren waardoor de arme
heiden in staat gesteld werd zijn dank
offer te brenron.
Wanneer de geachte voorsteller spreekt
van de gewichtige taak die op de Chris
tenen rust, om de heidenen te brengen
t >t de kennis van don eenigeu waren
God, dan ben ik het volkonfen eens met
hem. Maar wanneer hij meent daartoe te
moeten geraken door alvast de gelden voor
het offer der dankbaarheid aan den heidon
te ontnemen, geloof ik niet dat hij daartoe
den besten weg inslaat. Zou het niet
beter zijn hen na r aanleiding daarvan aan
te toonen, dat zij het off r aan een am eren
hun nog onbekenden God moesten bren
gen Zijn zij eenmaal tot de kennis
daarvan gekomen, dan zal het geen hei-
dbiiach maar een Christelijk offerfeest zijn.
Zooals ik reeds zeide, elk Christen zal
het betreuren dat de Lombokkers nog
afgodendienaars zijn. Maar in plaats van
deze f130 van de begrooting te schrappen,
laat ie Ier onzer het tot zyne taak rekenen
mede te werken lot de verspreiding van
het Evangelie op Lombok, opdat, moge
het spoedig zijn, er geen sprake meer zij
van e n heidensch feest, maarj van een dank
offer aan den eenigsn waren God."
Nu had dit laatste stellig met de qcaestie
niet te maken. O, ja de Zending steunen,
dat is een eerste vereischte voor eene kolo
niale mogendheid. En't blijft de onvergan
kelijke eere voor het kabinet Mackay dat
het de oogen ook van vele staatslieden
uit de liberale partij voor dezen plicht
geopend heeft.
Maar de quaestie ging hier niet over 't
drijven van de Zending, maar over 't
stennen met gouvernementsgeld van de
beidensche dwaling. En dit kan ook naar
onze meening, met 't dry ven van Zending
niet samengaan.
Het is water en vuur tegelijk brengen,
of, duidelyker, gelijk de heer Brummelkamp
in zijn repliek aantoonde met de eene hand
afbreken en met de ander opbouwen.
Eilieve, welke voorstelling moet de
Sasak wel niet krijgen van een Christendom
dat hem senerzyds vrijlaat sin zijn goden
te blijven aanbidden en hem andererzijds
komt verwijten dat hij die dingen nu lang
moeten er voor goed afstand van doen,
dat zeide hij nadrukkelijk, want hij wensch-
te hem geheel voor zich te hebben."
Maar waarom wenschte hy juist een
van onze kinderen
„Kortelings heeft hij zijn vrouw ver
loren, waar hg zeer veel van hield, en
daar hij geen kinderen heeft, gevoelt hij
zich zoo eenzaam. Ik denk, dat, toen ik
hem ons gezin schetste, en hij mij geen
verhooging wilde geven, het idee in hem
rijpte, ons op deze wijze te helpen."
Er was een lange panze. Man en vrouw
bewaarden langen tyd het stilzwijgen, toen
zeide zij
„Hoe zou het ons helpen
„Voor ous kind zou uitstekend gezorgd
worden, hij zon een betere opvoeding en
een betere positie krijgen, dan wij hem
ooit kunnen geven. Misschien zou hij na
derhand de anderen kunnen helpen."
„Maar," antwoordde zij, terwijl haar
onderlip op verdachte wijze trilde: „Hij
zou een ander lief krijgen, onze zorgen
missen en ons naderhand misschien niet
eens kennen."
„Maar het zou een mond minder zijn
om te voeden en de last der zorgen,
die je thans drukt, verminderen."
„Neen, neen Ik kan het niet doen, het
zou zijn, of er een stuk uit mijn hart
werd gerukt ik wil alles doen behalve
dat I"
Zij liet zich op een stoel vallen, en
snikte zenuwachtig.
Hij wachtte tot zij kalmer geworden
was, en zei toen op weifele; den toon
„Ik heb niets beloofd wat jij wil, zal
gebeuren."
Zij was begonnen de kamer in orde te
brengen; die bezigheid deed haar goed.
genoeg bij de hand heeft gehad.
Hoe kan men een God laten prediken
die geen andere goden voor Zyn aange
zicht duldt, en tegeljjk ieder jaar de ge
legenheid openstellen om die goden wel
voor Zijn aangezicht te hebben
Krachtiger was 't argument van den oud-
minister waar hij op de moeilijkheden der
pructijk wees zeggende:
„Deze gelden ziju, wat Bati betreft, ge
komen ten laste van het Iudisch Gouver
nement, toen het bestuur in Naderlandsche
handen is overgegaan, terwijl ds Minister
ons mededeelde, dat de hier bedosld#
uitgaaf moet beschouwd worden als eene
op ons Gouvernement rustende verplich
ting, al< gevolg dier bcstuurs#vernaiue.
De Minister hesfc er reeds vroeger op
gewezen, dat het om die reden niet gaat
dien post te doen vervallen. Ten einde
hier toch toe te geraken doet de geachte
voorsteller van het amendement nu een
middel aan de hand en wel om de thans
bestaande verplichting af te koopen. Hy
veroor.ove mij op te merken, dat, waar
het bet beginsel geldt, het tamelijk wel op
hetzelfde neerkomt of men jaarlijks de
som geeft of deze gekapitaliseerd in een*
uitbetaalt. Is het eene ongeoorloofd dan
zal zuks ook het geval zyn met het
andere.
Wat Lombok betreft behoef ik nauwe
lijks te herinneren op welke wijze wij
aldaar het bestuur in handen gekregen
hebben.
Daar traden wij niet op, nadat wij
onderhandeld hadden met het inlandsch
bestuur, maar wij zijn er gekomen als
overwinnaars, waardoor wy het bestuur
bekwamen. Tot de bestuurstaak, zooals
deze tot dien tijd was waargenomen,
behoorde ook dat het bestuur eenig geld
gaf voor het houden van het offerfeest,
een oogstfeest. Sedert zyn die geldan door
het Nederlandsch gouvernement betaald
en is daarvoor een post op de begrooting
gebracht."
En dan
„Slechts een zeer kort woord, vooreerst
om op te komen tegen eens uitdrukking
gebruikt door den heer Brnmmellrarap
waar hy zeide, dat wij als Christelijke
natie ook in onze koloniën geen anderea
Terwijl zij hier en daar een stuk speelgoed
opraapte, slaakte zij een zucht. Indien zy
dan eens toestemde, van wie moest zy
dan afstand doen?
Zy trad op haar man toe, die, iu ge
dachten verzorfken, uit het venster keek.
Zij stelde hem die raoeiel.jke vraag.
„Onze baby natuurlyk niotzeide hij
haastig, „zij is ons eenige meisje. En haar
oudste broer is reeds te groot."
„Alsof ik hem zou kunnen afstaan," riep
zij, sidderend bij die gedachte, „je weet
niet, wat hij voor mij is en wat zouden
de anderen beginnen zonder hem Hij is
kindermeid, onderwijzer en speelkameraad
tegelij k."
„Harry is te zwak, Jack te hulpbe
hoevend, dus blijft alleen Dick over."
„Oh, die lieve, kleine Dick I"
Er 1 g zooveel liefde, zooveel smart in
die woorden, dat hij het niet waagde haar
aan te zien. Zachtjes antwoordde hij
„Ja, hy vraagt zeer veel zorgen, meer
dan jij aan hem besteden kan; niftar hy
is flink, niet sentimenteel en meteen flink#
opvoeding zal hij het ver brengen in de
wereld!"
„Dat zou by in ieder geval doen," zeide
zijne moeder trotsch, maar toch twijfelde
zij wel een weinig aan haar eigen woorden-.
Was het niet zelfzuchtig hem by zich te
houden?
„En indien wij besloten," zeide zij aar
zelend, „wanneer zal hy dan ver
trekken
„Deze week, omdat hij binnen ti'en
dagen naar het buitenland gaat."
„Zoo spoedig O, je kan hem niet laten
vertrekken
Hij sloeg zyn arm om haar middel.
Slot volgt.