J NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 28. 1898. Mecifug 8 3)ccem6ec. Dertiende laorgnnq. VERSCHIJNT PRIJS DER ADVERTENTIËN G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Bij dit maimer behoort oei Bijvoegsel. Frontverandering LEE S.TA FEL. POSTERIJEN. UITGAVE VAN elksh MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. EN Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel Enkele nummers0,025. meer 10 cent. De besprekingen naar aanleiding van het roerstel Brummelkamp in de zitting der Tweede Kamer van 24 November jl. en de besprekingen maar aanleiding van het voorstel Kuypor in de zitting dierzelfde Kamer van 19 November des vorigen jaars beide tot sohrapping van een port van f 139 voor heidensohe offerfeesten op Lombok, met elkander vergelijkende, von den wy wel eenige tegenstrijdigheden, die de aandacht niet mogen ontgaan. Wat is de gesohiedenis Op een vraag om inlichting had de minister van koloniën aan den heer Kuy- per gezegd dat „bjj Indisch besluit vam 5 Febr. 1807 ten laste van <de onderafdee- liitg publiek* feesten eene som van f 130 was beschikbaar gesteld als bijdrage in de kosten van het groote offerfeest op Lom bok in 1896/97. Na had die post niet op de begrooting voor '97 gestaan en zij stond eek niet op die voor '98. De heer Kuyper verklaarde toen te vreeeen dat die f 130 ook ditmaal weer zonden uitgegeven worden, ook al stond die post niet op de begrooting. iiy vroeg daarom aan den minister of hij heioven kon dat die f 130 aan heidensche offerieestem ep Lombok dam ook niet zon den worden uitgegeven. Dat is moeilijk, zei de minister hierop. Immers op enderafdesling 41 komen gel den voor verschillends feesten voor, en dus zou die f 130 daar ook uit kunnen gevonden worden. Kaar laat de heer Kuyper dan op den post f 1000 voer offerfeesten der Hindoes te Boeleleng en Djembrana (Bali) maar opkomen, want die zullen daar wel de zelfde zya als die ep Lombok. Dat zon ik doen, antwoordde de heer Kuyper, wanneer ik wist dat daar geen contractneele verbintenis bestaat, want dan maakt het verschil. Ik wil echter op 's minister» wenk de vermindering met f 130 wel voorstellen, om daarmede uit te ■preken dat de Nederlandsche regeering voor znlk een afgodenoffer geen gelden beschikbaar stollen mag. Het amendement Kmyper vond dadelijk bestrijding, bezadigd van den kant van den minister en de heeren Pijnacker Hordijk en Mackay, fel van de zijde van den heer Lieftinek. De heer Pjjnaeker Hordijk be riep zich op de mogelijkheid eener bin dende belofte te dezer zake door de Ne- deilandsohe regeering aan de Balische be- Telking op Lombok gedaan. Dat is jnist, merkte de minister op. Con tractueel gebonden hebben wij ons niet, maar een bepaalde belofte, met zedelijke gebondenheid zon wel eens kunnen bestaan ik weet dit achterop 'toogenblik niet. Maar er zijn ook Inhuldigingsfeesten bij ik zon daar nu liefst niet zoo maar op eens aan getornd zien. „Wanneer wij de penningen der belas tingschuldigen vragen voor feesten voor Christenen, Chineezen of Mohammedanen, begrijp ik niet waarom wij den pest voor Lombok sehrappen moeten. Wij moeten meten rast gelijke maat, en ik voel my niet bezwaard, als wij, wat we voor Chris- t.asn e* Mohamedanen doen, ook voor Heidenen doen," Bovendien verneem ik daar dat deze som ran f 130 verleden jaar uit den post onvoorzien gevonden is. Wil men nu de Indische regeering de gelegenheid ont nemen dergelijke som wedsr uit te geven dan zal dit het best kunnen geschieden door een motie. Die kan dan later be handeld worden, wanneer ik heelemaal zal zijn ingelicht door de Indische re geering omtrent de bstcekenis van alle feestea die onder dezen post vallen. De heer Kuyper zei toen afgegaan te zijn op de mededeeling des ministers en van het Koloniaal Verslag dat deze poet niet wordt voorgesteld als uit eenige ver plichting voortvloeiende, maar als een middel door de Regeering aangewend tot opheffing der Balineesche bevolkingIk moet dus, zoo sprak de heer Knyper, mijn voorstel handhaven omdat ik niet mag medewerken om voor het offeren aan af goden gelden van Regeeringswege bssehik- ba r te stellen. Ja maar, hracht d. minister blijkbaar met zekere verlegenheid in, als gij je ver zet tegen het steunen van heidensche feesten moet n 't ook doen tegen uitgaven voor mohamedaanschs faesteu. Ik vraag n of u hier niet den kemel doorzwelgt terwijl gy de mug zift. Nasn, hernam ds heer Kuyper, Maho- madaaniche feeatan zijn geen afgodenoffers, die keat de mohamedaan niet. Indien n dan ook alleen geld vsor feesten gevraagd had, had ik tr geen captie op gemaakt; maar nu n duidelijk vraagt geld om het volk te doen offeren aan afgoden en wel als middel tot opheffing van het volknu mag ik daartoe niet medewerken. De heer Mackay stond toen op, om te verklaren dat de meerderheid der com missie van rapporteurs over het hoofdstuk Koloniën van meening is dat dient uitge maakt dat voor offerfeesten op Lombok geen gelden behooren te werden beschikbaar qe- steld, terwijl wij hier niet staan voor een toestand, waarbij )men oude rechten en verbintenissen heeft te eerbiedigen. En ware op de begrooitny een post voor die feesten uitgetrokken zoo voegde de heer Mackay er by zoo zou zij geen be zwaar hebben om te adviseeren dien post te schrappen van de fiegrooting. Zij ziet echter zoo besluit hij in het voorgestelde amendement niet het middel om het door den voorsteller be oogde doel te bereiken dewijl geen aan vraag voor bijdrage leesten Lombok op de begrooting voorkomt, en het dns mogelijk is dat de te schrappen f130 voor andere feesten onmisbaar noodig is. Dit bezwaar werd door den heer Seret gedeeld, die overigens wat de zaak zelve betreft het met den voorsteller van het amendement eens was. Nu bestond de commissie, namens wie de heer Mackay in 1897 sp'ak, nit de hee ren v. Limburg Stirnm, Pijnacker Hordijk, Bahlmann, Verheij en Mackay. Do meernerheid der commissie bestond derhalve (wanneer wij de liberale leden onder de bondgenooten van den minister mogen rekenen) nit de heeren Bahlmann, Mackay ea v. Limburg Stirnm. Eenigszins fel was het verzet Tan ds. Lieftinek. Hij zei onder anderen: „Wanneer de schatkist gevuld moet worden, wanneer er geld moet worden opgebracht, wordt er niet gevraagd: is dat geld van een heiden of van een Maho- medaan, maar dan is dat eenvoudig geld en wordt het gaarne aangenomen. Als nu menschen in hnn kinderlijken eenvoud, menschen die het nog niet tot zoo'n vol komen juist godsbegrip hebben gebracht als waarover vele Christenen meenen te kunDen beschikksn, hunne godsdien stige plechtigheden wenschen te vieren, dan wil ik hnn ook gaarne van dat geld dat zij opgebracht hebben een kleinig heid geven opdat zij, in hunne kinder lijke vormen zich gelukkig gevoe lende, daardoor zich knnnen sterken en zich knnnen verheffen en stichten op hnnne wijze, volgens hnn geloof. „Tevens zal ik medewerken om hen tot hoogere, betere en mildere denkbeelden te brengenjfc zai zending blijven steunen, maar zoolang de Heidenen niet gekomen zijn tot het Christendom, wil ik hun als een vader esn kinderlijk genoegen bereiden door het verstrekken van eene gave voor hun offerfeesten. En wanneer ik dat doe, wordt mijn gemoed in het minst niet bezwaard, maar geloof ik als rechtvaardig, verstandig en verdraagzaam man te handelen". Terecht antwoordde de heec Knyper hierop dat voor dit contraire standpunt van ds. Lieftinek] kortweg het verschil in beginsel beslist. Bij stemming over zijn) amendement bleken 11 Roomschsn, 10 Antirevolutio nairen, 1 Vrij-antirevolutionair, 1 Liberaal en 1 radicaal er voor te zijn. Deze drie laatstgenoemden waren de heeren v.Bylandt, v. Kerkwijk en Stoffel. Een paar antirevolutionairen Seret en Staalman hadden ztch voor de stemming verwijderd. Deze stemming was echter zeer onzuiver wat 't beginsel betreft. Immers de heer Mackay had duidelijk gezegd dat zij het in beginsel met den heer Knyper eens waren. Ware er eene post, zoo betoogde hij, de meerderheid der commissie zou be paald er veor zijn dien te schrappen. Geen geld voor heidensthe offerfeesten. Een honding, vierkant dus tegenover die van den minister en ds. Lieftinek. Maar nu En nu komen wij op de jongste ge schiedenis. Den 24 November jl. deed de heer Brummelkamp hetzelfde voorstel als zijn collega Kuyper in 1897 deed, doch nn met meer recht van spreke», dewijl de post f 130 voor offerfeesten op Lombok er nn wel op stond. Eerst stelde hij voor den post feesten te verminderen met f 1000, doch wijl hij begreep dat dit bezwaarlijk gaan zou met i oog op een vroeger gemaakt contract, zegde hij toe 't amendement in dien zin te wijzigen dat de post met slechts f 130 zou vsrminierd worden, te weten het bedrag voor Lombok. „Hierover", zoo sprak hij, „zon de Ka mer dus een min of' meer principiëele be slissing knnnen nemen. De argumenten ten aanzien van Lombok in de Memorie van Antwoord bijeenge bracht zijn toch niet meer dan opportuni- teitsiedeneeringen. De bevolking, vreest de Minister, zou een mislukten oogst of eenige ramp, welke haar trof, dan allicht toeschrijven aan het niet honden van het offerfeest. Maar dit acht ik een bedenke lijk wijken voor de heidensche publieke opinie omdat het een zoo diep ingrijpend beginsel betreft. Laat ons het voorbeeld van Engeland voor oogen honden. In Britsch-Indië heeft de overheid het levend verbranden van de weduwe met het het lijk van haren man verbodenzoo ook het zich werpen onder de raderen van den Djaggernantwagen. Dat waren óok diepgewortelde uitingen van een heidensehen godsdienst, maar de En- gelsche Regcering heeft zich daardoor niet laten afschrikken. Nu er zulk een ernstig principe in het spel is, zon ik daarom zeggen, laat ons het goede Engelsche voorbeeld volgende, doen wat onze plicht ons voorschrijft en af'wac .ten wat er van komen zal." Te voren had de heer Brummelkamp ter toelichting van 't amendement onder m«er gezegd: „Wij mogen als Christelijke kolo niale mogendheid geen gelden uitgeven voor het steunen van heidensche offerfees ten die wij beschouwen als afgodsdienst. Wanneer we dit doen, komen wij in strijd met ons eigen Christelijk karakter, cijferen eigenlijk dat karakter weg; terwijl het juist ouze roeping in Indië is den weg te banen voor de Zending en voor de wel daden der Christelijke beschaving. „In Indië staan wij als Christen-Mo- gendheid anticetisch tegenover de heiden sche godsdiensten en dat standpunt moeten wij zuiver houden willen wij niet ons Christelijk karakter verloochenen. Het Christendom behoort te zijn deeenigware godsdienst. Het kan geen] godsdienst als gelijke, als evenknie naast zich dulden." Wie nu verwacht dat de heer Mackay dit amendement zon gesteund hebben die vergist zich. De heer Mackay verklaarde namens de commissie van rapporteurs, ditmaal be staande uit.de heeren Mackay, Yerhey, v. Vlijmen, Roessingh en Geertsema dat de commissie „zich met het amendement niet (kon) vereenigen en de aanneming daarvan niet (Icon) aanrade», na hetgeen de minister omtrent deze zaak (had) me degedeeld." Let wel, dit zegt een eomiuiesie waarin ook de heer v. Vlijmen zitting heeft, die ten verigen jare onvoorwaardelijk niet alleen de heidensehe feesten maar ook de hindoefeesten, alle niet-christelyke feesten in Indië had afgekeurd en 't amendement Kuyper warm verdedigd had. Een commissie welker voorzitter weer is de heer Maekay die 't vorig jaar namens de meerderheid, waartoe hij vermoedelijk zelf behoorde, zich tegen de gelden voor heidensche offerfeesten had verklaard. Merkwaardig is wat de heer Mackay, onder toejuiching van de heeren ds. Roes singh, Lohman en den minister, tot be strijding van 't in 1897 door hem inge nomen standpunt aanvoerde. Dit in een volgend artikel. Opmerkelijk is, hetzij tuschen haakjes ge zegd, dat tot tweemalen toe de verdediging van het heidendom als godsdienst door den modernen clerus ondernomen werd in 1897 door Lieftinek, thans door Roessingh, en dat beide malen in hun gezelschap gezien werd de antirevolutionaire oud-minister die van de mo derne predikanten het hardst en 't felst was bestreden geworden, tijdens zijn pre mierschap in't eerste ministerie dat rekening hield, lnidens Maekay's eigen zeggen, met het „Christelijk bewustzijn der natie". Slot volgt). No. 12 van het Orgaan der Ne lerlandsche Zendingsvereeniging jbevat een kaartje van het arbeidsveld der door haar uitge zonden en nog in functie zijnde zende lingen en een fraaie groep van deze zen delingen voor zijn gezeten de broeders Verhoeven, Albers, de Haan en v. Een denburg. Daar achter staan de broeders Muller, Tiemersma, Pennings, v. d. Brug, Muis en Alkama. De fraai gely kende por tretten zullen velen lezers die deze zen delingen kennen en hun arbeid volgen met belangstelling een aangename verrassing zijn en e n goede herinnering aau 't veer tigjarig jubilé der „Rotterdamsehe" ver- eeniging. Trouw in den strijd een verhaal uit den tijd der fran- 6che omwenteling, door Jo hannes. Leiden, D. Donner. Een uitnemend geschreven boek dat in den verhaalvorm weer eens een goeden kijk op 't karakter der fransche revolutie geeft. Dit tijdvak is tat nog toe te veel't domein der neutralisten geweest. Wij danken schrij ver en uitgever dat zij onzen kinderen ook weer eens een christelijken kijk op 't eind der vorige eeuw vergunnen. Het boek ver dient een ruime verspreiding. Lijst van brieven geadresseerd aan on bekenden verzonden door het Postkantoor te Goes gedurende de 2e helft der maand November 1898. W. Sprong Aspcren, D. v. d. Zwart ColijnsplaatMej. H. van Boven Kruiningen N. van Raijfsevelt Rotterdam. Buitenland: Rigime Emmerik. Lijst van brieven geadresseerd aan om bekenden verzonden door het Postkantoor te Middelburg gedurende de le helft der maand November 1898. A. van Blitterswijk te 's Gravenhage W. Oostendorp Rotterdam. Briefkaarten: A. van Blitterswijk 's Gravenhage. Buitenland: P. Smit Vieux Dieu. In de eergisteren gehouden vergadering van den gemeenteraad van Zaamslag kwam voor de zooveelste maal weer in behandeling een verzoek van den burge meester, em ontheffing van de verplichting tot het wonen in de gemeente. De raad was van meening, dat hjj niet kon snede medewerken tot het verkrijgen van een woning, daar de burgemeester on geschikt noemt de woningen die de raad meent dat wèl geschikt zijn, en de gemeente als zij een kuis bouwt naar den zin van den burgemeester en deze wordt ergens anders benoemd, met een huis zonder huur der blijft zisten. De Raad besloot met algemeene stemmen aan Ged. Staten te antwoorden, dat hij sedert het vorige verzoek tot nitwoning nog meer versterkt is in de overtuiging dat het dringend noodzakelijk is dat de burgemeester binnen de gemeente woont, daar door het uitwonen verschillende inge zetenen een rechterljjk vonnis hebben ge kregen wegens overtsrediag van een ver ordening die te laat was afgekondigd en de ingezetenen dus niet wisten dat de verordening bestond. De Raad verklaart verder, dat het onwil van den burgemees ter is, en meent dat de gemeentebelangen boven het vermaak van den burgemeester gaan, dat de Raad geen enkele wet kent die de gemeente verplicht voor den burge meester een woning te bouwen, en dat in tegendeel de geest der wet meebrengt dat de burgemeester zelf vooreen woning zorgt. Als een bijzonderheid mag worden vermeld dat het Depot van Discipline te Vlisslngen tegenwoordig slechts een 40-tal gedetineerden bevat. Dit getal is tot op heden wel het laagste. Misduid le Amersfoort. Een veaschrikkelgk voorval bracht Dins dagavond de gemeente Amersfoort in rep en roer. In de Muurhuizen, een tamelijk stille buurt, woont de 68-jarige Thomas Kalf, wel eenigszins zonderling, die zijn huisje geheel alleen bewoont e» voor bemiddeld doorging. Dinsdagavond werd de politie door de buren gewaarschuwd, dat men Kalf sinds eenige dagen niet gezien had. Het huis bleef gesloten en bakker, melkboer enz. schelden tevergeefs aan. De politie liet de demr door een smid opensteken en, vergezeld van ee» zwager van Kalf ging zij de wsooing binnen. Daar vond men spoedig de treurige op lossing van het raadsel Op den vloer lag de bejaarde bewoner doodda armen waren aan de beenen vastgebonden, het hojfd wa» in een deken gewikkeld en een zwarte das was hem als prop in den mond gedrnkt. Eenige buren herinnerden zich, dat zy in den nacht van Woensdag op Donderdag der vorige week omstreek» half drie in Kalf's woniDg een ougewoon gerucht had den gehoord. Zij hadden er echter j immer genoeg geen notitie van geno men. Nu was het wel hakend, dat Kalf dikwijls tusschen Woensdag en Donderdag naar zijn familie te Amsterdam ging, maar ditmaal was hij thuis gebleven. Eenigea tijd geleden was hij bij een dergelijke af wezigheid voor een niet onaanzienlijk be drag aan effecten bestolen, zonder dat da dief ooit ontdekt werd. W&aBschijnlijk moet hier ook weder aan diefstal gedacht worden, en hebben de dieven (men acht het zeker dat erminstens 2 geweest zijn), Kalf thuis vindende, hem gebonden en gekneveld. Bij hun vertrek hebben zij den onge lukkige in dien toestand laten liggen, zoodat hij vermoedelijk gestikt is. Van de daders is tot heden geen spoor ontdekt. Effeeten op straat! Te Oorschot heeft een werkman eea

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 1