NIEÜWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Jlo. %l. 1898. 3afertfag 19 lo8ein6ec. Detfatfe laatgung, IN HET GEDRANG. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02 UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De neutrale school raakt al meer in het gedrang. Voor jaren was 't de antirevolutionaire partij alleen, die tegen haar zeer ernstige grieven meende te moeten uitspreken. Later werd 't corps harer bestrijders ver sterkt met Roomsche hulptroepen, waarvan de schoolwet van 1889 de vrucht bleek. In den laatsten tijd namen ook radica len en socialisten het tegen haar op dewijl zij niet verkozen neutraal te zijn, ja zelfs godsdienstige liberalen begonnen haar af te vallen, dewijl zij, ondanks de gedecreteerde neutraliteit der „openbare" school 't socialis me onder de openbare onderwijzers op zoo schrikbarende wijze zagen toenemen. Slechts éene groep, een kleine groep, die der Joodsche voorstanders bleef haar ge trouw. Althans zoo meende men. Doch ook deze steun dreigt haar te ont vallen. Eu zoo itaat zij dan, de neutrale school, van haar luister beroofd, eigenlijk door niemand meer verdedigd, schaamrood van verlegenheid, als beschuldigde voor de rechtbank der publieke opinie, omringd door ontelbare beschuldigers, die haar als om strij 1, met de onomstootelijke bewijzen aantoonen dat zij met neutraal is geweest, dat zij de zielen heeft misleid, dat zij fiasco gemaakt heeft, vólkernen fiasco. Natuurlijk verblijden wij ons dat de profetie der Groens en Bronsvelds van een kwarteeuw geleden, hare vervulling nadert; dat de oogen voer het gevaar der valsche neutraliteit ai meer opengaandat het ge- lal o ertuigde voorstanders der neutrale sshool afneemten dat wie haar nu nog verdedigen, eigenlijk niets anders doen dan haar afbreken, door, in strijd met de bedoeling van den wetgever, van haar te maken eene orthodox Protestantsche of Roomsche openbare school. Wij verblijden ons er in dat zoovelen bezwaar beginnen te zien in de propa ganda der openbare school. Tot voor een paar jaren nog oordeelde een liberaal blad in onze omgeving, des tijds door een schoolopziener geredigeerd, dat slechts „kerkelijken" tegen de neutrale scheol konden zijn, en dat hare fouten slechts schenen „in hun oog". Thans zijn 't niet alleen meer "clericalen" maar ook joden en andere eerlijke men- schen die tegen den geest van deze school getuigen. In het Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland kwamen dezer dagen enkele artikelen voor, de noodzakelijkheid bctoo- gende om tot het stichten van bijzondere Israëlitische acholen over te gaan, gelijk er reeds scholen met den Bijbel en R Kath. scholen zijn. Een hooggeplaatst Israëliet, een man die een zeer voorname positie in het Ne- derlandsche Jolendom inneemt, schreef mider meer in het zooeven genoemde Isra ëlitische orgaan Er was een tijd,' nu 25 jaren geleden, dat ik met anderen mcdeging in het goede geloof aan de bijzondere nattig heid der neutrale school voor ie alge- meene vorming onzer Joodsche kinderen, gepaard aan onschadelijkheid voor het godsdisnstig leven. Ik ben toen jong geweest; doch ouder geworden, heb ik dit goede geloof aan het goede der „neutrale" school verlo ren in beide opzichten. De „neutrale" school ontleent aan hare zoogenaamde neutraliteit geene hoogere kracht van algemeene vorming. En zij is gebleken schade te brengen aan het godsdienstig leven zoowel uiterlijk als innerlyk. Verder wijst ook hij er op, dat de openbare school ia ons Vaderland mis lukt is, Doch, zooals ik zeide, de neutrale school heeft bitter fiasco gemaakt. Zij heeft de verdraagzaamheid volstrekt niet bevorderd, integendeel door wrijvingen tusschen kindereu vaak de owverdraag- zaamkeid gevoed. Zij heeft daarenboven, sn dit was erger, de kracht en den tijd en den lust voor Vorming van bet godsdienstig leven verminderd, js vaak geheel geroofd. zegenen zou ik het uur en ho pen blijf ik er op dat overal, waar dit mogelijk zsl zijn, eenmaal goede Israë litische scholen zullen verrijzen, goede want dit is onafwijsbaar noodzake lijk; goed wat betreft profaan en godsdienst onderricht; goed wat aangaat uiterlijk, beheer, leeraren, toezicht, lo kaliteit, ligging, onz., enz. Zoolang zij er nog niet zijn, zal men zich toch inspannen van het Jodendom te redden, wat te redden is doch het is, alsof men in een dijk, die doorbreken wil, de gaten stopt, maar er niet in slaagt, het vernielende water af te leiden. Dit laatste kunnen alleen Israëlitische soholen doen. De Redactie van het Isaaëlitisch blad vereenigt zich geheel met den hier uit gesproken wensch en spoort tot ruime, milde bijdragen aan, teneinde een fonds, tot stichting van bijzondere Israëlitische scholen, in het leven te roepen. Ook de oppsrrabiju van Amsterdam, de heer Dr. J. H. Düuner, heeft zijn stem in deze doen hooren. Ook zijn schrijven, is een forscke, welsprekende aanklacht te gen de openbare schooi. Na 't nut en de noodzakelijkheid van bijzondere scholen te hebben betoogd met 't oog op „den aard en 't karakter van het Jodendom", en d- onmogelijkheid dat de ne-trale school met deze eischen van 't Jodendom" rekening houdt, spreekt hij als zijn meening uit wat Groen altijd betoogd beeft dat absolute neutraliteit, afwezigheid van allen godsdienst niet zoo veel kwaad sticht, en desnoods zou kunnen aanvaard geworden zijn. Evenwel zouden de algemeene neutrale scholen nog geen gevaar voer het voort bestaan van het Jodendom opleveren, in dien zij aan haar oorspronkelijke bestem ming waren getrouw gebleven, indien zij haar neutraal karakter getrouw bewaard hadden. Zij zouden, weliswaar, den bloei van onzen godsdienst niet bevorderen, maar evenmin zijne levenskracht verzwakken. Wanneer het onderwijs werkelijk neu traal ware, wanneer de onderwijzers, belijders van een godsdienst, wiens ze de wetten met die van het Jodendom in het algemeen overeenkomen, zich bij het onderricht van zuiver confessioneele op merkingen onthielden, en zich alleen tot de hier en daar onvermijdelijke zedelijke beschouwingen bepaalden, dan zoude de neutrale school met het Jodendom niet in botsing komen. Precies hetzelfde, mits gij voor Joden dom „Christendom" leest, is steeds door Groen beweerd. De neutrale school is, zeo beweerde hij, niet on-, maar owft'-christelij ken dat is 't gevaar. En zoo zegt ook Dünner, de openbare school is niet on- (was zij dit maar maar awft'-Joodsch en daarom verwerpelijk. En in deze periode verkeert zij thans. Immers Sedert dezen tijd echter is veel, zeer veel veranderd. De werjldbeschouwing der tegenwoor dige'generatie (geslacht) is in hevigen strijd met die van het verleden, niet al leen ten opzichte van oeconomische, so ciale en zuiver godsdienstige vragen, maar ook van de zedelijkheidsbegrippen. De onderwijzersstand wist zich niet te vrij waren van den anti-godsdienstigen invloed der nieuwe wereldbeschouwing. Niet weinige onderwijzers worden door den modernen geest in zijne tegenwoor dige gedaante niet alleen beheerscht, mair treden als diens ijverige zendelin gen op. Onder zulke omstandigheden is het haast ondenkbaar, dat deze onderwijs krachten niet indirect zullen trachten, hetgeen zij voor juist en waar houden in het hart en gemoed hunner leerlin gen over te planten. De godsdienstige joodsche vader zoude nu, indien hij zijn kinderen niet van zulke scholen op een verren afstand hield, zelf ertoe bijdiagen, het eeuwen oude, tevens hechte gebouw van onzen godsdienst te ondermijnen. Tegen dit gevkar kan alleen een Is- raëlietische school beschermen, niet alleen in ons land, maar overal, waar de geest van onzen tijd een dusdanig Overweldi genden invloed verkregen heeft. In een tweede schrijven heeft de heer Dünner deze grieven nog wat aangedikt; zoodat de liberale pers, voorzoover zij wars is van „huichelachtig zwijgen" of om in plaats van den redacteur die schrijft „den redacteur die zwijgt" te doen spre ken, er wel nota van nemen moest. En de Arnheinsche Crt. bekent dan ook eerlijk dat tot het aanheffen van juichto nen aan onzen kant wel aanleiding is en „dat de oorlogsverklaring van den Am- sterdamschen cpperrabijn (haar) zeer leed doet", niet alleen om 't dreigend verlies van den steun der Joden, „maar ook om den geest waardoor de oorlogsverklaring is ingegeven". Want het blad ontkent dat de openbare school van karakter veranderd is. Het acht haar nog neutraalneutraal, niet in den zin van karakterloos, maar zoo, dat zij zich onzijdig houdt op het terrein der godsdienstige dogmata, welke de aanhangers van verschillend geloof van elkaar scheiden. Het blad geeft den opperrabijn toe „dat hoe vrijer de opvoeding, deë te grooter ook 't gevaar is dat in hoofd en hart van den jongen mensch indrukken zich vast zetten, welke twijfel doen opkomen aan de waarheid der kerkleer, waarin hij door het toeval der geboorte zal worden opge voed, zoodat wie in den mensch voor alles het geloof in de overgeleverde leer vast wil doen wortelschieteu, het meeste kans heeft hierin te slagen zoo hij hem reeds van de prilste jeugd af in een bepaalde gees tesrichting kweekt en opleidt." En het voegt er aan toe: „Wie op dit standpunt staat, kan niet anders dan de voorkeur geven aan de confessioneele school en zal slechts vrede kunnen hebben met de voor alls gezindten bruikbare school als bet minder goede, omdat het betere buiten zijn bereik ligt." Maar toch zoo klaagt 't blad de illusie was zoo schoon, alle kinderen op één school en de onderwijzer zich wachtend het geloof te krenken, waarin zij werden opgevoed. In dat „waarin zij worden opgevoed" ligt, dunkt ons nog menige andere erken tenis verscholen, niet in 't voordeel der „openbare" school; namelyk dat zij óf niet aan opvoeding doet óf dat de neu trale school wat de opvoeding betreft, niet aansluit aan 't huisgezin, niet de steun is der ouders, integendeel. Maar ondertnsschen klaagt hij de ortho doxe protestanten aan dat zij dien lieven vrede zoo meedoogloos hebben verstoord en met hun „erger noch dan kroeg en bordeel" de neutrale school in discrediet hebben gebracht. De schrijver troostte zich echter dat hunne bestrijding der openbare school meer een negatief karakter hadmaar dat nu die dr. Dunner door zijn party kiezen voor de confessioneele school zich by hen voe gen komt, dit verdriet hem al kan hij 't verklaren „dat ook de Joodsch kerkelijke voorgangers aan de openbare school den rug toekeeren en in 't confessioneel onder wijs hun heil zoeken". Wij laten na voor 't oogenblik dezen liberaal en den opper-rabijn twisten; en bepalen ons er toe er aan te berinneren dat hetgeen beiden zeer juist als oorzaak onzer bestrijding der neutrale school aan duiden, alle geledingen der lagere school betreft. Ook de bewaarschool en de meis jesschool al liggen die over haargrenzen. Ook 't gymnasium en de burgeravond sohool al naderen zij meer de middelbare school. Ook de normaallessen en kweekscholen, en baar niet het minst, dewijl daar de vloek van het neutrale het meest open baar wordt. Moeten wij er gebruik van maken, wij doeu het met tegenzin en zonder er vrede mee te nemen, als tijdelijk hulpmiddel, als noodzakelijk kwaad, omdat de lands wetten nu eenmaal er toe dwingen. Maar onder dat {alles blijft „de vrije schooi voor heel de natie" het ideaal dat beide Joden en Grieken bevredigt, Room- schen en Protestanten het hnune geeft en Neutralen en Ongeloovigen helpt uit de impasse waarin zij zich te goeder trouw hebben vast gereden. Men kan nu, met de Arnhemsohe- en andere liberale bladen, den Amsterdamschen gemeenteraad, den radicalen malthnsia&n Gerritsen, den sociaal democraat Troelstra, de reform Joden die niet met hnn herder meegaan, de mannen van de teekenplank en zoovele anderen zich boos maken op den „afvallige" en het heilige huisje, het plechtanker vastgrijpen met hand en tand, men is er daarmee niet uit. Niet de man die de brandklok luidt, maar zij die den brand aanstaken of doea voortwoekeren, zij dragen de schuld. En geen beroep op Godefroi den Jood die met da Christelijke deugden der neutrale school genoegen nam, of op Thorbecke aie een Christendom boven geloofsverdeeldheid van de staats school verwachtte, zal hier iets baten. Een andere weg! dat moet het zijn, en dat een man als dr. Dünner op dit punt met de Christenen eenstemmig werd, geeft ons goeden moed dat 't beginsel der vrye school 't ten laatste van alle wint. Vergadering van den Middelbnrgschen Gemeenteraad van 16 November 1898. Afwezig zijn met kennisgeving de hh. de Stoppelaar en Sprenger. De notulen der vorige zitting worden gelezen en onveranderd vastgesteld. De voorzitter stelt daarna aan de orde de volgende punten der agenda I. Ingekomen stukken. Daartoe behooren: a. twee missiven van Gedeputeerde Staten, houdende goedkeuring van genomen raadsbesluiten b. eene beschikking van dezelfden op een rekest van Valkhof, bij welks be schikking zijn aanslag in de inkomstenbe lasting van de 5e naar de 4e klasse wordt teruggebracht c. eene mededeeling van B. en W. dat een voorstel hunnerzijds omtrent minimum loon en maximum arbeidsduur aan de Commissie van Fabricage is verzonden. Al deze Btukken worden voor kennis geving aangenomen. II. Voorstel van de Commissie voor de strafverordening van algemeene plaatselijke politie. Het voorstel strekt lo. om art. 96 te wijzigen, naar aanlei ding van een brief van den minister||van Oorlog, opgenomen in het Prov. blad no. 83 van 1898 en te lezen als volgt „Het is aan ieder, die reeds voor het in werking treden der Hinderwet eene bewaarplaats van ontplofbare stoffen be doeld bij de wet van 26 April 1884 (St.bl, no. 81) had, verboden a. daarin eene grootere ontplofbare stof te hebben dan vijftig kilogiam b. de bewaring daarin anders te doen geschieden dan in eene afgesloten ruimte op de deur voorzien van een opschrift, waaruit blijkt voor welke ontplofbare stof de bewaarplaats dient c. de bewaarplaats te openen tusschen zonsondergang en zonsopgang d. in het vertrek of ep den zolder of de vliering, waar zich de bewaarplaats be vindt, te stoken, licht te branden, te rooken of aldaar licht ontvlambare stoffen te hebben e. in de bewaarplaats tevens te bewaren of in voorraad te hebben slaghoedjes, me taalpatronen of gekleurd Bengaalsch vuur werk." 2o. tot wijziging van art. 111, dat de Commissie thans voorstelt telezen als volgt „Het is verboden defacaliën der sekre ten op andere wijze te verwijderen |of te doen verwijderen dan lo. door middel van tonnen. Voor elk sekreet moeten twee tonnen voorhanden zijn, gemaakt volgens een door B. en W. goedgekeurd aan het kantoor van den [ge- meentebouwmeester voorhanden model en van een door B. en W. vast te stellen waarmerkteeken voorzien 2o. door middel yan eenig riool, dat deel uitmaakt van het riolennet in den riool watergang naar Veere uitloopende 3o. door middel van een waterdichten beerput 4o. door I middel van eenen reeds in 1892 bestaanden doorzygenden beerput, waarvan blijkens door B. en W. afgegeven schriftelijke verklaring het bestaan en de Egging bekenl zijn. De beerpntten mogen niet in verbinding staan met eenig in kaai, gracht of vest uitloqzerd kanaal. B. en W. zijn ten allen tijde bevoegd, aan het gebruik van beerputten zoodanige voorwaarden te verbinden, als zij noodig achten tot waarborg tegen misbruik." Omtrent de wijziging van art. 111 werd de plaatselijke gezondheidscommissie ge hoord, die hsren wensch te kennen gaf sub 2o. te lezen „door middel van eenig riool, dat deel uitmaakt van het nieuwe gedeelte van het rioolnet in den riool watergang naar Veere uitloopende." De Commissie voor de Strafverordenin gen maakt echter bezwaar die verande ring over te nemen, omdat zij toch niet zon beantwoorden aan de bedoeling der gezondheidscommissie, aangezien de stoffen welke al direct op een nienw gedeelte van het riool mochten uitloopen, in vele gevallen toch eindelijk weer in een oud gedeelte terecht komen. Bovendien zijn die oude gedeelten lang niet zoo onguns tig als men zich bij het maken der poli tieverordening voorstelde, terwyl ook niet uit het oog mag worden verloren, dat vrees voor vervuiling van den bodem niet meer zoo angstvallig gewicht in de schaal behoeft te leggen, nu het gebruik van duinwater in de gemeente een zoo hooge vlucht heeft genomen. De wijziging van jart,. 96 lokte geen discussie uit en werd zonder stemming goedgekeurd. Omtrent de wijziging van art. 111 merkte de heer van derSwalme op, dat hij lid is van beide CommDsiën. De vergadering van de Gezondheidscom missie, waarin besloten werd de verande ring voor te stellen, heeft hij niet bijge woond, en wel tot zijn spijt, want voor zeker zon hij dan zijne medeleden beter hebben kunnen voorlichten. Wat wensche- lijk is, is, volgens hem niet altijd prac- tisch uitvoerbaar en by hecht er aan hier te kunnen verklaren dat hij in deze geheel medegaat met het voorstel van de Com missie voor de strafverordeningen. De heer van Teylingen beschouwt de slotalinea van het artikel als eene onge oorloofde delegatie van macht en boven dien kan hij zich geene voorstelling van misbruiken geven, waarvan hier de rede is. Die misbruiken, antwoordt de heer den Bouwmeesterkunnen onder verschillende vormen voorkomen, b. v., om ons slechts tot een te bepalen, het niet ruimen op tyd, terwyl de heer Schorer opmerkt dat. hier geen sprake kan zijn van eene ongeoor loofde delegatie van macht. De verorde-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 1