NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 8. 1898.
Dinsifag 18 <Dcfo6ec.
Dertiende faargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
HET FEMINISME.
De Plaatsvervanger
elkkn MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 5.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel
meer 10 cent.
ii.
Een element van waarheid en recht val t
in den strijd door het Feminisme tegen
zekere misstanden aangebonden, niet te
miskennen.
Er heeft in vele kringen de meening
post gevat als zou 't er bij de opvoeding
der vrouw minder op aan komen wat en
hoeveel zij leert.
Een meisje behoeft niet zooveel te
leeren als een jongen, zoo wordt gezegd.
Van groote ontwikkeling behoeft bij
de vrouw geen sprake te zijn.
De vrouw moet goed mat de kinderen
omgaan, de huishouding besturen, het
huisje by de sshuur kunnen houden, han
dig zijn met de naald en ook in den win
kel van haar man zekere vaardigheid be
zitten om met de klanten om te gaan,
ziedaar alles.
Alsof hierbij ook de mate en 't gehalte
van 't onderwijs niet naar behoorde te
wezen.
Bg deze eischen aan eeae knappe
burgervrouw te stéllen past een goede
voorbereidende leerschool. Deze kennis
en vaardigheid komt zoo maar niet aan
waaien.
En toch, hoevele meisjes worden veel
[te vroeg van school gedaan, en hoevele
van deze half mislukten moeten, tot den
trouwdag gekomen, toch maar aan al deze
door de omstandigheden vastgestelde ver-
eischten voldoen.
't Ia het feminisme dat hiertegen op
komt.
Epnt gy nog niet meerdere schreiende
misstanden
Is 'tgeen misstand dat de vrouw in
menig geval rechtlooB staat tegenover
den man?
Dat de man hare goederen kan op
maken by haar leven, of erven na haar
dood, terwyi hij er alle zedelijke aanspraak
op mist!
Dat by 't overlijden van haar man in
tweede huwelijk tij zelfs geen aanspraak
meer heeft op 't geen zij in de gemeenschap
heeft ingedragen en het grootendeels aan
zyn kinderen uit het eerste huwelijk komt.
Dat by echtscheiding de onwaardige
25.
FEUILLETON.
Door J. db Lisfdb.
„Maar wat hebt gij daar dan onder
uw arm ?u vroeg Rondaza.
„De 'vrouw hield niet op, voordat ik
haar den mantel, dien zij my aanbood, af
kocht, en daar ik nog «enige penningen
by my had, ^heb ik eindelyk den koop
gesleten, alleen om haar genoegen te
doen. Buitendien het weder is soms guar,
ik meende dat deze mantel my niet te
onpas zon komen".
„En mogen wy dien mantel wel eens
zien vroeg Harncha.
„Waarom niet hernam Hoodsmgo
eenigszins verlegen. Daarop nam hij het
kleed onder zyn arm uit en liet het nit
de plooien vallen.
„Ziehier, dat is waarlijk jnist znlk een
koningskleed als ik heb", riep Rondaza uit.
„Dat schijnt zoo", zeide Harucha, „alleen
de edelgesteenten, dis gy hier ziet, zyn
blijkbaar valsch. En draagt deze mantel
ook des konings naamcijfer en wapen-
merk vroeg hy er by, Hoodemgo vra
gend aanziende.
Hoodemgo kleurde op deze vraag en
wilde den mantel weer zwijgend toevou
wen doch de bode kwam hem voor,
nam hem het kleed zaehtkens uit de hand
en keerde het 't binnenste buitsn. En nu
Tas het op eenmaal een ander gewaad,
geheel en al gelijk aan dat, hetwelk de
tooneelspelers en goochelaars in dien tijd
gewoon waren te dragen.
„Ei, dat kleed kan. voor twee kansen
dienen", riep Rondaza nit.
„Helaas!-' zeide Harucha, terwyl hy
man zioh met behulp der wet van hare
kinderen meester maakt en deze kinderen
verderven kan zonder dat zij er iets tegen
doen kan
Dat de als publieke vrouw ingeschre
vene, doch van haren heilloozen weg te
ruggekeerde vrouw, door de wet vorhin-
derd wordt in dien terugkeer te volhar
den, of gedwongen wordt haar naam als
publieke vrouw te behouden
Denkt maar aan Neeltje Fuchs, eenige
jaren geleden door mr. Heemskerk zoo
meesterlijk, doch tevergeefs verdedigd.
Is 't geen misstand dat de moeder geheel
machteloos staat, wanneer de vader hare
kinderen, die by voorbeeld in de Zettensehe
stichtingen eene toevlucht tegen de vader
lijke willekeuren ongerechtigheden vonden,
van daar terughaalt om ze te exploiteeren
en te demoraliseeren, tegen haren wil.
En dan 't verbod van 't onderzoek naar
't vaderschap.
Misstanden, met onderscheidene nog te
vermeerderen, en waartegen 't Feminisme
luide protesteert.
In dit protest verdient 't aller stenn.
Alleen maar merken wij op dat dit pro
test in veel welsprekender vorm en op
zoo velerlei toon en wije geschied is lang
voor 't Feminisme er aan dacht.
Heldring, Pierson, v. d. Bergh, Kuyper,
Heemskerk, Ulfers. Zij zyn het die van
Christelijke zijde reeds jarenlang om rechts
herstel ook voor de vrouw geroepen hebben.
Op velerlei enrecht, in mevrouw Goe-
koops roman „Hilda van Suyienbnrg" ge
noemd, heeft Pierson, met de feiten in de
hand, in publieke vergadering en in ge
schrifte reeds meer dan eenmaal krachtig
gewezen.
Dat deel van den strijd waarop wy 't
Feminisme by vallen, is reeds door hem
en zoo menig ander wiens naam in Chris
telyke kringen gezag heeft, doorgemaakt.
Ons i* 't wel, wanneer de oogen eerst
thans opengaan en de roman vermag wat
der werkelijkheid tot heden niet gelukte.
Maar overigens verdient het Feminisme
onzen by val niet.
Het kwam op uit den revolutionairen
wortel.
Het negeert Gods Woord en stellige
beloften.
Hoodemgo den mantel terug gaf. „En
meent gy dan, dat gy Edenga met zulk
een ellendig spel zult kunnen bedriegen
Hoodemgo antwoordde niet, maar het
kleed zwygend samenvouwende, vervolgde
hij met zyn reisgenooten den tocht naar
Edenga's hoofdstad. Intusschen wandelde
hij steeds aan de eene zijde van den weg,
terwijl Harucha en Rondaza aan de andere
zijde liepen, en ofschoon hij het deed
voorkomen, alsof dit alleen geschiedde
wegens de smalheid van het langs den
weg loopende voetpad, zoo was het toch
duidelijk, dat hij het veel meer deed om
niet genoodzaakt te zyn met Harucha in
gesprek te treden.
Tegen den middag bereikten de reizi
gers een dorp, aan welks ingang Hoodemgo
den voorslag de .d, van terzijde af te gaan
en een weg te zoeken, die hen om het
dorp heen voerde. Harucha sloeg dit ech
ter met beslistheid af, daar hij verzekerde
dat zij hierdoor een omweg van tenminste
twee uren maken zouden. Gaarne zou
Hoodemge evenwel zyn plan hebben ge
volgd want hij vreesde wederom door
de bewoners met smaadheid bejegend te
zullen worden. Doch daar hij het gezel
schap van den bode niet weder durfde ver
laten en met de wegen in deze streek te
eenen male onbekend was, voegde hij zich
in Harucha's raad, en volgde hen in het
dorp. Juist toen zij het binnentraden,
ging de scbool uit, en weldra omringde
hen eene groote menigte kinderen, die,
evenals de stadsjeugd, aanvingen hen te
beschimpen. Op dit gezicht verschrikt,
week Hoodemgo ter zijde, en eene schut
ting gevonden hebbende, waarachter hy
zich verschuilen kon, wierp hij snel den
gekochten mantel om, die hem de gedaante
Het wischt de lijnen uit door God ge-
teekend in de Schepping, en door de hei
lige mannen Gods in onzen Bijbel telkens
aangewezen.
God schiep ze man en vrouw.
In deze scheppingsdaad ligt 't streven
van het feminisme om 't vrouw zijn der
vrouw weg te ruimen, en de vrouw tot
man te verheffen geoordeeld.
Niet dat de vrouwelijke natuur behoort op
gesloten te worden. Het tegendeel is eisch
en voorwaarde om de harmonische samen
werking tusschen man er. vrouw in 't
huweiyk en in d.e maatschappij te doen
slagen.
Doch met 't wegnemen van onrecht, 't
opheffen van misstanden acht het Femi
nisme zyn taak niet afgeloopen.
Het wil de vrouw in volkomen gelijk
stelling met den man, in mededinging met
dezen by den strijd om 't bestaan, doen
optreden, het vrouwelijke in de vrouw
dooden, en door eenvormigheid het leven
der maatschappij in gevaar stellen.
Het feminisme pleit onder meer voor
wetenschappelijke opleiding der vrouw, een
zelfde als voor deu man.
Vrouwelijke artsen en advocaten, vrou
welijke scheikundigen en wysgeeren, do-
ceerend aan de universiteiten, of met ve
lerlei wetenschap toegerust, in de kinder
kamer en in 't huisgezin optredend.
Dat de Christen ook voor zijn dochtertje
de beste opleiding bij 't lager onderwijs
zoekt, en zoeken mag? en zoeken moet,
hebben wij hierboven reeds bsWeerd.
Maar dat hij nu ook op deze zelfde lijn
moet voortvaren tot de leer van „Hilda"
om ook doctorale graden voor zyn dochter
te begeeren, betwisten wij. Bettex zegt er
terecht van: „Elk tijdvak heeft zyn af
goden. Zoo heeft de negentiende eeuw
dea afgod van verliuhttng en wetenschap,
en schijnt het alsof men de vrouw min
acht door uit te spreken dat wetenschap
pelijke werkzaamheid minder eigenaardig
bij haar wezen past. Toch ligt daarin even
weinig geringschatting als in de waarheid
dat het hout der geurige roos en dat van
de edele druif voor bouwwerk onge
schikt is."
Het leven is zoo eenzijdig niet dat wij
met wetenschap alleen kunnen bestaan.
van een tooneelspeler gaf. In dit gewaad
volgde hij Harucha en zijn broeder op
eenigen afstand. Zelf ongemoeid blijvende,
zag hij nu hoeveel Rondaza van de kin
deren en van sommige voorbijgangers te
lijden had. Gelukkig echter was het juist
de tyd, waarop de dorpelingen aan het
middagmaal waren, zoodat tzich slechts
weinige menschen op de straat bevon
den, terwyl de kinderen zich allengs
verstrooiden.
Harucha en Rondaza versnelden midde
lerwijl hunne schreden en zoo gelukte
het hun spoedig den uitgang van het
dorp te bereiken en de beleedigingen te
ontgaan. Hier vouwde Hoodemgo zyn
mantel weer samen, en zich opnieuw bij
zijn tochtgenooten voegende, zette hy de
reis met hen voort.
„Waar zijt gij gebleven? Ik zag u op
eenmaal niet meer," zeido Rondaza.
„Ik zal het u zeggen," zeide Harucha,
„hij heeft zijn tooneelspelersmantel omge
worpen, en zoo is hij den smaad, dien
gy nu alleen gedragen hebt ontloopen."
„Nu", jantwoordde Hoodemgo, terwijl
hij een trotsche houding aannam, „wie zal
dit in mij afkeuren Is het niet prijzens
waard, listig te |zyn, wanneer men niet
machtig is
„Zeker," hernam de bode, wanneer de
list eerlijk is. Maar'gij wijkt van Edenga's
hevelen af, en zulk een list is even heil
loos als verachtelijk."
Hoodemgo beet zich bij deze woorden
op de lippen, doch sprak geen woord. Hij
gevoelde de waarheid van de aanmerking
van den bode, doch zyn trotsch hart wei
gerde zyn toestemming om hem om hulp te
vragen.
Alzoo vervolgden de reizigers hun tocht,
Wij hebben aan meer behoofte.
Het is een dwaasheid te wanen dat een
vrouw wetenschappelijk moet ontwikkeld
zyn om van de wetenschappelijke ontwik
keling van haar man of kinderen te kunnen
genieten.
Alsof, roept professor Fabius uit, een
man de smakelijke spijze niet gebruiken
kan, dewijl hij niet mede den pot heeft
bereid
„Heden ten dage, dns zegt Bettex in een
geestig betoog, „wordt v oor de wetenschap een
oefentijd geëischt tot het vijf-en-twintigste
jaar. Zal ook het meisje dien weg volgen,
zoo loopt dit op den ondergang van het
huiselijk leven uitwordt hare gezondheid
aan de grootste gevaren blootgestelden
aan het inkomen der ouders een vaak on
vervulbare eisch gesteld.
„Maar welaan de jongedochter heeft
dit eerste deel van den weg afgelegd en
sluit voorts, zij het ook zonder eenige kennis
van het huishouden, een huwelijk. Maai
de studie moet|worden aangehouden. Haar
man is geneesheervan hare zonen studeert
straks de een in de theologie, wijdt de
ander zich aan de scheikunde en wenseht
de derde ingenieur te wordeu. Nu moet
de vrouw dus in haar vrijen tijd vier
vakken bijhouden. Maar ook weet zy niet
vooraf, voor welk vak zij zich heeft voor
te bereiden.
In vertrouwen dat cok haar vader en
broeders juristen geworden zyn, verdiept
zich het goede kind in 't Romeinsche en
Duitsohe rechten krijgt een arohitect
tot manOf een ander studeert hard in
de chemie, zoodat zy er bleekzucht en
bloedarmoe van opdoet, edoch zij doctoreert
in 't vak, maar schenkt in 't eind hart
en hand aan een theoloog
En dan, menige wetenschappelijke man
begeert geen wetenschappelijke vrouw.
Neen, de viouw kan nog wel langs an
deren weg ontwikkeld worden. Wy zien
er de bewijzen dagelijks van.
Zie eens naar onze huismoeders, onze
winkeliersters, onze boterboerinnen, wat
een degelijk soort menschen vindt gij onder
haar.
Hoe vaak laat de man 't zaakje door
zijn vrouw opknappen, dewijl hij er mach
teloos vo«r staatop hoe menige vrouw
totdat zij tegen het vallen van den avond
een prachtig kasteel in het gezicht kregen.
„Hier is een lustslot van onzen koning",
zeide Harucha tot Rondaza. „Ik heb in
last u daarheen te voeren. Daar zal u
geen smaad wachten, want het zyn alleen
getrouwe dionstknechten en gunstgenooten
des konings, die hier wonen. Hier wil
onze vorst dat gij een weinig uitrust van
de vermoeienissen en de verkwikkingen
geniet, die een samenzijn in liefde en
vrede u aanbiedt".
Hierop bereikten zij de poort van het
kasteel. Eer zij haar echter binnentraden,
klopte Harucha aan een kleins woning,
die ter zijde van den weg gelegen was.
De denr werd geopend en zij traden bin
nen. Hoodemgo echter, die op eenigen
afstand achter hen was, bleef daar buiten
want toen ook hij de deur bereikte was
zij reeds weder gesloten. Een tijdlang
stond hij aarzelende of hij insgelijks
zou aankloppen. Eindelyk besloot hij er
toe, doch hij ontving geen gehoor.
Toen Hoodestgo ten tweeden mal» de
hand oplichtte om weder te kloppen, ging
de dsur open, en Rondaza trad, van Ha
rucha vergezeld, naar buiten. Maar met
welk een verbazing zag Hoodemgo hem aan
Hij was gekleed in het prachtige konings
kleed, dat hy uit de hand van Sesmia
ontvangen had. De stralen der ondergaande
zon blonken heerlijk in de edelgesteenten
die dit vorstelijk gewaad versierden, en de
gestalte, die Rondaza door dit gewaad ont
ving, had iets zoo edels en vorstelijks, dat
Hoodemgo zelfs zijns ondanks tot eerbied
en bewondering gestemd werd.
Aan de zyde van zyn leidsman trad nu
de koninklyke jongeling de poort finnen.
rust de zorg van bedrijf en winkel niet
meer nog dan op den man. Wat kranige
koopsters en verkoopsters zijn er onder
onze boerinnen niet.
De practyk loochent de mogelijkheid
niet alleen, maar ook de noodzakelijkheid
en niet minder de nuttigheid van deze
opzettelijk wetenschappelijke opleiding der
vrouw.
Menige dienstbode is leeper dan hare
mevrouw in 't besturen van huis en
keuken, in 't doen vaa de noodige inkoopen
in koken en braden en bewaren, spijt de
meest wetenschappelijke opleiding dezer
laatste.
En dan die opleiding tot vrouwelijke ad
vocaten Er is een storm van verontwaardi
ging opgestoken tegen dokter Cox, die zoo
maar klakkeloos weg beweren dorst dat de
vrouw voor dergelijke ambten totaal onge
schikt is. Die brutaalweg loochenen durft
dat er gely kheid van constitutie en aanleg
en dierhalve rechtsgelijkheid bij de beroeps
keus tusschen de vrouw en den man zou
bestaan en mogelijk zyn.
Wat behoefde die man daar zoo verrader
lijk, zoomaar op eenmaal dien steen te gooien
in het feministische tuintje
En toch heeft hij geen gelyk Is 't
niet te zien, ook voor hem die de onderschei
ding tusschen man en vrouw van den Schep
per gewild, loochenen zou, dat de aanleg bij
beide zoo hemelsbreed verschilt dat de
vrouw, de sensible gevoelsmensch totaal
ongeschikt is bijvoorbeeld voor 't beroep van
advocaat en in menig ander beroep 't tegen
den man, den nuchteren verstandsmensch
verliezen zou.
Heeft men 't op de scholen niet klaar
ingezien, 't onderscheid tusschen den knaap
en 't meisje bij 't opnemen van voorstellin
gen, 't bewaren vanjindrukken, 't weergeven
van 't geleerde, dat een ander is de aanleg
van den man, een ander die der vrouw.
Laten wij tot besluit van dit artikel eene
bladzijde mogen overschrijven uit 't uit
nemende boek van professor FabinsVoort
varen. Uitgave van D. Donner te Leiden,
bi. 64.
„Niet het minst is zeker het doordringen
in en rekening houden met den eigen
aanleg der vrouw noodzakelyk ter wille
Hoodemgo wist in het eerst niet wat hy
doen zou, doch spoedig was zijn besluit
genomen. Schielijk ontplooide hy zijn ge-
kochten mantel, keerde de schoonste zyde
naar buiten, en wierp hem zich haastig
om de leden. Aldus op zijne wijze ook
als een koning uitgedost, spoedde hij zich
het breede plein op, waar zijne beide reis
genooten hem voorgingen, en het gelukte
hem hen in ta halen, eer zij de denr van
het kasteel bereikt hadden. Zoodra Ha
rucha aanklopte, liet zich van binnen een
vroolyke muziek van trompetten, harpen
en luiten hooren. Terstond g daarop ging
de deur opeD, en twee koninklijke lijf
wachten ontvingen de binnentred enden met
bewijzen van den diepsten eerbied. Hierop
werden zij in eene zaal binnengeleid, wier
pracht alle beschrijving te boven ging.
Een talrijk gezelschap van mannen en
vrouwen, op wier helaat de vreugde te
lezen stond, die hun gemoed vervulde,
ontving hen met al de teekeaen eener
hartelijke vriendschap. Een hunner, een
grijsaard van allerbeminnelijkste manieren
verwelkomde hen met een vriendelijke
toespraak, en drnkte de blijdschap der
aanwezigen uit, bij de eer die hun te
beurt viel, van zulke hooge gasten in
hun midden te mogen begroeten. Harucha
beantwoordde dezen hartelijken welkomst
groet met een wederwoord, dat denzelfden
geest der liefde en der blijdschap ademde.
Daarop namen zij plaats op de hun aan
gewezen zetels, en weldra werden hun
overvloedige ververschingen voorgezet, die
hun, na al de doorstane vermoeienissen en
ontberingen, hoogst welkom waren.
Wordt vervolgd.)