NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 5. 1898. 3)üisifag 11 ®cfo6er. 3)ecf{cncfe laargaag. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Hot dool dor 2Va cents Voreonigingen. De Plaatsvervanger HLKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. ünkele nummers0,025. UITGAVE VAN van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Ia 't Blaadjs „D« macht van hat klein»", uitgava ia 't belang der Chr. Vereenig. voor de verplegiag van laders aan vallende ziekte, lazea wjj het volgende Kent gij ie, lezer, die lijders aan val lende ziekte of epilepsie, wier belangen wy behartigen Weet gij iete, weet gü alles van hun lijden? Neen? Laat my dan ze eenigszins aan n voor stellen. Zie dan daar] een man, krachtig en wel gebouwd, ia staat om het zwaarste werk te verriohten, en 'een goede plaats in te uemen onder den handwerkstand maar helaas 1 hij mag, hjj kan niet, want hij lijdt aan vallende ziekte. Zie daar die jonge vrouw, volkomen geschikt en bere kend om een goede huismoeder te zijn, maar, dat ging voer haar verloren, wamt ay ljjdt, aan vallende ziekte. Óf, zie die ganBche schaar vaa jongelingen en jonge- doohtere, vaa knapen en meisjes en kin deren, met een gezond en welgevormd liehaam, of zaaier dat, met misvormde en gebrekkige ledea, wat geeft het, waar schijnlijk zjjn toch allen voor het leven in de maaieehappij verlorea, want zij lijden aan vallende ziekte. Tracht azelven eens even voer te stellen, wat het moet cija, zozder vooruitzichten en zonder hoop dit levea ten (einde te moeten brengen, en de bewaitheid daarvan in zioh om te dragen. Hoe moet dat neerdrukken en verlammen 1 Broeders en zustere en vrienden noemen het leven zoet, een genoten zij, de beklagenswaar dige^ achten het vaak bitter, een laet. Genen hebben een voortdry venden en kraohtigen prikkel, een ideaal, dezen mogen geen ideaai hebben, wantGenen maken plannen en berekeningen, met het oog op den komenden dag al* dezen be rekeningen maken, dsn is het, hoe lang hst nog wel zal moeten duren, dat zij zoo veel, zoo alles by anderen achter hebben dat zij nooit alleen, nooit vrij, nooit zelfstandig mogen zijn en altijd als kinderen als groote of als kleine, maar dan toch als kinderen moeten behandeld worden, want, zy zijn immers lijders 24. FEUILLETON. Door J. bb Libfdb. Deze woorden waren genoeg om Ron- daza van zijn voornemen te doen afzien. Yeor Hoodemgo echter waren zij niet voldoende en, ongeloovig het hoofd schud dende, zeide hij binnensmonds„Waarlyk, het sehijnt dan wel hoogst moeilijk te zijn, iets van dat keningskleed te zien te be komen Intnsschen, terwijl zy voortwandelden, namen de beleedigingen der voorbij gangers al meer en meer toe. Eenige straatjon gens verzamelden zich tot een troep, en liepen hen schreeuwend en scheldend achterna. Eindelijk nam een hunner zelfs zlyk van de straat en wierp hen daarmede. Dit was voor Hoodemgo ts veel. Toornig keerde hy zich om, greep een der knapen en gat hem een paar gevoelige slagen. Nu was er olie in het vuur geworpen. Eenige marktboeven en straatslijpers liepen op het geschreeuw van den knaap en zijne ka meraden toe en begonnen met den vreem deling te twisten. Rondaza, wiens ,bloed insgelijks aan het koken geraakt was, sprong naast zijn broeder voorwaarts, om de onbeschaamde indringers met kracht te woord te staan. Tevergeefs fluisterde Ka- rucha hem den naam van Sesmia inte vergeefs trok hij hem bij den arm, en hy bad hem met lijdzaamheid de verdrukking te verdragen. De toorn had zich van den jonkman te zeer meester gemaakt, dan dat zyn gemoed thans voor zulke vermanin gen kon openstaan. Weldra, terwijl de aan vallende ziekte (toevallen) 1 Zy worden door sommigen gevreesd en gemeden, en meer dan men zich dat ge woonlijk voorstelt, zyn zij zich daarvan bewustdoor andereu worden zij smade lijk of ruw bejegend, en smartelijker dan de meesten meenen, doet hun dat aan door vrienden en bloedverwanten worden zy al te teer verzorgd en bewaakt en be klaagd, en zeker moet dit nog hun lijden vermeerderen, omdat zij daardoor zoo dui delijk en aanhoudend aan hunne hulpbe hoevendheid worden herinnerd. En zy willen niet ziek, niet gebrekkig, niet mach teloos zijn, maar gezond en sterk gelijk als de anderen, Is hun lijden denkbeeldig? Zyn zij niet ongelukkig en beklagenswaardig die lijders aan vallende ziekte? O, meen toch niet, dat wij overdrijven of te donker kleuren, omdat gij er wel licht één kent, die niet zóó erg ismaar leert ze kennen en tracht al hun lijden te verstaan. Dan wordt gij vervuld met deernis en met liefde voor hen, naar wij hopen. Wy beschrijven met opzet niet de eigen lijke krankheid, die men epilepsie noemt; noch teekenen de openbaringen der ziekte, gewoonlijk toevallen geheeten. De ziekte is zoo geheimzinnig als wreed; de lijder zoo machteloos als onzeker. De meesten uwer hebben van znlke onverwachte toerallen en hunne schrikkelijke gevolgen, dikwijls met doodelijken afloop (b.v. door verdrin ken of verstikken) meermalen gehoord, of waren wellicht daarvan wei eens de ge- tnigen. Onnoodig is het te wijzen op hun be hoefte aan een zorgvuldige en deskundige verpleging niet alleen, maar ook aan een gezellig tehuis, waar de zwaarte van hun lijden het minst wordt gevoeld. Beide vinden zij in de Stichtingen te Haarlem en te Heemstede voor deze lijderessen en lijders, vanwege de Chr. Vereen, voor de verpleging van lijders aan vallende ziekte. Zy, die daar verzorgd worden zyn voor waar, niet het meest te beklagen onder hun lotgenooten. Maar zijdie znlk een verpleging en znlk een christelijk tehuis behoeven, daarom vragen en bidden, en het niet knnnen verkrijgen, zij verdienen uw aandacht, uw liefde, uw hulp. Behalve menigte nieuwsgierig samenvloeide, kwam het van woorden tot daden. Drie der bel hamels hieven hunne vuisten op en be gonnen de beide broeders te slaan. Deze betaalden hnnne aauvallers met dezelfde munt, en het dnurde niet lang, of het bloed stroomde hun van hunne aangezich ten. Hoodemgo stelds zich te weer als een leeuwdooh toen het getal vijanden aangroeide, en steeds nieuwe aanvallers hem te lijf kwamen, zag hij angstig om, en een steeg ziende, die ter zijde van de hoofdstraat afvoerde, nam hij op eenmaal een sprong en ontvluchtte door dien weg zyn vervolgers. Nn bleef Rondaza alleen bet voorwerp hnnner woede. Weldra had den zy hem onder den voet, en gewis zouden zij hem afgemaakt hebben, indien niet Harncha met eenige politiedienaren, die hij in allerijl gehaald had, nog te juister ure aangekomen was. Aanstonds maakte de menigte plaats, terwijl de bel hamels ijlings het hazenpad kozen. De gerechtsdienaren «amen den half dooden jonkman op en brachten hem in de ge vangenis, waar zy hem op een rustbed nederlegden. Harncha zette zich by hem neder, wiesch zijne wonden en verbond ze met evenveel zorgvuldigheid als be kwaamheid. Weldra sloeg hij de oogen op en drukte zyn getrouwen vriend dankbaar de hand. Het bleek dat geen zijner won den gevaarlijk was, en toen hy eenige versterking genomen had, verliet hij na eenige uren de rustbank. Maar hoe ge havend zag hij er uitZyn ;gelaat was schier onkenbaar door de builen en wonden, en zijn mantel was geheel van het slijk der straten overdekt. Harucha ontknoopte intusschen den gordel van zyn vriend, en hun lijden drukt hen en de hunnen nog de onmogelijkheid het vereischte verpleeg- geld by elkander te brengen 260 gulden per jaar. Zy zoeken vergeefs hulp bij an deren. Zij kloppen vaak vruchteloos aan om gratig te worden opgenomen, omdat het aantal van kranken voor wie niet of niet voldoende betaald wordt, reeds zóó groot is, dat daardoor telken jare een tekort van eenige duizenden wordt veroor zaakt. Door wie moeten zy dan geholpen worden Of moeten zij (hun aantal bedraagt honderden ouder de 9 10 duizend 'ijders aan vallende ziekte in ons land) ongehol pen blijven (Dan kan, dat mag, dat behoeft ook niet. J (De 2Vs-cents Yereenigingen hiertoe op gericht, trekken zich hunner aan, door gelden bijeen te zamelen, waardoor men ds Stichtingen in staat stelt dezulken te verzorgenof, waarmee men voor kranken uit eigen omgeving de verpleeg- kosten betaalt. Zie hier het doel dier Halve-Sluivers- Vereenigingen. Gelukkig zien wij nu op vele plaatsen reeds de handen aan dezen arbeid slaan. In 1890 in een der zittingen van de tweede kamer had het Kamerlid Domela Nienwenhuis den toenmaligen minister van binnenlandsche zaken in eene rede in een der zittingen van de tweede kamer gehouden de onjuiste beschuldiging naar 't hoofd ge worpen als zou hy hebben mee gedaan aan de „paneelragerij" in de nieuwe kerk te Amsterdam. De minister antwoordde tosn dat bij den eersten den besten die deze zelfde beschnldiging buiten de Kamer in een vervolgbaren vorm herhalen zou (het was reeds zoo vaak geschied) zon doen vervolgen. Gelijk men weet zijn de leden der tweede kamer, prov. staten [en gemeente raden niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij tijdens de zittingen zeggen mochten. De heer mr, J. W. Spin, een vriend en geestverwant van Domela Nienwenhuis, bracht Jhicop de beschnldiging openlijk uit, waarop de heer Lobman de zaak liet vervolgen. Ongelukkig echter bleek de delinquent krankzinnig te zijn; althans bij den mantel openslaande, bezag hij het ko ningskleed, dat daaronder verborgen was. En ook op dit gewaad vertoonde zich, vooral aan den benedenrand, menige vlek, die bet onder de worsteling bekomen had. Rondaza schrikte op dit gezicht, en zijn gelaat met de handen bedekkende, riep hy uit „o, Hoe zal ik nu voor miju Koning durven verschijnen 1 Ik heb mijn kleed bevlekthet koningskleed, dat hij mij ge schonken heeft Een stroom van tranen vloede uit zijne oogen, en schier wanhopig wierp bij zich op een stoel neder. Doch nu nam Harn cha hem bij de hand, en hem vriendelijk aanziende, zeide hij „Stel u gerust, mijn broeder 1 Ziehier eene flesch, die Sssmia mij gegeven heeft; het voeht, dat zich hierin bevindt, bezit het vermogen om al de vlekken van uw koningskleed af te wisschen. Intusschen ziet gij nu hoe hoodzakelijk het is, dat gij uw steengroevemantel blijft dragen. Wat zou er van uw koningskleed geworden zijn, indien deze mantel u niet bedekt had 1" Met deze woorden opende Harucha de flesch en goot eenige droppelen op de vlekKen. De tranen, die uit Rondaza's oogeu dropen, mengden er zich onder, en terstond verdwenen ook zelfs de geringste sporen der bezoedeling, die het vorstelijk kleed verontreinigd had. Verbaasd zag Rondaza de uitwerking van dit vocht, en daarna zijn mantel beschouwende, die van boven tot beneden bevlekt was, verzocht hij den bode ook dezen te reinigen. Deze weigerde dit echter, door hem op vrien delijken toon te beduiden, dat het vocht werd naar Meereuberg vervoerd, en van daar, in 1894, overgebracht naar Veldwijk. Sommigen betwijfelen of de man wel krankzinnig is geweest. Wie hem spraken althans op Veldwijk konden 'took niet vinden. Doch men moet om dit te kunnen beoordeelen, vakman zijn en op dit gebied routine hebben. Na herhaald courantengeschrijf is 't zoo ver gekomen dat mr. Spin buiten de stich ting Veldwijk bij particulieren in den kost gedaan werd en wandelen mocht waar bij wilde. Schrijven deed hij veel, in ver schillende bladen vooral interesseerde hij zich zeer voor de Hogerhuizen. Thans komt het bericht dat de patient hersteld het gesticht heeft verlaten. Hij plaatste al dadelijk een lange aan klacht tegen 't gesticht Meerenberg en dr. Pessijn in De Telegraafen beschuldigt onder anderen de verplegers dat zij zijne brieven, ter publiceering van de onge rechtigheden die in dat gesticht plants hadden, verdonkeremaanden. Het schijnt dat deze advocaat nog van zich wil doen spreken. Wij zyn benieuwd wat dit worden zal, en of hy nog te vinden zal zijn voor een misdrijf, dat blij kens de feiten, zelfs Domela Nienwenhuis (tegen Lobman) en Boissevain ((tegen Kuy- per) niet hebben aangedurfd. Ornament, Vliegwiel, Grondzuil, wat is zij De sonvereiniteit van het Huis van Oranje is de grondzuil van het Neder- landsche Staatsgebouw. Aldus Groen. Dat „souvereiniteit van het Hnis van Oranje" veranderde Thorbecke in zyn Grondwetsontwerp in „De Kroon". Wat zegt nu bijvoorbeeld Van Houten, de oud-minister? De Kroon is het ornament van het staatsgebouw. En de minister Cort v. d. Linden De Koning de Staatsdienaar als het groote vliegwiel in de staatsmachine. Lezer, mut welke van deze drie houdt 9ij 't? in de flssch daartoe te kostbaar was, en ook op den mantel geen vei mogen kon uitoefenen, daar de jstof van dat ruwe kleed te grof was. Hij nam evenwel een borstel en reinigde daarmee don mantel althans in zooverre, dat alleen voor den opzettelijken onderzoeker de sporen der vlekken zichtbaar bleven. Voorts ver haalde de bode hem, dat zij in de gevan genis zonden blij ren, totdat de avond zou ingevallen zijn, om dan onder begun stiging der duisternis van den nacht de stad te verlaten. Den volgenden morgen bevonden zich de beide reizigers weder op weg naar de hoofdstad. Zij hadden den nacht in eenen boerenwoning doorgebracht, en de slaap had Rondaza zoozeer versterkt dat hij zonder bezwaar zyn tocht kon voort zetten. Ofschoon zijne ledematen hem nog wel eenige pijn deden, was hij echter naar den geest zoo wel te moede, dat hij met luider stem een lied zong, welk Harucha hem geleerd bad. Nauwelijks hadden zij eenige verzen vnr. dit lied gezongen, toen zij werden gestoord, door de stem van iemand, die achter hen was, en hun luid keels bij hunne namen riep. Zij zagen om en ontdekten een man, die met haastige schreden tot hen kwam om hen in te halen. Wegens den verren afstand kon den zij niet ond-rsch ,iden wie het was; dooh toen hij hem tot op eenige schreden was, herkende Rondaza zijn broeder Hoodemgo. „Inderdaad," zeide Hoodemgo, toen hij weder eenigszins by zijn adem gekomen was, „gij zondt my bijna ontsnapt zyn, en ik wenschte toch in gezelschap van onzen gids de hoofdstad binnen te treden." 10 Oot. '98. Prof. dr. J. H. Gunning; te Leiden, zal in hst volgende jaar den 70 jarigen leeftijd bereiken, zoodat hij, volgens de wet op het Hooger Onderwijs, met het einde van dezen academischen cursus als hoogleeraar zal moeten aftreden. Het Nieuws meldt dat dr. Scbaepman eerlang benoemd zal worden tot een hooge kerkelijke waardigheid. Goes. Dinsdagavond 11 Oct. 8 nnr vergadert de raad tot afdoening der volgende zaken Netulen, Ingekomen stukken, Ver zoek dr. Diehl om ontslag als dir. en leeraar der fl. B. S. Verzoek gebr. de Laat tot demping eener sloot aan den Heer Nisseweg. Voorstel B. en W. omtrent afkoop tolhef fing. Kohieren schoolgeld H. B. S. en school E. Naar de N. Sprokk. verneemt, heeft het hoofdbestuur der „Vereeniging voor Christelijk Volksonderwijs" zich per adres tot de Tweede Kamer gewend met het verzoek om het wetsontwerp op den leer plicht niet tot wet te verheffen. De ver eeniging gaat daarbij uit van de volgende overwegingen1. Dat het wetsontwerp in strijd is met de ouderlijke macht'; 2. dat zij er in ziet een gevolg van het intellec tualistisch dry ven van onze eeuw; 3. dat zy het eene noodelooze kwelling acht; 4. dat er bij aanneming eene instelling-door in het leven wordt geroepen, die jaarlijks enorme sommen zal moeten kosten 5'.i dat de vrucht der aanneming zou zyn eene ver lamming van de veerkracht onzer natie,-en 6. dat zij by aanneming ervan het ontbran den van een nieswen schoolstrijd voorziet. Met 15 October wordt melkvee op den len en t5en van elke maand toege laten. Langs Watervliet, Selzaete, De Clinge, Esschen (station) en dorp Barleduc, Achel, Maaseyk en Visi ingevoerde bees ten moeten eene quarantaine vati 10 dagen ondergaan. Schapen mogenop dezelfde kantoren en dagen als paarden worden ingevoerd. Bij de te Scherpenisse gehouden herstemming tnsschen de heeren P. C. van Dalen en C. A. Genze voor lid van den gemeenteraad is laatstgenoemde ge kozen, met 80 van de 132 s eïnmen. „Noem mij uwen gids niet," antwoordde Harncha ernstig „want gij bebt n zeiven immers een anderen leidsman gekozen.", „Een anderen leidsman 1 Wien (bedoelt gij daarmede „Uw eigen hoogmoedig hart. Gij volgt uw eigen verstand en niet mijn raad. Ach, mocht gij ook beden nog de dwaas heid daarvan inzien. Nog ben ;ik gereed u naar de steengroeve te geleiden." „Kom kom," hernam Hoodemgo, „laat toch eindelijk uwe sombere gestrengheid eens varen. Wees gerust ik zal myhe zaak bij Edenga wel bepleiten". „En hoe zijt gij het gevaar ontkomen vroeg Rondaza. o, Zeer gemakkelijk. Toen ik zag. dat de vijand ons te sterk werd, ontvluchtte ik do or een steeg, die mij op een eenzaam plein brack4-. Daar zag ik een vrouw _aan de deur harer woning staan. Ik begaf mij tot haar, en zy ontving mij met groote vriendelijkheid. Toen ik haar ons onge val verhaalde, toonde zij veel meewa righeid. „Arme man zeide zy „hoe kunt gij het ook wagen in dit kleed door deze stad te trekken Weet gij dan niet dat de steengravers door het ganscheland met de diepste verachting behandeld wor den? Het verwondert mij, dat men u niet doodgeslagen heeft. Doch wees nu gerust, ik zal u gaarne herbergen en mor gen vroeg, eer [de zon opgaaf,*- kunt gij in stilte de stad verlaten". Zoo ben ik dan den nacht bij haar gebleven; Zij' ried mij den steengroevemantel af te leggen en een anderen om te slaan, dien zy my aanbood. Doch ik herinnerde mij Edenga's brief en daarom heb ik, haaï aanbod "af geslagen". Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 1