NIEÜWSBLAD VOOR ZEELAND. I CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 3. 1898. Dontfectfag 6 ©rtofier. Dertiende faarpng. VERSCHIJNT PRIJS DER ADVERTENTIËN G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Het wetje Harte. Buitenlandsch Overzicht UITGAVE VAN blken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Prijs per drie maanden franco p. p 0,95. en Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel 0,025. meer 10 cent. In het Wetboek voor Strafvordering komt onder „achttiende titel": Van de opschorting en vernietiging van de arres ten en vonnissen nit hoofde van bepaalde omstandigheden een artikel voor dat de gevallen noemt, waarin een vonnis kan worden herzien. Het is artikel 375. Reeds lang zyD de rechtsgeleerden van oordeel geweest dat dit aantal gevallen dient nitgebreid. De drie gevallen waarin een vonnis door den hoogen raad kan worden herzien zijn lo. Indien twee of meer beklaagden bij onderscheidene vonnissen als daders van hetzelfde strafbare feit zijn veroordeeld en die vonnissen niet zijn overeen te brengen, maar het bewijs van onschuld van den eenen of anderen der veroordeelden zou medebrengen 2o. Indien na de veroordeeling wegens eenig misdrijf met doodelijk gevolg, er Btukken worden te berde gebracht, waaruit aanvankelijk genoegzaam blijkt dat de per soon wiens onderstelde dood aanleiding tot de veroordeeling heeft gegeven of bij de bepaling der straf in aanmerking is geno men nog in leven is 3o. Indien na de veroordeeling van een beklaagde een of meer getuigen welke te zijnen laste getuigenis hebben afgeleid, ter zake van meineed in (dit geding, in rechten worden betrokken. Kortheidshalve herhaald lo. Wanneer twee vonnissen niet kloppen. 2o. Wanneer by moord enz. blijkt dat de doodgewaande nog leeft. 3o. Bg gebleken valsch getuigenis. Nu hebben de heeren Harte, Hartogh, Lohman, Macaré en Tydeman een wets voorstel ingediend om 't aantal gevallen van revisie van vonnissen nit te breiden. Tot nog toe toch kon in de gevallen waarbg de wet niet voorziet, voorzien worden alleen door 't recht van gratie. Dit heeft echter zijn bezwaren. Niemand toch vraagt gaarne kwijtschel- ding van straf voor een onschuldige. In de toelichting tot hun wetsontwerp zeggen de voorstellers onder meer Het staatsbelang eischt dat er rechts- Zekerheid besta niet alleen, maar ook ze kerheid van recht, en niet vin onrecht. Dan wijzen zij er op dat deze zaak in het Wetboek van Strafvordering (artikel 375 tot 379) slecht is geregeld, dat dit leeds in 1840 door rechtsgeleerden is be geerd, en in 1873 in een juristenvereeni- ging is uitgesprokendat de wetgevers tot c°g toe deze quaestie niet aangepakt heb- h»n, (,n dat Vau dezen minister van justi- tie bij zijn. velerlei overstelpenden arheid voor deze partiëele wetswijziging voor eerst wel geen voorstel als 't onderhavige te wachten zal zijn. Hoe de voorstellers, wien dank toekomt voor 't gebruik door hen gemaakt van het recht van initiatief, tot dit wetsvoorstel gekomen zyn, laat zich begrijpen. En wy voegen er tegelijk aan toe dat zich niet begrypen laat hoe het Kamerlid Troelstra er toe kwam om dit wets voorstel niet en dat wel reeds vroeger in te dienen. De aanleiding tot de voorstellen Harte, o. s. ligt in de quaestie Hogerhuis. Verleden jaar zyn in Friesland drie broeders tot tuchthuisstraf veroordeeld we gens inbraak enz. by nacht. Later meenden sommigen recht te hebben om te beweren dat deze drie menschen onschuldig veroordeeld zyn, dat de eigenlijke daders van 't misdrijf nog vrij rondloopen en dat de getuigen zich aan meineed hebhen bezondigd. een wijziging die slechts een gedeelte eener wot raakt. Toen heeft Domela Nieuwenhuis zich er voor gespannen. Daarna M. Valk, lee- raar aan de hoogere burgerschool te 's Gravenhage vervolgens Troelstra, die zich in en buiten de kamer met verdien stelijken ijver van zijn taak kweet; daar na begonnen antirevolutionairen als Nauta en v. Munster in volksvergaderingen de invrijheidstelling der Hogerhuizen te eischenthans is zekere heen Middelkoop bezig geweest een (adresbeweging aan de Koningin uit te lokken, teneinde uit breiding van het aantal gevallen in boven genoemde artikelen bedoeld te verkrijgen. Het was aandoenlijk de broederlyke een drachtigheid van optreden te zien van Calvinist, Atheïst en Tolstoïaan, met Katho liek en Heilslegerman, in Zondagavondmee tings; van Roode Duivel-tot Oranjevaan- mannen waren het eens dat hier onrecht of vergissing in het spel en herziening van het vonnis eisch van het oogenblik was. Dat de rechtsgeleerden vijftig jaren stilzwy- gend vijf- en twintig jaren openlijk erkend hebben dat de rechtszekerheid in dergelijke gevallen niet groot is, en toch geen voor stellen in dien geest in de volksvertegen woordiging aanhangig maakten, geeft geen hoogen dunk van de diepte van overtui ging waarmee hun klacht over deze leemte in het wetboek van strafvordering is uit gesproken of aanvaard. De rechtsgeleerden hebben het thans zichzelf te wijten dat de mannen van het agiteerend talent aan de uiterste zijde der revolutionaire partijen thans roepen dat het voorstel Harte vrucht van hun aandrang en van hunne dreigementen is. Want met te zeggen, gelijk deze heeren voorstellers thans doen, dat het hun er niet om te doen is om een revisie van het strafvonnis Hogerhuis uit te lokken, nemen zy dezen indruk niet weg. In ieder geval verdienen zy dank voor hun optreden, meer dan hun collega- Troelstra, immers ook een kundig rechts geleerde, maar die wel te agiteeren wist, en gansch revolutionair dooi de Kamer wilde doen uitmaken, wat slechts de Rechtbank, en dan alleen met de wet in de hand, vermag en mag doch weigerde of vergat een wetje in te dienen als dit, waardoor alleen de revisie van het gewraakte vonnis zou mogelijk geworden zyn. Voor wat TroelBtra had moeten deen en thans Lohman c. s. deden, zyn wy dank baar. Het is echter goed dat wij bij de toejuiching van dit wetsontwerp de kennisgeving doen dat wy daardoor niet wenschen goed te keuren de scherpe en onbehoorlijke uit vallen tegen de rechterlijke macht of tegen de personen van rechterlyke ambtenaren. Zeer terecht is door de Nederlander er op gewezen hoe laf 't is een college of personen aan te vallen, die krachtens hun betrekking, of 't karakter van hun ambt zich niet in 't openbaar mogen verdedigen. Wy houden de majesteit van het reoht hoog en eeren ook in de rechterlyke macht gelyk die „in naam der koningin" wordt uitgeoefend, 't gezag door God den Heere op onze Koningin gelegd, wie onder meer de taak der rechtsspraak is opgedragen en die dit deel harer macht, uitoefent door middel van hare dienaren welke door studie en aanleg en rechtskennis daartoe 't meest gerechtigd zyn. Maar wy plaatsen ons op dit standpunt dat dwalen menschelyk isen dat zoolang 't recht onder ons door feilbare menschen ge sproken wordt, ook rechtbanken in hunne vonnissen zich vergissen kunnen. By 't volle vertrouwen in de recht banken hebben wy ook 't volle vertrouwen in de menschelijke feilbaarheid der rech terlyke personen. En daarom behoort zoo stipt en volledig mogelyk het recht van den beklaagde vast te staan dat hij vrijgesproken worde niet alleen, doch ook waar hem straf wierd opge legd, hij bij gebleken vergissing terstond in eer en rechten worde hersteld. Wat men vertelt over de zaak Hoger huis en wat uitlekte in de zaak Dreyfus wettigt dezen wensch, dunkt ons, volkomen. Blijkt, wat wy nog niet aannemen kunnen, dat in de zaak. Hogerhuis is gedwaald, welnu, dan kunnen van deze partiëele wetsherziening de Hogerhuizen terstond profiteeren. En ook in 't vervolg kan 't nuttig zijn. Wij missen nu eenmaal op dit oogenblik de waarborgen dat wij, als beklaagde in eenig misdrijf veroordeeld, vrij zouden komen wanneer er gegevens openbaar wer den die onze onschuld vermoeden deden doch niet in de wet zijn aangewezen. Yan dit euvel kunnen deze vyf Kamer leden, knappe juristen alle vijf, twee hunner zijn erkende wettenmakers, een dier twee is minister geweest, ons afhelpenmits Kamer en Regeering medewerken. En dat kan best, dewijl de voorstellers tot verschillende partyen behooren. Is eenmaal deze verbetering aangebracht dan volgen misschien mettertijd ook wel de quaestie der preventieve hechtenis, jareu geleden reeds door Cremer niet den minister maar den romanschrijver in zijn Anna Rooze aan de orde gesteld en van de schadeloosstelling bij gebleken onschuldigs veroordeeling. Afschaffing der preventieve hechtenis is echter een te gevaarlijke zaak om die zoo maar klakkeloos in ie wet te schrijven. Dit erkennen wij gaarne. Die quaestie is vrij wat moeilijker, dan die welke de heeren Harte, c. s. aandienden. Ook dit vraagstuk raakt de rechtszeker heid, niet van veroordeelden maar van verdachten; en is derhalve de bestudeering en bespreking onzer rechtsgeleerden ten volle waardig. En niet minder dat der schadeloosstelling. In 't adres der wijnhandelaren aan de tweede kamer ter waarschuwing tegen 't ontwerp ter verhooging van den Jenever accijns I wie denkt hier niet aan 't bekende rijmpje van den vos en de passie staat onder anderen dat verhoogde accijns slechts leiden kan tot belangrijke vermin dering van consumtie Dit lazen wij met genoegen. Laten de hoogmogenden dat ontwerp dan maar aannemen. Maar vermindering van consumptie tot het ten slotte niets meer is, heeft nood wendig ten gevolge dat de accijns vervalt. Dan maar bezuinigd. Onderwijs, Oorlog, Marine, Waterstaat, 't gaat al naar boven. Waarom kan het ook niet eens eenige jaren naar beneden De Koning uitvoerder van den volkswil volgens de liberale opvatting. Volgens Pijnappel is dit de voorwaarde voor 't koningschap. (Pijnappel. Rede Tweede Kamer 29 Sept 1898). De Koning beschermer van 's volks rech ten en vrijheden, is de antirevolutionaire beschouwing. Volgens Groen ligt daarin het eenige geheim van der koningen kracht. (Groen. Bijdrage tot grondwetsherziening). Proeft men 't verschil Een antirevolutionair blad haalt tegen ons een citaat uit Prof. Fabius' „Voort varen" aan om ons te beschuldigen dat wij in de liberale partij wraken hetgeen wij in haar prijzen moesten, namelijk dat zij niet voortschrijdt op haar heilloozen weg van revolutie. Daar wij 't met prof. Fabius in dezen eens zijn en wel wenschen zouden dat alle antirevolutionairen 't met dezen pro fessor ook iu andere opzichten eens waren, leggen wij de opmerkiug als zouden wij met zekeren spijt den teruggang der „radi cale" „werklieden" in de tweede kamer tot „liberale" „heeren" vermeld hebben, kalra ter zijde. Het door een tegenstander geconstateerde feit, dat wij met instemming releveerden, wenschen wij te boeken bij de vele staaltjes van politieke betrouwbaarheid aan zekere zijde. Wij weten heel [goed hoe indertijd de eerste werkman Kamerlid werd en boe hy onder de liefkozingen zijner partij „een gewone liberale mijnheer" is geworden. En wij weten ook opperbest waarom wij v an een herhaling van dergelijke front verandering al kan zij ons op zichzelf genoegen doen ernstig nota nemen. Overgens blijven de vermomde of aan gedane socialisten in ons oog gevaarlijker dan de gewone. Voor deze laatste kan men zich, ook zonder voorafgaande waar schuwing wachten. Zie, in hetzelfde „Voortvaren" herinnert Fabius aan La Saussaye's woord „De strekking van het liberalisme in Staat en Kerk is gericht tegen den persoon des Heeren". En aan Groens woord „Velen zijn alleen voor ultra-Liberalen bevreesd. Hoe bedriegen zij zich 1 Een gematigd Liberalis me is de gedeeltelijke ontwikkeling van een valsch beginsel hetwelk bij de eerste gelegenheid zich verder en geheel ontwik kelen zal". Ook dit dient in 't oog gehouden 1 BI. 92. Ned. Gedachten le serie dl. I blz 134. Wanneer een moderne Dominé de Chris tendeugd van een Jood bezingt en een Jezuït daarmede komt instemmen, tal van Protestanten hunne hulde komen bren gen en een zoon der Refugié's met het wierookvat zwaait, dan mag dit wel iets bijzonders heeten. Zoo ooit ie uand een monument verdiend heeft, is het dan ook A. C. Wertheim ge- w eest. Een Jood die de hulde van Roomsche en „Protestantsche" Christenen ruimschoots verdie nd heeft. Het Wertheim-monument is Maandag onthuld. Tal van genoodigden hebben zyn lot bezongen, onder anderen dr. Schaepman, in een lied door ds. Tours gedicht, be ginnende aldusHij was zoo goedzoo mild voor allen, Vol Christendeugd en burgertrouw. Daarna sprak dhr. Boissevain, de gloed volle redenaar-redacteur van Het Handels blad, een toepasselijk woord, en droeg de monumentale uit natuurlijke steen en brons gebouwde fontein, aan 't gemeentebestuur over, welke namens hetzelve door den wethouder v. Hall dankbaar werd aan vaard. Het is zoo waar wat van hem gezegd werd Indien wij in ons leven iets weten te leggen van zyn plichtsbetrachting en weldadigheidszin, dan zullen wij een ze gen zijn. De naam Wertheim zal in den lande lang in eere blijven. Slechts vergeten wij dit eene niet, zij mogen Christendeugd bezeten hebben, de Christendeugd die zalig maakt wordt, he laas, door zoo weinig zonen Abrahams gegrepea. (Hand. 16 312 Cor. 3 15). Toch zal op het terrein der algemeene genade deze liberale staatsman en weldoe ner boven velen uitblinken, lang nadat hij gestorven isen het vaderland trotsch blijven op zijne nagedachtenis. Hoe staat het in het Zwarte Werelddeel Alvorens de vraag te beantwoorden geven wij eene korte geschiedkundige herinnering. Een kwarteeuw geleden behoorden niet alleen 't tegenwoordige Egyptisch Soedan, maar ook de zuidelijk van Khartoem en Omdoerman gelegen provinciën Darfoer en Kordofan, dank zy Gordons energiek op treden, met de zich langs den Witten Nijl tot de Albert Nyanza en Victoria Nyanza uitstrekkende Aequatoriaal-provincie tot Egypte. Na den val val van Khartoem en Gor dons dood, in 1885, is het geheele gebied ten zuiden van Wady-Halfa door de Egyptenaren ontruimd en door de Mahdisten (volgelingen van den Mahdi) in bezit ge nomen. De Engelsche regeering besloot sedert dien tijd tot krachtige reorganisatie van 't leger der Egyptische vrienden. Engelsche officieren werden aan 't hoofd geplaatst en na een tactische voorbereiding van tien jaren werden de Egyptenaren geschikt geacht om aan de herovering van 'tzoo smadelijk verlorene mede te werken. De uitkomst stelde de Engelschen in 't gelijk. In Juni 1896 werden de Derwischen bij Ferkeh verslagen en werd Soearda bezet. In September van ditzelfde jaar ver loren de Derwisohen den slag by Hafis en werd Donkola bezet. Intusschen hadden de Italianen na het noodlottige treffen bij Adowa met de Abes- syniëra, de vesting Kassala ontruimd, wat de Engelschen noopte hunne beweging in zuidelijke richting voort te zetten. In Au gustus 1897 werden Aboe Hammed em Berber bezet. Terstond legden zij een spoorweg aan van Wady-Halfa over Berber naar Atbara. Onder bevel van den Sirdar werd in Augustus jl. de beslissende slag bij Omdoerman geleverd, door de bezetting van Khartoem gevolgd. Het vijandelijke leger werd voor de helft vernielden zoo gelukte het Ketchener tot Fashoda door te dringen. Daar bleek waar te zyn wat hy slechts by geruchte wist; de fransche kapitein Marchand was daar, die als leider der Liotard-expeditie uit Boven-Obbang-hui in de Fransche Congoprovincie, door Bahr-el- Ghazal, tot den Witten Nijl was doorge drongen en de stad bezet had. Gelukkig waren de partijen zoo wijs elkander geen kwaad te doen. Thans heeft de diplomatie de zaak in handenslaagt die niet dan zal de arbitrage dienen te beslissen. Een van beiden moet natuurlijk terug. En Engeland wil natuurlijk allerminst, dewijl het een ideaal heeft: Afrika in de lengte dwars door te snijden, van Aexandrië tot Cape-town. Van Fransche zijde houdt men maar vol dat sedert deze landen verlaten waren geworden, alles voor den vinder was; en dat, op het oogenblik toen Fashoda door Marchand gevonden werd, niemand er den schepter voerde. Natuurlijk beweert men van Engelsche zijde dat dit gebied ook tijdens de tijde lijke loslating van haar prooi, Engelsshe bezitting was. Inderdaad een belangrijke quaestie. Hier zyn twee expedities, de een van noord naar zuid, de ander van west naar oost, elkaar in den weg getreden. Twee bokken op een boomstam over een rotskloof, kop aan kop. Terug kunnen zij niet, want dan vallen beidenvooruit ook niet, want dan valt er een. Wie zal 't winnen Wie zal 't winnen Deze vraag herhaalt men nog steeds bij 't zien der groote worsteling tusschen de voor- en tegenstanders van de herziening in 'tgeagiteerde Frankrijk. In den kaleidoskoop komt al meer de imposante figuur van den rechtschapen Picquard naar voren, den held die er zyn post aan gaf om 't voor 't recht op te nemen. Abusievelijk door ons voor een Egyp tisch aanvoerder aangezien't is de Engelsche aanvoerder: Sir Ketchener zelf. gh'

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 1