NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Slo. 150. 1898. SKnsifag 20 Sepfemficc. Stmaaffrfe lancgang,
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKEK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te JVddelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Z'J die zich met I
Oct. a. s. op ons blad
abonneeren, ontvangen de nog
voor dien datum verschijnende
nummers gratis.
JAN VAN NASSAU.
21.
De Plaatsverv anger
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Nu heel Nederland ia feestelijke stem"
ming verkeerde by de troonsbeklimming
van Koningin Wilhelmina, werden de
gedachten als van zelf teruggeleid, de
lange rij der Oranjes en Nassaus door.
De herinnering aan het doorluchtig ge
slacht, sedert eeuwen zoo nauw met Neer-
lands wel en wee verbonden, wordt on
willekeurig hernieuwd, nu met onze
jonge Vorstin de laatste van dat geslacht
kroon en schep ter ontving. Het zal dan
ook wel niemand bevreemden, dat we van
de aangeboden gelegenheid een dankbaar
gebruik maken om even den blik te wer
pen op den Stamvader van ons Vorsten
huis Graaf Jan van Nassau.
In de mannelijke lijn stamt onze Ko
ningin Tan dezen Graaf af, zooals zij in
de vronwelgke lijn een nakomelinge is van
Prins Willem van Oranje.
Graaf Jan Wie kent hem nog Wie
weet ons iets te verhalen van dezen ede
len broeder van Prins Willem?
Dat Adolf sneuvelde bij Heiligerlee
weet ieder.
Van de droeve historie op de Moo-
kerheide, waar Lodewijk en Hendrik in
het slaggewoel werden „bedolven", weet
elke schoolknaap.
Maar van Jan, den eenige der Neder-
landsche Makkabeërs, die in goeden ouder
dom op zijn bed mocht sterven, spreekt
by na niemand.
Was hy dan zooveel minder in ijver,
in toewijding, in liefde voor de Neder-
landsche Gewesten, toen deze tegen een
overmachtigen vijand worstelden om le
vensbehoud
Is Jan misschien teruggebleven, toen
zijn broeders een klein volk ter hulpe
snelden om het te verlossen van de Spaan-
sche tyrannic?
Heeft deze Nassau zioh schuil gehouden
achter de dikke muien vnn zyn massief
FEUILLETON.
Door J. de Liefde.
8F „Wat tracht gij toch in te dringen in het
geen u niet voegt," hernam de bode „hebt
gy niet zelf opgemerkt, dat Foelongo het
antwoord op deze vraag van zyn eigen
hart vernomen heeft Raadpleeg dus ook
uw hart. Indien uw geweten u zegt, dat
gy Edenga liefhebt, en het trouw en eer
lijk met hem meent, wat hebt gy dan te
vreezen
Intusschen breidde de nacht zijne zwarte
vleugelen over het aardrijk uit, eu de drie
reizigers begaven zich ter ruste. Hoo-
demgo deed echter geen oog toe. Hy zag
hoe zyne beide medereizigers onder de
beschutting van een vooruitstekend rots
blok op hun leger van mos en graszeden
in diepen slaap gedompeld lagen. Stil,
zonder gedrnisch te maken, stond hy op
en begaf zich een paar honderd schreden
van daar in een bosch, hetwelk zyn reus
achtige stammen op de spits des bergs ten
hemel hief. „Achriep hy uit, „dat
ook niemand my zeggen wil of ik de be
voorrechte zyn zal, die het geluk van
weder in eer en glorie hersteld te worden
zal genietenPestrefoindien gy hier
nog rondwaart, kom en verkondig het my
of mijn naam met gouden letters in het
boek uwer orakelen geschreven staat. Wat
haat my al myn arbeid, moeite en zweet,
zoolang ik niet weet of het noodlot my
tot dat geluk verkoren heefi? Ben ik
niet verkoren, dan is alles te vergeefsch,
en het ware beter, dat ik my dan nu nog
van deze steilte naar beneden wierp.
Spreekt, gy geesten van den nacht, of
gij sterren die aauhet firmament flikkert 1
burchtslot, toen de anderen met doods
verachting streden, zichzelven gevend voor
ons
Maar neen, zoo kan alleen hy vragen,
die een vreemdeling is in onze ryke ge
schiedenis.
't Is waar, slechts zelden stond Graaf
Jan in de gelederen op het slagveld. In
den strijd won hy geen lauweren, maar
daarom verdient hy niet minder onze
w'aardeering.
Ten allen tijde zyn er menschen ge
weest, wier werkzaamheid niet zoo da
delijk In 'toog valt en die toch zeer
gewichtig is.
Menschen, van wier optreden, hoewel
dit zeer bescheiden is, ontzaglijk veel
afhangt die in stilte arbeiden en toch
meer bijdragen tot den goeden uitslag
van een grootsch werk dan menig ander,
die door iedereen om 't zeerst geroemd
wordt. Menschen, wier taai geduld en
ijzeren volharding wegen banen, bezwaren
uit den weg ruimen en daardoor het wel
slagen van auderer optreden mogelij k maken.
Ook Graaf Jan behoort goeddeels tot
deze catagorie.
Door zyne tijdgenooten is hy kwalijk
begrepen en slag op Blag met den zwart-
sten ondank beloond. En twee eenwen
zyn over zyn asch heengegaan, vóór de
historieschrijver hem rechtdeed wedervaren.
Zyn daden waren öf vergeten, óf in
zoo ongunstig licht geplaatst, dat ieder
zich maar spoedig van zijn beeltenis af
wendde en tot afleiding ging spreken van
de verdiensten zijner nakomelingen.
Eerst toen ernstiger historisch onderzoek
plaats ging maken voor éénzijdige, partij
dige napratery, heeft ook Graaf Jan een
eerezetel ontvangen in de galerij der hel
den, aan wie, naast God, Nederland zyn
opkomst, zyn bloei, zyn levenskracht dankt.
Toen Alva kwam om den vermeenden
hoon, zijn dweepzieken meester aangedaan,
duchtig te wreken, was Graaf Jan aanstonds
bereid om niet aileen zijn broeder nu
balling geworden te berbergen, maar
groote scharen Nederlandache vluchtelingen
vonden onder de hoede van den Dillenburg
een veilig tehuis.
Is er iemand onder n, die mij dit geheim
ontsluieren kan
„Ja, ik!" fluisterde een half luide stem
hem toe, en op hetzelfde oogenblik trad
eenb vrouwelijke gedaante uit bet dichtste
des woude te voorschijn. Hoodemgo deed
versohrikt eene sohrede achterwaarts maar
de gedaante, op hem toetredende, vatte
hem bij de hand en zeide op vriendelij
ken toon„Vrees niet, ik zal u de be
geerte van uw hart geven, gy uitverko
rene nit duizenden I Gij zult op een troon
zitten van lonter goud, en diamanten zul
len de kroon van nw hoofd zyn."
„Is het mogelijk I" riep Hoodemgo ver
heugd uit„maar zeg mij, wie zijt gij
„Ik ben eene profetes in de bergen van
Edenga", antwoordde de vrouw. „Myn
hut staat hier in het wond, en des nachts
doorwandel ik de bergen, om de finis eren
de spraak der sterren te vernemen, en op
het suizen der nachtgeesten te letten, en
zy hebben het mij gezegd, dat gij boven
uwe broederen gezegend zult zyn".
„Heerlijkriep Hoodemgo uit, „en is
het niet mogelijk, dat dit heuglijk lot mij
ontgaat
„Geenszins, indien gij mij slechts het
loon mijner profetieën geeft".
„Maar welke zekerheid heb ik dat gij
my niet bedriegt?" hernam Hoodemgo
aarzelend, terwijl hij een zilveren penning,
dien hij onder zyn gewaad op de borst
droeg te voorschijn haalde.
„De vogelen des hemels zullen u mijne
trouw getuigen", antwoordde zij en daar
op zich naar boven wendende, waar een
zware eikeboom zyn takken over hen uit
breidde, zeide zij„Sphynx, spreek, is
myn woord de waarheid
Een schril geluid als van een raaf liet
zich uit het loof vernemen, en terstond
En sinds werd dit grelijk slot het
middelpunt van alle ond'nemingen der
Nassaus tegen 't Spaanschjeweld. Stoute
plannen werden er beraam Schatten wer
den er bijeengezameld om legers aan te
werven.
Ook Jan verpandde ziji goederen, tot
de juweelen van zyn vooreffehjke gade
toe, om de Nederlanden tebelpen.
Toen de Prins zijn veldtiht ondernam
in 1568 en over de Maas rok, was ook
Jan éen der helden, die Oranje verge
zelden. In 1572 spande ookiij zijn uiterste
krachten in om het tweed groote leger
tot bevrijding onzer Gewesn op de been
te brengen.
En in 1574 zou ook hij zeker als
't derde doorluchtige slaohtoer op de Moo-
kerheide gevallen zyn, wai 't niet, dat
hij als door een bizonlere Istiering Gods,
juist afwezig was geweest, 'm het muiten
der soldeniers huurlingen an 't slechtste
allooi af ie keeren, washij naar Keu
len gesneld om geld los te irijgen en zoo
bleet hij gespaard.
Van Hof tot Hof reisde hy Duitsch-
land door om de onwillige,Duitsche vor
sten wakker te schudden en te bewegen,
ook een hand uit te steken roor de Ne
derlanden.
Hij onderhandelde met veiehillende in
vloedrijke personen, ook onde de Fransche
Hugenoten, ten onzen bate.
Hij zorg'de voor 's Prinsen jezin, terwijl
deze in de Nederlanden stred en behar
tigde diens belangen met trnwe broeder
liefde.
Toen Lodewijk en Henrik gevallen
waren, was Jan de eenige sten van Oranje.
Hij bleef geld verzamelen ei wierf troepen
aan, wendde gevaren af en -ereffende drei
gende geschillen. Op den Iijbsdag klonk
zyn welluidende stem ernsig en onver
poosd om zijn medeleden ;e overtuigen
van 't goed recht der strijdade Gewesten.
Zoo arbeidde deze Nassau totdat hij zich
persoonlijk aan de zaak oner vrijmaking
verbond.
Den lOen Maart 1578 wed hy benoemd
tot Gouverneur over Geldel,and.
Hij was de eerste stadho.der, die door
daarop klonk een duidelyr ja door de
stilte van den nacht in ht woud. De
vogel, van wien dat geluid kwam, klapte
met de vlerken, en vloog ;oen weer on
der een luid gekrijsch. van laar. Een on
willekeurige huivering ovtr Hoodemgo
door de leden. Zonder aaralen gaf hij de
profetes den zilveren penring, beloofde
haar groote schatten, zoodn hij den troon
zou bestegen hebben, en tewijl zij in het
bosch verdween, begaf hij zch welgemoed
naar zyne legerstede ter rate.
Den volgenden dag bij iet aanbreken
van den dageraad, begavet de reizigers
zich weder op weg. Rada zij een ge-
ruimen tijd over den brieden bergrug
gewandeld hadden, begon bin pad allengs
te dalen. De grond, met Dllende steenen
en gruis bedekt, liet hui geen twijfel
meer over of zij naderden de verschrik
kelijke steengroeven, waarvm de gedachte
alleen den beiden broeders iene huivering
door de leden joeg. De rtriek die zy nu
doorwandelden werd ook "an lieverlede
steeds harder en woester. Met moeite
konden zij zich staande hmdenwant
niet alleen daalde soms hun pad zoo
steil af, dat de geringste nisstap nood
lottig had kunnen zyn, maar het neder-
vallend gesteente maakte hrnne schreden
buitendien zeer onvast en vankelend.
Zoo daalden zij langzaam, schrede voor
schrede, al meer en meer in de diepte,
totdat zij eindelijk een hollen weg voor
zich zagen, die ten eenen male voor het
licht der zon afgesloten wis. Hier trof
een vervaarlijk gedruisch, dat uit de
diepte opsteeg, hun ooren. Het was een
gedruisch van onophoudelijke hamerslagen,
een gedruisch van beitels en zagen, en
daaronder mengden zich onderscheidene
kreten van angst, een gekerm en gejammer,
vrije keus der Geldersche Staten tot die
waardigheid werd geroepen.
Twee jaar lang heeft hij te midden van
onbeschrijfelijke moeilijkheden en druk
kende zorgen de zaken in Gelderland be
stuurd. Wat hij hier deed, is niet in
een paar woorden saam te vatten.
Genoeg zij het, te zeggen dat hij Gel-
derland's hervormer werd, zoowel in het
Staatkundige als in het Godsdienstige.
Met ijzeren vuist wist hij zijn Gewest
aan den vijand te ontwringen. Met for-
schen greep waarvoor volstrekt niet
allen hem even dankbaar waren ver
loste hy Gelderland van uitheemsche in
dringers.
Hy rustte niet, vóór de vyand van
de grenzen was verjaagd. Hij leed hon
ger en kou en getroostte zich allerlei
verdrietelijkheden voor zyn onderdanen, die
zijn goede bedoelingen vaak miskenden en
hem veelzins met den nek aankeken.
Hij was een overtuigd Calvinist, die in
den triomf zijner beginselen den besten
waarborg zag voor het welzijn dezer Landen.
Dies werkte hij dag en nacht om die be
ginselen ingang te verschaften en hij deed
het niet zonder vrucht.
Op het Oudmunster-Kerkhof te Utrecht
prijkt sedert den 15en October 1883 een
fraai standbeeld voor Graaf Jan.
Dat beeld is een rechtmatige hulde aan
de nagedachtenis van dezen Nassau, aan
wiens onvermoeide werkzaamheid en vol
harding het voornamelyk te danken is, dat
de beroemde Unie van Utrecht 23 Ja
nuari 1579 tot stand kwam.
In zyn arbeid voor die Unie, niet ten
onrechte den hoeksteen genoemd van het
Staatsgebouw der Republiek heeft hij
zijn schoonste overwinningen behaald.
In den zomer van 1580 zien we Graaf
Jan de Nederlanden verlaten.
In zyn Duitsche Staten was zijn tegen
woordigheid meer dan ooit noodig gewor
den en de tallooze onaangenaamheden die
hy hier had te verduren maakten bem
het heengaan betrekkelijk gemakkelijk. Alle
pogingen die werden aangewend om bem
terug te doen keeren, bleven vruchteloos.
waarbij ook het ongevoeligste hart breken
zon. Met ontzetting bleven de beide
broeders stilstaan.
„MoAen wij in dezen afschuwelijken
afgrond vroeg Hoodemgo, terwijl hij
op den stikdonkeren weg wees, die voor
hen lag. „Daar zult gij my nooit zien
ingaan. Ziehier," vervolgde hij, op een
zijweg wijzende, die door aangename bos
schages nederwaarts liep, „hier hebben
wij een welgebakend pad, laat ons dit
betreden. Het voert ons zeker naar de
zelfde plaats, waarheen deze afschuwe-
lyke weg leidten moge het dan ook
een omweg zijn, ik wil mij deze moeite
gaarne getroosten."
„Hoodemgo," antwoordde de bode, „gy
bedriegt u. Waarom wilt gy wijzer zyn
dan ik, dien Edenga u tot wegwijzer ge
geven heeft. Deze zijweg wendt zich
straks links van den berg en voert u
regelrecht naar Nasta's gebied. Wel is
daar nog een andere zijweg, die ook naar
het rijk van Edenga loopt, maar hij
brengt u niet in de steengroeven en gij
weet immers dat Edenga in zijn brief uit-
drukkelyk bevolen heeft dat gy de steen
groeven bezoeken moet, om daar uwen
redder Sesmia te ontmoeten. Indien gij
aan dit bevel niet voldoet, zult gij immers
onmogelijk voor Edenga kunnen ver
schijnen".
„Gij maakt grootere zwarigheden dan
noodig is", antwoordde Hoodemgo. „Ik
ben voor ;mijn lot niet meer bevreesd
welken weg ik ook bewandele, ik weet
zeker, dat mij de kroon niet ontgaan kan".
„En vanwaar hebt gij die zekerheid
vroeg Rondaza verwondert.
„Gij weet immers", hernam Hoodemgo,
„dat bet reeds vooraf bepaald is, wie van
ons beiden de gelukkige zijn zal. Het is
Maar terecht mag Groen van Prinsterer
in zyn kernachtige taal zeggen „II qqitta
les Pays-Bas sans les abandonner", d. i. hij
ging wel uit deze landen heen, maar liet
ze niet in deu steek.
Nog een kwarteeuw leefde hy en al
dien tijd hleef hij rustelooe voor de belan
gen der Republiek waken.
Er gebeurde hier niets van belang of
Graaf Jan wist er van en zyn adviezen
werden op boogen prijs gesteld. Hy bleef
de man, tot wien de Staten zich wendden,
als er in Duitschland ouderhandelingen
gevoerd moesten worden.
Toen de groote Zwijger gevallen was
door de hand. van den sluipmoordenaar,
wendden zich de verbijsterde blikken van
Oranje's Gemalin en kinderen naar den
geliefden, trouwbartigen zwager en oom
om diens hulp in te roepen en niet te ver
geefs.
De brieven, tusschen Willems erven en
den Graaf gewisseld in die dagen van diepe
smart, laten zioh niet zonder aandoening
lezen.
Onverdroten bleef Graaf Jan werken aan
de verwezen lij king van een .ideaal, dat
sedert lang hem voor de aandacht zweefde,
de oprichting namely k van een verbond
tusschen al de Protestantsche vorsten iu
Duitschland.
Hij mocht dat ideaal echter niet herei
ken. De lauwheid van velen zijner ge-
loofsgenooten was hem een oorzaak van
voortdurende smart. Toch gaf hij den moed
niet op. Tot in den laten avond zijns
levens bleef hij dezelfde de man van
het „Ora et Labora".
Eindelijk 't was den 8en October
1606 ging ook zijn levenslamp, die zoo
lang en zoo ver een helder schijnsel ge
worpen had, uit.
Zat van dagen hij was den 22 Nov. 1535
geboren ging hij in tot de ruste die
er overblijft voor het volk Gods. Niet
minder dan drie eu tachtig kinderen, klein
en achterkleinkinderen liet hij na.
We eindigen deze korte schets met te
vermelden, dat hy aan onze Republiek een
viertal wakkere zonen afstond, waarvan
er drie in den krijg sneuvelden.
De oudste van dat viertal was de te
mij gelukt, een oog in het boek der
toekomst te slaan, en ik heb daar myn
naam met gouden letters geschreven gezien.
Ik weet dat het goede deel my niet ont
nomen kan worden, en ik heb hiervan
een getuigenis bekomen, dat alle onge
rustheid bij my Wegneemt".
„Hoodemgo", hernam de bode op waar
schuwenden toon „zie toe dat gij u niet
bedriegt. Ik weet dat gij op teekenen en
wonderen vertrouwt, die u in deu ver-
loopen nacht ten deel geworden zyn.
Maar bedenk wel dat niet alle profetie
uit den geest der waarheid is, en dat er
ook teekenen der leugen zyn. ,Gij hebs
een brief van Edenga ontvangen waarin
hy u uw weg nauwkeurig voorschrijft.
Gij weet, dat dit schrift niet uit de leugen
maar nit de waarheid en van Edenga
zeiven afkomstig is. Waarom houdt gy
u niet aan dat woord, en waarom begeeft
gy u tot woorden en teekenen, die daar
buiten liggen, en waarvan gij niet weet
van wien zy afkomstig zijn
Deze woorden van Harucba schenen een
oogenblik het gemoed van Hoodemgo in
verwarring te brengendoch straks weder
een blik werpende op den bekoorlijken
weg die terzijde voor zijne oogen lag,
zeide hij„Neen, ik bedrieg my niet,
ik kan mij niet bedriegenen buitendien,
daar het nu toch eenmaal bepaald is, wie
van ons beiden het zyn zal, zoo doet het
er weinig toe, of ik links of rechts ga,
Ben ik de verkorene, zoo kan het geluk
mij toch niet ontgaan. En ben ik de*
verkorene niet, waartoe dan den slechten
weg gekozen
Met deze woorden drukte hij zyn broe
der de hand, en daarna zich van hem
losrukkende, sloeg hij haastig den zijweg in.
PatrimoniumWordt vervolgd).