NIEÜWSBLAD VOOR ZEELAND. 5NECHT CHRISTELIJK- HISTORISCH urg. 1898 Ho. 144. ItnaaCfde Jaargang. ndknecht De Inhuldiging. De Plaatsvervanger A 12,- 12,- HOTTE 11DAM. sterschelde. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN ctober a. a.) van ontvangen n September ver- e achoone Kroon- 8,45 8,45 8,45 8.45 9, 8,45 8,45 8,45 8,45 9- i) 9,— 8,45 9,— 8,45 9,— 8,45 9, 8,45 9,— 9,- 9,— 8,45 i) 9, 8,45 9,— 8,45 9,— 8,45 9, 8,45 9,— 8,45 n 9, 9) 9,- 11,- 11,- 8.- 12.— tische tij d. Van Rotterdam: Zater. 3 11. Zond. 4 Maan. 5 Dins. 6 Woen 7 11. Dond. 8 11. Vrijd. 9 Zater.lO Zond. 11 Maan.12 10,30 Dins. 13 11, Woenl4 11, Dond.15 Vrijd.16 11, Zater.17 11, Zond. 18 11,— Maan.19 12, Dins. 20 12,— Woen21 11. Dond.22 11. Vrijd.23 11,— Zater.24 11, Zond. 25 12, Maan.26 10,30 Dins. 27 11,— Woen28 11. Dond.29 11, Vrijd.30 11,— N-OP ZOOM-THOLEN in naar Tholen,5,3C, tatief), 11—, i,3o, Bergen-op-Zeom 6,5 9,35, 12,40, 2,10 -op-Zoom n. Halsteren i naar Tholen 15 min. nm. 3,25 en 6,20c). nm. 3,55 6,50. n. 1,556) en 4,50. 2,15b) 5,10. 3,25 6,20c) h.) 3,45 6,40 h) 0. 0. Breskens hoogstens bn naar Borssele en c d. 3)uisrfag 6 ScpfemBct. Itober een OLE, Abeelsehe zand- )et October BESUIJEN, Serooskerke (W.). OTDIENST pELB.-ROTTERDAM ipt. Van Van Jddelburg. Rotterdam. 9,- 9,- 9,- 9,- 9,- 9,- 9, 9. 9, *1 elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Voor de vierde maal in deze eeuw opent zich 't prachtige kerkgebouw, de Nieuwe Kerk op Amsterdam 's Dam, door Ten Kate eens zoo meesterlijk bezongen, om een Vorst uit 't Oranjehuis met de Afgevaar digden des Volks te ontvangen ter plechtige inhuldiging van wie krachtens geboorte recht en de Gratie Gods de kroon draagt en de regeering aanvaardde. De eerste maal geschiedde dit in 1814; de tweede maal den 14 October 1840; de derde maal den 12 Mei 1849thans den 6 September 1998. Het gansche Nederlandsche volk had in 1813 aan den erfprins Willem Erederik de souvereiniteit (door VanHogendorp na mens den Erfprins geproclameerd) aangebo den, onder waarborging eener vrije consti tutie welke de vrijheid der ingezetenen tegen volgende mogelijke misbruiken ver zekerde. De Prins was deze Souvereiniteit, naast God, verschuldigd aan het bloed ten dienste van het vaderland door zijn voor vaderen gestortaan de roem en welvaart die Nederland onder hun leiding verwierf; aan den innigen band door den loop der eeuwen tasschea hen en de Natie gelegd; aan de onde rechten van zijn Huis; en aan het vertrouwen en de eigen keus vau het vrije Volk. Zoo zegt Groen van Prinsterer. En hij voegt er aan toe Misverstand van den elders misschien bedenkelijken titel was ondenkbaar, omdat de vorst zoowel als het volk wist dat, op dezen vrijgestreden grond, na de afzwering van den spaanschen landheer, over lands heerlijke oppermacht geen spraak was, dat geenerlei staatsvorm mogelijk werd ge rekend dan naar de eigenaardigheid eener volkshistorie, met republikeinschen zin en geest doorvoed, en dat de Prinsen van Oranje nooit een onbeperkt gezag, nooit eenig gezagdan ter bescherming van aller vrijheden, van aller rechten hebben begeerd. In dit licht neme men ook de instelling van het Koningschap gelijk het als eenig aangewezen vorm voor het eenhoofdig «ouverein bestuur doer de mannen van 1813 gekozen werd, en waarop van meet at de Nederlandsche stempel gedrukt werd, door het, gelijk Kuyper in 1878 schreef, 19- FEUILLETON. Door J. de Liefde. „Dat is eene sehoone raad", sprak Hoo demgo, „maar moeielijk om uit te voeren. Vvist ik, dat ik de bevoorrechte zijn zou, dan zou het mij veel gemakkelijker zijn dit steenachtige pad met vroolijkheid te betreden. Bestaat er dan volstrekt geene mogelijkheid om dit te weten te komen Hoodemgo deed deze vraag op een drin genden toon, die duidelijk te kennen gaf, dat zijn hart innerlijk van onrust geschokt e,n ioelong« dit bemerkte begon ny luidkeels te lachen. „Hoodemgo schaamt gij u niet," riep Hij uit. Slaat ge nog geloof aan dat ver vloekte goochelspel Dit wijf is zeker een van die krankzinnige wezens, hoedanige er meer in de woestijn ronddolen. Ik geloof dat men een schandelijk en laag hartig spel met ons drijft. Heeft men ons eenmaal in zijne macht, dan zullen wy de gevolgen van onze dwaasheid ondervinden, waarmede wij gewaagd hebben, wederom een land te betreden, welker wet ons als landverraders ter straf gedoemd 'heeft. Ziet gij zelf niet in, dat Harucha ons snood misleid heeft i Hij heeft ons beloofd dat we alle drie behonden zullen worden. Ook in den brief wordt het niet anders voorgesteld. En nu komt daar op eenmaal deze looze lichtekooi, om ons te vertellen, dat slechts een van ons drieën de gelukkige zijn zal. Stemde Harucha nu toe dat zij eene bepriegster is, dan zou ik aan hem en den brief nog mijn vertrouwen sehen- als schild voorniet als bolwerk tegen Ulo rechten en vrijheden te stellen. De vraag of hiermee onberispelijk is gehandeld, blij ve op dezen inhuldigingsdag buiten sprake. Wij zeggen Groen van Prinsterer na Souvereiniteit (het vrije volk door Oranje heschermd)is een nederlandsch hoofdbeginsel. Tusschen de eerste inhuldiging en de laatste ligt een tijdperk van 84 jaren. Letten wy op de omstandigheden waar onder de verschillende inhuldigingen plaats hadden, dan treft ons wel eenig verschil. Willem I trad wel op in een goeden tijd. Nederland was zoo pas van onder 't fransche jak vrij gekomen, de overweldiger lag in boeien geklonken uit den smeltkroes der verdrukking was het Nederlandsche volk als verjongd en versterkt te voorschijn getreden. De partijschappen zwegener viel één nationale volksstemming waar te nemen. Er was geestdrift en men trad hoopvol de toekomst tegen. De regeering van Willem I had echter wel eenige teleurstelling gebracht. Zuid Nederland was hem afvallig ge worden Noord Nederland bleef onder een zwaren schuldenlast gebukt gaan, gevolg van 's Kouings niet al te wijze en gelukkige staatkunde. Eene staatkunde waarmede hij ook zijne beste vrienden, als Van Hogendorp en Falck, van zich vervreemd had. Toen Willem II ingehuldigd werd, was er ook groote geestdrift en had men goede hope maar dit was 't gevolg van de te leurstelling die de eerste Willem had achtergelaten en van de antecedenten zijns opvolgersden held van Waterloo. Doch ook hij voldeed niet aan de ver wachting. Wel schonk hij 't land een grondwet in liberalen geest, en toonde hij met zijn tijd te kannen medegaan, teneinde zoo mogelijk den tijdgeest te bezweren. Maar hy leefde en regeerde te kort om ook maar eene herinnering na te laten die geëvenredigd was aan de grootsche ver wachtingen die de natie van hem koesterde. Onder wat moeilijke omstandigheden had den 12 Mei 1849 de inhuldiging van Neer- lands derden Koning plaats. 1789 was het staatsrechtelijk jaartal gebleven. Aan eene van hooger beginsel losgemaakte levensbeschouwing werd, onder ken. Maar nu hij baweert dat zij de waarheid spreekt, wordt het mij duidelijk dal wij de speelballen zijn van een laag hartig verraad. Het is toch niet mogelijk dat beide, de brief en de voorzegging, waar zijnwant de eerste spreekt van ons allen en de laatste slechts van éen, die behouden wordt." „Foelongo", hernam de bode, „gij lastert hetgeen gij niet weet. Ik heb u nog nooit een leugen voorgehouden, en ik herroep ook nu nog niets van alles wat ik u gezegd heb. Het blijft eene onbetwijfel bare waarheid, dat gij alle drie behouden zult worden, indien gij mij volgt, en u overeenkomstig Edenga's brief gedraagt. Maar het is een andere vraag, of gy mij alle drie volgen en Edenga's brief in eere houden znlt. Gij althans vertoont nu reeds verschijnselen, die mij ten hoogste om uwentwil verontrusten want gij hebt immers reeds verklaard, dat gij geen stap verder doen wilt. Indieu gij bij dat voor nemen blijft volharden, dan weet ik u nu reeds éen van de twee te noemen, die stellig niet behouden zal worden. Maar waarom klaagt gij dan ook nog Dan rijt gij immers zelf de eenige oorzaak van nw verderf en Pestrefo heeft dan niets anders gedaan dan eene voorspelling uit te spreken, welke gij u haast door uwe dwaasheid in vervulling te brengen". „Zeker", zeide Rondaza, die intnsschen in diepen ernst dit gesprek had aangehoord, „deze zaak is mij zeer duidelijk geworden. Wie van ons zijn behoud ernstig begeert, zal gewis niet teloor gaan. Pestrefo heeft ons alleen voorspeld dat twee onzer wei geren zullen den voorgeschreven weg te den titel van Liberalisme hulde gebracht. In alle lauden had dit beginsel, hier en daar zelfs niet zonder bloedstorting, ge zegevierd. Ook Nederland had, gelukkig zonder hulp van den sterken arm, zij 't ook al niet zonder straatkabalen, zijn Grondwet ge kregen. Doch tal van hervormingen in staat en kerk droegen den stempel van een zooge naamde vrijzinnigheid die niets anders was dan eene huldiging der theorie van 't on geloof. Met grooter vrij moedigheid werd 't ver schil van inzicht omtrent 't Gezag, de Grond wet, het Koningschap en alle inzettingen en ordinantiën Gods tot in de regeerings- kringen blootgelegd. Had niet een minister des Konings ge sproken van het „individu dat de Kroon draagt" Eh inmiddels stonden de twee partijen liberalen en conservatieven schoon bei den uit 't beginsel der revolutie levende, met te grooter felheid tegen elkander over. Er was in 1849 groot vertrouwen in en vurige blijdschap over de troonsbeklim ming van den derden Willem maar er was ook een beklemming der vrees bij duizen den, wat de toekomst baren zou, bij zoo treurige ervaringen als achter hen lagen. Van achteren beschouwd, mag dan ook van de regeering van WillemlII getuigd worden dat zij de verwachtingen heeft overtroffen. Willem III is een correct constitutioneel vorst geweesten als mensch heeft hij bij groote geslotenheid en stugheid van karakter, vaak ook groote teederheid voor zijne on derdanen aan den dag gelegd. Men denke slechts aan 1861terwijl hij als vorst op ondubbelzinnige wy ze gelijk bij de aan vaarding van't Volkspetitionnemeet bleek, een enkele maal getoond heeft dat hij de Christelijke historische opvatting omtrent't onderwijs wist te waardeeren. En wat de denr dicht doet het is vrede geweest in zijne dagen. Een feit te opmerkelijker waar bijna geen jaar van zijne regeering voorbij ging waarin niet de eene of andere verwikkeling of oorlogsverklaring de naburige volken kwam verontrusten. a Of dan alle gevaren onder zijn regeering bewandelen. Dit is een {ernstig, maar tevens een weldadig woord voor ons. Een ieder voor zich zie dan nu toe dat hij niet afwijke van hetgeen onze koning ge schreven heeft. En nu laat ons den tijd niet langer met twisten verspillen. De weg ligt voor ons. Indien Harucha het goed vindt, zullen wij onzen {tocht terstond vervolgen". Weldra bevonden zich de vier reizigers wederom op weg. De bodem, dien zij thans batraden, begon zich al meer en meer te verheffen, totdat zij den voet van een hoogen steilen berg bereikten, wiens kruin als een spitse kegel de gansche landstreek beheerschte. Moeten wy deze ontzettende hoogte be klimmen riep Eoelongo ongeduldig uit. „Zonder twijfel", herman Harucha. „Er is geen ander pad, dat van hier naar de steengroeve leidt, dan hetwelk over de krnin van den berg loopt. Wij zijn hier aan de uiterste grenzen van Edenga's rijk. Het land, dat gij rechts van den berg ziet, behoort nog tot de woestijnen, die onder Nasta's macht liggen. Daar deze bergpas den «enigen toegang in Edenga's rijk van deze zijde aanbiedt, zoo heeft onze koning hier een sterke bezetting ge legd, en gij moet u niet verwonderen, waaneer gij straks krijgslieden van Edenga tegenkomt. Zij znllen u echter geen leed doen, indien gij mij slechts volgt". Zwijgend vingen de reizigers daarop aan den berg te beklimmen. Foelongo echter bleef eene poos beneden aan den voet staan, besluiteloos of hij den moei lijken techt zou mededoen of niet. Einde lijk echter begon ook hij de hoogte te geweken zijn Wy zouden het niet gaarne zeggen. Wij weten beter. De afval is nog grootde ontkerstening gaat nog altijd voort. De schroraelykste opvattingen omtrent het Gezag, omtreDt het Koningschap worden schaamteloos, zelfs door ministers der Kroon gehuldigd. Eu toch wanneer straks onze eerste regeerende Koninginne haar blijde inkomste doet, zullen wij ons verblijden, niet het minst hierin, dat zy, boven hare vaderen, gezegend werd met een inhuldiging onder gelukkige omstandigheden. iqg Het volk, als eenheid gedacht, heeft met ongeveinsde blijdschap dien dag ver beid en begroet; de partyen hebben zich tijde lijk opgelost, de leiders hebben de handen in. een geslagen cd allen hebben, onder aan roeping van een Hoogere Macht, dien nlea niet durft loochenen, althans niet in manifest en aanspraak en zegeDwensch, de Konin gin 't goede toegebeden op den weg, door haar ingeslagen. Meer dan ooit zijn de Oranjeliederen, en ons geliefd historisch, eenig Wilhelmus niet 't minst, verspreid, geleerd, gezongen. De valsche theorieën over Koningschap en Ordinantiën Gods is, voor een oogenblik althans, het zwijgen opgelegd. Een mildere geest van verdraagzaamheid, in vergelijking met een halveleeuw, en kor ter geledon is door 't volk gevaren in al zyn rangen en standen. De ministers der Koningin, voorzoover zij zich aau de wateren der revolutie drenk ten, hebben hunne ongerechtige beschou wingen een oogenblik ter zijde gesteld, of brengen openlijk hnlde aan het Christen dom, door steun te bieden aan de Zending en maatregelen te beramen tegen Volks zonden. Er zyn vele moedgevende teekenen. En al zien wij Dy 't tot zwijgen brengen der Revolutie, 't dreigend gevaar der Evo lutie niet voorbij, wij mogen danken voor zoo menig lichtpunt dat de Heere ons op Een gezaghebbend liberaal, De Kem- penaer (1853), drong aan op een ministerie van eerediensfc „als middel van policie ter beteugeling van de fijnen". En een dito liberaal uit onzen tijd, Lieftinck, (1888) zei dat de antirevolutionairen moesten zoeken een ander land, een land waar de zon nog draait." dezen vierden inhuldigingsdag te zien geeft. En wij blijven Hem bidden om eene geluk kige regeering voor Koningin Wilhelmina 1 BEDE bij de troonsbestijging van H. M. Koningin Wilhelmina, in den jare 1898. Cw zegen, machtig God, en aller Vorsten (Heer I ^aaraan voor Vorst en Volk wis alles is (gelegen, Nij Wilhelmien' nabij, en dale op haar neêr. Iflen milden dauw gelijt of zashten Lente- (regen, Oeef, Gever alles goeds, haar wijsheid en (verstand, Iflen recht besef om goed en kwaad te onder scheiden Zaar Uwen wil, oHeer! bestuur zij Ne- (derland, Ooe wel aan arm en rijk, doe immer recht (aan beiden, >an 't welzijn van ons volk zij hare zorg Peen' zij haar frissche kracht, haar liefde, (al haar leven Pin in gevaar en nood, by storm en ban- (gen strijd, Ontzink' haar lnst noch moed, zy 't oog (tot U geheven. "Persoonlijk ga z' ons volk met ernst in 't i (goede voor, Xoe moeilijk dit ook zy, hoe zwaar het soms (zal wegen, >an Uw Getuigenis leen' zy gewillig 't oor, >ls Davids zij haar hart, tot Uwe vrees (genegen. JOust met Uw Geest haar toe; Wees haar (ten .schild en loon Zeem z'in Uw hoede, fleehl Dat z' in Uw (gunst regeere l Ifleu tal van jaren draag' haar hoofd de Ko ningskroon, Ifln geef, dat meer en meer, Uw heil'gen (Naam ter eere l JOust, vrijheid, godsvrucht,r viee, in onzen (Lande woon. Wemeldinge, Sept. 1898. A. WABEKE. bestijgendoch daar zijne medereizigers hem reeds een eindweegs vooruit waren, bleef hij bestendig op een kleinen afstand achter hen. „Maar zeg my", zeide Hoodemgo tot Harucha, „is er dan volstrekt geene moge lijkheid om te weten te komen wie van ons die gelukkige zijn zal Zyn er nog niet (meer waarzegsters in deze streek, die wellicht nog heter ingelicht zyn dan Pestrefo „Ik heb nimmer een andere hooren noe men", hernam Harucha. „Wel dwalen hier vele zigeuners rond, die zich met kaartleggen, horoscooptrekken en duivels kunstenarijen ophoudendoch gij weet zelf, dat zy een gruwel zijn voor Edenga, en dat de wet des lands de zwaarste straf fen over deze praktijken uitspreekt". „Ik begrijp ook niet hoe gij zoo bekom merd zijn kunt", zeide Rondaza, „om te weten te komen wie van ons ie kroon zal wegdragen. Ik heb slechts èeue zaak te weten, namely k, of ik den weg wel bewandel, dien onze koning ons voor schrijft. Daarop bevind ik mij thans, en dat is voor mij genoeg. Laat ons liever een lied zingen, om onzen moeilijken weg een weinig te veraangenamen". Hierop stemde Rondaza een lied aan, welks vroolijks tonen luide tegen de heu vels weergalmden. Harucha begeleidde hen met zijne sehoone zuivere stem, terwijl hij nu en dan eenige tonen op zyn hoorn blies, die een aangename afwisseling met de klanken van hun lied vormden. Alleon Hoodemgo bleef het stilzwijgen bewaren en toen zij hun lied geëindigd hadden, zuchtte hy en zeide„Neen l ik zing niet eer, voordat ik weet of ik de bevoor rechte ben". Nauwelijks wareu de laatste tonen van het lied in wegstervende weergalmen weg gezweefd, of in de verte liet zich een gedruisoh van vele naderende vootstappen hooren. Te gelijker tyd riep Foelongo, die nog immer op eenigen afstand achter zijne broeders liep, hen bij hnnne namen. Zy keerden zich onwillekeurig om, meeuende dat hy hunne hulp behoefde. „Komt hierriep Foelongo, „komt hier, bid ik ulaat ons vluchten l Hoort gij niet dat daarginds van achter den berg rand krijgsvolk in aantocht is Volgt my Het verraad is nabij Zoo wy ons niet spoeden, zyn wy verloren!" Onthutst bleven de heide broeders stil staan en Hoodemgo zag Rondaza met vra gende blikken aan. Deze echter, zyn oog op Harucha slaande, die hem met edele kalmte aanzag, begon te glimlachen, en zich daarop tot Foelongo keerende,riep hy: „Wees toch niet dwaasHarucha, die ons zoo menigmaal geholpen heeft, zal ons immers hier niet verraden. Neenen hoe het ook zij," voegde Hoodemgo er by, „laat ons bij elkander blijven, dan zyn wy tenminste door vereende krachten sterk. Had ik mijn zwaard hier, ik zon nog andere taal sprekendoch laat ons moedig en als mannen ons gedragen." „Arme schepsels!" zeide Harucha met een droeven glimlach het hoofd schuddend, „waarlijk indien Edenga's woord en mijne trouw niet sterker waren dan nwe kracht, zon het hoogst jammerlijk met u gesteld zyn". „Patrimonium". [Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 1