f
CHRISTELIJK-
NIEUWSBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
G
rschelde.
-
flo. 148- 1898.
SateiCag 8 Sepfemüec.
ituaaffrfe laatgang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
CIJFERS.
Buiteulandsch Overzicht.
ber 1897, No. 31.
3 Jr.
BAKENBROEK.
mrnmm
nd te richten tot
Inspecteur voor
Kleine Markt,
genaaretraat te
r»
door sterkte
sur.
een etiquet
►LIFANT".
fENST
.-ROTTERDAM
Van
nirg. Rotterdam.
9,
8,45
8,45
8,45
8,45
8.45
9-
8,45
8,45
8,45
8,45
9,
8,45
8,45
8,45
8,45
9,
8,45
8,45
8,45
8,45
8,45
8,45
9,
9)
9)
9-
9-
9
9-
9-
9-
9,-
9.—
9-
9>—
9-
9,-
9-
9,-
9,-
9,-
9,-
9,-
9,-
9,-
9,-
9r
ENST
in Zierikzee.
Spoorweg Goes
in Zii rikzee:
'smorg. s inidd
1
6.30
3.30
2
7,50
3,30
3
7,50
3,30
4
7,50
3,30
5
7,50
3,30
6
7,50
3,30
0.7
7.50
3,30
8
6,30
3,30
9
7.50
3,30
.10
7,50
3,30
.11
7,50
3,30
1.12
7,50
3,30
13
7,50
3,30
nl4
7.50
3.30
,15
6.—
5.—
1.I6
6.30
3,30
•.17
7,50
11,30
.17
.18
rtg.
7.50
ijzee
9.15
18
:1b.
11.30
1.19
7,50
3,30
20
7,50
3,30
p21
7,50
3,30
1.22
6,30
3,30
1.23
7,50
3,30
•24
7,50
.24
11,30
.25
rtg.
7,50
~4zee
9.15
.25
1b.
11.30
.2.6
7.50
3,30
27
7.50
3,30
n28
7,50
3,30
.29
6,-
3,30
.30
6,30
3.30
3,25 en 6,20c).
3,55 6,50.
56) en 4,50.
56) 5,10.
6,20c) li)-
6,40 6(
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
skens hoogstens
lar Borssele en
Uit het lijvig rapport der Staatscom
missie betreffende de pensionearing van
werklieden nemen wij nog eenige cijfers
over.
De commissie wenscht een voor elke
loonklasse verschillenden pensioensgrond
slag, en pensioenstoename, op deze wijze
Pensioens- Pensioenstoe-
Loonklasse. grondslag name voor elke
per jaar. weekpremie.
I.f 0— 250 f 50 2Vs cent
II. - 250— 400 - 60 3
III. - 400— 600 - 80 4
IV. - 600— 800 -100 5
V.-800—1000 -120 0
Zy verklaarde zich voor het beginsel
om, uitgaande van de aangenomen pensi
oengrondslagen, deze degressiefpercentsge-
wijze te verhoogen ter verkrijging van
het minimum pensioensbedrag voor elke
loonklasse, gelijk is aangeduid in de vol
gende tabel
-n Minimum
t 11 Pensioens-
Loonklasse. grondalag penmoens-
I.f 0— 250 f 50 f 75
II.-250- 400 - 60 - 84
III. - 400— 600 - 80 -104
IV. - 600— 800 -100 - 12Ü
V.-800—1000 -120 -132
Uit kraeht van de wet zullen zijn ver
zekerd tegen ouderdom en invaliditeit de
mannen en vrouwen, die in loondienst werk
zaam zijn voor een jaarloon van minder
dan 1000 en tevens zestien jaren of ouder
zijnuitgezonderd van dezen regel zijn
de ambtenaren van den staat alsmede de
personen, die in den blij venden toestand
nog nimmer aan den verzekeringsplicht
zijn onderworpen geweest en reeds een na
der aan te wijzen leeftijd hebben bereikt.
De verzekerden worden in verhouding
van hun jaarloon verdeeld in de volgende
loonklassen
Loonklasse. Jaarloon.
I. f 0- 250
II. - 250— 400
III. - 400— 600
IV. - 600— 800
V. - 800—1000
Onverschillig op welken leeftijd men in
de verzekering wordt opgenomen, is de
volgende premie verschuldigd, welke ge
lijkstaat met de premie (berekend volgens
het premiestelsel met aanneming van een
rentevoet van 3 pot.) vereischt voor 'de
personen, die op 16-jarigen leeftijd tot de
verzekering toetreden
Loonklasse. Weekpremie.
I. 16,5 cent.
II. 20
III. 26.5
IV. 33
V. 40
De werkgever voldoet de premie door
middel van het bevestigen van zegels op
een nader aan te wijzen document, terwijl
hij het recht heeft de helft van het vol
dane bedrag te korten op het loon van den
verzekerde.
De premiebetaling houdt op:
lo. indien de verzekerde invaliditeits-
of ouderdomspensioen is toegekend
2o. indien de verzekerde niet meer de
vereischten bezit gesteld voor de opneming
in deze verzekering.
Om in het genot van pensioen gesteld
te kunnen worden behoort de verzekerde
een wachttijd te hebben volbracht, d.w.z.
in een bepaald aantal jaren behoort een
bepaald aantal malen de premie te zij n
voldaan. Daar nu is uitgegaan van de
veronderstelling, dat jaarlijks vijftig week-
premiën kunnen worden voldaan, is de
wachttyd als volgt:
a. voor het invaliditeitspensioen op drie
jaren, d. w. z. dat is ten minste drie onder
scheidene jaren premiën voor tenminste hon
derd vijftig weken moeten zijn voldaan;
b. voor het ouderdompensioens op twin-
tig jaren, d. w. z. dat in ten minste twintig
onderscheidene jaren premiën voor ten
minste duizend weken moeten zijn voldaan.
Ten aanzien van den wachttijd te vol
brengen in den overgangstoestand (d. w. z.
de toestand bestaande by het invoeren van
deze regeling, wanneer dadelijk zeer velen
worden verzekerd, die ouder zijn dan
zestien jaren) is bepaald, dat die ten aan
zien van het verkrijgen van ouderdoms
pensioen wordt ingekort tot vijf jaren, zoo
dat in dien toestand in ten minste 'vijf on
derscheidene jaren premiën voor ten minste
tweehonderd vijftig weken moeten zijn
voldaan.
In verbandjjaiet dezen wachttyd is voorts
bepaald
lo. dat de rechten voortvloeiende uit
deze verzekering behooren te vervallen
tenzij in by de wet aan te wijzen geval
len van uitzondering indien gedurende
zekeren termijn geen bepaald aantal malen
premiën zijn voldaan; en
2o. dat die rechten behooren te herleven
zoodra weder gedurende een bepaalden tijd
een zeker getal premiën is voldaan.
Zijn de hierover aangegeven voorwaar
den vervuld, dan heeft de verzekerde
a. op invaliditeitspensioen bijaldien hij
invalide wordt, of
b. op ouderdomspensioen bijaldien by
den 65-jarigen leeftijd heeft bereikt.
Het pensioenbedrag waarop een verzeker
de aanspraak heeft wordt, onverschillig of
het invaliditeits- of ouderdomspensioen be
tref berekend als volgt.
Uitgegaan wordt van een pensioengrond
slag, welke verschillend is voor de vijf
loonklassen. Deze grondslag wordt voor
elke gestorte weekpremie vermeerderd met
een bedrag, hetwelk eveneens verschillend
is voor de vijf loonklassen.
Om evenwel het pensioensbedrag in ge
val van invaliditeit niet te laag te doen
zyn, bijaldien dit wordt verleend na korten
tyd verzekerd te zyn geweest, wordt hier
voor een minimum aangenomen.
De volgende tabel toont aan de pensi
oensgrondslagen en de minimum pensioens-
bedragen.
Pensioens- Minimum
Loonklasse. grondslag penaioensbe-
per jaar. drag p. jaar.
I. 50 gulden. 75 gulden.
II. 60 84
III. 80 104
IV. 100 120
V. 120 132
De pensioenstoename bedraagt voor elke
wekelijksche premie in
de eerste loonklasse f O.O2V2
tweede 0.03
derde 0.04
vierde 0.05
vijfde 0.06
Hieruit volgt, dat bijaldien in geval van
invaliditeit pensioen wordt verleend dadelijk
na het volbrengen van den wachttijd het
pensioensbedrag steeds het minimum be
draagt, al is dit ook hooger dan de pen
sioensgrondslag vermeerderd met 150 maal
het cijfer van de pensioenstoename.
Tevens volgt hieruit dat die verzekerden,
welke van hun 16e tot hun 65e jaar regel
matig jaarlijks 50 gremiën hebben gestort,
by het bereiken van den laatstgenoemden
leeftyd aanspraak kunnen maken op een
ouderdomspensioen van het onderstaand
bedrag
Loonklasse I f 111.25
II 133.50
III 178.00
IV 222.50
V 267.00
Aangezien by de invoering dezer rege
ling alle meer bejaarde personen in de
verzekering worden opgenomen tegen be
taling van de weekpremie versohnldigd
voor 16-jarigen, verleent de staat eene
bijdrage voor die meerbejaarden. Hiervoor
wordt van den staat vereischt eene bijdrage
ter contanfe waarde van 196 millioen gal
den. Moet de staatsbijdrage eene afloopende
zijn en bijvoorbeeld in een tijdperk van
50 jaren geheel zijn voldaan, dan zal ge
durende dit tijdperk 7a 8 millioen gulden
'sjaars beschikbaar moeten worden gesteld
Voorts betaalt de staat de administratie
kosten, alsmede de premie verschuldigd
voor de verzekerden, die zich in verplich
ten krijgsdienst bevinden, welke bijdragen
voorloopig geschat worden op een kapitaals-
waarde van 22 en van 5 millioen gulden
Alzoo wordt van den staat in het geheel
vereischt eene bijdrage ter contante waarde
van 223 millioen gulden, of van 8 k 9
millioen gulden 's jaars gedurende vijftig
jaren.
Men lette er op dat den vrijwillig ver
zekerden kleine bazen, kletne landbouwers,
kleine handelaars, in een woord, de zelf
standig arbeidende personen, die kunnen
worden geacht voor het overige oeeonomisch
met werklieden gelijk te staan, in den
overgangstoestand dezelfde voordeelen toe
komen ais aan de verplichte verzekerden.
De slotsom der commistie is:
lo. dat verplichte verzekering zoowel
tegen invaliditeit als tegen ouderdom raad
zaam is
2o. dat verschil van gevoelen haar belet
een wetsontwerp met memorie van toe
lichting aan te bieden.
Reeds in een vorig no. maakten wij
melding van de gruwelijke bekentenis
door kolonel Henry gedaan, dat hij de
schrijver was van het zoogenaamde bewijs
stuk van Dreyfus' schuld, te weten het
kattebelletje, aan den Duitschen zaakge
lastigde Schwarzkoppen toegeschreven,
waarin deze aan zijn Italiaansehen collega
te Berlijn, Panizzardi, zegt dat hij van
plan is om alle gemeenschap met dien jood
te ontkennen wanneer hij in het proces
Dreyfus mocht worden betrokken.
Op dit kattebelletje, het eenige bewijs
voor 's mans schuld, is een officier, die
wat spionnage of uitruiling van militaire
plannen en „plannen" betreft, niet schul
diger moet zyn dan de rest, naar 't Dui
velseiland verbannen om daar langzaam
weg te kwijaen onder het moordend kli
maat van de West.
Het is te wenschen dat thar.s het volle
licht moge opgaan over deze akelige
qnaestie.
Maar of dit gemakkelijk gaan zal,
valt te betwijfelen nu Henry in de ge
vangenis zelfmoord pleegde, na een bezoek
van een collega die hem melden kwam
dat geen redden meer voor hem mogelijk
was.
Henry heeft zich daarna de keel afge
sneden.
Intusschen zyn er nog anderen die van
de zaak weten kunnen.
Thans komen de namen van Boisdeffre
en Pellieux en Gonse en du Paty de Clam
uit het geheimzinnig donker dat hen by
de rechtszaak Zola omgaf, in het volle licht
hunner schande te staan.
Eerstgenoemde nam reeds zyn ontslag
als chef van den generalen staf en tracht
daarbij alle schuld van zich te werpen,
door voor te geven misleid te zyn gewor
den door Honry en zyn aanhang.
Ook Gonse, de sous-chef, moet zijn
ontslag hebben thuisgekregen, terwijl du
Paty de Clam in arreBt genomen moet zijn.
Men moet eerbied hebben voor den mi
nister Cavaignac, die na zijne pompeuse
verklaringen in de Kamerzitting van 7
Juli dat hy de bewijzen van Dreyfus'
schuld uit dezen echten brief vau Schwarz
koppen had geput, er niet voor terug
deinst zijn eigen schande op te eten.
Ofschoon het niet onmogelijk is, schynt
dat hij wei niet anders zal gekund hebben.
Immers mea vraagt zich af hoe 't be
drog zoo op eenmaal ontdekt kon worden
na de stellige in het gelijkstelling van den
staf, de veroordeeling van Zola en de toe
gejuichte banaliteiten der Henry's en
Pellieux's.
En dan is er maar éen oplossing van
het raadsel denkbaar. Namelijk dat de
hoven te Berlijn en Rome onderhands
zullen hebben gewaarschuwd om spoedig
tot de ontmaskering van den valschen
briefschrijver over te gaan, op straffe
van anders zelf te zullen spreken.
En zoo ver nu zal een Fransche mi
nister die weet hoe men op het gebied
van spionnage leeft, het wel niet hebben
durven laten komen.
Panizzardi moet aan zijne regeering te
Rome verlof hebben gevraagd zijn brief
wisseling met Schwarzkoppen over de
Dreyfus-zaak bekend te maken, maar hij
heeft nog geen antwoord.
Dit ware anders wel de beste en snelste
oplossing.
Hoe het zij, de minister heeft nu A
gezegd, 't heeie alphabet dient nu afgeloo-
pen. En dat zal hy wel doen. ook. Het
proces Dreyfus zal nu wel herzien worden.
Natuurlijk volgt hieruit nu niet dat
Dreyfus onschuldig is. Op het oogenblik
staat alleen vast de onwettigheid zijner
veroordeeling en de mogelijkheid zijner
onsehuid in de zaak waarvoor hij verban
nen werd.
Nu wij dit schrijven denkea wy aan de
vermoeiende pogingen van Labori en Zola
om aan te toonen dat de generale staf te
goeder trouw of willens en wetens onrecht
deed. En hoe alles afstuitte op de stalen
verzekeringen, ook van den schurk Henry,
dat alles in den haak was, Dreyfus de
verrader, Esterhazy de engel, zij zeiven de
beleedigde onschuld] in eigen persoon
waren.
Wij hooren De Pellieux nog zeggen
op mijn eerewoord mijne heeren, aan het
ministerie van oorlog is op het oogenblik
van de interpellatie-Castelin een ongetee-
kend stuk gekomen, vergezeld met een
visitekaartje, waarop een overeengekomen
naam was aangegeven en die naam stond
ook in het stuk; en dit bevestigt volkomen
Dreyfus' schuld.
Picquart, die het weten kon, want hij
was chef van het informatiebureau ge
weest, zei dadelijk hieropdat stuk is valsch.
Henry dorst hem toen nog toeschreeu
wen Gij liegt.
Picquart, terecht hierover verontwaar
digd, zond hem nog dienzelfden dag zyn
kaartje.
Boisdeffre, de chef van den generalen
staf, op wien Boisdeffre zieh beriep,
moest toen gehoord worden om het banale
getuigenis van zijn collega te bevestigen
doch hij was nergens te vinden. Maar toen
kwam de onder-chef naar voren en legde
een gelijkluidende verklaring af. En hij
voegde er aan toe: „Het leger vreest
geenszins het lichthet is volstrekt niet
bang, teneinde zijn eer te redden te zeg
gen waar de waarheid is".
Kostelijke woorden. Doch waar zullen
zij nu belanden
En dan deze woorden van Boisdeffre,
daags daarna gehoord „Als de natie geen
vertrouwen heeft in de hoofden van zyn
leger, in hen die verantwoordelijk zyn voor
de nationale verdediging, dan zyn deze
bereid de zware taak aan anderen over
te dragen".
Nog eenB, waar zullen zy zich bergen,
die zoo de eer van 't leger, 's volks god
in de waagschaal hebben gesteld; nu
ten slotte blijkt dat zij zich hebben laten
beetnemen door een dommen falsaris, die
nog niet eens slim genoeg is geweest om
zijn geheim stuk wat taal er stijl aangaat
in overeenstemming te brengen met de
taal en den stijl van de beide andere
onthulde geheime stukken I
Melden wij alleen nog dat de ministers
al enkele malen vergaderd hebben en
heftige geschillen hadden over de vraag
of herziening van 't proces wenschelijk is.
Tot eenstemmigheid kwam het nog niet.
Het eenige lichtpunt in de geschiedenis
is voorloopig dat Esterhazy zonder vorm
van proces uit den dienst ontslagen is.
Wanneer men nu tegelijkertijd Piquart in
zijn rang en eer herstelt, dan kan men
gerust zeggen dat de historie Haman-
Mordechai zich eenigszins begint te repe-
teeren.
Henry had overigens een benijdbaar leven
als militair achter zich. Hij was in 1846
geboren en zoon van een eenvoudigen land
bouwer. In 1865 kwam hij als gewoon
soldaat in dienst en doorliep alle rangen.
Tijdens den Fransch-Duitschen oorlog werd
hij als sergeant-majoor te Orleans krijgs
gevangene gemaakt en naar Duitschland
gevoerd, doch wist onderweg te ontsnappen.
Hij werd een tweede maal te Vaux krijgs
gevangen gemaakt maar wist vier dagen
later weder te ontvluchten. 14 December
1870 werd hij tot lu'tenaut bevorderd.
In 1881 nam hij als kapitein deel aan
de Expeditie naar Tunis, vervolgens aan
die in Algerië. In den slag bij Djebel Smir
kreeg hy twee verwondingen, een aan het
been en een aan de band. Later werd ka
pitein Henry naar Indo-China gezonden.
Zyn bevordering tot luitenant-kolonel had
10 November 1897 plaats.
Opmerkelijk is, dat, terwijl de eene
bondgenoot in agitatie is ten gevolge van
de gebeurtenissen in zyn eigen land, de
andere bondgenoot een kalm en rustig ge
steld, erustig gemeend en aller aanneming
waardig staatsstuk in 't licht zond bevat
tende niets minder dan het voorstel tot
een algemeenen vrede gepaard met volks
ontwapening.
Men zon geneigd zyn te zeggen dat de
Czaar onder den begeesterenden invloed
geraakt is van den pantheïst Tolstoï.
Indien dit zoo is zal er van dat plan
van „de wapens neder" wel niet veel
terechtkomen.
Doeh ook indien niet, mochten dan
vooral de groote mogendheden 't met beide
handen aangrijpen.
Frankrijk zal de satire door den Czaar,
onbewust, hem toegeworpen, diep gevoelen
Beter geen generale staf dan zoo een, doe
weg een leger dat zoovele rotheden ver
toont. Dat is de bittere les die de ont
dekte feiten eu de bekende voorstellen,
het valsch e stuk van Henry en het echte
stuk van den Czaar aan de Fransche re-
geering toeroepen.
Voorloopig echter schijnt deze er blind
voor. Zij ziet in 't keizerlijk voorstel
meer een daad van verraad dan van
vriendschap.
Ware Keizer Ni cola as op 't oogenblik
Fransch onderdaan, de geest is zoo dat hem
een plaats op 't Duivelseiland zou toekomen
naast dien anderen verrader.
Men weet wel Frankrijk laat zich niet
spoedig overtuigen.
Naar luid der berichten heeft de in
vloedrijke staatsman, Pobodonostsef de
fanatieke vervolger van onze broeders de
Stundisten den Czaar als hoofd der
griekseh orthodoxe staatskerk deze denk
beelden ingegeven.
Een weinig dweepzucht, een weinig staat
kunde, maar ook veel gezond verstand en
goede wil schynt in de sohoone voorstellen
tot een verduurzaamden vrede de hand
te hebben.
Voorzoover in eene zondige wereld, on
der gedemoraliseerde volken en regeerin
gen, in de twintigste eeuw een dergelyk
plan uitvoerbaar schijnt, verdient het ini
tiatief van den Czaar groote sympathie.
„De wapens neder", zou een groot stuk
oplossing der sociale quaestie brengen.
Maar de vorsten, terwijl zij dit zeggen,
zien elkander zuchtend, glimlachend, schou
derophalend aan, als twijfelden zij aan de
uitvoerbaarheid.
En toch eens zullen de zwaarden tot
spaden en de spiesen tot sikkelen geslagen
worden. Van dien dag en die ure weet
niemand. Hy kan derhalve zeer nabij zijn.
Door Mij regeeren de koningen, zegt
de Heere.
En in dit licht wenschen wij ook dit
Keizerlijk advies te aanvaarden en te be
waren.