Sl'amGoom dez* oKoniiiq i ii.
Wilhelmus van Nassouwen.
I Helena van Nassau
Emma (s) j gehuwd met
van Waldeck George Victor
1858— van Waldeck Pyrmont
1831-
Walram II
t 1275
stichter der Wal-|
ramsche orde.
Wilhelmina
1880-
Willem Frede
rik van Nassau
1613-1664
Ernst Casimir
1573-1642 i
Jar de Oude
1535-1606
Hendrik de Rjjke
van Nassau
f 1250
Koning Koning I Koning
Willem III Willem II Willem I
1817-1890 1792-1849 1772-1843
Willem
V
1748-1806
Willem
IV
1711-1751
Jan Willem j
Friso
1687-1711 I
Hendrik
Casimir II
1657-1696
Willem
de Oude
1484-1559
i Frederik Hen- Willem I
Albertina Ag- d ik; 1
nes van Oranje
Otto I
t 1290
stichter der Otto-
sche linie.)
1584-1647
„de Zwijger"
1533-1584
(2) Door haar huwelijk met Koning Willem III zijn de Walramsche en Ottosche linie vereenigd. Uit hun huwelijk is Koningin Wilhelmina geboren. Zij stamt derhalve van Vaders- en Moederszijde af van Hendrik II de Rijke, graaf
van Nassau," die van (omstreeks) 1180 tot (ongeveer) 1250 leefde.
(1) De lijn van Jan de Oude (Nassau) en die van Willem I (Oranje) loopen hier saam door 't huwelijk van Willem Frederik met Albertina Agnes. Uit hun huwelijk is Hendrik Casimir II geboren.
Is 't wonder dat wij dan ook nu
op deze onze Koningin opzien met
goede hoop en blijde verwachting
Of is niet ook zij ons door Gods
vrije gunst, als een teedere scheute
uit den bedreigden tronk, opgekomen
en bewaard
Heeft de Heere door ons haar te
geven, niet als ten derden male aan
Oranje en Nederland het wonder
zijner almacht en genade die her
leving geeft en bloei geopenbaard
Die liefde van het Nederlandsche
Volk moge uw deel zijn, Koninginne,
tut in lengte van dagen. Zij moge
u tot troost verstrekken in uwe jeugd,
uw staf zijn in uwen ouderdom.
Want zwaar is de taak die u op
de schouders wordt gelegd.
Moogt gij haar, niet in eigen wijs
heid maar in de mogendheid des
Heeren, onder biddend opzien tot
der zwakken Kracht, aanvaarden.
Want hoe groot de liefde van uw
volk moge zijn, waarmede het uw
troon wenscht te omringen, verre
weg beter zult Gij het kunnen doen
met de gunst van Hem die aan een
jeugdigen koning in Israel op diens
bede wijsheid verleende, maar met
rijkdom en eere er bij.
En gij, o Neerlands volk, laat der
vaderen leuze die als randschrift op
onze oude munten prijkt, de uwe
zijn Deus fortitudo et spes nostra,
dat is: God onze sterkte en onze hope.
De Ruyter, Neerlands grootste zee
held, heeft 't eenmaal uitgesproken
„Niet op onze macht, maar op Gods
almachtigen arm."
Ja op elke bladzijde leert ons de
geschiedenis dat er is een natuurlijk
en noodzakelijk verband tusschen
den dienst en den zegen des Heeren,
O, wanneer wij gedenken aan wat
Oranje voor Nederland is geweest
en in dezen stond voor Nederland
belooft te zijn, dan vervult ons een
gevoel van onuitsprekelijke dank
baarheid jegens den Koning der ko
ningen die vóór meer dan drie eeu
wen die schoone Triple Alliantie,
dat heerlijk Drievoudig Verbond:God,
Oranje en Nederland, heeft gesticht
en sinds gehandhaafd.
Maar dan ook drukt ons een ge
voel van onbeschrijfelijken weemoed
als wij bedenken hoe de jeugdige
Koninginne die ons van nu af regee-
ren zal, de laatste Telg is uit dat
dierbare Stamhuis.
Een gevoel, slechtste overwinnen
door de blijde hope dat het den
Heere behage Haar leven te sparen
tot in lengte van dagen, en Nederland
onder haar gezag tot dien ouden bloei
te brengen, welke de regeering harer
vaderen heeft gekenmerkt.
Welaan dan, hernieuwd op dezen
dag het verbond tusschen Nederland
en Oranje.
En waar onze Koninginne de
krone reeds draagt, symbool der
souvereiniteit, daar brenge op den
inhuldigingsdag gansch het volk in
den geest haar de belofte zijner
aanhankelijkheid en toegenegenheid
en de bede rijze „dat God Haar
spaar, o, dat Zij leve nog menig
jaar".
Maar, vergeten wij op dezen dag
de beminde Koningin-Weduwe niet.
Waar zij van nu voortaan, beschei
den in de schaduw van den Troon
terug treedt, daar zij ons laatste
woord haar gewijd en wij zingen
den dichter na
Gezegend zij EmmaZij bracht, Konin-
(ginne,
Drie garen aan Neerland, sinds ze ons
(dus verscheen
Den koning een ga, waard zijn zij te
(bekleen
Der natie een teeder beminde Vorstinne,
En Nederlands vrouwen oen toonbeeld
(meteen.
Ten slotte zij aan Nederland
en Oranje twee en toch één
het woord van Groen v. Prinste-
rer herinnerd
De somberheid der vooruitzichten,
te midden onzer feestviering is on
betwistbaar. Doch ik herhaal
Wat Nederland van 1813 tot he
den geworden is, dat zien we. Wat
het op dit spoor worden zal, is, ook
zonder ongemeene scherpzinnigheid
te voorzien. Wat, bij Christelijken
zin, een ootmoedig en heilbegeerig
Nederland zou kunnen worden, dat
berekene hij die de uitgestrektheid
van Gods beloften aan Natiën die
hem dienen, berekenbaar acht. Ge
lukkig Nederland, en hier wensch ik
ook het Huis van Oranje, nog als
vanouds, in den geliefden naam van
Nederland te omvatten, indien het
behoefte gevoelt om weder te keeren
tot den God Wiens duizendwerf
verbeurde gunst misschien nog voor
ons weggelegd is indien het door
schuldbesef en aanbidding, zich het
uitzicht opent om, gespaard en ge
louterd, een toonbeeld van Gods ge
nade te zijn, tot in de verste nako
melingschap
Woorden gesproken in 1840 herhaald
in 18G3.
Wilhel mns van Nassouwe
Ben ik van Duitschen bloed
Het Vaderland getrouwe
Blijf' ik tot in den doed
Een Prinse van Oranje
Ben ik vrij onverveerd,
Den Koning van Hispanje
Heb ik altijd geëerd.
In Goaes vrees te leven
Heb ik altijd betracht
Daarom ben ik verdreven,
Om land, om luid gebracht:
Maar Ood zal mij regeeren
Als een goed instrument,
Dat ik zal wederkeeren
In mijnen regiment.
Lijdt u, mijn onflfcrzaten
Die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
Al zijt, gij nu bezwaard
Die vroom begeert te leven
Bidt Ood nacht ende dag,
Dat Hij mij kracht wil geven
Dat ik u helpen mag.
Lijf en goed altezamen
Heb ik u niet verschoond,
Mijn broeders, hcog van namen,
Hebben 't u ook vertoond
Graaf Adolf is gebleven
In Friesland in den slag
Zijn ziel in 't eeuwig leven
Verwacht den jongsten dag.
E lel en hooggeboren.
Van Keizerlijken stam,
Een vorst des Rijks verkoren,
Als een vroom Christenman,
Voor Godes Woord geprezen,
Heb ik vrij onversaagd,
Als een beid zonder vreezen
Mijn edel bloed gewaagd.
M ijn schild er, mijn betrouwen,
Zijt gij, 0 God, mijn Heer!
Op U zoo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer
Dat ik toch vroom ruag blijven,
Uw dienaar t' aller stonk.
De t.yrannie verdrijven,
Die mij mijn hart doorwondt.
Van al, die mij bezwaren
En mijn vervolgers zijn,
Mijn God, wil toch bewaren
Den trouwen dienaar Dijn
Dat zij mij niet verrassen
In hunnen beozen moed,
Hun handen niet en wasschen
In mijn onschuldig bloed
Als David moeste vluchten
Voor Saul den Tyran,
Zoo heb ik moeten zuchten
Met menig edelman
Maar God beeft hem verheven,
Verlost uit allen nood,
Een koninkrijk gegeven
In Israël zeer groot.
Na 't zuur zal ik ontvangen
Van God, mijn Heer, dat zoet,
Daarna zoo doet verlangen
Mijn vorstelijk gemoed
Dat is, dat ik mag sterven
Met eere in dat veld,
Een eeuwig Rijk verwerven
Als een getrouwe Held.
Niets doet mij meer erbarmen,
In mijnen wederspoed,
Dan dat mer.^iet verarmeu
Des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
O edel Neerland zoet
Als ik daaraan 'gedenke.
Mijn edel hart dat bloedt.
Als een Prins opgezeten
Met mijnes heires kracht,
Van den Tyran vermeten
lieb ik den slag verwacht,
Die, bij Maastricht begraven,
Bevreesde mijn geweld;
Mijn ruiters zag men draven
Zeer moedig door dat veld.
Soo het de wil des Heeren
Op dien tijd had geweest.
Had ik graag willen keeren
Van u dit zwaar tempeest
Maar de Heer van hier boven,
Die alle ding regeert,
Dien men altijd moet love.i,
E11 heeft bet niet begeert.
Séer Christelijk was gedreven,
Mijn Prinselijk gemoed,
Standvasttg is gebleven
Mijn hart in tegenppoed.
Den Heer heb ik gebeden
Van mij nes harten grond,
Dat Hij mijn zaak wil reden,
Mijn onschuld doen oorkond.
Oorlof, mijn arme schapen,
Die zijt in grooten nood
Uw herder zal niet slapen,
Al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven:
Zijn heilzaam Woord neemt aan,
Als vrome Christnen leven
't Zal hier haast zijn gedaan.
Voor God wil ik belijden
E11 zijne groote macht,
Dat ik tot geenen tijden
Den Koning heb veracht
Dan dat ik God den Heere,
Der hooge Majesteit,
Heb moeten obedieeren.
In Jder gerechtigheid.
Gisteren, 30 Aug., bevatte een buiten
gewone Staatscourant de volgende
PROCLAMATIE uan Hare Maj-steit de
Koningin-Wednwe, Regentes.
In naam vin Hare Majesteit Wilhelmina,
bij de gratie Gods, Koningin der Neder
landen, Prinses van Üranje-Nassau, enz.,
enz., enz.
Wij Emma, Koningin-Weduwe, Regentes
van het Koninkrijk.
LANDGENOOTEN
De taak, die Mij in 1890 werd toe
vertrouwd, is weldra geëindigd. Mij
valt het onwaardeerbaar voorrecht ten
deel, Mijne beminde Dochter den leeftijd
te zien bereiken, waarop Zij naar het
voorschrift der Grondwet tot de regee
ring wordt geroepen. In dagen van
smart en rouw trad Ik op als Regentes
van het Koninkrijk, thans schaart zich
het gelieele Volk in vreugde om den
troon zijner jonge Koningin. God heeft
Mij in deze jaren gesteund, Mijn dier
baarste wensch is vervuld.
Aan allen, die Mij met raad en daad
hebben ter zijde gestaan en die Mij ge
steund hebben door hunne liefde en
gehechtheid, breng Ik Mijnen dank.
Moge het ons Land met zijne Bezit
tingen en Koloniën onder de regeering
van Koningin Wilhelmina wel gaan
Het zij groot in alles, waarin ook een
klein volk groot kan zijn
Ik treed af van de hooge plaats, die
Ik in ons Staatswezen heb bekleed,
met den diepgevoelden wensch, dat op
Koningin en Volk te zamen, door de
nauwste banden vereenigd, Gods zegen
bltjve rusten.
Lasten en bevelen dat deze proclamatie
in dStaatscourant, en bet Staatsblad op
genomen en ter plaatse, waar zulks gebrui
kelijk is, aangeplakt zal worden.
Gedaan te s-Gravenhage, op heden den
30sten Augustus 1898.
EMMA.
Heden 31 Aug. bevatte de Staatscourant
de navolgende
PROCLAMATIE van den 31sten Augus
tus 1898, betreffende de aanvaarding der
regeering door Hare Majesteit, Koningin
Wilhelmina.
Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods,
Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Aan mijn volk!
Op dezen voor U en Mij gewichtigen
dag gevoel Ik Mij gedrongen eenige
woorden tot U te richten.
Allereerst een woord van warme
dankbaarheidSedert Mijne vroegste
jeugd hebt Gij Mij omgeven met Uwe
liefde. Uit alle deelen van het Konink
rijk, uit alle kringen der maatschappij,
van ouden en jongen, ontving Ik steeds
de treffendste blijken van gehechtheid.
Nadat Mijn beminde Vader Mij was
ontvallen, werd al Uwe aanhankelijk
heid aan Mijn Stamhuis op Mij overge
bracht. Thans, nu Ik gereed sta de
schoone, docli zware taak, waartoe ik
geroepen ben, te aanvaarden, gevoel ik
Mij als gedragen door Uw trouw.
Ontvangt Mijnen dankHetgeen ik
tot dusver mocht ondervinden liet 011-
uitwischbare indrukken bij Mij na. Het
is Mij een waarborg voor de toekomst.
Mijne innig geliefde Moeder, aan Wie
Ik onuitsprekelijk veel verschuldigd ben,
gaf Mij het voorbeeld van een edele
en verhevene opvatting der plichten,
die nu op Mij rusten.
Ik stel Mij tot levensdoel dat voor
beeld na te volgen, te regeeren zooals
van een Vorstin uit het Huis van Oranje
wordt verwacht. Aan de Grondwet
getrouw wensch Ik den eerbied voor den
Nederlandschen naam en de Nederland
sche vlag te bevestigen. Ik wensch bij
het Opperbestuur over de Bezittingen
en Koloniën in Oost en West recht
vaardigheid te betrachten, en naar Mijn
vermogen bij te dragen tot verhooging
van Uw geestelijk en stoffelijk welzijn.
Ik hoop en verwacht, dat U aller
steun, in welken ambtelijken of maat-
schappelijken werkkring binnen of bui
ten het Koninkrijk Gij zijt geplaatst,
Mij daarbij nooit ontbreken zal.
Op God vertrouwende en met de bede
dat Hij Mij sterke, aanvaard Ik de re
geering.
Lasten en bevelen dat deze proclamatie
in de Staatscourant en het Staatsblad op
genomen en ter plaatse, waar zulks ge-
gebruikelijk is, aangeplakt zal worden.
Gedaan te 's Gravenhage, op beden den
3 lsteu Augustus 1898.
WILHELMINA.
Ook deze proclamatie was gecontrasig
neerd door ai de Ministers.
Beide deze proclamaties zullen niet na
laten een goeden indruk achter te laten.
In die der Regentes spreekt een hart
dat warm klopt voor het Nederlandsche
volk. Er worden banden gehecht in plaats
van losgemaakt.
In die der Koningin spreekt groot ver
trouwen. Vertrouwen op God, vertrouwen
in de liefde der onderdanen, bij krachtig
zelfvertrouwen.
Het is een lier en flink woord, eene
Oranje waardig.
Oranje en de Zeeuwen, zeiden wij zoo
straks. Hoe kwamen zij telkens met elkan
der in nauwe aanraking.
31 Augustus—I September.
1 oorai deze laatste datum herinnert er
ons a.-.n, hoe Oranje op der Zeeuwen vloot
voor Leiden, vau zijn ziekte hersteld,
geestdrift wekken en opdoen kwam
voor de goede zaak, waaraan hij zijn leven
verpand bad.
„Op den I September 1574", zoo ver-
baaft de ckronykschrij ver.
„Op den 1. September, qnam den Admirael
van Zeelant, Louys B lysot, en Adriaen Wil-
lemse, Admirael van Zirxzee tot Rotterdam
niet 7 kloecke scheepeii,daer800Boot8gesellen
op waren, en noch eenige scheepen geladen
met Amonitie en 109 Lepel stucken, soo
van Metael als van Yser, en voorts veel
dubbele en enkele Bassen, en veel kleyn
Geschutsoo dat daer over de 200 Roey-
scheepen mede voorsien waren en dese
800 Bootsgeselleu werden op dese scheepen
verdeelt, het was een rou en onversaeght
Volok, seer gehouwen en gekorven en on-
gehaventde sommige maer eenen Arm of
een Been hebbende, en bet was Volck dat
haer hadden ingebeelt haer doot te vech
ten voor haer Vryheyt en het Vaderlant
de sommige droegen halve Manen op'er
Hoeden met Brief]ens, daer op stont, Lie
ver lurcx als Spaens hier bij waren noch
100 schuyten met Proviande vol geladen."
De aanvaarding der regeering door onze
Koningin gaat gepaard met eenige gebeur
tenissen in het Buitenland, van welke
nota dient genomen.
In de eerste plaats heeft de Keizer van
Rusland een nota gericht aan de mogend-
beden waarin bij aandringt op algemeene
ontwapening in 't belang van den alge-
meenen vrede. Door Eransche bladen wordt
deze „zet" van Erankrijks bondgenoot een
„steek" genoemd, een dolksteek van een
vriend. Duitsehe bladen behandelen het
voorstel met zekere vriendelijke gereser
veerdheid en klagen over onuitvoerbaarheid.
Iu ieder geval heeft deze nota bij de
onrust en gejaagdheid die Engelands op
treden in China en Egypte en Zuid-
Afrika wekt, en bij de kalme gerustheid
die 't doen en laten van den Duitschen
Keizer in de Europeesche aangelegenheden
en Palestina, achterlaat, groote beteekenis.
De verwezenlijking er van zou voor klei
nere staten als Nederland buitengemeen
heilrijke gevolgen hebben.
In de tweede plaats mag met dankbaar
heid het feit geconstateerd dat in de
Kaapsebe Kamer van Volksvertegenwoor
digers de partij van den Engelschen intri
gant Rhodes bij de algemeene verkiezingen,
verslagen werd. Alle Zuid-Afrikanen die
op zijn hand waren, zijn door vaderlan
ders vervangen. Onze stamverwanten in
Zuid.-Afrika hebben door deze verkiozingen
een geduchte overwinning èn op zichzelf
èn op de partij der Engelscbgezinden
mogen behalen.
Engelands invloed worde maar meer ge
broken in dit oude land onzer vaderen.
In de derde plaats is er een goed be
richt uit Frankrijk gekomen, hetwelk 't
vermoeden wekt dat de Fransebe regeering
ietwat meer voor recht en gerechtigheid
begint te voelen. Er is namelijk bevel
gegeven den kolonel Henry, een der ver
dachten van de knoeierijen, die tot de
veroordeeluig van Dreyfus hebben aan
leiding gegeven, in arrest te stellen.