NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 140. 1898.
Safcctfag fl lugttsfus.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Een belangrijk verslag.
De Plaatsvervanger
fma&Cfrfe laacgatig.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Dezer dagen is openbaar gemaakt het
„Verslag der Staatscommissie betreffende
de pensioneering van werklieden" -
Hoe deze Commissie ontstond
Zij werd ingesteld bij koninklijk besluit
van 31 Juli 1895.
Enkele leden vielen in den loop der ja
ren om verschillende redenen uit. De sa
menstelling der commissie is op het oogen-
blik deze
Mr. C. Ptjnacker Hordijk, lid van de
Eerste Kamer (voorzitter), J. van Alphen,
lid van de Tweede Kamer, mr. J. baron
d'Aulnis de Bourouill, hoogleeraar aan de
rij ksuniversiteit te UtrechtR. W. J. C.
van den Wall Bake, directeur der Neder-
landsche Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaat
schappij, H. L. Enthoven H.Lzn., directeur
van de naamlooze vennootschap „Pletterij",
te 's Gravenhage mr. H. B. Graven, hoog
leeraar aan de rjj ksuniversiteit te Laiden;
mr. J. J. I. Harte, lid van de Tweede
Kamer, B. H. Heldt, idem G. H. Hintzen,
wethouder te RotterdamK. Kater, voor
zitter van de vereeniging „Nederlandsch
Werkliedenverbond Patrimonium"; Cor-
neille L. Landré, wiskundig adviseur der
Levensverzekeringmaatschappij „Dordrecht"
te DordrechtJhr. mr. W. H. de Savornin
Lobman, rechter te AmsterdamJ. H.
van der Meulen, lid van de Provinciale
Staten van Friesland, W. J. C. Pastoors,
voorzitter van de vereeniging „Nederland-
sche Roomsch-Katholieke Volksbond", mr.
W. H. Reiger, hoogleeraar aan de rij ks
universiteit te Groningen dr. H. J. A. M.
Schaepman, lid van de Tweede Kamer;
mr. H. Smeenge, idem te HoogeveenJ.
G. Snijder, industrieel, te HelmondD.
W. Stork, industrieel, te Hengelo en mr.
A. Nilaut, (secretaris.)
De vrucht van haren lang wij ligen arbeid
legde deze commissie neer in bovengenoemd
rapport, waarvan de laatste bladzijde de
beslissingen bevat door haar genomen.
Het spreekt van zelf dat de verschillende
conclusiën niet met eenparigheid van stem
men genomen zijn.
Dit verwacht men niet van eene com
missie met zoo uiteenloopende denkbeelden.
17.
FEUILLETON.
Door J. de Liefde.
Met deze woorden bracht Harucha den
brief te voorschijn, d.en de grijsaard hem
bij het afscheid overhandigd had. Nadat
hij den drie gebroeders verzocht had stil
te staan en zich met het gelaat tot hem
te wenden, opende hij het gezegelde blad
en las het volgende voor:
„Wegwijzer naar het land der liefde en
des vredes voor hen, die wegens oproer
er dood veroordeeld waren, maar door het
offer der liefde willen behouden worden.
„Wanneer de ongelukkige, maar harte
lijk beminde jongelingen in de woning des
grijsaards zullen aangekomen zijn, zullen
zij van alles wat de liefde hun kan aan
bieden rijkelijk voorzien worden. Zij zul
len van het stof, zweet en bloed gewas-
schen worden. Zij zallen op zachte bedden
uicrasten vbq huniiö vörinoöiöiiisBeii, ©n
door kostelijke spijzen van mijne tafel ver
sterkt en verkwikt worden.
„Daarna zullen zij zich weder tot hunne
verdere reis gereed maken. Zij zullen
hunne rooverskleederen afleggen, en in de
plaats daarvan steengroevemantels aantrek
ken, van hetzelfde maaksel en denzelfden
vorm, als de mantel, dien mijn geliefde
zoon Sesmia om hunnentwil draagt. Deze
mantels zullen zij bestendig dragen en ze
niet afleggen, voordat zij in mijn paleis
zullen gekomen zijn en door mij zei ven van
andere kleederen voorzien worden.
„Zij zullen voorts hun weg nemen over
de steengroeve, waarin mijn welbeminde
soon Sesmia oflj hunnentwil den harden
Wij noemen slechts de namen Heldt en
Harte Kater en d' Aulnis de Bourouill.
Dewijl echter de democratische strooming
uit alle richtingen in de commissie 't sterksc
vertegenwoordigd is, zijn de conclusiën
daaraan vrijwel geëvenredigd.
Van daar dat dan ook de meeste besluiten
genomen zijn met zeer groote meerderheid
en enkele met algemeene stemmen,
lo. Wat betreft de armlastigheid.
Nagenoeg eenparig was de commissie
van oordeel, dat de economische toestand
waarin werklieden en met hen gelijk te
stellen personen zich bevinden, indien zij
door ouderdom of invaliditeit big vend on
geschikt zijn om in hun onderhoud te voor
zien, deze is, dat zij dan dikwijls op
65 jarigen en hoogeren leeftijd zelf in de
meeste gevallen armlastig zijn ef af
hankelijk van de ondersteuning van hunne
kinderen of andere bloedverwanten en dat
zij de vruchten van vroegere besparingen
dan slechts in geringe mate genieten.
De commissie was van oordeel, dat als
hoofdoorzaak van den min gunstigen eco
nomischen toestand der oude en invalide
werklieden moet worden aangenomen, dat
het loon al moge het in sommige ge
vallen niet te laag zijn om den werkman
gelegenheid te geven om te sparen en zich
te verzekeren tegen ouderdom en invalidi
teit toch in de meeste gevallen hem
niet in staat stelt om bij de tegenwoor
dige levenseischen op verschillende tijd
stippen zóóveel dan wel zóó onafgebroken
te sparen als voor de geheel uit eigen
inkomsten te betalen premie ter verzekering
van een voor zijne behoeften voldoend
pensioen noodig is.
Er zijn echter ook nevenoorzaken.
Van de nevenoorzaken meent de com
missie, dat doorgaand drankmisbruik,
luiheid enz. eene meer ondergeschikte
rol spelen, terwijl aan onvoldoende be
hartiging door den werkman van zijne
eigene belangen, onbekendheid met de
bestaande vormen van verzekering, ge-
gemis van wilskracht, niet genoegzame
samenwerking tusschen patroon en werk
man een meer beteekenende invloed wordt
toegeschreven.
Niemand die, zij bet ook maar een wei-
arbeid verricht. Zij zullen hom daar zien
in zijne vernedering, opdat zj hem ook
eenmaal zien in zijn heerlijkheid.
„Daarna zullen zij hun tocht door mijn
land vervolgen, totdat zij in mijn paleis
komen. Dat zil het einde zijn van al
hunne moeiten en ellenden, en ik zal hen
met groote vreugde en eere ontvangen.
„Alzoo is de wil van mij en mijn raad.
Edenga."
Nauwelijks had Harucha deze woorden
voor de ooren zijner tochtgenooten voor
gelezen, of Rondaza barstte in tranen uit.
„o", Riep hij, „dat is heerlijk, wij zul
len Sesmia onzen redder zien! Komt mijne
broederslaat ons met haastige schreden
onzen weg vervolgen! Nu begeer ik niets
liever dan naar de steengroeve te gaan,
en welke bezwaren zich nu op onzen weg
voordoen, wij zullen ze licht te boven
komen door de vreugde van het heerlijk
vooruitzicht, van weldra aan Sesmia's
hart te zullen rnsten".
Bij deze woorden zag Rondaza zijne
broeders aan met oogen die van vreugde
blonken. Hoodemgo en Foelongo hielden
echter de oogen ter aarde geslagen, en
spraken geen woord.
„En nu", vervolgde de bode, „geef ik
het in uwe eigene keuze mij te volgen of
niet. Ik doe niets anders dan de voor
schriften opvolgen, die mij door vorst
Edenga en zijn raad gegeven zijn. Ik heb
echter geen bevel ontvangen, dat ik iemand
uwer dwingen zal. De weg, die achter u
ligt, staat evenzeer voor uwe schreden
open als de weg die voor u ligt. Wat mij
betreft, ik zal hem troaw vergezellen, die
niet aarzelt het pad, dat naar de steen
groeve leidt, te vervolgen".
nig met het volk mee leeft zal de juist
heid dezer opmerkingen ontkennen.
De sterke drank, zorgeloosheid, en er
had ook kunnen bijgevoegd totale afwe
zigheid van vreeze Gods zijn zoovele droe
vige, schuldige oorzaken van den achter
uitgang, van den minder gunstigen toestand
ook bij voldoend loonen van moedeloos
heid en armoede op den ouden dag.
In het woordde Godzaligheid is een
groot gewin ligt 't geheim der kracht en
van den zegen voor elkeu werkman. En
de Christenwerkman weet dit bij ervaring.
En 't is juist deze hoofdvoorwaarde voor
een kracutige ontwikkeling van den werk
man en zijn stand, vooreen goeden ouden
dag en een big venden zegen, die door
't grootste deel der werklieden over 't hoofd
gezien of niet geweten wordt.
Daarom kan ook elk middel, ook door
de uitnemendste commissie aan de hand
gedaan, niets anders dan zeer beperkt
hulpmiddel zijn.
De commissie, schij-.it, ook afgedacht van
't verzuimen der hoofdoorzaak, hiervan
overtuigd te zijn.
Althans zij schrijft
Met groote meerderheid is door de
commissie beslist dat misschien eenige
verbetering in den bestaanden toestand
zou kunnen worden verkregen bijaldien de
gelegenheid tot -verzekering tegen ouder
dom en invaliditeitgemakkelijker en voor
zooveel noodig veiliger werd gemaakt,
maar dat die verbetering in de naaste
toekomst zeker niet belangrijk zou zijn.
Deze conclusie getuigt van groote voor
zichtigheid. De commissie is blijkbaar
huiverig geweest den menschen iets onbe
reikbaars voor te spiegelen.
De meerderheid een minderheid scheen
er heelemaal geen heil in te zien I
meende dat misschien verbetering en dan
nog maar eenige verbetering te wachten is
van eene vergemakkelijking der gelegen
heid tot verzekering.
Allen zijn 'ter echter over eens dat die
verbetering in den eersten tijd zeker niet
belangrijk, let wel, niet belangrijk zal zijn.
Gevraagd naar 't nut eener rijkslijfrente-
bank antwoordt de commissie dat 't wei
geren van inlichtingen door de toenmalige
Met deze woorden begaf Harucha zieh
weder op weg, en de drie broeders volg
den hem zonder verwijl. Er was echter
thans een groot onderscheid tusschen hen
te bespeurenwant terwijl Foelongo met
gefronste wenkbrauwen al mompelend in
zich zei ven sprak, en Hoodemgo de strakke
blikken niet van den grond ophief, sloeg
Rondaza vroolijk de oogen om zich heen
en ving zelfs aan nu en dan een lied
aan te heffen, waarin hij de vreugde
des weierziens bezong. De weg, dien zij
thans te bewandelen hadden, was intusschen
al steiler en steenachtiger geworden, maar
ofschoon Rondaza, evenzeer als zijne broe
ders, de smarten voelde, die zijne voeten
pijnigden, bleef hij toch zijne blijdschap
behouden, went hij besefte dat elke schrede
hoe pijnigend ook, hem nader bij den vriend
zijns harten bracht.
Middelerwijl wisselden Hoodemgo en
Foelongo, die, daar zij met trage schreden
gingen, dikwijls achterbleven, nu en dan
eenige woorden met elkander.
„Gelooft ge dat die brief echt en wer
kelijk van Edenga is vroeg Foelongo
fluisterend.
„Hoe zoo antwoordde Hoodemgo,
„zoudt gij dan denken dat..."
„Nu, de bode kon ons alles voorlezen
wat hij wilde. Zoo hij ons in het verderf
wil storten, om de op ons hoofd gestelde
belooning te verdienen, dan is waarlijk
zulk zulk een brief gemakkelijk op te
stellen".
„Zou het mogelijk zijn," riep Hoodemgo
op gedempten toon. „Maar neen Foelongo
dat kan ik niet denken. Wel vind ik
den weg dien men ons laat bewandelen,
zeer hard en vernederend, doch dat de
brief niet echt zou zijn, neen, dat zou
ministers omtrent de wijze waarop de re
geering een dergelijke lijfrentebank wenscht
in te richten, oorzaak is dat de commissie
omtrent het nut van zoodanig eene instel
ling totaal niets af weet.
De oommissie heeft echter de inrichting
en uitwerking dezer banken in naburige
landen nagegaan en dit heeft haar er toe
geleid de oprichting van een rij kslijfrente-
bank te ontraden.
Zij gaat zelfs nog verder.
Immers wanneer haar gevraagd wordt
of ook een particuliere bank niet zou kun
nen worden ingericht met staatshulp en de
verzekering kon aangemoedigd doordat de
staat een gedeelte der premiën betaalt, ook
dan nog luidt haar oordeel ontkennend.
Er werd op gewezen, dat groote ver
wachtingen van die instelling niet kun
nen worden gekoesterd met het oog op de
resultaten met dergelijke banken in België,
Engeland en Frankrijk verkregen. Die
bank werd geacht meer aan den zooge-
naamden middenstand ten goede te zuMen
komen dan aan de eigenlijk gezegde werk
lieden.
Yoor den staat is 't niet raadzaam de
verzekerden tegen ouderdom of invaliditeit
aan te moedigen door zijnerzijds een ge
deelte der premiën of een gedeelte van het
pensioen te betalen.
Maar ook pensionneering zonder bijdrage
der werklieden zeiven werd onraadzaam
gekeurd.
De commissie heeft eenstemmig dit stel
sel niet aanbevelenswaardig geoordeeld, en
in beginsel aangeraden, de werklieden en
met hen gelijk te stellen personen tot ver
zekering te verplichten.
Dit beginsel van staatsdwang zoo oor
deelde zij moet verzekering tegen ouder
dom en invaliditeit beide omvatten. Altijd,
ook bij den aanvangen niet invaliditeit
alleen of ouderdom alleen.
De commissie heeft beslist, dat in de
kosten van de verplichte verzekeringflegen
ouderdom en invaliditeit behoort te wor
den bijgedragen door werkgever en werk
man, zonder staatsbijdrage, terwijl het aan
beveling verdient om hen, die bij de in
voering van de verplichte verzekering
tegen ouderdom en invaliditeit wegens
hunnen leeftijd alleen op bezwarende wijze
al te schandelijk zijn".
Intusschen kwam Rondaza bij hen, om
hen tot wat meer spoed aan te sporen.
„Waar blijft gij riep hij hun toe op
een toon die beide ongeduld en vreugde te
kennen gaf.
„Arme jongen," antwoordde Foelongo,
hem medelijdend aanziende, „wat zullen
uwe reien in droefheid verkeeren zoo mijne
vrees bewaarheid wordt".
„Welke vrees?" hernam Rondaza ver
wonderd.
„Gelooft gij dien brief? Meent ge waar
lijk dat hg van Edenga is
„Ik Of ik dat geloof Wel zeker.
Hoe kunt gij dat vragen
„Onnoozel lam. Zgt gij dan vergeten
wat Nasta ons eenmaal berichtte Is er
niet eene groote belooning op ons hoofd
gesteld? Wie staat u er borg voor dat de
grijsaard en Harucha niet gemeene zaak
gemaakt hebben om ons te verderven
Deze woorden van Foelongo klonken
Rondaza als een donderslag in de ooren.
De vroolijke glimlach verdween van zijn
gelaat, en met groote ontsteltenis zag hij
zijn broeders aan. Deze strijd duurde
echter niet lang. Spoedig herstelde hij zich
weder, en de oude glans keerde in zijne
oogen terug. „Neen," riep hij luide uit,
„dat kan niet zijn. Spreekt zulke woorden
nooit weer tot mij. Gij hebt eenmaal mijn
hart met twijfel vervuld, en het einde
was, dat wij den bloeddorstigen roover
ten prooi werden. Wat zegt gij Hoodemgo
„Ook ik zou niet kunnen gelooven,
dat Harucha tot zulk een snood verraad
in staat is," antwoordde Hoodemgo „doch
ik kan het niet ontveinzen, dat de geest,
dien de brief ademt mij verdacht voorkomt.
Ijs kan mij niet voorstellen, dat Edenga
kunnen worden verzekerd, gedurende eeni-
gen tijd eene bijdrage van |staatswege te
verleenen, ook om de moeilijkheden voor
de nijverheid aan den overgang verbon
den te verzachten en de staat de geheele
verzekeringspremie heeft te voldoen gedu
rende den tijd, waarin de verzekerden
zich in verplichten krijgsdienst bevinden.
De commissie heeft besloten als grond
slag aan te nemen, dat werkgever en werk
man ieder de helft van de verzekerings
premie hebben te betalen.
Het verdient echter geene aanbeveling
eene loongrens aan te nemen, welke het
loon aanwijst van hen, aau wie de ver
zekeringsplicht niet behoort te worden
opgelegd. Wel was zij voor het aannemen
van een maximum loonbedrag, hetwelk de
grens aanwijst van het loon als criterium
voor het opnemen in de verplichte verze
kering.
Eveneens is door de commissie als crite
rium voor werklieden en met hen gelijk
te stellen personen aangenomen het in
dienst van anderen arbeid (geestelijken
zoowel als lichamelijken) verrichten tegen
loon en in de regeling van de verplichte
verzekering ook de dienstboden op te
nemen, alsmede de boekhouders-kantoor
bedienden, klerken en dergelgke personen,
alsmede de onderwijzers eu ambtenaren, die
niet in staatsdienst zijn.
De commissie heeft besloten eene alge
meene maximum loongrens geldende voor
geheel Nederland aan te nemen.
Een jaarloon van f 1000 als maximum
loongrens aangenomen.
De commissie verklaarde zich voor het op
nemen van de vrouwen in de verplichte ver
zekering onder opmerking, dat daarvoor
wel dezelfde criteria behooren te gelden
als voor de mannen, maar dat haar hierbij
faciliteiten behooren te worden verleend,
welke evenwel geene verhooging van de
verzekeringspremie mogen tengevolge
hebben.
Kleine ondernemers (eigen bazen), kleine
landbouwers, kleine handelaars, in één
woord de zelfstandig arbeidende personen
die kunnen worden geacht voor het overige
economisch met werklieden gelijk te staan
behooren niet in de verplichte verzekering
te worden opgenomen, doch wel dient de
er vermaak in scheppen kan, ons zoo hard
te behandelen en zoo diep te vernederen.
Is dat de liefde? Waarom ons niet een
beteren weg opgeleid, en waarom ons ge
noodzaakt in die afschuwelijke steengroeve
neder te dalen
„Wat den weg betreft", hernam Rondaza,
„zoo heeft Harucha ons immers ?eeds gezegd
dat er aan deze zijde van Edenga's land
geen andere weg is voor hen, d,e Nasta's
roofgebied ontvluchten. En wat de steen
groeve aanbelangt, zoudt gij dan Sesmia
niet gaarne zien en omhelzen
„In zijn paleis, zeer zeker. Maar in de
steengroeveIn dat gewaad. Iu die ver
nedering. Ten aanschouwe van al de tuch-
telingen 1 Acht gij dat dan zulk een
voorrecht Rondaza
„Maar buitendien", viel Foelongo in,
„indien dit nu alles slechts waar en gewis
is. Maar wat zult gij zeggen, zoo gij, in
de steengroeve aangeland, terstond in kete
nen geklonken en tot den zwaarsten arbeid
levenslang gedwongen (wordt Sesmia,
zeker zult gij hem er zien, maar misschien
gereed om u zelt de boeien aan te doen,
en u den zwaren moker op den schouder
te leggen".
Bedroefd en verlegen zag Rondaza om
zich heen. Hij gevoelde dat hij zich in
eene samenspreking bevond, die gevaarlijk
was voor zijn hart, en hg zocht naar iets,
dat geschikt was om hem daaruit te ver
lossen. Gelukkig voor hem kwam Harucha
juist in dat oogenblik tot hen, daar zg
onder het spreken een goed eindweegs
achtergebleven waren.
PatrimoniumWordt vervolgd