NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 188. 1898.
DoiKUag 11 lupous.
ImaaCfde laacpng.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Het Voorloopig Verslag.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel
meer 10 cent.
ui.
Voorts werd opgemerkt dat de redenee-
xing der Memorie van Toelichting alleen
zon rechtdaardigen bestraffing van ouders
die de opvoeding hunner kinderen „geheel
verwaarloozen."
Nu kan deze uitdrukking in sommige
gevallen toepasselijk zijn op ouders, die
hunne kinderen in het geheel geen onder
wijs doen ontvangen, maar zg past zeker
niet voor zeer vele gevallen van relatief
schoolverzuim.
Niemand zal er aan denken
een vader die enkele malen meer dan
eenmaal per maand zijn kind een schooltijd
doet verzuimen, van verwaarloozing der
opvoeding van dat kind te beschuldigen.
Ouders die van meening zijn dat het
verkeerd is hunne kinderen reeds op hun
zesde jaar lager onderwijs te doen ont
vangen of die hunne kinderen
voor het 13de jaar
de school doen verlaten, omdat deze van
hetgeen op de lagere school geleerd wordt
voldoende op de hoogte zijn, kannen niet
gezegd worden de opvoeding hunner kin
deren te verwaarleozen.
Indien
behoeftige ouders
hun kinderen thuis houden, omdat zij hun
het noodige voedsel en de noodige kleeding
niet kunnen verstrekken, is het onbillijk
hen wegens verwaarloozing te straffen.
Ook zijn er ouders die te goeder troaw
niet inzien dat het ontvangen van onder
wijs voor hunne kinderen voordeelig is.
Men kan hen hieromtrent beter inlichten,
maar 'tgaat niet aan hen van verwaar
loozing te beschuldigan.
In al deze gevallen ontbreekt het opzet
of de gewone schuld, en opzet of grove
schuld is een noodzakelijk element van het
begrip vau verwaarloozing.
Het wetsontwerp onttrekt aan de ouders
de beslissing over de wijze van opvoeding
der kinderen en berust op het beginsel,
dat de kinderen niet aan de ouders, maar
aan den staat behooren, zoodat de staat be
voegd is hunne opvoeding in eigen hand
te nemen.
Reeds nu ontneemt het wetsontwerp de
beslissing over quaesties van paedagogischen
aard aan de ouders, en op den duur kan
de wetgever zich niet onttrekken aan de
consequentie van het
socialistisch
stelsel van Staatsalmacht waarvan het wets
ontwerp uitgaat.
Met die consequentie zal men moeten
medegaan, zoodra een ministerie mocht op
treden dat gezind is de taak der opvoeding
in nog meerdere mate aan de ouders te
onttrekken.
Met nadruk kwamen velen tegen deze
StaatsvoogdiJ
op.
Men betoogde dat de plicht tot opvoe
ding van Godswege op de ouders rust en
dat ouders die dezen plicht verzuimen, uit
buitend verantwoordelijk zijn voor
hun geweten en voor God.
Dit, zeide een der leden, is de
natuurlijke
en de bovennatuurlijke
orde der dingen en een wet die tegen
beide ondernemingen ingaat, kan onmogelijk
goede vruchten voortbrengen.
Anderen drukten het bezwaar uit door
te zeggen dat het wetsontwerp de
Souvereiniteit van het huisgezin
in eigen kring
schaadt.
Gewezen werd op de krachtige wijze
waarop de vrijheid der ouders door Thorbecke
in de verg. der Tweede Kamer van 14
Juli 1857 verdedigd werd.
Het streven naar wettelijke regeling van
het schoolbezoek werd te bedenkelijker
geacht, omdat de kinderen gedreven zullen
worden naar scholen, ingericht volgens
het onbevredigende stelsel der wet op het
lager onderwijs.
De wetgever heeft door de regeling van
het openbaar lager onderwijs getracht on
derwijs en opvoeding te scheiden, maar
aan een
zoogenaamd neutralen Staat
kan een Christelijke bevolking het recht
om de kinderen tot schoolbezoek te dwingen,
niet toekennen.
Het was evenwel niet de bedoeling dezer
leden te beweren, dat de staat in geval van
werkelijke verwaarloozing der opvoeding
niet tusschenbeide zou mogen komen, maar
zoodanige inmenging behoorde dan toch
de vrijheid der ouders te eerbiedigen om
over de wijze van opvoeding hunner kin
deren te beslissen. Er waren leden, die
uitdrukkelijk erkenden, dat de overheid
het recht heeft het individu te beschermen
tegen hen, die in hunnen kring boven hem
zijn gesteld. Al is het huisgezin krachtens
natuurlijk recht souverein in eigen kring,
de Staat staat boven alle kringen en heeft
te waken dat het individu niet worde op
geofferd. Ook erkenden deze leden, dat
verbetering van de voorbereiding der kin"
deren voor den strijd des levens door be"
vordering van schoolbezoek een sociaal
belang is en dat de slaat gerechtigd is voor
sociale belangen te zorgen.
Maar het nut van intellectuëele ontwik
keling moet toch minder zwaar wegen dan
het nadeel aan
prijsgeven van de constitutie
van het huisgezin
verbonden.
In geen geval mag de Staat zich inlaten
met de
regeling der opvoeding
en daarmede aan het huisgezin zijn
architectonische beteekenis
ontnemen.
De ouders worden anders
agenten
van den Staat 1
De Regeering wil daarentegen vaststellen
wat als normale opvoeding te beschouwen
is en dan
allen straffen
die zich aan dien vorm niet houden. Langs
dien weg komt men veel verder dan tot
bestraffing van werkelijke verwaarloozing,
aangezien afwijking van den wettelijken
vorm geenszins verwaarloozing behoeft te
zijn.
Voorts werd door sommigen aangevoerd
dat bij de regeling van het toezicht van
den staat op de zorg der ouders voor het
verstrekken van onderwijs aan hunne kin
deren onderscheiden behoort te worden
tusschen niet en ongeregeld schoolgaan.
Het in het geheel niet doen schoolgaan
van hun kinderen kan in sommige gevallen
een teeken zijn van verwaarloozing door
de ouders.
Voor zulke gevallen kan de wetgever,
die in geheele verwaarloozing of demora
lisatie der kinderen gevaar ziet voor de
maatschappij, beperking van de ouderlijke
macht voorschrijven en de zorg voor een
deel der opvoeding aan anderen opdragen.
Bij ongeregeld schoolgaan is de vraag of
de ouders de opvoeding verwaarloozen,
niet de eenige. Het ongeregeld schoolgaan
is een nadeel voor het klassikaal onder
wijs en wettelijke maatregelen ter keering
van dit nadeel zijn gerechtvaardigd we
gens de groote uitgaven, die de Staat voor
dat onderwijs doet. De wetgever kan zich
evenwel ten deze beperken tot het eigen
lijke schoolgebied, zonder te treden in de
rechten van het gezin. Zich omtrent dit
punt nadere uitwerking voorbehoudende,
wenschten deze leden in dit verband nog
op te merken, dat oorspronkelijk in landen,
waar schoolplicht werd ingevoerd, de wet
gever zich gesteld heeft op het standpunt
van het
politierecht
dwang tot naleving van in het algemeen
belang gegeven voorschriften zonder te
streven naar bestraffing van de ouders we
gens verwaarloozing van de opvoeding der
kinderen.
^Eenige andere leden maakten eene onder
scheiding tusschen positieve en negatieve
verwaarloozing, welke laatste enkel in
slordigheid kan bestaan. Bij positieve ver
waarloozing wenschten deze leden ontzet
ting uit de ouderlijke macht toe te passen;
bij negatieve de ouders partieel or.der cu-
rateele te stellen. Bij enkel slordigheid
wenschten zij geringe straffen te zien opge
legd. Hierbij diende, naar het gevoelen
dezer leden, met betrekking tot het rela
tieve schoolverzuim in het oog gehouden
te worden, dat er als het ware een contract
bestaat tusschen de ouders en het school
bestuur of de overheid tot wier administra
tie de school behoort. Daaruit volgt, dat
verbreking der orde in de school door on
geregeld schoolbezoek gevolgd mag worden
door
wegzending.
Tot zoodanige wegzending bestaat bij on
geregeld schoolbezoek te meer aanleiding,
omdat, behalve op het belang der school,
ook te letten is op het belang der kinderen,
die trouw opkomen, terwijl de mogelijkheid
van wegzending ook gunstig werkt op de
zorg der ouders voor geregeld schoolgaan
van hunne kinderen, daar de meeste ouders
dien maatregel hoogst onaangenaam vinden.
Op de vraag, wat me.t de van de school
verwijderde kinderen gedaan zou moeten
worden, werd geantwoord, dat het niet
aanging om, waar een nieuw stelsel slechts
in algemeene trekken wordt aangegeven,
aanstonds eene bepaalde aanwijzing te
vragen omtrent punten van betrekkelijk
ondergeschikten aard.
Voorts waren er onder de leden, die in
het wetsontwerp eene afkeurenswaardige
inbreuk op het ouderlij k gezag zagen, en
kelen, die meenden, dat de wetgever tus
schenbeide kon komen, waar verwaarloo
zing van de zijde der ouders behoorlijk
was geconstateerd, maar dan op zuiver re
pressieve wijze. Werd bij voorbeeld op ne
genjarigen leeftijd van het kind verwaar
loozing geconstateerd, dan zou de Staat
de ouders, die daarvan de schuld dragen,
kunnen straffen. Er is dan voor de ouders
nog gelegenheid het kind door het ver
strekken van onderwijs het verlorene te
doen inhalen. Ook dan zou echter
de wijze waarop
dit moet geschieden, aan de ouders moeten
worden overgelaten.
Er werden door vele leden bedenkingen
geopperd tegen de
inrichting van het lager
onderwijs.
Betoogd werd, dat die inrichting
onpractisch
en het onderwijs
te geleerd en te uniform
is en geen rekening houdt met de
uiteenloopende behoeften
van de kinderen, zoodat er geen voldoende
aansluiting is tusschen
het onderwijs en het ambacht
of bedrijf, waartoe het kind moet worden
voorbereid. Van dergelijk onderwijs kan
geene verhooging van de productieve kracht
der natie uitgaan. Enkelen meenden zelfs,
dat het openbaar onderwijs gezegd mocht
worden fiasco te hebben gemaakt. Toege
geven werd, j dat ook de bijzondere scholen,
die in de bestaande omstandigheden ge
dwongen zijn zich, wat het onderwijs be
treft, te richten naar de openbare, te wen-
schen overlaten.
Moet dus op goede gronden be
twijfeld worden of het onderwijs,
en inzonderheid het openbaar
onderwijs, wel ontwikkelend
werkt, dan is het eene illusie te
verwachten, dat door invoering
van leerplicht ons vo^k beter in
staat zou zijn te concurreeren
in den wedstrijd der volken.
Men heeft zich op den bloei van handel
en nijverheid ia Duitschland beroepen.
Maar die bloei is geenszins te danken aan
de invoering van leerplicht. Zij is het ge
volg van het beschermend stelsel en van
den ijver der Duitschers iu het zoeken
naar débouchés. In Engeland staat het
onderwijs op lager trap dan ten onzent
toch is de levensstandaard der Engelsche
werklieden hooger dan bij ons.
Bovendien hangt de beteekenis van het
schoolonderwijs geenszins enkel af van de
kennis, die verkregen wordt. Het bezit
van de kundigheden, die op de lagere
school onderwezen worden, is voor het
leven van
weinig beteekenis.
Ieder Chinees kan lezen en schrijven,
maar het Chiaeesche volk is desniettemin
achterlijk in beschaving.
Vanveel meer belangIsdevraag
welke kracht van de school uit
gaat voor de godsdienstige, ze
delijke en sociale vorming der
kinderen.
Noodiger dan kennis is de godsdienstige
opleiding, de voorbereiding voor het leven
hiernamaals.
Van de (zoogenaamd) neutrale
school is voorde godsdienstige
en zedelijke vorming der kinde
ren weinig te verwachten.
De Memorie van Toelichting spreekt
van het „goede zaad, in de school uitge
strooid", maar
gevraagd werd, of het zaad, dat
in de openbare schoien wordt
uitgestrooid, wel goed kan wor
den genoemd.
De Minister beroept zich op het artikel
der Onderwijswet, betreffende de Christe
lijke en maatschappelijke deugden.
Men vroeg wat de Minister
onder de uitdrukking „Christe
lijke deugden" verstaat, en waar
om hij deze oude vlag weder
ophaalde, die indertijd alleen ge-
heschen werd om door de blok
kade te komen.
In Duitschland is het godsdienstonder wijs
verplichthadden wij de gesplitste con-
fessioneele school, dan zou er tegen ge
dwongen schoolbezoek minder bezwaar be
staan dan thans,
nu eene Christelijke bevolking
het betreuren moet, indien maat
regelen worden genomen, die
het schoolgaan op de openbare
scholen zullen bevorderen.
Dit wordt te bedenkelijker wegens de
ongunstige verschijnselen, die met betrek
king tot de gevoelens en de houding der
onderwijzers meer en meer zijn waar te
nemen, al geldt het dan nog slechts eene
minderheid. Men wees op den
strijd van onderwijzers tegen de
schoolhoofden
op de
weigering van sommigen om tot
de kroningsfeesten mede te
werken
vooral op de
ongodsdienstige en gevaarlijke
meeningen, door onderwijzers
geuit.
Personen, die niet aan God gelooven
en God buiten de school willen houden,
socialisten, Darwinisten, volgers van Mul-
t.atuli, konden, naar de meening dezer leden,
geen opvoedend en ontwikkelend
onderwijs geven,
en met wettelijke maatregelen, die er toe
zouden leiden kinderen aan zulke onder
wijzers toe te vertrouwen, konden zg
allerminst instemmen.
Wordt vervolgd).
Mag men de liberale bladen gelooven,
dan is de meeting in Schoterlands dreven,
ter demonstreering „tegen het Koning
schap", ondanks 't optreden van fijne koppen
als Nieuwenhuis en Kan der Zwaag, jongst
leden Zondag volkomen mislukt.
In hetzelfde Knijpe waar acht jaar ge
leden „de opheffing van het privaatbezit"
ruim 12000 personen te zaam bracht, von
den de socialistenleiders „tegen het koning
schap" thans slechts 600 belangstellenden.
Mits niemand wane dat die overige 11400
tot het koningschap, het privaat bezit,
den eerbied voor het Gezag bekeerd zijn,
hebben wij met den juichtoon over deze
verminderde belangstelling vree.
Het zou struisvogelpolitiek zijn te wanen
dat wat niet uitkomt er niet is, dat het
socialisme vleugellam geworden ook zou
hebben opgehouden te leven.
Het leeft en woekert voort, niet 't minst
in de liberale kringen zelve en overal
waar 't tegengif van het Woord Gods als
verouderde kost is weggeworpen.
Niet met den kop in het zand, maar
met het zwaard des Geestes gewapend,
wordt het socialisme weerstaan, het Ko
ningschap gediend, Orde en Reoht gegrond
vest.
Kermis.
De burgemeester van Goes heeft het
Goesche publiek dat kermis houdt, een
pluimpje gegeven voor diens nette manier
van kermisvier en.
De heer Buijse heeft daar tegenover
pertinent verklaard uit goede bron te we
ten dat de kermismachten allerlei bestiali
teiten hij Doemde ze „luidruchtigheden"
medebrengen en dat 't beschaafde deel
van Goes daarin voorgaat.
Toevallig lazen wij dezer dagen het
oordeel van een modern blad over de
Schiedamsche kermis.
Een oordeel dat meer den antirevolu
tionairen bestrijder dan den liberalen ver
dediger in 't gevlei komt.
Bedoeld blad is Onze Kring, uitgegeven
door den Nederl. Protestantenbond.
Het klaagt onder meer:
Maar ook al hebben er geen vechtpartijen
plaats, waarbij bloed gestort wordt, toch
wat een dronkenschap en brooddronkenheid,
wat een onzedelijkheid in vuile aardigheden,
in ongepaste handtastelijkheden, waaraan
ieder meisje, dat zich waagt op het ker
misterrein, bloot staat! En helaas, daarbij
blijft het niet.
Wij willen gelooven dat de kermis hier
niet slechter is dan op andere plaatsen, zelfs
willen wij aannemen, dat de ruwste troe
pen niet van hier zijn, maar van elders
worden aangevoerd. Maar al was 't dan al
leen om die opeenhooping van slechte ele
menten te vermijden, zouden wij de kermis
afgeschaft wenschen te zien.
Als in naburige landen een gevaarlijke
besmettelijke ziekte uitbreekt, sluit men
zorgvu dig de grenzen en neemt de grootst
mogelijke voorzorgsmaatregelen in acht tegon
de verbreiding van het onheildoch als een
kermis op handen is, opent men gastvrij de
poorten voor het zedenbederf, ja, noodigt het
zelfs uit.
Wanneer zullen onze machthebbenden ein
delijk den zedeljjken moed toonen om met
dezen gruwel te breken?
Ja, wij mogen erbij voegen, wanneer zul
len zij ophouden dezen gruwel te sanctio-
neeren, door op hot kermisterrein persoonlijk
deel te nemen aan, zij 'took op zichzelf on
schuldige kermisvermaken, en dat nog wel
in den traditioneelen „dollen" Zaterdagnacht,
waarin de ongebondenheid haar hoogtij
viert
Yan antirevolutionaire zijde is al sedert
jaren tegen de kermis geprotesteerd. Men
vond dit domperig.
Maar hoe vindt men nu dit protest van
moderne zijde
Getuigt het niet van fatsoensgevoel en
van groote belangstelling in de reinheid
en zedelijkheid van de kinderen des volks?
Deugden die op kermisavonden groot
gevaar loopen.
Daar heerscht de zonde zoo I