N1EUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 181 1898.
(Dinsdag 9 lugusfus.
fujaaCftfc laocgang.
VERSCHIJNT
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Het Voorloopig Verslag.
10.
De Plaatsvervanger.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02E.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
li.
Vele leden achtten de toelichting van
het ontwerp onvoldoende. Zij droeg, naar
men meende, evenals het wetsontwerp, de
sporen van
overhaasting en gebrekkige
voorbereiding.
Inzonderheid betrof deze bedenking het
gemis van genoegzame inlichtingen aan
gaande het
relatief schoolverzuim.
Er worden eenige mededeelingen gedaan
omtrent den toestand in drie arrondissemen
ten, maar het spreekt van zelf dat hieruit
geen besluiten te trekken zijn voor den
toestand in 't geheele land. Dit is te min
der het geval omdat de uitkomsten in die
arrondissementen zeer uiteenloopen.
In de tweede plaats werd de
toelichting onvoldoende
geacht, omdat daarin geen inlichtingen wor
den verstrekt omtrent de
finantiëele gevolgen
der aanneming van dit wetsontwerp.
In de derde plaats had de toelichting
een overzicht behooren te bevatten omtrent
de wetgeving ter zake van den leerplicht
in het buitenland en omtrent de uitkom
sten die de invoering van dien plicht daar
opgeleverd heeft.
Ook had men verwacht in de toelichting
een vergelij kende opgaaf te zullen vinden
omtrent het aantal analphabeten hier te
lande en in de landen waar leerplicht be
staat.
Door voorstanders van het wetsontwerp
werd naar aanleiding van deze opmerkin
gen aangevoerd, dat een onderzoek betref
fende het relatief schoolverzuim in het
geheele land hoogst bezwaarlijk zou zijn
geweest, aangezien op vele plaatsen daar
omtrent geen voldoende aanteekeningen
gehouden worden.
Ook onder de
voorstanders
Menschen die niet lezen en schrijven
kunnen.
FEUILLETON.
Door J. de Liifdb.
Ik geloofde u op uwe eeden en liet mij
telkens voortslepen. Doch eindelijk zijn
my de oogen opengegaan. Ik zie uwe listen
en bedriegeryen. Waar zyn wij thans?
Is dat hoi van slangen en adderen nu het
beloofde p&radys Afgemat; ziek, gewond
en uitgeteerd, zit ik daar naast u in eene
spelonk der verfoeienis. Is er een onge
lukkiger schepsel dan ik? Waar zyn de
schoone bloemen mijner jeugd? Helaas!
ze zgn voor altijd verwelktDoor eene
snoode roekeloosheid heb ik my zeiven in
een land der distelen gebracht; maar als
of dit nog niet genoeg ware, zyt gij my
een oorzaak geworden van het grootste
verderf, dat in deze plaats eenig schepsel
treffen kan. Nog eens, vervloekt is de
dag, waarop ik u voor het eerst aan
schouwde, en ik zal het uur zegenen, dat
tot in eeuwigheid eene scheiding maakt
tusschen u en my
„o Dwaas 1" antwoordd" de vrouw, hem
met eeu schamperen glimlach aanziende,
„gg gedraagt u als een kind en niet als
een man. Heb ik u ooit gedwongen my
te volgen Is het niet uwe eigeno vrije
keuze geweest, waarmede gy u aan my
verbonden hebt
„o Zeker", hernam Bondaza, „het is
alles waar, wat gg zegtde schuld ligt
alleen aan mg. Ik had. als man uwe
schandelgke aanlokselen met verfoeiing
moeten afweren, maar ik heb mg lafhartig
in uwe verleidelgke netten laten verstrik
ken. Ja, dat is het bitterste van dezen
bitteren beker, ik zelf en niemand anders
van het wetsontwerp waren er echter, die
toestemden,
dat de Memorie van Toelichting
geen voldoende inlichtingen
verstrekt.
Yele leden waren van gevoelen, dat
de Staat het recht mist
om op de voorgestelde wgze aan oulers
de verplichting op te leggen hunne kinde
ren naar school te zenden of huisonderwgs
te doen genieten.
In de Memorie van Toelichting wordt
ter verdediging van het wetsontwerp een
beroep gedaan op het Burgerlgk Wetboek.
Dit beroep was naar het oordeel dezer
leden geheel onjuist.
In dat wetboek komen ettelgke, wellicht
overbodige, bepalingen, van zedelijken
aard voor.
Zoo bepaalt artikel 158 dat de echtge-
nooten elkander wederkeerige hulp ver
schuldigd zgn.
Bepaalt art. 161 dat de vrouw aan haar
man gehoorzaamheid verschuldigd is.
Bepaalt artikel 353 dat het kind eerbied
en ontzag aan zgn ouders verschuldigd is,
terwgl in artikel 441 een dergelgke be
paling ten aanzien van den voogd voorkomt.
Paste men in al die gevallende redeneering
toe (door de regeering in dezen gebezigd)
dan zou men tot de
allerzonderlingste gevolg
trekkingen
geraken.
Tegenwoordig wordt op weglating van
dergelgke bepalingen aatgedrongen, waar
mee dan ook de door de Eegeering voor
de invoering van leerplicht aangevoerde
rechtsgrond zou komen te vervallen.
In geen geval hebben zulke artikels
meer dan een civielrechtelgke beteekenis.
Bepaalt artikel 159 dat de echtgenooten
zich wederkeerig verbinden hunne kinderen
te zullen onderhouden, zoo ontleenen aan
die verplichting alleen de ouders zekere
burgerlgke rechten, bg voorbeeld bg schei
ding (artt. 248 en 285), maar niet de
kinderen, zooals art. 375 uitdrukkelg k ver
klaart.
Uit de verplichting, in art. 158 genoemd,
ben de oorzaak van mgn eigen verderf.
Ach ach in welk een afgrond ben ik
gevallen/ Wie zal mg, ellendige troos
ten? Er is geen leed gelgk het ,mgne".
Bg deze woorden barstte de ongelukkige
vluchteling in tranen uit. Hg bedekte het
gelaat met zgne handen en zgn luid snik
ken verhinderde hem een woord meer te
spreken.
Met verachting zag de vrouw hem aan.
„Foei, schaam uzeide zg, en sloeg
haar arm om zijn hals, „sta op en laat
ons onzen tocht vervolgenwaarom ver
trouwt gg rog niet meer Nog eenige dag
reizen en wg zgn in het bekoorlgk oord,
dat ik u beloofd heb. Yat moed en houd
op met weeneu want gg maakt u bespot-
telg k voor allen, die het hooren".
„Ach, zwgg van uwe schoone beloften",
antwoordde Bondaza, haar arm van zich
werpend, „ik ga geen stap verder, hier
wil ik sterven, want ik ben des levens
moedeen als gg mg dan den laatsten
adem ziet uitblazen, naar ziel en lichaam
voor altgd ellendig gemaakt, dan, niet
waar, hebt gg uw doel bereikt, en zult gg
een feestdans uitvoeren bg het lgk van
uw slachtoffer". Terwgl Bondaza op bit
teren toon deze laatste woorden sprak,
lieten zich op eenigen afstand zware voet
stappen vernemen. Eene siddering over
viel den ongelukkige. „Ach!" riep hg uit,
„daar is Nasta! Hg komt gewis om mg
met nieuwe kwellingen te teisteren".
Weldra verscheen Nasta voor hem, van
top tot teen gewapend. In zgne hand
droeg hg eene lange zweep, waarmede hg
hevig in de lucht klapte.
„Ha, ha!" riep hg, Bondaza een slag
gevende, die hem met een schreeuw deed
opspringen, „kom, dat is goed. Ik ben ver
vloeien onder andere voort de bepalingen
van art. 280 en en 281enz. Bedoelde
artikelen zgn dus reeds in hot Burgerlijk
Wetboek zelf uitgewerkteen nadere wet
is daarvoor onnoodig.
Zonder eenig bewgs leidt de regeering
uit het Burgerlgk Wetboek af, dat de staat
ter naleving van burgerrechtelgke bepalin
gen strafrechtelgk vermag op te treden.
Dit is een schromelgke verwarring tus
schen burgerlgk- en Btrafrecht.
De eenige grond dien zg aanneemt is
een analogie (a) tusschen onthouding van
lichamelgk voedsel en geheele verwaarloo
zing van opvoeding.
In de eerste plaats valt op te merken
dat onthouding van onderwgs met onthou-
ding van voedsel niet is gelgk te stellen,
daar voedsel onontheerlgk is, maar onder
wgs niet, en dat zelfs onthouding van
voedsel op zich zelf volgens het Wetboek
van Strafrecht niet strafbaar is.
In de t weede plaats gelden de bepalingen
van het Wetboek van Strafrecht die hier
in aanmerking komen
niet verplichtingen van ouders*
Strafbaar zgn allen zonder onderscheid,
die zich aan lichamelijke mishandeling van
anderen schuldig maken.
Natuurlgk zgn ouders die door onthou
ding van voedsel hunne kinderen laten
doodhongeren, en dus vermoorden, van
straf niet vrg gesteld. Er is hier echter geen
sprake van bepalingen die speciaal tegen
ouders gericht zgn.
Evenmin kan men zich ter rechtvaar
diging van de tegen de ouders gerichte
strafbepalingen
van het wetsontwerp beroepen op de ar
beidswet. Die wet is wel gemaakt ter be
scherming van kinderen maar
gericht tegen werkgevers,
niet tegen de ouders. Wat naar die wet
voor den werkgever in het algemeen
geldt, geldt ook voor een werkgever die
zgn eigen kind zou willen exploiteeren.
Maar dit is een geheel ander standpunt
dan dat van het wetsontwerp.
In de derde plaats pleit de door de
Vergelijking, gelijkmaking.
moeid van mgn tocht, gg kunt mg een
weinig met uw dansen vermaken."
Met deze woorden zette hg zich op den
boomstam neder. De vrouw greep Bondaza
bg den arm en noodzaakte hem tot een
dans. De arme ellendige toonde zich hier
toe ten eenen male onbekwaam, en poogde
zich uit de armen der vrouw los te scheu
ren, maar Nasta gaf hem eenige striemen
over den rug, en dwong hem tot eenige
werktuigelgke sprongen, die den roover
en de vrouw luidkeels deden lachen. Nadat
zg een tgd lang tot vermaak van den
roovervorst rondgesprongen hadden, gebood
deze hen stil te honden, en beval Bondaza,
die druipnat van 't zweet en afgemat ter
aarde zonk, op te staan en het everzwgn
te halen, dat hg op den top van de rots
geveld had.
„Genade kermde de ongelukkige,
„ontferm n over mg Ik heb niet eens
de kracht om mgn eigen lichaam te dragen,
hoe zal ik dan in staat zgn dien zwaren
last te vervoeren".
„Wat, luiaard!" schreeuwde Nasta, ter
wgl hg den smeekeling een paar slagen
toediende, „zal een slaaf een woord spreken
tegen zgn gebieder? Terstond naar de
rots, zeg ik u, of gg zult ondervinden
met wien gg te doen hebt".
Werktuigigk deed Bondaza eenige po
gingen om zich op te richten, maar zgne
krachten faalden.
„Ik kan niet", kermde hg „mgne tong
kleeft aan mgn gehemeltegeef mg te
drinken, en ik zal bekomen".
„Geen droppelschreeuwde Nasta, „gg
vadsige hond, tenzg van uw bloed", en
met deze woorden liet hg een gekletter
van zweepslagen op den rug van den el
lendige neerkomen. Weldra kleurde het
Begeering getrokken parallel tusschen
onthouding van lichamelgk en van geeste
lgk voedsel veeleer
tegen het stelsel der Regeering
zelve. In het Strafwetboek staan zeer
zeker geen bepalingen omtrent de wgze,
waarop het voedsel zou moeten worden
verstrekt. Daarentegen regelt het wets
ontwerp den leertgd, de leerstof, enz. van
de scholen welke de kinderen zullen
moeten bezoeken.
Hield de regeering zich aan de parallel,
die zg zelve trekt, dan zou het wetsont
werp zich moeten bepalen tot bestraffing
van ouder», die de opvoeding hunner kin
deren verwaarloozen, maar zich moeten
onthouden van wettelgke regeling der op-
voeding. Of omgekeerd, indien de wet de
wgze van opvoediug der kinderen gaat
regelen, dan dient evenzeer eene wettelgke
regeling gemaakt te worden omtrent de
wgze, waarop de ouders verplicht zullen
zgn hunne kinderen van voedsel te voorzien.
Wordt vervolgd.)
Hoeveel alcoholisten zgn er op honderd
veroordeelden voor moord
Drie-en-vgftig.
Hoeveel alsoholisten zgn er op honderd
veroordeelden voor schandelgke aanslagen
en misdadeu tegen de zeden?
Drie-en-vgftig.
Hoeveel alcoholisten zgn er op honderd
veroordeelden voor brandstichting
Zeven-en-vgftig.
Hoeveel alcoholisten zgn er op honderd
veroordeelden voor bedelarg en laad-
looperg
Zeventig.
Hoeveel alcoholisten zgn er op honderd
veroordeelden voor slagen en wonden, ge
weldpleging enz.
Negentig.
Deze cgfers zgn verschaft door de grif
fiers van eenige Pargsche gevangenissen
en meegedeeld door Dr. Motet aan de
Académie de Médecine.
Waarom wg er alweer de aandacht op
vestigen
Opdat men eindelgk, ook in Christelgke
bloed, dat uit de wonden stroomde, den
grond, en het gekerm van den ongeluk
kige weergalmde tegen de rotsen. „Edenga,
Edenga! mgn vader! aan u heb ik het
verdiend! Ach, kom mg te hulp!"
Op dit oogenblik klonk de schelle toon
van een hoorn door het dal.
Haruclia trad van achter den rotswand
te voorschgn, en zich voor Nasta plaat
sende, zeide hg, op Bondaza wgzende
„In naam van vorst Edenga, laat af
van dezen mensch".
Toornig zag Nasta hem aan, en ant
woordde „Hg is mgn slaaf, wat wilt gg?".
„Wat spreekt gg van slaven, verach-
telgke struikroover", riep Harucha, „gg
zelf zgt een ter dood veroordeelde, en de
wraak van Edenga, die nw hoofd ver
pletteren zal, sluimert niet. Deze mensch
is zgn eigendom, dat ik in zgn naam
van uwe hand opeisch; een waag het
niet, hem weder met en vinger aan te
roeren, of gg zgt een kind des doods".
Op deze woorden van Harucha trok
Nasta zgn zwaard, en stond gereed hem
aan te vallen maar deze, op hem toe
tredend, greep hem in de borst en wierp
hem met één schok ter aarde.
Ijlings sprong Nasta weder op, en
maakte zich met snelle vlucht uit de
voeten. De vrouw volgde hem even
spoedig achterna, en liet den bode met
den bloedenden geslagene alleen.
Harucha zette zich bg Bondaza neder,
en eene fleseh met artsengen te voorschgn
halende, ving hg aan zgne striemen te
wasschen en met genezende zalven te bal
semen. Middelerwgl goot hg hem eenige
verkwikkende teugen wgninden mond en
sprak hem vriendelgk toe. Weldra onder
vond Bondaza de heilzame uitwerking van
kringen, erkenne, dat wg de alcoholi
sche dranken nit ons midden hebben we-
te doen.
"Nog een staaltje omtrent Bismarcks op
vatting omtrent „geluk".
SS Bij gelegenheid van een bezoek op
Friedrichsruh zei, naar aanleiding van de
vroolgke stemming en 't gezonde uitzicht
van den grgzen gastheer, een der gasten
tot hem „Gg zgt toch een gelukkig man."
„Gelukkig antwoordde de prins, „wat
noemt gg gelukkig Een gelukkig man ben
ik zelden geweest. Als ik de weinige mi
nuten vau waar geluk bgeen tel, dan krgg
ik niet meer dan 24 uur in het geheel."
En waarin bestond bg hem dan nog dit
„waar geluk" „Hoor 't hem zeggen „Het
gevoel van geluk duurt altgd slechts oo-
genblikken minuteu op zgn hoogst, dan
is het verdwenen. Zoo herinner ik mg op
oogen blikken gelukkig te zgn geweest, toen
ik als jongen mgn eersten haas schoot,
verder toen ik van mgne Johanna het
jawoord kreeg, of toen ik als landheer mgn
besproeide weiden en mijn jongen bosch-
aanplant gedgen zag, toen heb ik mg ver
heugd, toen ben ik dikwgls gelukkig ge
weest." In de politiek, mgne heeren", dus
ging hg voort, „meent gg dat ik geluk
heb gehad In de politiek is er voor hem
die ze voert, zooals ik ze heb moeten
voeren, geen geluk. De staatsman is als
een speler aan de beurs. Als die vandaag
een miljoen heeft gewonnen en hg denkt
zich er over te verheugen dan komt ook
reeds de zorg, hoe hg de gewonnen mil
joen voor verdere speculaties zal gebrui
ken. Zoo ook met mgne ondernemingen.
Als mg de eene gelukt was, dan moest ik
weer dadelgk er aan denken hoe het suc
ces vastgehouden en gebruikt kon worden.
Mgn politieke loopbaan was een jachten
en jagen, waarbg men nooit tot genieten
komt. Ik heb in mijn leven als staats
man niet eens tgd gevonden om een con
cert of schouwburg te bezoeken."
Men ziet ,,'t ware geluk" heeft Bismarck
zich in deze „belgdenis" niet voorgesteld.
deze zorgvuldige verpleging. Hg sloeg de
oogen op, en met verwondering zgn redder
aanziende, riep hg „Harucha, gg hier!"
en verborg het gelaat in zgne handen.
„Ja, mgn vriend, mgn broeder", ant
woordde de bode, terwgl tranen van aan
doening in zgne oogen welden. „Edenga
zendt mg om u tot hem terug te brengen".
„Ach hoe is dat mogelgk, Edenga ik
heb immers den dood verdiend".
„Gg zult den dood niet sterven, zoo
gg mg slechts volgt".
„Maar dat kan ik immers nietik ben
een landverrader. Ik heb 's vorsten ma
jesteit gekwetst".
Ja, dat is zoo" hernam Harucha op
teederen toon, „gg hebt u des doods
schuldig gemaakt, maar wees getroost, ik
heb een bigde tijding voor u. Gg kunt
gerustelgk terugkeeren. Geen haar van
uw hoofd zal gekrenkt worden. Gg zult
in uw vorige eer hersteld worden, indien
gg mg slechts volgen wiltik zal u
terugvoeren aan het hart van Edenga".
Verbaasd zag Bondaza hem aan. Hoe
is het mogelgk zeide hg. „Maar de
wet veroordeelt mg immers levenslang tot
de steengroeve Heeft Edenga dan zgne
eigene wet vernietigd
„Neen antwoordde Harucha vriendelgk
glimlachend. „Edenga zon eerder troon en
kroon verzaken dan de wetten des lands
schenden. Maar hg heeft een plaatsver
vanger voor u gegeven die nwe straf op
ziGh genomen heeft en thans voor u in de
steengroeve versmacht. En die plaatsver
vanger", hier hield Harucha een
weinig op om zgne tranen af te wisschen
„is Sesmia, de zoon des konings"'
PatrimoniumWordt vervolgd).