KERKNIEUWS. Goes. De aanbeveling ter benoeming van een leeraar in de Geschiedenis en Staatsinrichting aau de H. B. S. alhier bestaat uit de heeren R. Broersma te Utrecht, F. C. Wieder te Weesp en E. Wiersum te Uithuizen, alle drie doctoran dus in de Ned. Letteren. LANDBOUW. blijkt sterk gekant te zijn zoowel tegen onze Staatsinstellingen (bepaaldelijk het Koningschap) als tegen de bestaande in richting der maatschappij en deze onder wijzers zich niet ontzien, zoowel in als buiten de school, aan hunne meeningen uiting te geven, terwijl de Regeering niet de macht en wellicht ook niet het recht heeft dit tegen te gaan, zoolang die on derwijzers slechts zorgen zekere grenzen niet te overschrijden. Wil men leerplicht invoeren, dan dient, vooraf gezorgd dat de hiërarchische band tusschen de Regeering en het onderwijzers personeel versterkt wordt. Zoolang de onderwijzers in hun doen en laten blijken geheel van de overheidonathan- kelijkte zijn, gaat het niet aan, de ouders te dwingen hunne kinders naar school te zenden. Enkele andere leden achten het ook niet oirbaar leerplicht in te voeren zonder ge lijktijdige herziening der arbeidswet. Dit teneinde nadere voorwaarden te stellen omtrent den arbeid van kinderen boven 12 jaar en het verrichten van veldarbeid door kinderen nader te regelen. Maar ook de onderwijswet dient gelijk tijdig herzien ter verhooging van de Rijks' bijdragen voor het bijzonder onderwijs en ter aanvulling van artikel 47 in dien zin dat voor het verstrekken van voedsel en kleeding aan behoeftige kinderen gezorgd worde. Dat dit wetsontwerp kort voor de aan vaarding der Regeering door de Koningin werd ingediend, werd door sommige leden onpolitiek en onkiesch geacht. in deze dagen diende het besef onzer nationale eenheid zooveel mogelijk versterkt te worden. Een voorstel tot invoering van school dwang is daarentegen uitermate ge schikt om verdeeldheid en verbittering tusschen de staatsburgers te veroorzaken en het is zeker geen bewijs van kieschheid dat het ministerie, kort na de aanvaarding der Regeering, van de Koningin de onder- teekening van een wetsvoorstel wenscht te vragen waarvan de toepassing een groot deel des volks zal grieven. Wel is waar is in dit wetsontwerp een ernstige poging gedaan tot het ontzien van gemoedsbezwaren, maar daarmede vervalt niet het principiëele bezwaar dat bij velen tegen onttrekking van de opvoeding der kinderen aan hunne ouders bestaat. Wordt vervolgd.) De (groene) Amsterdammer Het radi cale blad van de Koo en Stigter schrijft over Leerplicht in verband met de dnb- beltjes de volgende opmerkenswaardige woorden „Het spreekt van zelf het Bijzonder Onderwijs maakt zich ook ongerust over de gevolgen, die de nieuwe wet voor zijn scholen hebben zal. En waar de verhouding tusschen de Staatsuitgaven voor Openbaar en Bijzonder Onderwijs reeds zeer teu nadeele van het laatste is mag er niet aan gedacht worden het Bijzonder Onderwijs het bestaan nog moeilijker te maken. „De vraag is dus, hoeveel geld zal het Rijk, voor leerplicht, der gemeenten en 't Bijzonder onderwijs bijpassen „We zouden .de rekening wel eens willen zien „Maar men maakt liefst geen reke ning. Dat komt wel terecht, denkt men. „Edoch het komt ten slotte niet. Want voor het leerplichtontwerp is geen geld". Nu de bezwaren van die zijde komen. zal men nu hooren De werkstaking der Amsterdamsche tim merlieden begint gevaarlijke afmetingen te nemen. Bij een optocht en vechtpartij der stakers zijn deze week een drietal hunner door de politie ingerekend. Dat de ziel van den Algemeenen Ne- derlandschen Typografenbond een der roer vinken is, belooft weinig goeds ook van de zijde der Amsterdamsche letterzetters. Thans hebben reeds 1400 timmerlieden den hamer er by neergelegden meerde ren zullen volgen. Er heerscht groote solidariteit en velen Btaken uit vrees voor vijandige demonstra ties van hunne solidaire kameraden. Op bijna alle groote aangenomen wer ken, ten getale van ruim 100, heerscht thans een diepe stilte. Men is bezig ook op de overige werken waar men nog werkt, de werklieden te be wegen zich bij de werkstakers aan te sluiten. Men verdient op 't oogenblik 23 cents per uur; men eischt thans een kwartje en tien uren werken. Ds eisch kan billy k zijn maar in 'top treden nu, in 't gezicht der Inhuldiging feesten, ligt iets antinationaals, iets dat verbiedt deze beweging met sympathie te bespreken. Zulks te meer, dewijl mannen als Hovy en Kouveld, de eerste een antirevolutio nair, de ander een liberaal werkmans vriend, tevergeefs hunne bemiddeling had den aangeboden. Dat deze staking ook aan de aannemers duizende guldens schade berokkent, is te begrijpen. Men seint uit Indië Luitenant kolonel Willems is naar Telok Semswé vertrokken om er een legerkamp in te richten voor 2Vs bataljon die een tocht gaan maken door Pasangan. Toekoe Oemar en Panglima Polim zyn op 't oogenblik, naar het heet, in Langga. Ook met dit nieuws wordt men niet wijzer. Men kan wel boven alle dergelijke telegrammen zetten de medecinale woorden Als voren. Wanneer zal men Polim en Oemar, wan neer zal men Atjeh „klein" krijgen Hoe de buitenlander over Bismarck oordeelt. Eenige staaltjes. De Fransche pers haatte hem, en haat ook zyn nagedachtenis. De Rappel zegt: Aan het graf van Bis- marck kan ons hart nooit vrede sluiten. Tusschen zyn lijk en ons zijn te veel ge bleekte beenderen." De Oostenrijksche pers is billijker, doch heeft ook niets vergeten. De Neue Freie Presse schryft„Eeuwen zullen er nog aan werken om dit zeld zame mengsel van kristalhelder verstand en warm temperament, van landjonkers kleinzieligheid en wereldoverzienden blik, van diepgeworteld royalisme en revolutio nairen vurigen geest te doorgronden. De Italiaansche pers is vol lof. De Italië verklaart hem „de sterkste politieke en sociale personifiëering van onzen tijd". De Spaansche pers dito maar kalmer. De Nacionale zegt„Voor de romantische bewoners van het Zuiden ging Bismarck door voor een geesel der vrijheid, deze en meer andere dwaasheden werden ook hier geloofdvoor alle kalme denkers was hij echter een der grootste staatslieden zijner eeuw." De Russische bladen erkennen ondub belzinnig zijn verdiensten. De Neue Zeit. zegt„Men zal voortaan nu zeer aandachtig te letten hebben op de minste gangen der Duitsche politiek, die nu uitsluitend at hangt van Keizer Wilhelm, bevrijd als deze thans is van alle moreele controle". De Engelsche pers is verdeeld. De Standard schryft„Het karakter, het genie en de daden van Bismarck waren zoo groot dat zy hem een eeuwige eereplaats in den tempel des roems verzekeren. Het Drievoudige Verbond was een meesterlijke zet van hem en daaraan dankt Europa den voortdurenden vrede". De Daily Chronicle zegt:- „Zijn werk vertegenwoordigt een woud van bajonetten, een land waar de segeant-instructeur de verpersoonlijking is van het nationaal ideaal. De ijzeren kanselier zal door niemand op recht betreurd worden". De critiek hangt al veel af van den aard der genoegens welke de staatkunde van den overleden vorst het vaderland dezer journalisten heeft verschaft. Overigens mag ook bij zijn kist herhaald wat Lamartin6 sprak by Napoleons sterven Son cercneil est fermé^ Dieu l'a jugé. Silence 1 Een inierview van Gladstone. Gladstone had een verschrikkelyken af keer van interviewen. Men zegt, dat het volgende er de oorzaak van is geweest. De groote staatsman was op zekeren dag in gesprek met een pas-beginnend journa list. Daar hij zich liever niet wilde wa gen aan de kans zijne gedachten geheel anders te zien vertolkt dan hij wenschte, zeide hij de volgende phrase: „We have burnt our boats and destroyed oar brid ges." (Wij hebben onze scbepen verbrand en onze bruggen vernield). Den volgenden dag las de beroemde En- gelschman tot zyn groote verbazing in het blad, waaraan zyn interviewer van den vorigen avond medewerkte.' „We have burnt our boots and destroyed our bree ches". (Wij hebben onze schoenen ver brand en onze schoenen bedorven 1) De anecdoten uit het leven van Bis marck beginnen al los te komen. Wij geven de volgende en zouden er boven willen zetten Twee karakters. Een jong Dnitsch musicus uit Berlijn was te Parijs verzeild geraakt en wilde zich in de Seine verdrinken toen hem dit door baron Taylor, een bekend philantroop, werd beletDeze haalde hem uit het wa ternam hem mee, verzorgde hem en gaf hem geld om naar Berlijn terug te keeren. Het was tijdens de Parijsche wereld tentoonstelling, in 1867. Bismarck, die van de zaak gehoord had ging den baron persoonlijk voor zyn mensch- lievendheid danken. Hij trad onverwachts diens kamer bin nen en verraste hem onder zijne studiën. Hij begon met aanmerking te maken op de stoffige stoelen van den baron, en veegde met zijn handschoen een dikke stoflaag van een fauteuil, alvorens dien te bezetten. De ander merkte echter op dat in 't stof van dienzelfden stoel een van Bis- marks meest beroemde landgenooten, Meyer beer, de stof voor zyn beroemde compo sitie de Afrikaan genoteerd had. Bismarck dankte hem toen voor den dienst aan een anderen musicus bewezen, verheugde zich dat niet alle Franschende Duitschers haatten en beloofde Taylor dat zoo hij hem immer weer ontmoeten en een dienst van hem begeeren mocht, hij hem dien bewijzen zou ter vergelding. „Ik zal", sprak Bismarck,„misschien wel wat meer in Parijs komen maar men kan ook niet weten, want uwe stadgenooten zijn zoo beminnelijk. Doch waar ik uook maar ontmoeten mag, herinner my slechts aan mijn belofte en ik zal u den dienst bewijzen dien gij wilt." „Ik zal", was het merkwaardige ant woord van den philantroop, „u terstond dien dienst vragen. Hoewel uw bezoek mij een groote eere was, wensch ik u nooit weer terug te zien, hier te Parijs niet en te Berlijn ook niet, want daar zal ik op mijn ouden dag wel nooit meer naar toe gaan". „Tot weerziens, beste baron", hernam Bismarck. „Vaarwel!" beet de ander hem toe. Drie jaren later kwam Bismarck weer te Parijs. Taylors wensch werd niet ver vuld, maar hij had den ander goed door zien, hij had een verstandigen wensch uit gesproken, aan welken te herinneren hem evenwel toch niet zou geholpen hebben, want dan zou 't te laat zijn Nog een paar. Bismarck zei eens op 25-jarigen leeftijd tot één zijner vrieuden, later maarschalk aan het Zweedsche hof, Rudolf Tarner- byelen„Ik zal de redder van mijn land wordenvan deze kleine stukjes zal ik weder een geheel maken en eens zal Duitsch- land een groot en machtig rijk zijn". Dat zelfvertrouwen, dat steunen op eigen kracht wilde hij ook bij anderen vinden. Men verhaalt dienaangaande de volgende vermakelijke geschiedenis. Eens ging hij met een vriend op de snippenjacht en, bij het overtrekken van een begroeid moe ras, had deze laatste, die een kort, zwaar lijvig ventje was, het ongeluk in den dras- sigen bodem te zinken, waarbij weldra niet meer dan zijn hoofd en zyn schoudeis zicht baar waren. Vruchteloos poogde hij zich op te werken en eindelijk riep hij Bis marck te hulp, die op een watersnip stond te loeren en op het geschreeuw doodbe daard kwam aanloopen, hoewel de onge lukkige, die reeds zyn mond bedreigd zag hem smeekte, zich wat meer te haasten. „Waarde vriend," zei Bismarck kalm, gij kunt daar niet meer uitkomen, het is on mogelijk u te redden. Het doet mij leed, getuige te moeten zijn van uw nuttelooze pogingen en u langzaam in die onsma kelijke substantie te zien wegzinken. Luis ter, mijn jongen, ik zal u zulk een sinar- telijken dood besparen en u een kogel door het iioold schieten, dan zult gij ten minste spoedig en op waardige wijze sterven. De ander begon hierop te schreeuwen, en uit alle macht te werken om uit het moeras te kruipen, doch Bismarck schou derde ziju geweer en legde nauwkeurig aan, terwijl hij op hartverscheurenden toon zeiWees slechts één oogenblik stil, het is gauw gedaan. Vaarwel, waarde vriend, ik zal uw vrouw de treurige tijding van uw dood verhalen. De ander, het gevaar van twee kanten ziende dreigen, spande bovenmenschelijke krachten in, om zich los te werken, en werkelijk bevond hij zich eenige oogen- blikken later, zonder dat hij wist hoe, op handen en voeten op vasten grond. En daar begon hij tegen Bismarck uit te varen, doch deze antwoordde lachend Ziet ge wel, dat ik gelijk had ieder moet zijn eigen potje maar koken en zich omkeerende ging hij bedaard weer op de snippenjacht. Toen Bismarck gezant van Pruisen te Parijs was, was de graaf van Euzemburg die een verzameling van handschriften van staatslieden had, de zaakgelastigde van Hessen. Op één der pagina's in diens al bum had Guizot geschreven „Gedurende mijn lange loopbaan heb ik veel en dik wijls leeren vergeven, maar niets leerea vergeten". Thiers had daaronder geschreven „Een weinig vergeetachtigheid kan aan de op rechtheid der vergiffenis niet schaden", en Bismarck plaatste daar weer onder „Wat mij aangaat, de ondervinding leerde mij veel te vergeten, maar nog meer te ver geven". Bismarck's vader was kapitein der ca valerie en gehuwd met Louise Menken, dochter van den geheim-secretaris van Fre- derik III en Frederik IV. Men verhaalt, dat een Zigeunerin Louise Menken, toen ze 15 jaar oud was, voor speld heeft, dat ze zou trouwen met een officier in een „tijgerhuid" onder vergulde versierselen geboren en->versierd met gou den nestels en stiften, en (lat zij moeder zou worden van een groot man, die later vorst genoemd zou worden. Hier volgt de brief, waardoor Ferdinand Von Bismarck de geboorte van dien groo- ten man bekend maakte „Ik heb de eer mijn vrienden te be richten, dat mijn vrouw gisteren voorspoe dig bevallen is van een zoon en ze tevens te ontslaan van de beleefdheid mij hier omtrent felicitaties te zenden. Ferdinand Von BismarckSchönhausen. 2 April 1815." Vorst Bismarck heeft drie meesters ge diend hij heeft in drie oorlogen medege- streden hij heeft drie vredesverdragen ge- teekend bij bracht drie keizers bij elkaar en wist de triple-alliintie tot stand te brengen drie p tarden zijn erin den Fransch DuitBchcn oorlog onder hem doodgeshoten. Hij had drie namen Bismarck, Schön hausen en Lauenburg en drie titels graaf, vorst, en hertog. Zijn familie-wapen be stond uit drie eikenbladen in den vorm van een klaverblad opgesteld en het devies van de bisschopsleenhouders van het bis dom Halberstadt, van wie hij afstamde, is: In Trinitate Robur|De kracht in de Drieëenheid.] Alle caricaturen. zelfs de Duitsche, stel len hem voor met drie haartjes op het hoofdhij bad drie kinderen Herbert, Wilhelm en Maria en onder zijn bestuur waren er drie staatspartijen de conserva tieven, de nationaal-liberalen ea de ultra- montanen. Ned. Herv. Kerk. Drietal te Joure ds. F. C. Geerling te Medemblik, ds. 0. Casemier te Zwartsluis en ds. J. A. v. Leeuwen te Harlingen. Beroepen te Poederooijen ds. H. Snel te Gameren te Heerenveen dr. A, Bruining te Krommenie te Aartswoud (toez.) ds. P. H. Kapteijn te Oterleek te Dirksland (toez.) ds. P. Kuijlman te Oud Alblas te Wijckel dr. E. J. W. Posthumus Meijjes te Heinenoord. Bedankt voor Peius door dr. H. Huizinga te Eekst. Geref. Kerken. Drietal te Spijk ds. H. Bolder te Jen Post, ds. J. Gommer te Grijpskerke en ds. A. S. Schaafsma te Boornbergum. Beroepen te Kockengen ds. G. Elshove te Schipluiden. Chr. Geref. Kerk. Tweetal te Oud Beijerland H. Jansen cand. te i's Gravenhage en M. Schouten cand. te Teuge. Beroepen te Kampen M. Schouten cand. te Teuge. Aangenomen naar Aarlanderveen door G. Klumper cand. te Amsterdam. Vrije Geref. Kerk. Beroepen te Lemmer C. Denzei te 's Gra venhage. SCHOOLNIEUWS. Geslaagd te Arnhem voor de hoofdacte de heeren M. C. v. d. Maas te Monster en A. A. de Priester, te Baarland voor diezelfde acte slaagde te Haarlem de heer C. Ringelberg te Amsterdam voor het Hoogduitsch slaagde te 's Gravenhage raej. J. H. M. Stieger M.Ad. geboren te Goes, onderwijzeres te Etten bij Breda voor het Engelsch aldaar de heer J. L. Boon, onderwijzer aan de chr. school te Zaamslag en voor het Fransch de heeren J. A. Tave- nier te Biervliet en L. W. de Graaf te Zierikzee. Benoemd tot onderwijzer aan een chr. school te Noordeloos de heer C. Louwerse te Amsterdam. Tot hoofd der chr. school te Falf- weg is benoemd de heer G. J. Kappers te 's Gravenhage. Er waren meer dan 60 sollicitanten voor die betrekking op een salaris van f900 en vrije woning. Buitengewone algemeene vergadering van de Vereeniging tot verbetering van het paardenras in Walcheren en Nieuw- en St. Joosland. De vergadering, die zeer druk bezocht was, wordt geopend door den Voorzitter, den heer G. Born, die zeide door bijzondere omstandigheden verhinderd te zijn geweest de vergadering der vorige week te presi- deeren, waarvan hij per telegram had ken nis gegeven aan den beer Gerlacb van Nieuw- en St. Joosland, die toen het pre sidium op zich nam, waarvoor hij den heer Gerlach zijn dank brengt. Het woord wordt thans verleend aan den Secretaris tot het voorlezen van de notulen dier vergadering, die, na eene kleine opmerking van den heer Voorbeytel, worden vastgesteld. Daarna brengt de Voorzitter in herinne ring het doel der vergadering, dat genoeg zaam bekend was. De hengst Lion Beige, het eigendom der Vereeniging, was zeer humeurig, zoodanig zelfs dat de heer Nieu- wenhuizen, bij wien de hengst gestald is, zich genoodzaakt ziet te verklaren dat hij zich niet verder met de stalling wil be lasten. Tot hetzelfde doel was ook de ver gadering der vorige week belegd, doch toen was, blijkens de voorgelezen notulen, be sloten de zaak te verdagen om ter verant woording te roepen den heer Born, die op zich genomen had den hengst gedurende éèn jaar te stallen. Tot het doen dier verantwoording ver klaart de heer Born zich gaarne bereid. Het is waar, zegt hij, dat ik de verplichting op mij genomen heb, zooals de heerMesu in de vergadering der vorige week in herinnering bracht, om den hengst gedu. rende één jaar bij mij te stallen. Kort na het op mij nemen dier verplichting verliet ik mijne hofstede om die over te laten aan den heer Nieuwenhu:zen. Deze nam ook den hengst over, maar die overgave had plaats met medeweten van het Bestuur, dus niet eigenmachtig door mij. Nu de heer Nieuwenhuizen den hengst niet langer wil stallen, zou ik niet aarzelen ook ver der aai, mijne verplichting te voldoen, waren de omstandigheden niet veranderd. De hengst is humeurig geworden, ge vaarlijk zelfs en ik heb op my genomen te stallen een handelbaar dier. Hier is dus aanwezig force majeure en ik acht mij dan ook van mijne verplichting ontheven, te meer daar ik de verantwoor ding niet langer kan dragen om mijne on- derhoorigen aan de grillen van den hengst bloot te stellen. Toen ik echter in de courant bet verslag las der laatste ver gadering en daaruit zag dat de heer Nieu- wenhuijzen verklaard had den hengst niet langer te willen houden dan tot Maandag heb ik mij dadelijk tot hem begeven en na zijne ontkentenis die verklaring te hebben gegeven, kan ik niet anders dan constateeren dat de heer Mesu in de vorige vergadering zich te dien opzichte aan onwaarheid schuldig maakte. Hierop ontstond eene heftige woorden wisseling. De heer Mesu bleef beweren dat de heer Nieuwenhuijzen hem mondeling de verklaring gegeven had de heer Nieu wenhuijzen bleef bij zijne aan den heer Born gegeven ontkentenis, en toen de heer Born nu verklaarde meer geloof te hech ten aan de woorden van den heer Nieu wenhuijzen dan aan die van den heer Mesu, verzocht een ander lid dat de heer Bom rekenschap zou geven van zijne verklaring want hij was juist van een tegenoverge steld gevoelen. Laten wij onze besprekingen, roept de heer Voorbeytel uit, niet doen ontaarden in hatelijke persoonlijkheden; het geval ligt er toe eenparig is het Bestuur van oordeel dat de heer Born niet langer aan zijne verplichting kan voldoenberamen wij liever middelen ter verbetering en beslissen wij liever wat ons thans te doen staat. Verschillende vragen worden nu gedaan omtrent den hengst, die alle door den Voorzitter werden beantwoord. Hij gaf alle mogelijke inlichtingen omtrent het dier en stelde volkomen in het licht dat het Bestuur bij den aankoop met de beste bedoelingen gehandeld had. Wel werd dit door sommigen betwijfeld, maar ten slotte werd men het toch eens dat het dier niet van de hand moest gezet worden, maar dat men moest trachten er verbetering in te brengen. Ik heb daartoe reeds démarches gedaan, zeide de Voorzitter. Ik heb mij in verbin ding gesteld met een hengstentemmer te Kieldrecht, doch gelijk uit net verslag der vorige vergadering blijkt, zal dit negen honderd franken kosten, voorwaar geen ge ringe uitgave. Daarom wil ik echter hiertoe geen voorstel doen, temeer nu uit het zoo ovengenoemde verslag ook blijkt dat een paar heeren uit ons midden zich bereid verklaard hebben, de verplichting op zich te nemen om den hengst te stallen. Een dier heeren is de heer Urchard, piqueur der manége, hier aanwezig, die wel zoo goed zal zijn zich nader te verklaren. De heer Urchard neemt nu het woord en verklaart dat hij er genoegen mede neemt om op dezelfde voorwaarden als de haer Born vroeger, den hengst te stallen gedurende een of twee maanden als proef. Hij zal al het mogelijke doen om in het dier verbetering te brengen na twee maan den kan dan eene verdere beslissing ge nomen worden. Hij neemt de verantwoor delijkheid op zich voor zijn personeel, dat hij eerst geraadpleegd heeft; alleen wil hij eene vergoeding van de geringe kosten die hy te maken heeft door verandering van zijn stal en die hij op enkele guldens begroot. Het voorstel Urchard in stemming ge bracht, wordt aangenomen met 70 tegen 2 stemmen, terwijl een lid verklaarde buiten stemming te willen blijven. De heer A. Geschiere raadde het bestuur aan goed toezicht op het dier te houden, hij meent dat er wel personen zyn die 't dier kunnen temmenen dat is noodig anders zouden wij dat schoone en dure beest voor afbraak moeten verkoopen. Doch cok 't tegendeel is mogelijk en dan schijnt 't spreker niet geraden uit zulk een dier te fokken, met 't oog op over planting van karaktergebieken. Hij heeft opgemerkt dat toen 't dier voor 't eerst te Middelburg op de markt kwam, 't bovenst best ging wanneer de leider er mee liep, doch dat wanneer deze stilstond, hij telkens den kop van den hengst naar boven hield, wat naar Spr. nu van achteren mogelijk blijkt wel met een be doeling kan gedaan zijn. Het bestuur zeide de wenken van dezen spreker te zullen in gedachten houden. Hierna ging de vergadering uiteen. Goes. Woensdagavend werd door het harmoniegezelschap „Hosanna" zyn jaar vergadering gehouden. De directeur-voorzitter opende deze op gebruikelijke wijze waarna de verslagen van den secretaris Cense en den penning meester A. Quakkelaar volgden. Hieruit bleek dat de toestand zeer bevredigend ishet ledental beretkte thans het cijfer

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 2