KERKNIEUWS.
Goes. De aanbeveling ter benoeming
van een leeraar in de Geschiedenis en
Staatsinrichting aau de H. B. S. alhier
bestaat uit de heeren R. Broersma te
Utrecht, F. C. Wieder te Weesp en E.
Wiersum te Uithuizen, alle drie doctoran
dus in de Ned. Letteren.
LANDBOUW.
blijkt sterk gekant te zijn zoowel tegen
onze Staatsinstellingen (bepaaldelijk het
Koningschap) als tegen de bestaande in
richting der maatschappij en deze onder
wijzers zich niet ontzien, zoowel in als
buiten de school, aan hunne meeningen
uiting te geven, terwijl de Regeering niet
de macht en wellicht ook niet het recht
heeft dit tegen te gaan, zoolang die on
derwijzers slechts zorgen zekere grenzen
niet te overschrijden.
Wil men leerplicht invoeren, dan dient,
vooraf gezorgd dat de hiërarchische band
tusschen de Regeering en het onderwijzers
personeel versterkt wordt.
Zoolang de onderwijzers in hun doen en
laten blijken geheel van de overheidonathan-
kelijkte zijn, gaat het niet aan, de ouders te
dwingen
hunne kinders naar school te zenden.
Enkele andere leden achten het ook niet
oirbaar leerplicht in te voeren zonder ge
lijktijdige herziening der arbeidswet.
Dit teneinde nadere voorwaarden te
stellen omtrent den arbeid van kinderen
boven 12 jaar en het verrichten van
veldarbeid
door kinderen nader te regelen.
Maar ook de onderwijswet dient gelijk
tijdig herzien ter verhooging van de Rijks'
bijdragen voor het bijzonder onderwijs en
ter aanvulling van artikel 47 in dien zin
dat voor het verstrekken van voedsel en
kleeding aan behoeftige kinderen gezorgd
worde.
Dat dit wetsontwerp kort voor de aan
vaarding der Regeering door de Koningin
werd ingediend, werd door sommige leden
onpolitiek en onkiesch geacht.
in deze dagen diende het besef onzer
nationale eenheid zooveel mogelijk versterkt
te worden.
Een voorstel tot invoering van school
dwang is daarentegen uitermate ge
schikt om
verdeeldheid en verbittering
tusschen de staatsburgers te veroorzaken
en het is zeker geen bewijs van kieschheid
dat het ministerie, kort na de aanvaarding
der Regeering, van de Koningin de onder-
teekening van een wetsvoorstel wenscht te
vragen waarvan de toepassing een groot
deel des volks zal grieven.
Wel is waar is in dit wetsontwerp een
ernstige poging gedaan tot het ontzien van
gemoedsbezwaren, maar daarmede vervalt
niet het
principiëele bezwaar
dat bij velen tegen onttrekking van de
opvoeding der kinderen aan hunne ouders
bestaat. Wordt vervolgd.)
De (groene) Amsterdammer Het radi
cale blad van de Koo en Stigter schrijft
over Leerplicht in verband met de dnb-
beltjes de volgende opmerkenswaardige
woorden
„Het spreekt van zelf het Bijzonder
Onderwijs maakt zich ook ongerust over
de gevolgen, die de nieuwe wet voor
zijn scholen hebben zal. En waar de
verhouding tusschen de Staatsuitgaven
voor Openbaar en Bijzonder Onderwijs
reeds zeer teu nadeele van het laatste
is mag er niet aan gedacht worden
het Bijzonder Onderwijs het bestaan nog
moeilijker te maken.
„De vraag is dus, hoeveel geld zal
het Rijk, voor leerplicht, der gemeenten
en 't Bijzonder onderwijs bijpassen
„We zouden .de rekening wel eens
willen zien
„Maar men maakt liefst geen reke
ning. Dat komt wel terecht, denkt men.
„Edoch het komt ten slotte niet.
Want voor het leerplichtontwerp is geen
geld".
Nu de bezwaren van die zijde komen.
zal men nu hooren
De werkstaking der Amsterdamsche tim
merlieden begint gevaarlijke afmetingen
te nemen.
Bij een optocht en vechtpartij der stakers
zijn deze week een drietal hunner door
de politie ingerekend.
Dat de ziel van den Algemeenen Ne-
derlandschen Typografenbond een der roer
vinken is, belooft weinig goeds ook van
de zijde der Amsterdamsche letterzetters.
Thans hebben reeds 1400 timmerlieden
den hamer er by neergelegden meerde
ren zullen volgen.
Er heerscht groote solidariteit en velen
Btaken uit vrees voor vijandige demonstra
ties van hunne solidaire kameraden.
Op bijna alle groote aangenomen wer
ken, ten getale van ruim 100, heerscht
thans een diepe stilte.
Men is bezig ook op de overige werken
waar men nog werkt, de werklieden te be
wegen zich bij de werkstakers aan te
sluiten.
Men verdient op 't oogenblik 23 cents
per uur; men eischt thans een kwartje en
tien uren werken.
Ds eisch kan billy k zijn maar in 'top
treden nu, in 't gezicht der Inhuldiging
feesten, ligt iets antinationaals, iets dat
verbiedt deze beweging met sympathie te
bespreken.
Zulks te meer, dewijl mannen als Hovy
en Kouveld, de eerste een antirevolutio
nair, de ander een liberaal werkmans
vriend, tevergeefs hunne bemiddeling had
den aangeboden.
Dat deze staking ook aan de aannemers
duizende guldens schade berokkent, is te
begrijpen.
Men seint uit Indië
Luitenant kolonel Willems is naar Telok
Semswé vertrokken om er een legerkamp
in te richten voor 2Vs bataljon die een
tocht gaan maken door Pasangan.
Toekoe Oemar en Panglima Polim zyn
op 't oogenblik, naar het heet, in Langga.
Ook met dit nieuws wordt men niet
wijzer. Men kan wel boven alle dergelijke
telegrammen zetten de medecinale woorden
Als voren.
Wanneer zal men Polim en Oemar, wan
neer zal men Atjeh „klein" krijgen
Hoe de buitenlander over Bismarck
oordeelt.
Eenige staaltjes.
De Fransche pers haatte hem, en haat
ook zyn nagedachtenis.
De Rappel zegt: Aan het graf van Bis-
marck kan ons hart nooit vrede sluiten.
Tusschen zyn lijk en ons zijn te veel ge
bleekte beenderen."
De Oostenrijksche pers is billijker, doch
heeft ook niets vergeten.
De Neue Freie Presse schryft„Eeuwen
zullen er nog aan werken om dit zeld
zame mengsel van kristalhelder verstand
en warm temperament, van landjonkers
kleinzieligheid en wereldoverzienden blik,
van diepgeworteld royalisme en revolutio
nairen vurigen geest te doorgronden.
De Italiaansche pers is vol lof.
De Italië verklaart hem „de sterkste
politieke en sociale personifiëering van
onzen tijd".
De Spaansche pers dito maar kalmer.
De Nacionale zegt„Voor de romantische
bewoners van het Zuiden ging Bismarck
door voor een geesel der vrijheid, deze
en meer andere dwaasheden werden ook
hier geloofdvoor alle kalme denkers was
hij echter een der grootste staatslieden
zijner eeuw."
De Russische bladen erkennen ondub
belzinnig zijn verdiensten.
De Neue Zeit. zegt„Men zal voortaan
nu zeer aandachtig te letten hebben op de
minste gangen der Duitsche politiek, die
nu uitsluitend at hangt van Keizer Wilhelm,
bevrijd als deze thans is van alle moreele
controle".
De Engelsche pers is verdeeld.
De Standard schryft„Het karakter, het
genie en de daden van Bismarck waren
zoo groot dat zy hem een eeuwige eereplaats
in den tempel des roems verzekeren. Het
Drievoudige Verbond was een meesterlijke
zet van hem en daaraan dankt Europa
den voortdurenden vrede".
De Daily Chronicle zegt:- „Zijn werk
vertegenwoordigt een woud van bajonetten,
een land waar de segeant-instructeur de
verpersoonlijking is van het nationaal ideaal.
De ijzeren kanselier zal door niemand op
recht betreurd worden".
De critiek hangt al veel af van den
aard der genoegens welke de staatkunde
van den overleden vorst het vaderland dezer
journalisten heeft verschaft.
Overigens mag ook bij zijn kist herhaald
wat Lamartin6 sprak by Napoleons sterven
Son cercneil est fermé^
Dieu l'a jugé.
Silence 1
Een inierview van Gladstone.
Gladstone had een verschrikkelyken af
keer van interviewen. Men zegt, dat het
volgende er de oorzaak van is geweest.
De groote staatsman was op zekeren dag
in gesprek met een pas-beginnend journa
list. Daar hij zich liever niet wilde wa
gen aan de kans zijne gedachten geheel
anders te zien vertolkt dan hij wenschte,
zeide hij de volgende phrase: „We have
burnt our boats and destroyed oar brid
ges." (Wij hebben onze scbepen verbrand
en onze bruggen vernield).
Den volgenden dag las de beroemde En-
gelschman tot zyn groote verbazing in
het blad, waaraan zyn interviewer van den
vorigen avond medewerkte.' „We have
burnt our boots and destroyed our bree
ches". (Wij hebben onze schoenen ver
brand en onze schoenen bedorven 1)
De anecdoten uit het leven van Bis
marck beginnen al los te komen.
Wij geven de volgende en zouden er
boven willen zetten
Twee karakters.
Een jong Dnitsch musicus uit Berlijn
was te Parijs verzeild geraakt en wilde
zich in de Seine verdrinken toen hem dit
door baron Taylor, een bekend philantroop,
werd beletDeze haalde hem uit het wa
ternam hem mee, verzorgde hem en
gaf hem geld om naar Berlijn terug te
keeren.
Het was tijdens de Parijsche wereld
tentoonstelling, in 1867.
Bismarck, die van de zaak gehoord had
ging den baron persoonlijk voor zyn mensch-
lievendheid danken.
Hij trad onverwachts diens kamer bin
nen en verraste hem onder zijne studiën.
Hij begon met aanmerking te maken op
de stoffige stoelen van den baron, en
veegde met zijn handschoen een dikke
stoflaag van een fauteuil, alvorens dien
te bezetten.
De ander merkte echter op dat in 't
stof van dienzelfden stoel een van Bis-
marks meest beroemde landgenooten, Meyer
beer, de stof voor zyn beroemde compo
sitie de Afrikaan genoteerd had.
Bismarck dankte hem toen voor den
dienst aan een anderen musicus bewezen,
verheugde zich dat niet alle Franschende
Duitschers haatten en beloofde Taylor
dat zoo hij hem immer weer ontmoeten
en een dienst van hem begeeren mocht,
hij hem dien bewijzen zou ter vergelding.
„Ik zal", sprak Bismarck,„misschien
wel wat meer in Parijs komen maar men
kan ook niet weten, want uwe stadgenooten
zijn zoo beminnelijk. Doch waar ik uook
maar ontmoeten mag, herinner my slechts
aan mijn belofte en ik zal u den dienst
bewijzen dien gij wilt."
„Ik zal", was het merkwaardige ant
woord van den philantroop, „u terstond dien
dienst vragen. Hoewel uw bezoek mij een
groote eere was, wensch ik u nooit weer
terug te zien, hier te Parijs niet en te
Berlijn ook niet, want daar zal ik op mijn
ouden dag wel nooit meer naar toe gaan".
„Tot weerziens, beste baron", hernam
Bismarck.
„Vaarwel!" beet de ander hem toe.
Drie jaren later kwam Bismarck weer
te Parijs. Taylors wensch werd niet ver
vuld, maar hij had den ander goed door
zien, hij had een verstandigen wensch uit
gesproken, aan welken te herinneren hem
evenwel toch niet zou geholpen hebben,
want dan zou 't te laat zijn
Nog een paar.
Bismarck zei eens op 25-jarigen leeftijd
tot één zijner vrieuden, later maarschalk
aan het Zweedsche hof, Rudolf Tarner-
byelen„Ik zal de redder van mijn land
wordenvan deze kleine stukjes zal ik
weder een geheel maken en eens zal Duitsch-
land een groot en machtig rijk zijn". Dat
zelfvertrouwen, dat steunen op eigen kracht
wilde hij ook bij anderen vinden.
Men verhaalt dienaangaande de volgende
vermakelijke geschiedenis. Eens ging hij
met een vriend op de snippenjacht en,
bij het overtrekken van een begroeid moe
ras, had deze laatste, die een kort, zwaar
lijvig ventje was, het ongeluk in den dras-
sigen bodem te zinken, waarbij weldra niet
meer dan zijn hoofd en zyn schoudeis zicht
baar waren. Vruchteloos poogde hij zich
op te werken en eindelijk riep hij Bis
marck te hulp, die op een watersnip stond
te loeren en op het geschreeuw doodbe
daard kwam aanloopen, hoewel de onge
lukkige, die reeds zyn mond bedreigd zag
hem smeekte, zich wat meer te haasten.
„Waarde vriend," zei Bismarck kalm, gij
kunt daar niet meer uitkomen, het is on
mogelijk u te redden. Het doet mij leed,
getuige te moeten zijn van uw nuttelooze
pogingen en u langzaam in die onsma
kelijke substantie te zien wegzinken. Luis
ter, mijn jongen, ik zal u zulk een sinar-
telijken dood besparen en u een kogel door
het iioold schieten, dan zult gij ten minste
spoedig en op waardige wijze sterven.
De ander begon hierop te schreeuwen,
en uit alle macht te werken om uit het
moeras te kruipen, doch Bismarck schou
derde ziju geweer en legde nauwkeurig
aan, terwijl hij op hartverscheurenden toon
zeiWees slechts één oogenblik stil, het
is gauw gedaan. Vaarwel, waarde vriend,
ik zal uw vrouw de treurige tijding van
uw dood verhalen.
De ander, het gevaar van twee kanten
ziende dreigen, spande bovenmenschelijke
krachten in, om zich los te werken, en
werkelijk bevond hij zich eenige oogen-
blikken later, zonder dat hij wist hoe, op
handen en voeten op vasten grond. En
daar begon hij tegen Bismarck uit te varen,
doch deze antwoordde lachend
Ziet ge wel, dat ik gelijk had ieder
moet zijn eigen potje maar koken en zich
omkeerende ging hij bedaard weer op de
snippenjacht.
Toen Bismarck gezant van Pruisen te
Parijs was, was de graaf van Euzemburg
die een verzameling van handschriften van
staatslieden had, de zaakgelastigde van
Hessen. Op één der pagina's in diens al
bum had Guizot geschreven „Gedurende
mijn lange loopbaan heb ik veel en dik
wijls leeren vergeven, maar niets leerea
vergeten".
Thiers had daaronder geschreven „Een
weinig vergeetachtigheid kan aan de op
rechtheid der vergiffenis niet schaden", en
Bismarck plaatste daar weer onder „Wat
mij aangaat, de ondervinding leerde mij
veel te vergeten, maar nog meer te ver
geven".
Bismarck's vader was kapitein der ca
valerie en gehuwd met Louise Menken,
dochter van den geheim-secretaris van Fre-
derik III en Frederik IV.
Men verhaalt, dat een Zigeunerin Louise
Menken, toen ze 15 jaar oud was, voor
speld heeft, dat ze zou trouwen met een
officier in een „tijgerhuid" onder vergulde
versierselen geboren en->versierd met gou
den nestels en stiften, en (lat zij moeder
zou worden van een groot man, die later
vorst genoemd zou worden.
Hier volgt de brief, waardoor Ferdinand
Von Bismarck de geboorte van dien groo-
ten man bekend maakte
„Ik heb de eer mijn vrienden te be
richten, dat mijn vrouw gisteren voorspoe
dig bevallen is van een zoon en ze tevens
te ontslaan van de beleefdheid mij hier
omtrent felicitaties te zenden.
Ferdinand Von BismarckSchönhausen.
2 April 1815."
Vorst Bismarck heeft drie meesters ge
diend hij heeft in drie oorlogen medege-
streden hij heeft drie vredesverdragen ge-
teekend bij bracht drie keizers bij elkaar
en wist de triple-alliintie tot stand te
brengen drie p tarden zijn erin den Fransch
DuitBchcn oorlog onder hem doodgeshoten.
Hij had drie namen Bismarck, Schön
hausen en Lauenburg en drie titels graaf,
vorst, en hertog. Zijn familie-wapen be
stond uit drie eikenbladen in den vorm
van een klaverblad opgesteld en het devies
van de bisschopsleenhouders van het bis
dom Halberstadt, van wie hij afstamde, is:
In Trinitate Robur|De kracht in de
Drieëenheid.]
Alle caricaturen. zelfs de Duitsche, stel
len hem voor met drie haartjes op het
hoofdhij bad drie kinderen Herbert,
Wilhelm en Maria en onder zijn bestuur
waren er drie staatspartijen de conserva
tieven, de nationaal-liberalen ea de ultra-
montanen.
Ned. Herv. Kerk.
Drietal te Joure ds. F. C. Geerling te
Medemblik, ds. 0. Casemier te Zwartsluis
en ds. J. A. v. Leeuwen te Harlingen.
Beroepen te Poederooijen ds. H. Snel
te Gameren te Heerenveen dr. A,
Bruining te Krommenie te Aartswoud
(toez.) ds. P. H. Kapteijn te Oterleek
te Dirksland (toez.) ds. P. Kuijlman
te Oud Alblas te Wijckel dr. E. J.
W. Posthumus Meijjes te Heinenoord.
Bedankt voor Peius door dr. H. Huizinga
te Eekst.
Geref. Kerken.
Drietal te Spijk ds. H. Bolder te Jen
Post, ds. J. Gommer te Grijpskerke en
ds. A. S. Schaafsma te Boornbergum.
Beroepen te Kockengen ds. G. Elshove
te Schipluiden.
Chr. Geref. Kerk.
Tweetal te Oud Beijerland H. Jansen
cand. te i's Gravenhage en M. Schouten
cand. te Teuge.
Beroepen te Kampen M. Schouten cand.
te Teuge.
Aangenomen naar Aarlanderveen door
G. Klumper cand. te Amsterdam.
Vrije Geref. Kerk.
Beroepen te Lemmer C. Denzei te 's Gra
venhage.
SCHOOLNIEUWS.
Geslaagd te Arnhem voor de hoofdacte
de heeren M. C. v. d. Maas te Monster
en A. A. de Priester, te Baarland voor
diezelfde acte slaagde te Haarlem de heer
C. Ringelberg te Amsterdam voor het
Hoogduitsch slaagde te 's Gravenhage raej.
J. H. M. Stieger M.Ad. geboren te Goes,
onderwijzeres te Etten bij Breda voor
het Engelsch aldaar de heer J. L. Boon,
onderwijzer aan de chr. school te Zaamslag
en voor het Fransch de heeren J. A. Tave-
nier te Biervliet en L. W. de Graaf te
Zierikzee.
Benoemd tot onderwijzer aan een
chr. school te Noordeloos de heer C.
Louwerse te Amsterdam.
Tot hoofd der chr. school te Falf-
weg is benoemd de heer G. J. Kappers
te 's Gravenhage. Er waren meer dan
60 sollicitanten voor die betrekking op
een salaris van f900 en vrije woning.
Buitengewone algemeene vergadering van
de Vereeniging tot verbetering van
het paardenras in Walcheren en
Nieuw- en St. Joosland.
De vergadering, die zeer druk bezocht
was, wordt geopend door den Voorzitter,
den heer G. Born, die zeide door bijzondere
omstandigheden verhinderd te zijn geweest
de vergadering der vorige week te presi-
deeren, waarvan hij per telegram had ken
nis gegeven aan den beer Gerlacb van
Nieuw- en St. Joosland, die toen het pre
sidium op zich nam, waarvoor hij den heer
Gerlach zijn dank brengt.
Het woord wordt thans verleend aan
den Secretaris tot het voorlezen van de
notulen dier vergadering, die, na eene kleine
opmerking van den heer Voorbeytel, worden
vastgesteld.
Daarna brengt de Voorzitter in herinne
ring het doel der vergadering, dat genoeg
zaam bekend was. De hengst Lion Beige,
het eigendom der Vereeniging, was zeer
humeurig, zoodanig zelfs dat de heer Nieu-
wenhuizen, bij wien de hengst gestald is,
zich genoodzaakt ziet te verklaren dat hij
zich niet verder met de stalling wil be
lasten. Tot hetzelfde doel was ook de ver
gadering der vorige week belegd, doch toen
was, blijkens de voorgelezen notulen, be
sloten de zaak te verdagen om ter verant
woording te roepen den heer Born, die
op zich genomen had den hengst gedurende
éèn jaar te stallen.
Tot het doen dier verantwoording ver
klaart de heer Born zich gaarne bereid.
Het is waar, zegt hij, dat ik de verplichting
op mij genomen heb, zooals de heerMesu
in de vergadering der vorige week in
herinnering bracht, om den hengst gedu.
rende één jaar bij mij te stallen. Kort na
het op mij nemen dier verplichting verliet
ik mijne hofstede om die over te laten
aan den heer Nieuwenhu:zen. Deze nam
ook den hengst over, maar die overgave
had plaats met medeweten van het Bestuur,
dus niet eigenmachtig door mij. Nu de
heer Nieuwenhuizen den hengst niet langer
wil stallen, zou ik niet aarzelen ook ver
der aai, mijne verplichting te voldoen,
waren de omstandigheden niet veranderd.
De hengst is humeurig geworden, ge
vaarlijk zelfs en ik heb op my
genomen te stallen een handelbaar dier.
Hier is dus aanwezig force majeure en ik
acht mij dan ook van mijne verplichting
ontheven, te meer daar ik de verantwoor
ding niet langer kan dragen om mijne on-
derhoorigen aan de grillen van den hengst
bloot te stellen. Toen ik echter in de
courant bet verslag las der laatste ver
gadering en daaruit zag dat de heer Nieu-
wenhuijzen verklaard had den hengst niet
langer te willen houden dan tot Maandag
heb ik mij dadelijk tot hem begeven en
na zijne ontkentenis die verklaring te
hebben gegeven, kan ik niet anders dan
constateeren dat de heer Mesu in de
vorige vergadering zich te dien opzichte
aan onwaarheid schuldig maakte.
Hierop ontstond eene heftige woorden
wisseling. De heer Mesu bleef beweren
dat de heer Nieuwenhuijzen hem mondeling
de verklaring gegeven had de heer Nieu
wenhuijzen bleef bij zijne aan den heer
Born gegeven ontkentenis, en toen de heer
Born nu verklaarde meer geloof te hech
ten aan de woorden van den heer Nieu
wenhuijzen dan aan die van den heer Mesu,
verzocht een ander lid dat de heer Bom
rekenschap zou geven van zijne verklaring
want hij was juist van een tegenoverge
steld gevoelen.
Laten wij onze besprekingen, roept de
heer Voorbeytel uit, niet doen ontaarden
in hatelijke persoonlijkheden; het geval
ligt er toe eenparig is het Bestuur van
oordeel dat de heer Born niet langer aan
zijne verplichting kan voldoenberamen
wij liever middelen ter verbetering en
beslissen wij liever wat ons thans te doen
staat.
Verschillende vragen worden nu gedaan
omtrent den hengst, die alle door den
Voorzitter werden beantwoord. Hij gaf
alle mogelijke inlichtingen omtrent het
dier en stelde volkomen in het licht dat
het Bestuur bij den aankoop met de beste
bedoelingen gehandeld had. Wel werd dit
door sommigen betwijfeld, maar ten slotte
werd men het toch eens dat het dier niet
van de hand moest gezet worden, maar dat
men moest trachten er verbetering in te
brengen.
Ik heb daartoe reeds démarches gedaan,
zeide de Voorzitter. Ik heb mij in verbin
ding gesteld met een hengstentemmer te
Kieldrecht, doch gelijk uit net verslag der
vorige vergadering blijkt, zal dit negen
honderd franken kosten, voorwaar geen ge
ringe uitgave. Daarom wil ik echter hiertoe
geen voorstel doen, temeer nu uit het zoo
ovengenoemde verslag ook blijkt dat een
paar heeren uit ons midden zich bereid
verklaard hebben, de verplichting op zich
te nemen om den hengst te stallen. Een
dier heeren is de heer Urchard, piqueur
der manége, hier aanwezig, die wel zoo
goed zal zijn zich nader te verklaren.
De heer Urchard neemt nu het woord
en verklaart dat hij er genoegen mede
neemt om op dezelfde voorwaarden als de
haer Born vroeger, den hengst te stallen
gedurende een of twee maanden als proef.
Hij zal al het mogelijke doen om in het
dier verbetering te brengen na twee maan
den kan dan eene verdere beslissing ge
nomen worden. Hij neemt de verantwoor
delijkheid op zich voor zijn personeel, dat
hij eerst geraadpleegd heeft; alleen wil
hij eene vergoeding van de geringe kosten
die hy te maken heeft door verandering
van zijn stal en die hij op enkele guldens
begroot.
Het voorstel Urchard in stemming ge
bracht, wordt aangenomen met 70 tegen
2 stemmen, terwijl een lid verklaarde
buiten stemming te willen blijven.
De heer A. Geschiere raadde het bestuur
aan goed toezicht op het dier te houden,
hij meent dat er wel personen zyn die
't dier kunnen temmenen dat is noodig
anders zouden wij dat schoone en dure
beest voor afbraak moeten verkoopen.
Doch cok 't tegendeel is mogelijk en dan
schijnt 't spreker niet geraden uit zulk
een dier te fokken, met 't oog op over
planting van karaktergebieken.
Hij heeft opgemerkt dat toen 't dier
voor 't eerst te Middelburg op de markt
kwam, 't bovenst best ging wanneer de
leider er mee liep, doch dat wanneer deze
stilstond, hij telkens den kop van den
hengst naar boven hield, wat naar Spr. nu
van achteren mogelijk blijkt wel met een be
doeling kan gedaan zijn.
Het bestuur zeide de wenken van dezen
spreker te zullen in gedachten houden.
Hierna ging de vergadering uiteen.
Goes. Woensdagavend werd door het
harmoniegezelschap „Hosanna" zyn jaar
vergadering gehouden.
De directeur-voorzitter opende deze op
gebruikelijke wijze waarna de verslagen
van den secretaris Cense en den penning
meester A. Quakkelaar volgden. Hieruit
bleek dat de toestand zeer bevredigend
ishet ledental beretkte thans het cijfer