NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
DE UNIE.
Ho. 129. 1898.
Düistfng 2 lugutfus.
iumaCfrfe laacgang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De Plaatsvervanger.
Buitenlandsch Overzicht.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
„EEN SCHOOL MET DEN BIJBEL."
Collecte van 3 Augustus.
Aan de Correspondenten en Besturen
van de Locale Comité's voor het Volkpe
titionnement.
Mannen Broeders!
By vernieuwing wordt het ons vergund
U op de eerlang te houden Augustus- of
Unie-Collecte te wijzen.
Dat wij dit voor de twintigste maal mo
gen doen, is ons eene reden van groote
blijdschap.
Wie had voor 20 jaren durven deuken,
dat die collecte zoo in het hart van ons
volk zou zijn gevallen, dat allerlei pogin
gen om haar tegen te werken zouden mis
lukken en zij, ondanks de velerlei schok
ken, nog alom in den lande met verlangen
verbeid en met trouw en ijver zou ge
houden worden.
Welk een zegen is er aan die Unie
collecte in verband met de verspreiding
der Unie-blaadjes voor ons land en volk
niet verbonden
Wat is de liefde voor de School met den
Bijbel er niet door opgewekt
Hoe vele Scholen met den Bijbel zijn er
niet door verrezen
Aan den Heere zij daarvoor onze op
rechte dank gebracht.
En nu, bij de nadering van de twintigste
Unie- of Augustus-Collecte zullen wij zeker
niet veel woorden behoeven te bezigen om
U aan te sporen, zooveel in u is, te zor
gen, dat de voorbereiding voor die col
lecte intijds is afgeloopen; dat het aantal
oollectanten voldoende is om vooral in
groote plaatsen, huis aan huis de collecte
te doen honden, na vooraf de Unieblaadjes
te hebben verspreid, en dat, bij gebrek
aan mannelijke hulp, die der jongedochters
wordt ingeroepen.
Laat niemand uwer oorzaak zijn, dat de
twintigste Unie- of Augustus-collecte min
der opbrenge dan de vorige, maar beijvert
U allen om ook deze collecte te doen sla
gen, opdat wij bij de eerstvolgende Jaar
vergadering der Unie U kunnen begroeten
met een juichtoon op de lippen over de
7.
FEUILLETON.
Door J. de Liefde.
Met verbaasdheid hoorde Hoodemgo den
bode aan. „Sesmiazeide hij bij zich
zeiven,'„Sesmia voor mij in de steengroeve
Eene wolk van sombere gedachten ver
spreidde zich bij deze woorden over zijne
ziel.
„Onze jeugdige misstap wordt ons dan
wel zeer zwaar aangerekend," zeide hij na
een poos tot den bode, „daar er zulk een
groot offer tot onze uitredding noodig ge
acht wordt 1 Sesmia, 's konings zoon, in de
steengroeve 1"
„Gij noemt uwe misdaad een jeugdigen
misstap," hernam Harucha op ernstigen
toon. „Weet gij ook hoe de wet haar
noemt? Hoogverraad en misdaad van ge
kwetste majesteit. Een levenslange harde
arbeid in de diepste steengroeve is de straf
die zij er over uitspreekt".
Hoodemgo zweeg, 't Was duidelijk aan
hem te zien, dat de woorden van den bode
hem weinig behaagden.
„Verschil van beschouwinghernam
hij. „Gij acht ons vergrijp zwaarder,dan
het mij voorkomt".
„Geenszinsantwoordde de bode. „Ik
heb van m ij n e beschouwing niet gespro
ken ik heb u alleen gezegd hoe de lands-
wet uwe misdaad noemt. Beschou
wingen doen hier niets ter zake. Ieder
een heeft zijne eigene beschouwingswijze
wat de een zwaar noemt, noemt de anier
licht, en dezelfde zaak wordt jdoor den
zelfden persoon soms heden zwaar en mor
gen licht geacht, al naar gelang 't hem
het voegzaamst voorkomt. Niets is ver
anderlijker dan de beschouwingen der men-
verrassende uitkomst, die God de Heere
heeft willen geven op onze Twintigste Jaar
collecte voor de Scholen met den Bijbel.
Hot Bestuur der Unie „Een School met
den Bijbel,"
Baron SCHIMMELPENNINCK VAN DER
OIJE VAN HOEVELAKEN,
te Hoevelaken, Voorzitter.
Mr. T. P. Baron MACKAY,
te 's Gravenhage, Penningmeester.
Mr. C. LUCASSE, te Middelburg,
Ds. H. Pierson, te Zetten, Assessor,
(2e Voorzitter.)
L. W. DE VRIES, te Minnertsga.
W. C. VAN MUNSTER, te Leeuwarden.
D. WIJNBEEK, te Zwolle.
Ds. A. BRUMMELKAMP, te 's-Gravenhage.
Mr. W. H.J. Baron VAN HEEMSTRA,
te Driebergen.
J. C. WIRTZ Cz.. te Bedum.
Mr. Th. HEEMSKERK, te Amsterdam.
J. OERLEMANS, te Drongelen.
R. DERKSEN, te Rotterdam, (Kievit
straat 40) Secretaris.
Rotterdam, 3 Juli '98.
Morgen, 2 Augustus viert de Koningin-
Weduwa Regentes haar 39sten geboortedag.
Dit zal de laatste jaardag zijn dien zij
als Regentes vieren zal.
De volgende maand treedt zij in als Ko
ningin-Weduwe of Koningin-Moeder.
De natie mag haar dank weten voor de
wijze waarop zij zich al deze jaren van
hare taak als regentes gekweten heeft.
Moge het Nederlandsche volk nog menig
jaar haar omringen met zijne gevoelens
van eerbied en liefde.
Koningin Emma's groote verdienste blijft
dat zij, de Waldecksche, de vreemdeling,
onder ons gewoond heeft als onzer een,
dat zij Nederlander werd en zich inleefde
in de geschiedenis van het Nederlandsche
volk.
Wij brengen haar op haar geboortedag
onze nederige groeten en roepen haar van
harte toe
Koningin Regentes, de Heere zegene u
uit Sion
schen, en zoo wij ons oordeel daarnaar
richten willen, worden wij als met eb en
vloed heen en weer gedreven. Er is eene
wet, opgesteld en in schrift gebracht door
onzen vorst en zijne wijze raadslieden.
Die wet is de uitdrukking van het
rechtsgevoel, gelijk dat in het hart
van ieder mensch door de hand des Schep
pers is ingeplant. Deze wet is onafhanke
lijk van al die hartstochten, aandoeningen
neigingen en begeerlijkheden, die u of een
ander zoo licht partijdig maken in het
beoordeelen van goeden kwaad. Deze wet
zegt het u wat naar het oordeel der recht
vaardigheid goed of kwaad is. Het is op
deze wet alleen dat ik mij beroepen heb,
en zij is het, die uwe overtreding bestem
pelt met den naam van hoogverraad en
misdaad van gekwetste majesteit".
„Hm harnam Hoodemgo na een oogen-
blik stilzwijgen. „En daarom moest prins
Sesmia dan in znlk een diepte dalen
Wanneer ik dus in het vaderland terug
keer, zal ik wel niet anders kunnen dan
zijne voeten kussen
„Dat blijft aan het gevoel van uw eigen
hart overgelaten", hernam Harncha op koe
len toon. „De wet spreekt hiervan niet;
en wat prins Sesmia betreft, ik geloof niet
dat hij tot zijne diepe vernedering beslo
ten heeft, alleen om te eeniger tijd het ge
noegen te kunnen smaken, van te zien hoe
gij hem de voeten kussen zult.
„Prins Semia heeft zijne zware taak aan
vaard, omdat bij u liefheeft. Of gij hem
daarvoor nu weder liefhebben zult Dat
is eene vraag waarvan de beantwoording
aan u zeiven staat".
Hoodemgo gevoelde het snijdende van
dit antweord, waarop hij geen wederant
woord wist te geven. Zwijgend en met
neergeslagen oogen wandelde hij naast
Leerplicht, 't Verdient zeker wel ver
melding dat in de te Bergen op Zoom
Dinsdag gehouden vergadering van de afd.
„Bergen-op-Zoom" van den Ned. Onderwij
zersbond de motie van den heer Hezemans
uit Steenbergen ten gunste van de invoe
ring van den leerplicht bij staking van
stemmen verworpen werd. 26 onderwijzers
verklaarden zich er tegen
Telegraaf.
Staatsschool en Socialisme.
Het Socialisme heeft zijn oorsprong in
de Revolutie (van 1789) en de revolutie is
verwinbaar enkel door het Christendom en
de Christelijke volksschool.
In Nederland gaat het niet aan verde
diger van de Staatsschool en tevens be
strijder van het Socialisme te zijn.
Mr. Guoen van Peinsteeee.
Een aardig en verblijdend voorbeeld
van de opkomst eener kleine gemeente tot
vroeger ongekenden bloei, ten gevolge
van haar gunstige ligging en van de ener
gie der bevolking om hiervan gebruik te
maken, biedt Landsmeer, op anderhalf uur
afstands van Amsterdam. Het is de eieren-
handel met de in omvang steeds toene
mende hoofdstad, waaraan deze opkomst
te danken is.
Hoe die handel allengs in beteekenis
gestegen is, blij kt uit het feit dat terwijl
in 1883 de gemeente omstreeks 6000 een
den en kippen telde, met een eieren-ver-
voer van ongeveer li/3 millioen stuks
'sjaars er in 1897 30,000 eenden en
kippen waren, en dat meer dan 12 millioen
eieren naar hei binnen- en buitenland ver
zoutten werden. In het voorjaar van 1898
zijn alleen naar Engeland pl. m. 5 millioen
stuks vervoerd.
Yerband daarmede hield natuurlijk het
personenverkeer naar Amsterdam. Betrek
kelijk weinige jaren geleden geschiedde
dit verkeer per schuit of kleine stoomboot.
Thans zijn twee groote stoombooten tus-
schen Landsmeer en de hoofdstad in de
vaart. In 1897 hebben zij vervoerd
104,961 personen, 22,915 emmers melk, en
Harucha voort, totdat zij den ingang van
het woeste plein bereikten, waar Harucha
den vorigen dag de onstuimige menigte
toegesproken had, 't welk den eigenlijken
zetel van den rooversvorst Nasta en
de woonplaats zijner ruwe onderdanen uit
maakte.
Nauwelij ka hadden Harucha en Hoodemgo
het dal Shedad (zoo heette Nasta's ver
blijfplaats) bereikt, of hun oor werd door
een luidruchtig getier verscheurd. Er werd
een groot feest gevierd, want het was
de verjaardag van den grooten opstand,
waardoor Nesta reeds voor vele jaren zich
van vorst Edenga's heerschappij ontslagen,
en de streken, die hij thans bewoonde,
als zijn eigen rijksgebied in bezit genomen
had. Een troon was in het midden van
het dal opgericht, waarop Nasta, met de
teekenen zijner oppermacht behangen, ge
zeten was.
Hij hield juist een rede voor het volk,
dat echter slechts voor een gedeelte lui
sterde, daar de meesten zich liever aan
het genot hunner zinnelijke lusten dan
aan dat van huns konings woeste en opge
blazen welsprekendheid overgaven. Het
was moeielijk den inhoud zijner rede te
verstaan, daar het luid rumoer der drin
kenden menig woord verdoofde. Alleen
zooveel konden Harucha en Hoodemgo er
uit opmaken, dat hij een snoevende lof
rede op zijn eigen heldendaden hield, en
met welgevallen verhaalde, hoe menig
onderdaan van Edenga hij reeds door ge
weld of list onder zijne macht gebracht had.
„Eene schandelijke eer fluisterde
Harucha zijn metgezel in de ooren. „De
onderdanen van zulk een beminnelyken
vorst uit hun rijk gezegend en vrnchtbaar
land te rukken, om hen hier in deze
9474 handkarren, beladen met eieren, ge
vogelte, boter en visch.
Terwijl de bevolking sedert 1883 met
400 zielen is vermeerderd, zoodat er op 1
Jan. 11. 1958 inwoners waren, eischt de
armenzorg thans geen gelden uit de ge
meentekas, ofschoon daarvoor eenige jaren
geleden nog f 500 a f 600 noodig was.
Groote uitgaven deed de gemeente voor
het aanleggen of verbeteren van wegen en
het beschoeien der wegkanten dientenge
volge heeft zij thans f 32,000 aan rente
en aflossing te betalen. Was echter d« finan-
ciëele druk vroeger zwaar te noemen, thans
wordt deze verdeeld over de vele personen
die in den hoofdelijken omslag kunnen
worden aangeslagen. Enkele jaren nog en
de geldelijke druk zal zijn weggevallen
Sedert 1886 zijn meer dan 100 nieuwe
woningen gebouwd, die aan de eischen
eener verscherpte bouwverordening beant
woorden. Zoodra een som van f 500 a f 600
met den handel in eieren enz. verdiend
is, wordt een stuk grond gekochtde kos
ten van het bouwen der woning worden
als hypotheek op het geheel genomen
jaarlijks wordt f 50 of meer afgelost, en
na verloop van 20 a 25 jaren zullen de
menschen onbezwaarde eigenaars zijn.
Nog gaat men met bouwen voort, zoo
dat de ambachtslieden winter en zomer
volop werk hebben en zelfs werkkrachten
van buiten moeten worden gehaald. Ar
moede wordt er dan ook zoo goed als niet
meer gekend.
Aldus is Landsmeer binnen een kort
tijdsbestek een der welvarendste plaat
sen van Noord-Holland geworden.
{Soc. Wkbl.)
Bismarck is dood.
Welk eene wereld van gedachten breekt
zich los bij 't lezen dezer enkele woorden.
Bismarck is dood.
Wie beseft niet dat hier een groote als
weinigen aan zijn land, aan Europa, aan
de wereldgeschiedenis ontvallen is.
Er zijn zoo enkele namen, die een heel
leven ontsluieren, een karakter blootleggen
dat de staatkundige toestanden en verhou
woestenij der verfoeiïng te brengen
Hoodemgo bloosde op deze woorden
een traan drong in zijn oog.
„Ja, wel verfoeiïng antwoordde hij
wederom fluisterend op spijtigen toon
„want verfoeielijker bedrieger dan hij is
er niet. Toen ik nog aan het hof van
vorst Edenga verkeerde, was hij het, die
op zekeren avond in de gedaante van een
Egyptischen wijze bij mij kwam, en mij tot
den opstand aanporde. Hij zeide door
vorst Nasta gezonden te zijn en beloofde
mij, dat ik onderkoning'van Edenga's
rijk worden zou, indien ik het hem in
handen leverde. Ik liet mij overreden en
bepaalde den dag van den opstand, terwijl
hij mij beloofde, alsdan met een machtig
leger te zullen gereed staan, om mij te
ondersteunen. In het vertrouwen hierop
stookte ik het oproer aan, maar de leuge
naar bleef met zijne beloofde ondersteuning
achterwege. Ik moest vluchten, en mij
bleef geene andere keuze over, dan mijne
schreden herwaarts te richten. Aan den
ingang der woestijn ontmoette hij mij. Ik
overlaadde hem met verwijtingen, doch hij
had duizend verontschuldigingen, en be
loofde mij, dat ik eerste minister in zijn
rijk zou worden als ik hem naar Sehedad
volgde. Wederom was ik zoo dwaas den
bedrieger te gelooven. Met Rondaza en
Foelongo volgde ik hem naar deze plaats,
die mij, dat kunt ge begrijpen, alles be
halve bekoorde. Hier gaf hij ons sterke
drink en lichtekooien, en hoopte ons langs
dien weg geheel te verdierlijken. Foelongo
en Rondaza lieten zich spoedig verleiden
maar ik achtte zulk een beestachtig leven
beneden mij. Ik hield mijn fatsoen, en
toen er eenige dagen verstreken waren,
eischte ik de mij beloofde mininstersplaats.
Ik hoopte langs dien weg eenigen invloed
dingen beheerscht. En onder deze is de
naam Bismarck tot voor slechts weinige
jaren, een menschenleeftijd lang, de meest
machtige geweest.
De laatste maanden was zijn toestand
minder gunstig geweest. Zijn sterk gestel
had veel zenuwpijnen en rheumatisme
doorstaan, toch hadden deze zijn krachten
ondermijnd. De vorige week verergerde
zijn toestand zoodanig dat de dokter over
komen moest, en de kinderen opgeroepen
werden.
Doch zie, op 'teind der week nam de
ziekte een gunstige wending; de flauwten
herhaalden zich niet meerde zieke leefde
weer op; at en dronk weer en stelde weer
als vroeger belang in den loop der we
reldgebeurtenissen.
Hij ging weer de krant lezen.
En toch kwam de mare tot ons, dat
hij Zaterdagavond 11 uur te Friedrichsruh
overleden is
Zaterdagmiddag werd de toestand erger
door een acuut zwellen der longen; de
vorst verloor herhaaldelijk het bewustzjjn.
Professor Schweninger werd weder ont
boden, benevens de lijfarts, dr. Chrysander,
doch tevergeefs.
Bij de aderontsteking kwam nog een
open beenwonde. De pijn liet hem niet
meer toe een oog te lniken. Ook de wer
king van 't hart was zwakker geworden.
Hij heeft veel geleden.
Langzaam is dat ijzeren gestel gesloopt
door pijn en slapeloosheid.
De zware eik werd eindelijk geveld.
En ook van dezen krachtigen machtigen
man dien duizenden vreesden en liefden
en die op een groot deel der beschaafde
wereld zulk een grooten invloed had uit
geoefend, zal voortaan in de geschiedenis
geboekt staan En hij stierf. De sterkste
is enkel ijdelheid.
Nu wij ons zetten om een stuk levens
geschiedenis van Bismarck te sohrijven,
gevoelen wij al het moeilijke er van.
De gedachten vermenigvuldigen zich. De
overvloed overstelpt ons. Waar zullen wij
beginnen, waar eindigen
Boekdoelen vol zijn nu reeds omtrent
hem verschenen, doch hoe 't aan te leggen,
op dit volk te verkrijgen, en het tot
beschaving te leiden. Ja, heimely k koesterde
ik het voornemen Nasta te eeniger tijd
van den troon te stooten, en de teugels
van het bewind te voeren, waartoe ik
beter berekend ben dan hij. Toen ik hem
echter aan zijn belofte herinnerde, lachte
hij mij openly k uit. Ik werd woedend,
het kwam tot een gevecht tusschen ons,
en het overige is u bekend."
Een diepe zucht ontgleed Harucha's
borst, toen hij 't afschuwelijke verhaal
aanhoorde en wat hem het meest bedroefde
was de opmerking, dat Hoodemgo alleen
Nasta's maar niet zijne eigene trouweloos
heid verfoeide.
„En indien uw plan dan eens gelukt
ware", zeide hij tot Hoodemgo, „zoudt gij
dan Nasta's plaats als vijand tegenover
vorst Edenga hebben willen vervullen?"
„Harucha antwoordde Hoonemgo, „gij
beoordeelt mij verkeerd. Ik beken, dat
ik Edenga verongelijkt heb en ik draag
leed over het gebeurde. Daarom wenschte
ik ook, alles weer goed te maken, en
ware ik in mijn heimelijk voornemen
geslaagd, dan zou ik deze streken weder
aan Edenga teruggegeven hebben, en ik
twijfel niet of hij zou mij dan als regent
hebben aangesteld."
„En ik kan u verzekeren, dat vorst
Edenga dit nooit zou gedaan hebben,"
hernam Harucha„hij zou deze streken
die van rechtswege zijn eigendom zijn,
niet als eene gift willen aannemen, en
nog minder zou hij een oproerigen onder
daan, die de steengroeve verdiend heeft,
tot regent aanstellen."
„Een hard woord mompelde Hoodemgo
tusschen de tanden. Hij zweeg, maar op
zijn gelaat was de verkropte spijt zichtbaar.
PatrimoniumWordt vervolc/d).