NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH ito. Ï17. 1898. Duistfag 5 M. famaffde laargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN GELIJKHEID. ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Slot der rede van den heer Lokman.) Ook in de politiek gelden deze regelen. zij is een gansch gebouw, een piramide met een hoofd en breeden voetook met oen hoofd. De anarchist kan maar niet begr.jpen dat er een overheid moet zijn. Hij vindt doodschieten op zichzelf niet mooi. Maar hij doet het soms als protest tegen de inrichting der maatschappij. Er moet geen gezag zijn, zegt hij. De men- schen moeten alles vrijwillig doen, en handelen als de dieren des velds, uit eigen aandrift. Dit zal echter nooit zoo worden, want God heeft ze aangesteld die men van nature heerschersfamiliën zou kunnen noe men. In de geschiedenis van elk volk vindt men ze die als 't ware geroepen wa ren om te heerschen en anderen die 't een vanzelfsheid vinden geregeerd te worden. Ieder voelt dat dit moet. Het is God die de wereld alzoo geschapen heeft. Wie heerschen doen dit niet voor hun eigen genoegen maar om de maatschappij te dienen en te beschermen en 't recht te handhaven en rustige burgers gelegenheid te geven hun arbeid te voltooien. Nu is in dit geheel aan ieder een ver schillende plaats aangewezen. Den een tot het uitvinden van regels, waarnaar de maatschappij het best kan worden be- heerscht (wetgever). De ander is geroepen die regels toe te passen opdat ieder het zijne ontvange. Wij hebben eikaar noodig op de plaats door God ons besteld. Wij vormen een geheel met ongelijke deelen. Thans leven wij in een veel meer samen- gestelden toestand. Maar wij mogen ons daarom aan onze roeping niet onttrekken. Wij hebben ook als,kiezers mede te wer ken aan de ontwikkeling van den Staat. Er is in de maatschappij verschil in be hoeften. De een moet veel «uitgeven, de ander niets. Niets draagt zoo bij tot het verschil in vermogens als dat. Wie aflei ding zoekt, vergadert geen kapitaal, de stille wel. Dat verschil in behoeften heb ben wij ons zelf niet gegeven, 'tis van den Schepper. Ook in de engelenwereld is de gelijkheid niet. Maar ik hoor u vragen, is dit alles dan zoo mooi Hebt gij dan geen oog voor al de ellende rondom u Moet dit zoo blij ven Ik erken met u dat er groote ellende is; maar ik beweer dat deze niet het ge volg is van de ongelijkheid maar van de zonde van den mensch. De grootste zonde is hoogmoel. De rijke is hoogmoedig op zijn Bchatten, de wijze op zijn kennis ter wijl de grondtoon bij hen moest zijn Wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? De zonde der zelfzucht is mede oorzaak. Ieder voor zich en God voor allen is de leus, en daar men om God niet veel geeft, komt het eigenlijk op 't eerste gedeelte neer. En wat 't nog erger maakt is dat die zonde wordt ontkend, ja in 't tegen deel wordt omgezet. Er zijn philosofen die met opzet leeren dat hoogmoed een voortreffelijke eigenschap is en die met minachting op de christenen neerzien omdat zij nederigheid een deugd aohten. De Joden die wauneer zij onderdrukt werden tot den Heere riepen verachten zijen zeggen dat zij die Assyriërs en andere onderdrukkers hadden te lijf moe ten gaan en niet aan God gaan klagen. Derge lijk een laffe natie verdiende dan ook maar te gronde te gaan, zeggen zij. Men heeft getracht de bestaande onge lijkheid vast te makende zonde der standenhoogheid. Men kreet het voor on geoorloofd uit om uit zekeren stand over te gaan in een anderen. Zooals bijvoorbeeld op Lombok waar de doodstraf er op stond. Die bepalingen heeft God nooit gemaakt, die heeft de zonde gemaakt. Van daar ook de privilegiën aan bijzon dere standen gegeven. Oudtijds hadden de ridders bijzondere lasten, als onder meer den verplichten oorlogsdienst en de be; soherming der zwakkenals loon daarvoor genoten zij zekere voorrechten. Doch na dat de lasten vervallen waren hielden de zen de voorrechten vast. Toen was er weer ongelijkheid, vrucht van het egoïsme. Daarvan gewaagt ook de nieuwe tijd. In 't fabriekswezen kwam dit sterk uit. De mensch is een machine, zoo leerde men; door middel van wien men op de goed koopste wijze zocht geld te maken. Het hinderde niet dat de huisgezinnen werden gedesorganiseerd, geslachten vernietigd, gruwelen gepleegd. In Engeland werden zelfs kinderen van 4 en 5 jaar in de fa briek aan 't werk gezet, reeds des morgens 5 uur en met kunstmiddelen uit den slaap gehaald, en dat alles alleen maar om den fabrieksheer te verrijken. Gezwegen nog van ons land. De werkman kreeg zijn rustdag niet, zoo noodig, ook om in zijn gezin te kun nen zijn en bij den landbouw ging het al eveneens. De landheer verpachtte zijn land aan den hoogsten bieder, zonder te vragen of de man 't wel zou kunnen vol houden. Wie 't niet houden kon, werd aan den dijk gezet voor hem een ander. Niemand zal toch beweren dat deze schreeuwende toestanden van God zijn ge wild. Het zijn de menschelijke zonden, die ze alzoo gemaakt hebben. Wat wil God dan? God wil ongelijkheid, doch zonder zonde. Als wij ons vermeten aanmerking te maken op Zijn bestuur, dan moeten wij ook eerlijk zijn tegenover Hem. Volg mijne regelen, zegt God, dan zul len die misstanden wijken. Eerst hebben wij dat middel te beproeven en dan pas kunnen wij oordeelen of 't middel goed is. Al die ongelijkheid toch kan blijven, zoo wij slechts leven naar de ordinantiën Gods. Op dit standpunt aanvaard ik ook de con currentie, want ook die is van God ge wild, maar met eene Joonsbetaling naar verdienste en in verband met den onden dag tot achtergrond. Als ik een horloge koop geef ik daarvoor den prijs dien het mij waard is, niet den prijs die gelijk is aan de behoeften der gezinnen van hen die 't gemaakt hebben. Hoe zou ik dat kunnen! Wat ik meer dan den koopprijs gaf, dat zou bedeeling zijn. Ieder heeft het recht zoo voordeelig mogelijk het te koopen en te verkoopen. Maar met inachtneming van het standpunt der Schrift die zegt: de arbeider is zijn loon waardig. Een loon dat hem in gang bare munt tot den laatsten cent dient be taald te worden. Daarom verwerp ik de gedwongen winkelnering, die den werkman verplicht zich in eetwaren te doen uitbe talen, zich te laten bedriegen. Hoevelen zijn er die op deze wijze den werkman zijn loon onthouden om er zich mee te verrijken. In Brabant zijn op die wijze vele werkgevers rijk geworden door hun arbeiders geregeld te doen uitbetalen in Belgische centen. Deze misstanden zijn echter niet de schuld van de fabriek of van den fabri kant, maar van den niet-christelijken fa brikant. Het Christendom moet ook gelden in de vastlegging van des werkmans pensi oen. Het loon van den werkman moet zoo groot zijn dat hij op zijn ouden dag behoorlijk van zijn pensioen, een stuk in gehouden loon, leven kan. De fabrikaat heeft in dien werkman in de eerste plaats zijn broeder te eeren. Hij moet hem ver zekeren tegen ongelukkende kosten waarvoor door de gansche fabriek, 't ge- heele vak te dragen. De fabrikant verzette zich niet tegen de oprichting van arbeidersvereenigingen. Eerst door zich te vereenigen staat de werkman sterk, kan hij voor zijn recht opkomen. De gevallen zijn niet zeldzaam dat een werkman die zich bij een derge lijke vakvereeniging aansloot door den fabrikant werd weggejaagd. Natuurlijk, ook de werkman moet han delen overeenkomstig Gods Woord. Zal de patroon hem in liefde op zijn fouten wijzen, ook hij van zijn zijde moet meer vertrouwen stellen in zijn werkgever, hem dienen om des gewetens wil. Ook worden er zooveel huwelijken gesloten zonder overleg wauneer leeftijd en verdienste ter nauwernood voldoende zijn. In 't huwe lijk wordt door den werkman nog zoo veel geld aan de kroeg besteed. Er zullen altijd ellendigen big ven. Maar dit is geen onrechtvaardigheid Gods De ellende beperkt zich toch niet tot één klasse, gij treft ze aan in alle rangen en stan den der maatschappij. Een andere vraag is echter, heeft God ons misschien niet daarom dat verschil in rijkdom gegeven, opdat wie veel heeft, geve aan wie niets heeft De rijken mogen hunne rijkdom men niet wegwerpeD, maar moéten ze ge bruiken ten behoeve van anderen. Er zijn hospitalen, bibliotheken, inrichtingen voor kranken en ellendigen, arme misdeelden, zwakken, werkloozen die alle moeten ge holpen met geld en werk. De rijke leve niet voor zich zelf alleen, maar voor zijn naasten. Dit is de oplossing der sociale quaes- tieGod naar Zijn woord te dienen. Geen theologisch stelsel is daarvoor noodig, ook niet de vraag of wij be- hooren tot deze of die kerkook geen philosophie zal ons batenwij hebben alleen noodig Jezus Christus, het Woord Gods, niet als wapen om anderen te be strijden maar als toetssteen hoe wij ons gedragen moeten. Maar zoo oordeelt de wereld er niet over. Zij kent God niet. Zij zegt het ook zelf. De Schrift, zegt zij, is niet van Godmaar ik zeg beproef 't eens met die Schrift en leef eens naar de Schrift of dan de sociale misstanden waarover gij klaagt niet plotseling zouden verdwijnen. Maar zij wil niet. De zonde vindt zij een van die ouderwetsche begrippen; en nu kent zg geen anderen weg dan men schelijke wetten met heur dwang, om zoo te komen tot gelijkheid op sociaal en politiek gebied. Desnoods met kunst middelen. Almeer wetten om als lasten op te leggen wat loch in Gods Woord reeds voorgeschreven staat. Zoo komt in plaats van God de Staat, dat onkenbare wezen dat over allen heerscht, eigenlijk de regee- rende meerderheid, die zich langs allerlei slinksche wegen opwerpt of handhaaft. Maar die geregeerd worden hebben voor wat die meerderheid zegt, voor haar papieren maaksel geen eerbied. Aangenomen eens voor een oogenblik dat de Staat is een hooger wezen, dan zullen toch zijne wetten nog niets helpen zoolang de menschen precies hetzelfde big ven wat zij waren. Iedere meerderheid is egoist, alleen be dacht op eigen welzijn. Zij is even hard handig als de absolute meerderheid van vroeger. Door staatswetten komt geen verbetering. Zelfs doen nieuwe wetten ook telkens nieuwe misstanden ontstaan. Wie verwacht ook vruchten van een dooden boom Toch zijn de wetten noedig. De gelijk heid der vorige eeuw heeft een goede zijde gehad: alle menschen waren gelijk voor de wet, en dit is nog de lichtzijde er van. Nog zijn allen gelijk voor de wet, staan terecht voor denzelfden rechter, zonder onderscheid van persoon of stand. De wetten zijn ook noodig om de goeden in staat te stellen hun christenplicht te ver vullen. Tooh zullen door wetten de ellen dige toestanden niet veranderen. Trou wens reeds zonder deze wetten is er al veel verbeterd. Het erfrecht belet opeen stapeling van vermogens. Het kapitaal van een komt er door in vele handen wat komt er somwijlen na de verdeeling in 't geslacht van terecht 1 De statistieken bewijzen dat de rijkdom zich steeds meer verspreidt over alle klassen, over de arbeidersklasse het meest. In verhouding zijn de allerrijksten het sterkst achteruit gegaan. Wel zijn er ook nog van de allerarmsten even ellendig gebleven; doch ook van die is 't aantal kleiner geworden. Overigens zullen er zulken altijd blijven, die op den grond liggen big ven en niet kunnen worden opgericht. Mijn conclusie is derhalve dat God de ongelijkheid heeft gewild, dat de zonde de eenige bron der maatschappelijke ellende is en dat 't streven der menschen en der standen moet zijn om tot elkander te komen. Er is nog zooveel te doen. Het recht moet gemakkelijker gemaakt, de verhoudingen beter geregeld worden. Voortreffelijk gezegd en ook op wereldsche toestanden toepasselij k is dit in Paulus' brief1 Corinthen 12, hetwelk ik u ga voorlezen. Terug tot het Woord, roepen wij elkan der toe. Dit schijnt een lange weg. Maar 't is ook een zekere weg, De geschiedenis leert 't. Zie hoeveel goeds het Christendom reeds wrocht in den loop der eeuwen. Alles is van God. Wij zijn Zijne die naren. En wanneer men van zekere egde roept; wij moeten zorgen dat de partgen van de rechterzijde niet in de meerderheid komen, omdat daarmede de reactie aan 't bewind komt, dan zeg ik gij kent het Christendom niet. Het Chris tendom is geen reactie. Het is juist het middel dat de sociale toestanden verbete ren zal. De politiek geef ik niets om, wanneer niet dit verkregen wordt dat het Christendom weer leve onder het volk dat Jezus Christus erkend worde als ons hoofd. Dat is hetgeen waarnaar wij ons te voegen en te regelen hebben. Zullen dan eenmaal de Christelijke par tijen weer aan 't bewind komen, dan zal dit niet zijn terugkeer tot de reactie, maar de vruchten van de leer die zij zelf beleden hebben. Na de pauze vraag de heer Neter hoe 't komt dat in een Christenland, onder een Christelijke regeering sinds eeuwen, nog zulke droeve misstanden gevonden worden. De heer Lokman leidt hieruit de ge volgtrekking of dat de zonde onder de menschen oneindig grooter is dan wij ons voorstellen. De wereld tot Christus te brengen is 't grootste wonder dat geschie den kan. Als ik op mijzelf zie, dan zie ik de groote kracht Gods die noodig was om mij tot Christus te trekken. En nu ben ik er niet alleen maar de wereld telt miljoenen egoïsten. En wanneer ik dan zie dat zelfs de gezaghebbers niet meer steunen op God maar op eigen kracht, dan verwondert 't mij niet dat de wereld nog niet tot Christus kwam, maar dat zij nog niet veel verder van God is afgevallen. Dit is het outzettende dat wij zelf niet meer weteu hoe ver wij van hem zijn afgevallen. Hoevelen onder u jdie durven zeggen: ik heb mijn naasten lief? Nu ja wij heeten een Christenland maar veler oogen zijn opengegaan, velen hebben voortdurend, en de antirev. partij vooral, tegen dat onchristelijk huishouden van een christen regeering hier en Indië, en in Atjeh waar men de Goddelijke wetten met voeten trapt, geprotesteerd. Maar mogen wij die mannen nog wel Chris tenen noemen die nooit naar de kerk gaan, in geen God meer gelooven en toch ons land re- geeren Gaat 't aan op dezulken te wij- wijzen en te zeggen: dat zijn nu christe nen en toch is de toestand zoo slecht, Ik zeg 't niet om anderen te veroordeelen. maar ik zeg dat de aanklacht van dezen spreker niet gericht mag tegen den Chris tus, en het Christendom maar tegen de menschen, tegen mij en u. (*j Mr. Levy in zijn te Amsterdam, Den Haag en Leiden gehouden rede ter aan beveling van den candidaten der lioerale concentratie Red. De heer Plazier dankte den spreker. De heer v. Koetsveld sloot zich daarbij aan. Hij herinnerde dat de ongelijkheid, der menschen de stuwicracht is op de spi- raalbaan van den vooruitgang. Onder al die kronkelingen gaat de mensch vooruit. De ongelijkheden in een landschap die den mensch beletten van zich te zien, dwingt hem de heuveltoppen te bestijgen, die hem 't vergezicht ontsluiten. De ongelijkheid in het leven lokt de menschen naar de toppen, 't Is de begeerte die opwekt tot strevenniet de af gunsten die beweging is gelukkig er i- meer leven in een zee dan in een stils staanden poel. De heer v. Koetsveld deelde nog mee dat 't optreden van den heer Lohman gevolg was eener uitnoodiging en toezegging reeda geschied lang voor Patrimonium hier op gericht was alsmede dat pogingen werden aangewend of althans aanbeveling verdie nen om alle werklieden op Z. en N. Beveland te doen samenwerken in hun belang, met terzij destelling van hetgeen verdeelt. Spr. beschouwt de op 't eiland bestaande werkliedenvereenigiugen als kiem van zulk een bond. Namens dezen in kiem aanwezigen bond dankte Spr. den spreker voor dezen avond. De vergadering ging, wel wat laat, na dankzegging en gebed door den heer Loh man, welvoldaan uiteen. Verhouding partgen in de staten Friesland 29 liberalen, 21 antiliberalen Gelderland 26 36 Zeeland 18 A)24 Zuid Holland 46 36 Groningen 43 1 Noord-Holland69 14 Utrecht is in zijn meerderheid antire volutionair; Noord-Brabant en Limburg bestaan uit enkel Katholieken, Drente uit enkel liberalen. Overijsel heeft ingelijks een liberale meerderheid. De cijfers zijn ons niet bekend. Mogelijk vinden wij die nog wel in andere bladen en zullen ze dan onzen lezers niet onthouden. Liberalen en antiliberalen noemen wij ze gemakshalve. Zoo min alle liberalen echt liberaal zijn, evenzoo min kunnen Antirev. en Roomschen beschouwd worden als gekant te zijn tegen het echt liberale. Bovendien is deze naam antiliberaal zui ver negatief, niets uitdrukkend en kan dientengevolge ook niet als partijnaam voor een partij, laat staan voor twee van elkan der geheel onafhankelijke partijen dienst doen. Daar zijn ook 2 radicalen en 2 socia listen bij. O Leeuwarden 10, Heerenveen 10, Fra- neker 9 liberalen. - Dokkum 10, Sneek 10, Franeker 1 antiliberalen. Liberalen vatte men op als door de liberale kiesvereeniging aanbevolen gekoze nen. Onder hen is de heer v. Lijnden. De bevolking van België, die 1 Jan. '97 ruim 6 miljoen bedroeg is thans ge stegen tot 6,586.593 personen. Er zijn 16000 vrouwen meer dan mannen. Wanneer men weet dat in 1838, onder de regeering van koning Willem I, Neder land en België saam, 5 miljoen inwoners telden dan volgt hieruit dat deze beide landen in zestig jaren tijds samen zijn toe genomen met een getal zoo groot als de geheele tegenwoordige bevolking van België De Amsterdammer van 26 Juni 1898 schrijft het volgende Inlusschen met deze Statenverkiezing dient er op gewezen te worden, hoe ook nu weer de slimmigheid in de politiek zich wreekt. „Slim" als altijd heeft men toen het Dieuwe kiesrecht, alleen de Tweede Kamer ontbonden, maar de Eerste Kamer en de Provinciale Staten, naar het oude kiesrecht verkoaen, laten voortbe-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 1