NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK- «r
HISTORISCH
Dinsdag 19 Eptif.
Iraaaffife Jaargang
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
""feuilleton.
Isaac da Co sta.
Buitenlandsch Overzicht.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent'.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
De Niewe Sprokkelaar die, gelijk men
weet, eerst de Christelijk liberale Vader
lander bestraft heeft, om haar onbillijk
oordeel in zake de interpellatie Donner,
neemt thans ook dr. Bronsveld omder han
den die in zijn Kroniek gesproken had
van een klucht, en zich zeer onkiesch had
uitgesproken jegens bovengenoemden volks
vertegenwoordiger eu de „gereformeerden".
De Sprokkelaar schrijft aan Brondsvelds
adres
„Weinig waardig Doemen wij 't om de
bekende interpellatie van het Kamerlid
Donner te bestempelen met den naam van
klucht. Aan het adres van de Vader
lander herinnerden we dat onze natie
nog altijd een Christelijke natie moet
geacht worden, dus recht heeft op een
Christelijke regeering en dat daarom de
heer Donner reoht had met zijn inter
pellatie tot de regeering te komen.
„Terwijl Bronsveld de Regeering in
hare nalatigheid in bescherming neemt
had hij blijkbaar verlangd, dat de heer
Donner, alsof net zoo van zelf sprak,
bereidvaardig zieh betoond had voor
het verzoek onzer Synode hij zegt toch:
het ie zeker wel hard voor de gerefor
meerde kerken dat zij goedschiks
kwaadschiks gevolg moeten geven aan
een verzoek dat kwam van die „driemaal
van God gevloekte synode" doch haar
houding zou waardiger geweest zijn in
dien zij dit zonder gemompel gedaan
had".
„Men kent onze verhouding tot de ge
reformeerde kerken maar onderdanig
respect van haar te eischen voor onze
synode is toch wat al te veel gevergd.
Den heer Donner, den hoogbejaarden
zoon der afscheiding van '34 een hof
felijke buiging te zien maken voor een
synode, die op zijn sympathie geen
aanspraak maken mag, zou Veel meer
aan esn klucht hebben doen denken, dan
de interpellatie waarmede hij o. i. met
het volste recht tot de regeering kwam.
„De ver wij zing naar het uitgedrukt
verlangen der Koningin naar een gods
dienstoefening op 31 Augustus gaat ook
niet op. De synode heeft zich daardoor
ook niet laten weerhouden om met haar
verzoek voor den dag te komen waarom
moet de heer Donner het dan wel doen?
Wij zullen de synodale bemoeïïng niet
wraken, integendeel we keuren ze goed,
maar noodig was zij niet, de kerkeraden
zouden toch hun plicht wel gedaan
{Vervolg). (8
oooo
De laatste maal stondsn wij stil bij Da
Costa's werkzaamheid gedurende 't Revo
lutiejaar 1848, een jaar, dat den dichter
op velerlei wijze vreugde en droefheid
bracht en hem ten laatste nog een zijner
zonen door den dood ontroofde. Da Costa
heeft gedurende zijn geheele leven veel
leeds ook in 't alsterven van geliefde be
trekkingen en vrienden moeten dragen. En
zijn teergevoelig hart heeft den angel ook
van dez» smart pijnlijk jgevoeld, doch al
toos ook sterkte hem 't geloof dat hij
eenmaal bij een graf zoo treffend uitsprak
Onze dooden zullen loven,
Deze graven opengaan,
En de rechterstoel van Christus
Op des hemels wolken staan.
't Jaar 1849 bracht rouw over onze
gansohe Natie. De Ridder-Koning Willem
II blies op den 17den Maart in zijn ge
liefd Tilburg den adem uit. In een roerend
lied„Rouw en Trouw" sprak Da Costa
uit, wat gansch Nederland gevoelde.
Een donder, plotseling afgekomen,
Heoft Neerlands hoogsten boom geveld.
Po kroon is van ons hoofd genomon,
hebben.
„De kroniekschrijver zou wijs doen
met minder beleedigend te zijnhij zo*
dan zeker minder antipathie wekken."
„Dit objectieve woord doet goed. Toch
blijft ook de Sprokkelaar onzes inziens
ten onrechte nog altijd verband zoeken
tus8chen de interpellatie en de synodale
uitnoodiging. Waar haalt men 't van daan?
De leden der tegenwoordige „regeering",
gelijk zij ten onrechte genoemd worden,
hebben, tijdens de verkiezingen en ook
daarna herhaaldelijk verklaard, dat zij de
staatkunde niet van den godsdienst wen-
8cken te scheiden. Wat natuurlijk niet is
op te vatten, als zouden zij voor hun
persoon met godsdienst veel op hebben
maar dat deze opvatting hun politieke
gevoelens beheerschte en grondslag was
voor een Kabinet, dat, staat en godsdienst
zich bijeenbehoorende denkt.
Mag, moet een kamerlid dan bij het be
denkelijk stilzwijgen der „regeering" in
verband met de kroning, aan dit Kabinet
niet vragen hoe is 't, denkt gij er hee-
lemaal niet aan, of mag de natie nog een
woord van u verwachten, waarin zich de
behoefte der Overheid aan 't gebed om
Gods zegen op de nieuwe segeering open
baart
Het zal zoo wat honderd jaar geleden
zijn toen stond te Uirscht een predikant,
Heringa geheeten.
Deze man betuigde in openbaren geschrif
te zijn ingenomenheid met ..de komst
der Franschen in ons land.
Wel waren al zijn geestverwanten door
die komst en door de Fransche wetten en
maatregelen diep gegriefd en beroofd; doch
hij meende dat dit niet kon opwegen tegen
het heerlijke feit dat deze Fransohen hier
konden gebracht worden onder d« prediking
van het Evangelie.
Iets dergelijks zien wij thans gebeuren.
Ds. Heringa herleeft in ds. Bronsveld.
Deze Utrechtsche doctor is in tegen
spraak met de meeste zijner geestverwanten
hartstochtelijk voorstander van 't ontwerp
leerplicht.
En hij verdedigt den leerplicht onder
meer met het argument dat hierdoor meer
deren zullen komen tot Bijbellezen en tot
kennis der Heilige Schriften, die wijs kun
nen maken tot zaligheid.
Dat mannen der Schriftcritiek, der Mo
derne Theologie, en wie al niet meer
op dergelijke gronden leerplicht kunnen
aanbevelen als middel tot bevordering van
hun averechtsche Bijbelkennis, laten wij
hier onbesproken.
Gevallen is der helden held!
De dag der smart is aangebroken,
Gesproken, heeft der heeren Heer!
Wij krommen 't hart, van leed doorstoken,
Wfj buigen t hoofd verslagen neer.
Maar de sombere rouwzang gaat over
in een huldigingslied:
De Koning stierf. De Koning leef'!
En dat hem God Zijn zalving geef' 1
En 't huldigingslied wordt een gebed
Heerbehoud den Derden Willem 1 schenk
(Hem uw gerechtigheid I
Geef hem koningskracht in zachtheid, bjj
(oprechtheid wijs beleid
Yan 't zelfde jaar dagteekenen nog een
paar aadere dichtstukken„Elizabeth",
voor den bundel „Bijbelsohe vrouwen"
bestemd, eenigszins in den trant van „Ha-
gar", maar dit meesterstuk op verre na
niet gelijk, en „Uit Portugal", van de
weinige romancés, welke Da Costa ge
schreven heeft wel de best geslaagde. Da
Costa was geen episch dichter, evenmin
als hij er slag van had geestig te zijn. Zijn
(zeer weinige) stukken, welke een geschiede
nis verhalen, zjjn nog lyrisch in den vorm,
en als hij geestig-wil zijn, is hij gezocht.
Zijn kracht is 't lyrisch-didaetische genre
doorgaans breed in opzet en vorm (alexan
drijn), toch levendig en vol „gevoel, ver
beelding, heldenmoed".
Maar zou dr. Bronsveld evenals zijn
collega uit de vorige eeuw, hier geen gevaar
loopen 't kwade te doen opdat 't goede er
uit voortkome
Het kwade toejuichen of stilzwijgend
aanzien is toch mede er zich aan schuldig
maken.
A merika-Spanj e.
De Senaat te Washington heeft met 51
tegen 37 stemmen 't amendement van den
heer Turpie aangenomen, waarbij de Cu-
baamche republiek wordt erkend.
Heden Maandag zal het Congres dat
wil zeggen het Huis van Afgevaardigden
met den Senaat te zamen een besluit
nemen, dat door den president ter kennis
gebracht van Spanje, binnen 24 uur door
deze mogendheid moet zijn ingewilligd.
Intusschen is men te Madrid vol hoop
dat Mc. Kinley op enkele punten zijn al
te strenge eischen zal laten varen.
Spanje maakt, in 't dempen van zijn
oproeren, het er overigens niet naar om
de oorlogszuchtige stemming ook van de
meest vreegezinden in 't Congres te wijzigen.
Omtrent den jongsten opstand op de
Philippijnen toch verneemt men dat de
stad Cebu door de Spanjaarden gebom
bardeerd en nutteloos geheel verwoest werd.
Overigens is ook In Spanje hier en
daar de stemming niet van krijgszucht vrij.
Zoo werd wegens de manifestaties der
studenten de universiteit te Barcelona
gesloten, kochten Spaansche kooplieden
enorme hoeveelheden groenten op met
waarschijnlijke bestemming voor het leger
blijft don Carlos zijn agiteerende geschrif
ten onder het Spaansche volk verspreiden
en werden hier en daar, onder anderen
te Malaga, baldadigheden gepleegd aan
wapenschilden van 't Amerikaansche con
sulaat, welke lafheden het optreden der
politie noodig maakten.
18 April 1898.
Polderbestuur van Walcheren.
Vergadering van 16 April 1898.
Ten gevolge der onlangs plaats gehad
hebbende benoeming tot commissaris van
den heer J. de Visser te Aagtekerke, wordt
tot diens installatie overgegaan.
De door den benoemde ingezonden ge
loofsbrieven worden door den voorzitter
ten fine van onderzoek gesteld in handen
eener Commissie, bestaande uit de heeren
D. J. Dronkers, Kodde en Louwerse, welke
Commissie, na eene korte pauze, bij monde
In 1849 kwam ook een geschiedkundig
werk van de pers: „Israël en de Volken"
getiteld, „een overzicht van de Geschiede
nis der Joden tot op onzen tijd ep meer
dan één bladzijde een dichterlijke verde
diging van 't verdrukte Jodendom, door
hun broeder naar 't vleesch. Keurig b.v.
is de schets van den toestand van Israël in
de Middeleeuwen ter verklaring van hun
optreden iu die dagen, en 't zou ons een
lust zijn ook wijl nog zoo dikwijls de
Jood ook door Christenen zoo ou-christelijk
gesmaad en gelasterd wordt hier eenige
bladzijden van deze schets over te schrij
ven, vreesden wij niet, ons overzicht van
Da Costa's leven en werken al te zeer te
rekken.
't Verstrijken van de eerste helft der
19de eeuw gaf Da Costa zijn „Chaos en
het Licht" in de pen. Eerst beluisteren
wij daarin een stem, die op de angstige
vraag wat zal de toekomst brengen
antwoordt: „terugkeer tot de oude ruw
heid, vernietiging van alle welvaart, vrij-
Mogen wjj hier even de aandacht ves
tigen op een artikel in een zusterblaadje
(Nieuwe Zondagsbode), getiteld „Jodenhaat"
voorkomende in 't laatst verschenen no. van
de hand van een vurig zoon van Israël?
't Is waarljjk niet overbodig zulk een woord
eens te doen hooren.
van den heer Dronkers verklaart, de ge
loofsbrieven, volgens de art. 53 en 55 van
bet reglement, in orde bevonden te hebben
zoodat zij tot toelating van den heer de
Viser concludeert.
Deze, hierop door den griffier binnenge
leid, legt in handen des Voorzitters den
gevorderden eed af. De Voorzitter wenscht
den heer de Visser geluk met zijne be
noeming en spreekt de hoop uit, dat het
hem gegeven zijn moge nog vele jaren in
het belang van den polder werkzaam te
zijn, waarna de beerde Visser het proces
verbaal van eedsaflegging onderteekent en
zitting neemt.
Onder mededeeling dat de heeren P.
Loeff en W. H. de Bruijn van Melis- en
Mariekerke kennis gegeven hebben dat zij
verhinderd zijn deze vergadering bij te
wonen, verzoekt de Voorzitter den Griffier
de notulen van het verhandelde in de
laatste zitting voor te lezen, waaraan door
dezen wordt voldaan en waarna die notulen
zonder eenige bemerking worden vastgesteld.
De Voorzitter deelt hierop mede dat het
verslag van den toestand van den polder
in 1897 aan de leden in druk zal worden
rondgedeeld, waarna hij aan de orde stelt
een verzoek van J. B. Bourdrez, opper
commies bij den polder, die wegens zijn
hoogen leeftijd eervol ontslag vraagt uit
zijne betrekking met toekenning van pen
sioen en het daarbij gevoegd preadvies van
het Dagelijksch Bestuur om rekwestrant, die
van af 9 Juni 1842, dus 56 jarenlang, in
versohillende betrekkingen bij den polder
werkzaam was, het gevraagde ontslag eervoj
te verleenen en hem voor verder levens
onderhoud toe te kennen een jaarlijksch
pensioen van f 1333,33, zijnde conform de
vaststelling die onlangs voor de beambten
van den Provincialen Waterstaat heeft
plaats gehad, Ve van zijne als oppercom
mies genoten bezoldiging.
De heer D. Coppoolse kan zich met dat
praeadvies niet vereenigen. Iemand, die
zulk een tractement genoot als de opper
commies, had voor eigen verder levenson
derhoud kunnen en moeten zorgen. Hij
had kunnen en moeten verhoeden dat dit
verder levensonderhoud ten laste kwam
van den polder, wiens financieels toestand
toch al niet zoo rooskleurig is. Hij kan
dus, de persoonlijkheid van den oppercom
mies nog daargelaten, niet met het voor
stel medegaan.
De heer W. J. Sprenger uit zijne ver
wondering dat hier nog eene stem opgaat
tegen het zijns inziens zoo gewettigde voor
stel van het Dagelijksch Bestuur omtrent
iemand die 56 jaren lang den polder met
eere gediend heeft.
heid. beschaving en wetenschap", een
tweele stem tracht dit onheil af te wen
den, door herstel van de aloude opper
macht der vorsten een derde acht
schipperen en laveeren 't beste middel
ter ontkoming. De dichter wijst op
Christus als i p de eenige Arke des Be-
houds en op de Schrift als op de eenige
veiligleidende noordstar. 't Slot van dit
dichtstuk is nog zoozeer actueel dat wij
't hier inlasschen.
Met te allien tijd het oog op 't God'l(jk
vergezicht.
Zich door geen Tijdgeest en zijn dwaallicht
laten leiden,
Doch van den Tij dgeeat steeds den t ij d-
1 o o p onderscheiden
Met dezen aan Gods hand vertrouwend
medegaan,
Maar d' a n d' r e n in Gods kracht weerspre
ken en weerstaan 1
En voortsdaar is een stem voor die Zijn
rijk verbeiden,
Een roeping om den weg des Konings te
bereiden.
In 't allerbinnenste des harten allereerst
(Zijn komst is welkom slechts, waar Zijn
genade heerscht.)
Yan daar dan welgemoed naar buiten uit-
f getreden
Eens Heilands naam en woord verkondigd
en heieden
De heer J. H. Snijders kan die verwon
dering van den vorigen spreker niet deelen.
Het voorgestelde pensioen heeft geregeld
naar dat vastgesteld vo<w de beambten van
den Provincialen Waterstaat, maar men ver-
lieze niet uit het oog dat de Provincie tal
van inkomsten bezit welke de Polder
Walcheren derft. Bovendien ons reglement
kent geen pensionneering, een even ver
dienstelijk ambtenaar, Lampert, is zonder
pensioen van ons heengegaan. Hij is niet
gekant tegen elke tegemoetkoming, maar
kan niet meegaan met het bedrag dat voor
verder levensonderhoud gevraagd wordt.
De heer Jhr. L. Schorer zegt dat do
bezoldiging van den oppercommies volgens
zijn gevoelen niet zoo hoog was dat hij
er nog een gedeelte voor zijn ouden dag
van kon afzonderen. Voor den polder
acht hij het van zeer veel belang dat
zijne ambtenaren weten dat voor bun le
vensonderhoud op hoogen leeftijd zal ge
zorgd worden.
De Voorzitter, zonder in het particulier
leven van den tegen woordigen oppercom
mies af te willen dalen, brengt in het
midden dat er speciale redenen bestonden
waarom de heer Lampert niet gepension-
neerd werl; hij had er geen behoefte aan.
Bovendien is het pensioneeren der ambte
naren niet geregeld, omdat men liever elk
geval op zich zelf wilde beschouwen. Ver
der moet hij er op wijzen dat de heer
Bourdrez bij d> n polder begonnen is op
een tractement van f 300 en eerst na jaren
lang te hebben gewerkt, voor omstreeks 30
jaar in het genot kwam zijner tegenwoordige
bezoldiging, naar het gevoelen van het Da
gelij ksoh Bestuur een tijd te kort om in het
levensonderhoud voor zijn ouden dag te
voorzien.
De heer D. J. Dronkers gaat met het
voorstel mede, in aanmerking genomen de
lange dienstjaren van den heer Bourdre*
wiens traktement niet altijd zoo hoog ge
neest is.
De heer P. Melis vindt het een gevaar
lijk antecedent scheppen wanneer men twee
derde van zijn tegenwoordig tractement aan
den heer Bourdrez als pensioen toekent,
Hij is geheel homogeen met den heer Snij
ders waar deze een tegemoetkoming veor
levensonderhoud wensehelijk acht, maar
tevens het bedrag te hoog vindt. Gaarne
had hij daarom gezien dat de heer Snijders
een veorstel tot vermindering van dat be
drag gedaan had.
De heer Snijders antwoordt dat hij zich
niet bevoegd achtte om de som te bepalen,
die de heer Bourdrez noodig heeft voor
levensonderhoud. Wil de heer Melis eeu
voorstel doen, wanneer dit slechts aanne-
Betuigd, van ver en van nabij, het woord
van God:
Aan Neger en Javaan, Bramien en Hottentot,
Aan die ten leven uit de dooden uitver-
koornen,
Thans afgedreevnen nog, gevangenen, ver-
loornen
Gord, Christen 1 gord u 1 ja, schiet ijzer-
vleugels aan
Om, op uws Heeren stem, naar de einde*
op te gaan
Der aarde, of met uw hart, uw schatten,
uw gebeden,
Den dienstknecht van uw Heer in liefde
op zij te treden.
Te dienen, ja, of 't waar, van verr' n a b ij
te zijn,
't Z(j 't kroost van Zinzendorf uit Groen-
lands ijswoestijn
Naar t heet Gulana trekt, om zielen te
bevrijden
Ook ddar, en aan den slaaf z ij n, vrijheid
toe te wijden,
't Zij Gutzlaff, ongedeerd door moord- en
zeegevaar,
Zich wegen opent tot Japanner en Tartaar,
En inricht met Gods woord op China's
millioenen,
Des Tarsers bede in- 'thart: „laat u met
God verzoenen!" (a)
't Zij elders Casahs, bezield door Pinkster-
gloed,
Zijn tent bouwt in 't bereik van brullend
rooigebroed,
2 Cor. V t 20,