NIEUWSBLAD CHRISTELIJK- lo. 78. 1898. DontktCag 81 fflaatf. Imaaffife laarpng, VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIÈN Domburg, ook roor Aagtekerke, 4 April. Westkapelle, ook roor Zoutelande, 5 April. Koudekerke, ook voor Biggekerke en Meliskerke 6 April. Ingezonden Stukken. ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p- 0,95. Enkele nummers 0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. Leerplicht. Maar is 't absolute schoolverzuim onder ons zoo gering Laten de cijfers uit de Nieuwe Rotter dammer het antwoord geven. Op 1 Jan. 1893 waren er ia Nederland 643,918 kinderen van tueechen de 6 en 12 jaar. Van deze genoten 583,366 onderwijs. Restten alzoo 60552 die geen onderwijs genoten. Gaan wy de reden van hun niet-school- gaan na, dan blijkt dat ruim 50 duizend wettige redenen hadden. Nameljjk 15364 konden niet geplaatst, wyl de school vol was; 6833 gingen nog op de bewaarschool6049 gingen nog niet sohool dewijl de ouders meenden dat het verstandelijk onderwjj» eerst op 't revende jaar moet beginnen 11778 waren van schoot gedaan voor 't 12de jaar, wegens overgang naar een hoogere school of naar 't ambacht4388 waren ziek of in een gesticht geplaatst;3251 waren schipperskinderen die niet aan wal konden blijven. Rest derhalve een goede tienduizend en van dezen waren ruim 1000 niet ge- vaocineerden 2000 woonden te ver om op zoo'n leeftijd al, met trotseering van wind en weer, zonder opzicht, naar school te loopen. Het is en blijft derhalve een goede 8000 kinderen die een wet op den leerplicht zouden vorderen. En nog eens, voor zoo weinigen, hoe gaarne men hen er toe krijgen zoulegt men op de honderd duizenden die den leerplicht niet noodig hebben, geen wettelijk, laat staan straf rechtelijk beslag. Voegen wij hieraan toe dat te Edam dagelijks de namen der afwezige kinderen aan den burgemeester worden opgegeven. Dia stelt dan een onderzoek in en het goede gevolg is dat er bijna geen schoolverzuim plaats heeft. De heer Mr. H. Louis Israels, secretaris van het Nederlandsche gezantschap te Parijs is door den gezant bij 'tFransche „hof" ontslagen, en dat wel op een klacht van den franschen minister van buiten- landsche zaken, Hanotaux, over het leveren van voor de Fransche regeering beleedi- gende artikelen aan een Nederlandsch dag blad H»t\Handelsblad in zake de quaestie Zola. Het spreekt van zelf dat wij, zoo hier onreoht gepleegd is, dit hoogelijk afkeuren. Ons zijn te veel staaltjes bekend van menschen die wegens verschil van politieke of religieuse meening door liberalen en con servatieven in den ban gedaan ol in den buik gestraft werden, om ons aan dergelij ke uitzetting van een ervaren diplomaat ,die Toor zijn meening uitkomt, niet te ergeren. Toch, nu wij de ganschs groote liberale pers op haar achterste beenen zien staan, ■wagen wij 't te vragenzijt gij een haar beter Gij zoOVeie kolommen aan de uitzet- ting van Israels wijdt, waar was uwe verent- Waardiging) toen Keuchenius in 1866 ont- agcn werd, toen in 1886 de kerkelijke quaestie menig eerzaam burger naakt aan etl »yk bracht; toenThorbecke in '34de vervolging der Afgescheidenen verdedigde; oen mannen als Lemkes, e. s. door de onza 'g« vacoinedwangwet in|1872 uit hunne e re km- geraakten; toen het boycot- s eisei op Groen en da Costa werd toege past, toen liberalen zelfs eene burgemees tersbenoeming ontraadden dewijl de sollici tant het petitionnement geteekend had tosn Maar genoeg om te doen zien dat 't ge schreeuw, met name dsor het Handelsblad bij de vervolging van dezen Jood aange heven, niet in evenredigheid is met 't welsprekend gezwijg, om niet te zeggen aanhitsend geschrijf, bij de miskenning van 't recht der bovengenoemde Christenen. Eer. tegenstelling, te sprekender, waar nog kortgeleden, een Joodsch blad te Parijs de Univers ïsraêliie schreef. „Op ons: Joden, Protestanten, Vrijmet selaars en allen die voor licht en vrijheid ij veren rust de plicht om schouder aan sohouder te staan, opdat Frankrijk, zooais één onzer gebeden het noemt, zijn eervollen rang behoud e onder de volkeren". Een tragisch einde, mag men wel zeggen, had de moeder van Parnell, den leider der Iersche oppositie tegen Engeland, in en bniten het parlement. Zij is Zaterdagavond te Avondale, aan de bij 't in brand geraken harer kleederen bekomen brandwonden overleden. Zy was een Amerikaansche van ge boorte, de eenige dochter van Commodore Stewart (spreek uit Stjoert) die zich in den oorlog met Engeland onderscheidde. In 1834 huwde Delia Stewart met John Parnell, en werd in Ierland eene vurige nationalist. 11 aar beroemde zoon Charles Stewart Parnell had zyn Iersch patriottisme derhalve van zijn moeders-, zoowel als van zijn vaderszyde. Mevrouw Parnell is zeer ongelukkig geweest. Zy verloor haar man, haar broe der, drie dochters, van welke eene de be roemde dichteres Fanny Parnell was. Zy verloor ook veel van haar geld en eindelgk kwam de tegenspoed en de dood van haar zoon Charles. Toen raakte haar verstand verbijsterd, en tot'tlaatste weigerde zg aan zyn dood te gelooven. In dien toestand van doffe kindschheid is zy thans op noodlottige wijze aan haar einde gekomen. Buitenverantwoordelijkheid der Redactie. Stukken worden in geen geval terug gezonden. Mijnheer de Redacteur Een ingezonden stuk in de Zeeuw van 26 Maart, geplaatst als hoofdartikel, en dus naar ik meen te moeten veronderstel len, ook weergevend het oordeel der Re dactie, noopt mg nogmaals de quaestie WerkmansbondPatrimonium te bespreken, waartoe ik in Uw blad de noodige plaats verzoek. Het spyt mg dat de ruimte die ik vragen moet vry groot zal zijn maar ik twgfel niet of U zult, ziende op de nitgebreidheid van bovengenoemd artikel, en wenschende het „audi et alterem par tem" in vollen omgang toe te passen, mg die ruimte wel willen afstaan. De heer Hofstede plaatst aan het begin van zyn stuk het volgende oordeel: „Als Christelyke werkliedenvereeniging verdient Patrimonium de voorkeur boven den Werkmansbond". Dit zgn oordeel is gegrond op twee stellingen „omdat de eerste niet is eene kerkelgke vereeniging, de laatste wel" „omdat de eerste een ernstige studie maakt van de groote sociale vragen onzes tyds, en kraohtig mee wil werken tot hunne oplossing welke heide stellingen hg ten slotte samenvat als volgt „m. a. w., omdat Patrimonium in demo cratische, de Werkmansbond in conserva tieve richting stuurt." Wg hebben dus ten eerste de bewering dat de Werkmansbond is eene kerkelijke vereeniging maar Patrimonium niet. In den Werkmansbond openbaart zich een „allerbedenkelgkst kerkistisch streven"hg is het resultaat van een pogen om de Ned. Herv. Kerk, of zooals de Hollander het noemt het Synodaal Kerkisme te plaatsen aan het hoofd der werkliedenbe weging. Patrimonium daarentegen is alge meen christelgk, en draagt volstrekt geen kerkelgke kleur. Welnu, in abstracto beschouwd hebben zg die zeggen dat de Werkmansbond eene kerkelgke vereeniging is, maar Patrimonium niet, geen ongelijk. De eerste vereeniging heet Christ. Nationalen Werkmansbond der Ned. Herv. Kerk, terwgl in den naam van Patrimonium geen enkel kerkelijk by voegsel te vinden is. Maar ons volk is een practisch volk, dat liever in concreto dan in abstracto re deneert, of op zgn goed Hollandsch ge zegd dat zich minder stoort aan woorden dan aan feiten. En als wg nu op de feiten letten, wat zien wg dan Dan zien wg dat in Goes en Arendskerkewant juist omdat onze mannen practisch zgn, kg ken zg bg voorkeur naar hun eigen huis dan zien wg, zeg ik, dat in Goes en Arendskerke de afdeelingen van dien be- ruchten „kerkistischen" Bond leden tellen uit alle daar bestaande Protestantsche ge zindten, tot Oud-Gereformeerden en Heils soldaten toe, en dat aan geen van die allen ook maar de geringste reden tot aanstoot en ergernis wordt gegeven, ja dat zelfs de besturen dier beide afdeelingen niet bestaan uit enkel Hervormden. In één woord: dan zien zg dat volstrekt niet „het ageeren tegen andere kerken voorzit", zooals de heer Hofstede beweert. En letten wg nu eens bg Patrimonium op de feiten, dan zgn wg geneigd te zeggen: o, zeker! dit Werkliedenverbond heet niet Gereformeerd, maar Ik heb voor mg liggen de Zeeuw van 22 Oct. 1896, waarin een hoofdartikel staat, ge titeld„Een nieuwe Werkliedenvereeni ging en „nog wat". Tussohen haakjes, dat hoofdartikel ademt een geheel anderen geest dan het thans als zoodanig geplaatste stuk. Nu, dat bevreemdt ons zoo erg niet. Ook op nog een ander terrein heeft de Zeeuw ons wel geleerd zgn meening van gisteren niet onvoorwaardelyk te beschou wen als een betrouwbaren maatstaf voor die van morgen. Wg betreuren dat te meer daar wij in vele andere opzichten voor het blad sympathie gevoelen. Maar ter zake Ilf lees in dat artikel van 22 October 1896 o. a. „Bovendien hebben deze mannen (n.m.l. de leden van den Werkmansbond) evengoed recht om de Ned. Herv. Kerkof gelyk de Hollander het noemt, „het Synodaal Kerkisme" aan het hoofd der protestantsche beweging te stellen, als wg om metterdaad het Dr. Kuyper na te zeggen dat het Cal vinisme zulks doen moet." (Denk bg dit woord „Calvinistisch" aan het „verba va- lent usu"). Ik citeer vooral met het oog op de laatste woorden daar ligt een eigenaardige bekentenis inEn voor de juistheid dier bekentenis zgn genoeg bewyzen bg te bren gen. Trouwens, dat voelt ook de heer Hof stede wel, waar hg zegt„Ik moei mg er niet mee of ook aan de andere zyde niet gezondigd ie." Wg echter moeiën ons daar wel mee, want het leert ons welke waarde wg hebben te hechten aan het beweerde algemeen Christelgke karakter van Patri monium. Inderdaad, de Werkmansbond heet Her vormd, en Patrimonium noemt men algemeen Christelgk; maar zg hebben beiden daar van slechts den naam 1 Maar mochten wg de eerste stelling van den heer Hofstede 'tenminste in abstracto nog als juist erkennen, geheel andeis staan wg tegenover zgn tweede. Wat daarin gezegd wordt van Patrimonium kunnen wg gedeeltelgk toegevenmaar de beschuldi ging, den Werkmansbond voor de voeten geworpen is volkomen ongegrond, is een voudig ongerymd en doet ons, waar zij wordt uitgesproken door een voorstander van Patrimonium, in zeker opzicht denken aan de gelijkenis van splinter 6n balk maar dan met dit onderscheid dat hier de splinter geheel denkbeeldig is. Dat Patrimonium een ernstige studie maakt Van de vragen onzes tgds, dat zou me* wel geneigd zgn toe te geven als men let op art. 2 der statuten van dien bond, en vooral als men ziet hoe de heer Hofstede in bet woord van Rudolf Todt Elk die over het sociale vraagstuk wil spreken moet hebben aan zgn rechterhand de geschriften der ekonomisten, en aan zgn linkerhand die der wetenschappelgke socialisten, een eisch ziet, den werkman gesteld. Maar als de werkman van Patrimonium nu werkelyk aan dien eisch voldoet wat ik devrg- heid neem te betwyfeien als hij Karl Marx's Kapitaal, Lasalle's Loonwet, Quack's Socialisme, de werken van Brentano, de geschriften van Pierson, enz. enz., werke lgk leest niet alleen, maar ook leert be- grypen want dat is een vereischte, wil men spreken van een ernstige studie dan vraag ik toch verdient die man nog den naam van werkman Waar haalt hij den tijd voor handenarbeid van daan Maar goed we willen dan eens toegeven dat men in Patrimonium een ernstige studie maakt van de sociale vragen. Minder gewillig echter zgn wg om toe te geven dat dit Werkliedenverbond ook krachtig mee wil werken tot hunne oplossing. Men versta mg goed. Ik «eg niet dat Patrimonium tot oplossing der sociale vragen niets wil doenmaar ik maak er dat ver bond een verwyt van dat het daartoe niet krachtig genoeg wil werken ik beschuldig het van gebrek aan dien moed en die veerkracht die noodig zgn tot het zelf aan pakken ik keur af zgn streven om de zware taak voor een maar al te groot ge deelte te schuiven op de schouders van anderenop den Staat. Voornamelgk heb ik het oog op Patri moniums streven naar staatspensioneering. Ik kryg daar in handen de Nederlander van 21 Mei 1896, en daarin vind ik een stukje dat leden van Patrimonium wel in een lystje achter glas in hunne woningen mochten ophangen, liefst op een plaats waar er dagelyks hnn oog op viel. Ik kan niet nalaten dat stukje, getiteld „Lamheid", hier af teschryven „Kan het niet zoo vroegen wij on langs. Kan de werkman niet, zonder zich vóóraf tot iets duurzaams te verbinden, wekeljlcs één stooter, d. i. nog niet eens 3 stuiver, afzonderen, om zich een pen sioen van 1156. te verzekerenof, zoo hij liever de ronde som van 3 stuiver apart legt, een pensioen van f185. Neen, dat kan niet, zoo wordt ons ge antwoord. Wel heeft „wat het parti culier initiatief kan bevorderen de liefde van ons hart o zoo gaarne hielden wij den staat er buiten", maar drie stuivers of een stooter overleggen dat is te veel gevergd„bij jongeren is ontstentenis van veerkracht, bij ouderen meest onvermogen. Zoo spreekt een A. Rev., of Christ. Hist, blad, dat, evenals al onze bladen, hoog op geeft van calvinistische stoerheid en fier heid; van moed en offervaardigheid, van veerkracht en verstandig oveileg. Zoo spreekt het van ons volk, waarin men toch zoo groot vertrouwen stelt, dat men eiken twijfel aan de goede vruchten van een algemeen stemrecht bjkans als misdaad, als crime de lose nation, veroordeelt. Zoo spreekt men in hetzelfde kamp, dat nog maar weinige jaren geleden al wat liberaal en radicaal was om zjn leunen op don staatsarm bijkans heeft uitgejouwd. Maar indien dit dan juist gesproken is ach 1 late men dat snoeven op calvinis tische veerkracht dan ook maar achterwege. Laat ons dan maar bekennen, dat wij eene verslapte natie zjn,eene na tien óteinte verre achterstaande bij het Engelsche volk, dat wel kan wat wj niet vermogen. Laat ons met diepe schaamte belijden, dat wj wel krachtig genoeg zjn, om, als natie, jaarljks een 80 millioen te verdrinken, maar niet om van zjn 18e jaar af, dus als men verdienen gaat, wekeljks 12'/s cent apart te leggen, teneinde in zjn ouderdom onafhankeljk te kunnen zjn van de open bare liefdadigheid.. - Wj voor ons evenwel durven niet onze natie, allerminst onzen A, Rev. of Calvinis- tischen broederen, zulk een slag in het aan gezicht te geven. Wj achten het zonde, met de groote massa mee te roepen„het kan niet", en daardoor ook de goede elementen onder ons te verzwakken en te verslappen. Door, telkens als de handen uit de mouw moeten worden gestoken, uit te roepenwj kunhen niet, maakt men zich misschien populair, bj de zwakkelingen althans, maar maakt men zich ook medeschuldig. Daar om doen wj daaraan niet mee. (Nederlander). Neen ook wg zoo kunnen de leden van den Werkmansbond met rechtmatigen trots zeggen óok wg, „wg doen daar aan niet mee Neen zg is onwaar, die beschuldiging dat onze Werkmansbond niet krachtig zou willeu werken tot oplossing der sociale vragen. Want zie, terwgl Pa trimonium nog steeds klagend tot den staat om hulpe roept, is men in den Werkmans bond reeds lang begonnen met zichzelve te helpen, wetende dat zg die zoo doen, hulpe kunnen verwachten van Een die machtiger is dan de Staatterwgl Pa trimonium rusteloos woelt en zich kronkelt in den doolhof der politieke agitatie om dien staat die maar niet hooren wil zoo mogelyk tot luisteren te dwingen,weet ieder die de Voorzorg leest hoe men in den Werkmansbond elk overblyvend deel van zgn werkkracht, elke minuut van zgn vrgen tgd rentegevend maakt en geen enkel geoorloofd middel onbeproefd laat dat strekken kan tot kapitaalvorming. Zoo kunnen wg dan ook reeds met fierheid wgzen op het voorbeeld van dc Afdeeling Rotterdam, waar men, door zelf de handen uit de mouwen testeken, in weinige jaren voor een pensioenfonds reeds f 62.000 bg een- bracht, zoadat men mag hopen in 1905, als de uitkeeriag begint, te knnDen beschikken over een kapitaal van honderd vijftig duizend galdenEn dat voorbeeld zal steeds meerdere navolging vinden. Thans is de Bond bezig eene regeling voor een nationaal pensioenfonds vast te stellen, en hoewel de eerste poging meer getuigde voor den goeden wil dan voor het juiste inzicht der commissie die daarvoor haar tijd en moeite gaf, twgfel ik toch niet of de pogingen tot oprichting van dit fonds zullen met goed gevolg bekroond worden. Maar wg behoeven niet zoover van huis het recht te gaan halen om den heer Hof stede en der Redactie van de Zeeuw op de beschuldiging als zou onze Werkmans bond niet „krachtig werken tot oplossing der saciale vragen" eenvoudig te antwoor den zie onze daden De laatst verloopen maanden kunnen getuigen hoe onze werk lieden de vruchten plukten van hun eigen krachtsinspanning. Ons ziekenfonds, nog geen anderhalf jaar oud, heeft een zware vuurproef glansrijk doorstaanen velen zgn de mannen die IJ, M. de Red., kun nen vertellen welk een steun dat fonds hun was; ja er zgn er die U zeggen kun nen acht, negen weken, of langer nog, lag ik neder zonder eenige verdienste, maar het gebrek kon toch myn woning niet binnentreden, want het fonds stond op den drempel, en hield het bniten. En als nu de heer Hofstede tot die mannen zegt„mannen, wat zyt gg toch naïef om te wanen dat men door zulke huismiddel tjes de grove sociale wanverhoudingen kan opheffendan zullen die mannen hem zeker antwoordenmynheer, die woorden zgn misschien heel mooi, maar dat fonds, waarop gg zoo laag neerziet, dat heeft ons dan toch maar staande gehouden in den nood, dat heeft ons voor bedelen bewaard, en dit is meer dan mooie woorden ooit zullen doen. Zoo kan dus ook onze Goesche vereeni ging reeds zeggen zie op onze daden en wg voegen er aan toe wacht ook op onze daden. Want wg zgn niet van plan het bg een ziekenfonds te laten, maar hopen, zoo God wil, rusteloos op den ingeslagen weg voort te gaan. Ik roep dus den heer Hofstede toeoefen enkele jaren geduld, en laat ons dan, bg leven en welzgn, elkander nog eens nader spreken over de vraag in hoeverre zulke „eenvoudige huismiddeltjes".

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 1