NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
flo. 74. 1898.
Diasifag %l flaatE.
tnmaffè Jaargang.
VERSCHIJNT
PRIJS DER ADVERTENTIËN
G.
M. KLEMKERK, te Goes
F.
P. D'HUIJ, te Middelburg.
Het Kazerneleven.
Buitenlandsch Overzicht.
UITGAVE VAN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cents
en
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zij die zich met I
April a. s. op ons blad
wenschen te abonneeren, ont
vangen de tot dien datum ver
schijnende nummers gratis.
0
Aan de invoering van den persoonlijken
dienstplicht, of prijsgeving der plaatsver
vanging dient volgens Ons Program ver
betering van het kazerneleven vooraf te
gaan.
Die verbetering is, dank zij 't optreden
der antirevolutionaire partij in de Kamer
en later in 't kabinet Mackay, niet alleen
begonnen, doch ook een goed eind voort
geschreden.
De ministers van oorlog Bergansius,
en op zijn voetspoor Seyffardt hebben
zich wat verschillende reformeeringen be
treft, in dit opzicht jegens ons verdien
stelijk gemaakt, en den afkeer van het
soldatenleven in monigea kring ge
broken.
Toch zal wel niemand, zelfs in mili
taire kringen, zich inbeelden dat nu genoeg
gedaan is.
Nog altoos blijven enkele, ook onzerzijds
meermalen ter sprake gebrachte grieven
tegen 't kazerneleven «nder ons volk be
staan.
De grootste grief is wel dat het zoo
veel zedelijke verwoesting aanricht.
Daarom drongen wij er steeds op aan
en herhalen 't bij deze, dat men aan jongelui
die hun plicht doen, op voorwaarde van
stipte gehoorzaamheid, ia 't vervolg de
gelegenheid gunne om buiten de kazerne
te wonen.
Hiertegen wordt van militaire zijde rus
teloos aangevoerd dat dit schadelijk is
voor den dienst. Doch het bewijs er voor
wordt niet geleverd. Wat trouwens ook
wel niet kan, dewijl toch de ervaring
er nog niet is om 't ons te leeren.
Er diende eerst een proeve mee ge
nomen.
In dienst geschiedt alles op commando,
wat op den dienst betrekking heeft. Maar
op commando eten of drinken, of slapen,
dat zal toch wel niet gaan.
Trouwens dit is ook geen dienst.
En nu zouden wij, evenals dit bij de
schutterijen geschiedt, wenschen dat alle
verrichtingen en fnnctiën die niet tot de
militaire hunnen gerekend worden, van
onder den band der tucht en der controle
konden wegvallen, althans zoover dit met
de belangen van den dienst strookt.
Een soldaat toch, die des nachts nitgaat
in plaats van te slapen, is over dag niets
"waard en bederft de exercitiën.
Dit zal derhalve wel degelijk onder
controle dienen gesteld. Maar wij wen
schen in dezen dan ook niets op losse
schroeven te zetten. Wel degelijk moet
't legerbestuur toezien dat aan de voor
waarden waarop vrijstellingen worden
verleend, strikt en stipt worde voldaan,
op straffe van intrekking der gunstige be
paling.
Die voorwaarden zijn natuurlijk dat de
aldus begunstigde jongelui steeds op tijd
in de kazerne, op wacht, op corvee zijn.
Welk belang kan er nu door geschaad
worden, wanneer dergelijke oppassende sol
daten buiten de kazerne eten en slapen,
en hun vrijen tijd, hetzij thuis of onder
nuttigen arbeid buiten de kazerne slijten.
Werd dit toegestaan, dan ware een der
grootste grieven tegen het kazerneleven
hij ons weggenomen.
Immers onder de exercitiën, op marsch
of op appèls heeft het weinig te beteeke-
nen, of men al in gezelschap van slechte
kameraden is.
Onder de exercitiën wordt in den regel
niet gepraaten derhalve bestaat daar
voor vloeken of onzedelijke taal slaan geen
gevaar.
Er heerseht een machtige discipline die
dergelijke uitspattingen voldoende belet; en
aller gedachten by den dienst bepaald houdt.
Alleen op marsch bestaat er nsg eenig
gevaarte weten hierdoor dat 't zingen
van wellustige liederen niet genoegzaam
algemeen verboden is. Dit zal echter van
lieverlee beter worden, wanneer de nieuwe
soldatenliederen meer bekend raken en
niet alleen in de kazernes maar ook in de
gezinnen en in de zangvereenigingen, voor
zoover zij dit verdienen, zullen gezongen
worden.
In de richting der veredeling van ons
volksgezang is wat tot heden beproefd
werd, nog sleehls een zeer zwakke schrede.
Bovendien die onzedelijke liederen ver
neemt men ook in de werkplaatsen, in de
fabriekenin de studentenclubs, onder
dijkwerkers en gymnasiasten, onder polder
jongens en toekomstige rechtsgeleerden. Dat
kwaad zit in de lucht, en wie er zinkin
deren aan onttrekken wou, zou hen uit
de wereld moeten nemen. Een klooster wa
re hnn 't meest geschikt, indien zij niet,
gelijk Luther, daar de ervaring opdoen,
dat zij ook hun hart daarheen hadden
meegenomen.
Het is onmogelyk om jonge mannen,
hetzij in, hetzij buiten den dienst voor alle
aanraking met zedelooze vakgenooten te
vrij waren.
Maar voor een onder is 't een geruststel
lende gedachte dat zijn zoon althans niet
langer dan noodig is met dergelijke men-
schen in aanraking zij.
De chambree eener kazerne is een groote
huiskamer, waar de vader de kapitein
altijd afwezig de moeder de sergeant
majoor geregeld buitenskamers is 't toe
zicht by een knecht den sergeant der
week berust die slechts even zich zien
laat wanneer de jongens naar bed moeten
en 't toezicht liefst aan den grooten jongen
den korporaal overlaat, die niet zel
den, op 't gebied van ruwheid van zede,
al even onbetrouwbaar is als de andere
jongensde soldaten.
Natuurlijk de goeden niet te na gesproken.
"Wordt nu aan de miliciens toegestaan
dat zij uit die contrólelooze huishouding
uitloopen en er slechts terugkeeren waar
't belang van den dienst dit vordert, dan
is 't gevaar voor besmetting vrij wat ver
minderd.
Want inderdaad, gelijk van zelf spreekt,
juist de middag- en avonduren wanneer de
dienst is afgeloopen en 't toezicht „onnoo-
dig" is, hebben deze toezichtlooze jongens
't meeste praats. Onder 't eten, onder 't poet
sen, by 't naar bed gaan en onder de wol
is 't gevaar van zedelooze gesprekken en
godslasterlijke taal 't grootst.
Nu kan men de uithuizigheid zeker toe
staan aan jongens die in de garnizoens
plaats hun woning of betrekking hebben.
Het gevaar dat zy slordig of vuil op klee
ding of wapengoed zullen worden bestaat
niet, wijl immers de gunstige bepaling, bij
ontdekking daarvan, kan worden ingetrok
ken.
Men kan ze ook toestaan aan jongens
uit de naburige dorpen. Deze kunnen te
voet naar de ouderlijke woning gaan en
zyn het vroeg opstaan derwijs gewoon dat
zij des morgens gemakkelijk weder op tijd
terug kunnen zyn. Vooral deze hebben
deze gunst noodig. Men ziet 't toch niet
zelden, wanneer dergelyke betrekkelijk on
kundige jongelui door omgang met zede
looze vakgenooten verleid, komen te val
len, dat zij te dieper wegzinken, naarmate
zij door onbekendheid met de zedelooze
wereld om ben heen in zedelijke reinheid te
hooger hadden gestaan.
Maar nog verder kan de vrijstelling
gaan, wanneer de fiets 't algemeens voertuig
wordt en steeds grooter afstanden in weinig
tijd aflegt.
Op die wijze toch zou een groot deel
der Walchersche jongens 't buiten de ka
zerne van Middelburg en Vlissingen
kunnen stellen.
Wat te beter gaan zou, wanneer de be
sturen der Militaire Tehuizen door hulp
van buiten gesteund, er toe komen konden
aan hunne inrichting ook gelegenheid tot
nachtverblijf te verbindenwaardoor zy
toch in waarheid militaire tehuizen zonden
worden.
In de laatste jaren en dit juichen
wy zeer toe zyn de gelegenheden ver
meerderd om van Zaterdagmiddag tot Zon
dagavond naar huis te gaan.
Deze gelegenheden zouden wij gaarne
nog wat meer nitgebreid zien. Bijvoorbeeld
tot elke week, en dan waar 't mogelijk
ii van Zaterdag tot Maandagmorgen.
Ook 't aantal permissies voor twee dagen
behoort uitgebreid. Een milicien doet te
harder zyn best in de week, naarmate hij
weet dat daarvan eeu vrije Vrijdag
en Zaterdag afbangen.
Ook het ruilen en afkoopen van cor-
véediensten moet meer algemeen goedge
vonden worden. Reeds voor een kwarteeuw
was 't in enkele garnizoenen gewoonte dat
de milicien de wachtbeurt van zijn kameraad
tegen vergoeding overnam. Zoo moet het
ook met de corveeën worden geregeld. Een
kazerne heeft ook haar vuile boeltjes en
'tis goed dat ieder op zyn beurt, ook die
vuile boeltjes seddere. Maar wanneer daar
nu jongelui zyn die een dergelyk baantje
voor elkander waarnemen, wat zou hier
tegen kannen zyn
Thans hangt een dergelyk ruilen of
verkoopen van diensten nog te veel af
van 't goedvinden der sergeanten van de
week.
Wel moeten dezen 't recht behouden om
toe te zien dat geen corvée wordt besteed
aan iemand op een uur dat hij tot een
andere corvée kan gecommandeerd worden.
Maar 't recht om dergelijke ruiling te
weigeren dient dan toch als uitzondering
gesteld.
Nu de gelegenheden voor vervoer zoo ver
beterden dat men per trein of tram of fiets snel
en vlug uren ver heen en terug op een
dag reizen en trekken kan, heeft 't ook
geen zin meer de miliciens te beperken
in hun vrijheid om zich te verplaatsen
van de eene plaats naar de andere.
Wie op een unr afstand van zyn gar
nizoen zonder verlofpas wordt aangetroffen,
wordt als deserteur beschouwd onder de
thans nog vigeerende reglementen.
Waarom moet nu iemand, die per fiets
te Goes wordt aangetroffen, terwijl hy te
Middelburg in garnizoen ligt, deswege be-
moeielijkt, wanneer hij des avonds nog
tijdig op 't appèl kan zijn?
Veeleer moest men dit heen en weer
reizen aanmoedigen, dewijl men den soldaat
er mede uit de verleiding houdt.
Dat voorts over het algemeen de cham-
brée's te groot zijp, wordt algemeen toe
gegeven.
Zooveel menschen in één vertrek te
zamen, maakt hen ongezond, zoo lichame
lijk als zedelijk. By niet meer dan twintig
dienden onze jongens gehuisvest. En de
aspiranten, die krachtens afgelegd examen
er aanspraak op hebben, moesten afzonder
lijk gehuisvest, wanneer zij dit verkiezen.
Door deze belofte te schenden, beginnen
de militaire autoriteiten al dadelijk met
wantrouwen en weerzin te wekken, waar
zij vertrouwen en lust moesten aanbrengen.
Menige aspirant heeft op die wijs nimmer
genoten van de beloofde faciliteiten aan 't
examen voor aspirant verbonden.
In de militaire kleeding is een groote
veibetering gekomen. Of er niet nog een
ander tenue is nit te denken, waarin de
soldaat zich nog aangenamer voelt, wagen
wij niet te beslissen. Maar één ding weten
wy dat nog grootere toeschietelijkheid
van 't legerbestuur noodig zal zijn om de
taak der dienstneming meer populair en
aantrekkelijk te maken.
Zal men bij invoering van den persoon
lijken dienstplicht 't kazerneleven blijvend
verbeteren, dan is vooral noodig dat de
milicien zyn tyd niet onnoodig in de
kazerne doode, en de slaapkamer voor ,,'t
bly vend gedeelte" niet al te veel slaap
plaatsen bevatte.
Leerplicht.
Het kan noodig zijn dat de overheid
het kind tegen verwaarloozing door zijn
ouders bescherme.
Op dit standpunt regelt zij niet de op
voeding maar beschermt zij het verwaar
loosde.
Dit is 't standpunt dat reeds in 1874
door dr. Kuyper in zaks den kinderarbeid
werd ingenomen, en ook nu nog den kijk
der antirevolutionaire partij op het onder
wijs beheerscht.
Hieruit volgt dan ook dat wij zoo stel
lig mogelijk vasthouden aan den eisch
dat de bescherming niet ga tegen de ver
waarloozing die komt of dreigt maar tegen
de verwaarloozing in zake het schoolgaan
waarvan 't feit door deskundigen is vast
gesteld en bewezen.
Dat men dit, met name in de eeuw der
Reformatie, niet zoo heeft geleerd denk
bijv. aan Luther die zeer de staatsbemoei
ing in de opvoedingstaak bepleit heeft
komt daar van daan dat men toen niet
zooals nu de grenslijn zag tusschen over
heidsbemoeiing en onderplicht.
Ons oordeel over de wet wenschen wij
op te schorten»
Voorloopig melden wij dat de wijze
waarop de minister voor de gemoedsbe
zwaren uit den weg gaat, op ons een aan-
genamen indruk maakt, doch dat deze
zachtzinnige behandeling ons oordeel over
deze diep ingrijpende wet niet zal be
palen.
De Nederlander is er fel tegen gekant,
en zegtlaat de regeering een nationale
onderwijsregeling geven in plaats van
dezen ouden knol van stal te halen.
En Het Vaderland het ministriëele
liberale blad, over deze oordeel velling ge
belgd, roept uit„Zachtzinniger behande
ling van een plichtvergeten ouder is toch
waarachtig niet denkbaar". Een onbe
schaafde uitroep die iets van het vele dat
men verborgen hield, aan het licht brengt.
Het doet ons vreezen dat hier comedie
gespeeld wordt.
Men hult den fanatieken leerdwang-
maatregel in een waas van allerlei pluim
strijkerijen. Maar hoe lief men ook zij
jegens de ongelukkige gemoedsbezwaarden,
het wascht 't water van de zee niet af,
dat bij den leerplicht nog een levensjaar
wordt toegevoegd, waarop door den al-
machtigen „Vader Staat" beslag gelegd
wordt ten nadeele der ouders en ten voor-
deele der gemeenschap. Een beslagleg
ging die met leerplicht niets te maken
heeft.
Laten wij derhalve niet te haastig zijn
met dit wetsontwerp by te vallen. Toet
sen wij 't aan de beginselen en aan de
vraag is 't noodig
De donkere wolkjes aan den politieken
hemel schijnen weg te trekken.
Het Duitsche oorlogschip Oldenburg heeft
Creta verlaten, de Duitsche vlag is neer
gehaald. Hierin wordt het bewijs gezien
dat de toestand op Creta beter is gewor
den. Dit is het beste nieuws dat in langen
tyd van het ongelukkige eiland ontvangen
is, want het kan alleen beteekenen dat
Duitschland zich niet langer verzet tegen
de oplossing der Cretenzer qnaestie, welke
reeds den steun bezat van Rusland, Frank
rijk en Engeland.
Er is inderdaad aan de onlusten een
eind gekomen. Het is te hopen dat deze
bevredigende toestand behouden blijft tot
de besliste nieuwe regeling van 't bestuur
en dat de mohamedaansche regeering, nu
eens plaats make voor een Christelijke,
waarbij aan de richtingen van alle onder
danen wordt recht gedaan. En die taak
schijnt aan prins George van Griekenland
den vermoedelijken gouverneur van Creta
wel toevertrouwd.
Duitschland en Oosterryk hebben zieb
dan ook bij 't voorstel om hem te be
noemen neergelegd onder voorwaarde dat
ook de Muzelmannen beschermd zullen
worden.
Tusschen de Trans vaalsche regeering en
het hooggerechtshof aldaar is 't dezer dagen
tot een conflict gekomen dat er eindelijk
toe leidde den hoofdrechter Kotze te ont
slaan. Deze wilde zieb niet aan de nienwe
regeling, waarbij ook liet hooggerechts
hof onder de grondwet komt te staan,
neerleggen. Kruger begreep zeer terecht
dat zulk een toestand van spanning
tusschen twee overheidspersonen niet mocht
bestendigd.
De voorzitter van den Volksraad
Wolmaranssprak verleden week bij het
sluiten der vergadering, als zijn overtui
ging uit dat 't geheele volk in deze
quaestie aan de zijde der regeering staat.
De hernieuwde politieke beroeringen
aan den Rand (Johannesburg) deden hem
dezen wensch uiten dat de regeering strenge
maatregelen zal nemen om de wetten te
doen eerbiedigen.
In zyn antwoord wees president Krnger
er op, dat, als gednrende de jongste rech
terlijke crisis de overeenkomst met Enge
land verbroken zou zyn, zulks niet aan
de regeering kon verweten worden, maar
aan het gedrag van sommige leden van
het hooggerechtshof. Overigens, aldus ver
volgde Kruger, zon de Transvaal rjjn
rechten wel weten te handhaven en elke
inbreuk daarop weerstaan, desnoods met
geweld van wapenen.
Had men Krnger indertijd beschuldigd
van invloed te hebben willen uitoefenen
op het oordeel van den ond-hoofdrechter,
hij kon dit met goeden grond tegenspreken.
Wegensplaatsgebrek moeten wij hier
afbreken).
21 Maart '98.
Bij kon. besluit is benoemd tot dijkgraaf
voor het waterschap Oud Vosmeer TV. H.
v. Gorsel.
Benoemd tot ambtenaar by het O.
M. te Middelburg (voor de kantons Oost
burg, Terneuzen en Hulst) mr. D. J. Wolf-
son, rechter plaatsvervanger te Zierikzee.
Toegekend de rang van brigadier-
titulair aan de ryks-veldwachters D. t.
Bloois te St. Maartensdijk en J. Ponlusss
te Capelle by Nieuwerkerk (Duiv.)
De besturen der polders of water
schappen in Zeeland ontvingen deze week
van de Gedeputeerde Staten een afdruk
van een voorstel tot aanvulling van art.
102 van het algemeen reglement houdend*
bevoegdheid tot aanslag van vroonen en
vrijlanden in buitengewoon dykgeachot
voor het aanbrengen of wijzigen van kunst
bedekking op wegen. Bij de toezending
is de uitnoodiging gevoegd om vóór 1
Juni het gevoelen van het bestunr en de
vergadering van Ingelanden omtrent het
voorstel medetedeelen.
Dit staat vermoedelijk in verband met
een voorstel van dhr. Heyse, gesteund
door 8 andere leden van de Prov. Staten
van Zeeland om in de a. s. zomerzitting
eene wijziging van art. 102 van hetnlge-
meen reglement voor de polders of water
schappen in Zeeland, te brengen.
Bij de vaststelling van dit reglement,
dat van 1872 dateert, schreven Gedep.
Staten in de memorie van toelichting:
„In de reglementen van Watcheren en
Schouwen is de bevoegdheid opgenomen,
om ook het geschot van de vrij- en vroon
landen te verhoogen. Het is wensehelyk
voorgekomen om ook in dit reglement
die bevoegdheid toe te kennen, doch slechts
in buitengewone gevallen. Het moge bil
lijk zijn, dat in 't algemeen de rechten
der vroon- en vrijlanden op vrijstelling of
vermindering van het gewoon geschot
verzekerd bly ven, minder rechtvaardig
schijnt het, dat die voorbeelden ook wor
den genoten in buitengewone omstandig
heden deze waren ongetwijfeld niet te
voorzien, en daarop, evenmin als op een
buitengewone verbetering der uitwatering,
viel te rekenen, tijdens het verleenen der
rechten, zoodat men mag aannemen, dat
deze niet met het oog daarop zyn toege-