Met lcedweien vernemen wij het
overlijden van den heer J. A. Tazelaar te
Terneuzen. Hij was in verschillende betrek
kingen een werkzaam en verdienstelijk
man en werd ook in den gemeenteraad
•waarvan hij jarenlang lid is geweest om
zijne bekwaamheid en verdraagzaamheid
zeer geacht. Het moge de familie tot groo-
ten troost verstrekken dat hij thans rust
van zijn arbeid. Vervulle de Heere de le
dige plaats die hij in zoo menigen kring
achterliet.
Hansweert. Bij hst binnenkomen der
haven alhier ie het aakschip „Drie Ge-
zustere", eehipper Pasveer, in aanvaring
geweest met het tjalkschip „Wilhelmina",
schipper de Bodt. Beide schepen bekwamen
nog al belangrijke schade.
St. Maartensdijk. Heden (Vrijdag)
morgen ontstond brand in de schuur op
de hofstede van Jacob Nelisss alhier. De
schuur en 't belendende woonhuis werden
een prooi der vlammen. De inboedel werd
gered. Alles was verzekerd.
Te Bouchaute is door een land
bouwer een aarden pot opgegraven, waarin
zich 674 oude geldstukken bevonden. Voor
een 6-tal dezer munten is de man reeds
f500 geboden, maar hij wil ze voorloopig
behouden, omdat hij overtuigd is, dat er
nog wel meer liefhebbers zullen komen.
Vlissingen. De heer J. G. Geijsen,
opperbrand meester, heeft zijn ontslag-aa«-
vraag ingetrokken.
Hansweert.. Benoemd tot commies-
verificateur alhier de kommies 3e klasse
H. H. Beek.
Nog mooier.
Werd de vorige week een huisgezin te
Middelburg op eenmaal vermeerderd
met twee zoons en een dochter de
drielingen zijn echter reeds overleden
te Terwispei (Fr.) beviel de vrouw
van een arbeider van drie welgeschapen
jongens.
Een inbreker heeft zich Zondagnacht
te Baarn toegang verschaft tot de gemeente
secretarie en daar f 15000 gestolen. Hi) is
nog niet gevonden.
In den tuin van den landbouwer
Eijkelenboom te Haastrecht staat reeds
een perzik in vollen bloei.
Een echtpaar te Haarlem vierde
dezer dagen de diamanten bruiloft.
Onder het signalement van een dezer
dagen in Gelderland verdronken persoon,
wiens lijk nog niet is gevonden, komt o. j
a. voor„Spraak Geldersch".
Een visscher uit Kuinre is op de
Zuiderzee over boord geslagen en ver-
dronken. De man stond op trouwen. Te
Bourtange (Gron.) is een arbeider bij
een twist door zijn makker zwaar mis-
handeld geworden zoodat men voor zijn
leven vreest. Een heer, gisteren te j
Rotterdam op een electrische kraan
aan de haven teekeningen makende, viel
er af en kwam met 't hoofd op de daar
onder liggende rails terecht zoodat hij op
de plaats dood bleef.
Ee n kiezer in een plattelands-ge
meente van Gelderland dezer dagen in een
kiezersbijeenkomst zijn candidaat aanbe_
velende, zeide: „Ik bun geen vertoaler,
en ik wet dus niet wat „kandidoat"
beteikent, moar het zal wel willen zeggen
„kan-die dat?" en dan beweer ik, dat de
miene 't evengoed kan als de beste".
Ook een jubilé. Te Eemr.es heeft
een nachtwacht zijn gouden jubilé als
zoodanig gevierd.
Groningen heeft zijn hengst Dreyfus
en Drente zijn hengst Zola. Bij de jongste
hengstenkeuringen zijn deze namen ter
inschrijving in 't hengstenboek ingeschre
ven. Nu moeten zij in Zeeland nog den
hengst Labori zien te krijgen en in Friesland
den hengst E«terhazy of du Paty de Clam,
dan is da parodie op de tragedie, thans
in Frankrijk afgespeeld, voltooid.
En dan Zola behoort tot dierenbe
schermers. Als die hengst dat eens wist I
Maar wanaeer hem dan verhaald wordt
van de duizenden menschenzielen door dezen
dierenbeschermer met zijn vieze romans
vergiftigd, of de hengst daar in Drenthe
zich zijn naam dan niet schamen zal?
Want hoe ook sympathiseerende met
Zola's rechtsgevoel, voor zijn realiseerend
talent behoort zelfs sen hengst afschuw te
hebben.
Woensdag reisden een man en vrouw
met een ziekelijk jongetje, per sneltrein
van Enschedé naar Deventer om een dokter
te raadplegen. Nabij Rijssen viel het jon
getje uit den trein, de trein reed natuurlijk
door. De moeder van den knaap ten einde
raad, wilde uit den trein springen, doch
haar broeder belette haar dit. Eerst nabij
Holten kwamen zij op de gedachte de
noodrem in beweging te brengen. De trein
stopte. Moeder en oom van 't knaapje stap
ten uit en snelden den anderhalf uur lan
gen weg langs de lijn naar Eijssen terug
om hun kind te zoeken. Daar vonden zij
't kind, in een naburige woning opgenomen
en gelukkig slechts licht gewond, zoo goed
als ongedeerd.
Door de politie te Leiden is aan
gehouden de knecht van de universiteits
bibliotheek aldaar, S. genaamd, die zich
heeft schuldig gemaakt aan diefstal t< n
nadeele van het rijk van boeken en pla
ten, behoorende tot de verzameling van
genoemde bibliotheek. Bij onderzoek blijkt
dat hg reeds jaren zich zoo nu en dan wat
toegeëigend heeft, al hetwelk hij ten eigen
bate heeft verkocht aan een boekbinder,
die op zijn beurt het gestolene weder ver
kocht. Niettegenstaande dit laatste, wsrd
een hoeveelheid boeken en platen in be
slag genomen, groot genoeg om op een
handwagen te worden vervoerd. De dief
stal werd door den directeur der bibli
otheek ontdekt, die S. tot bekentenis wist
te brengen en hem onmiddellijk uit den
dienst wegzond.
Amsterdam krijgt een nienw
beursgebouw maar nu houden B. en W.
de plannen voor den bouw geheim de
gemeenteraad had het heft uit de handen
gegeven door de zaak heel en al aan het
dagelijksch bestuur over te laten; en de
nieuwsgierigheid der burgerij blijft onbe
vredigd. De groene Amsterdammer paro-
diëerde dit in haar jongste Dommer door
een guitige plaat van Braakensiek burgers
de loods op 't damrak intrappend om te
kunnen kijken.
Aan het negentiende Jaarverslag van de Unie Een School met den Bijbel ont-
leenen wij den volgenden
STAAT VAN DE SCHOLEN MET DEN BIJBEL.
PROVINCIËN.
GETAL SCHOLEN
op 1 Ja«.1897op 1 Jan. 1898
GETAL LEERLINGEN,
op 1 Jan. 1897] op 1 Jan. 1898
46
50
7137
7362
Friesland
105
106
10851
10920
11
11
1854
1894
21
21
3523
3543
81
82
11194
11225
Utrecht
51
51
8107
8178
Noord-Holland
81
83
17208
17101
Zuid-Holland
153
155
29493
30212
30
31
3583
3523
Noord-Brabant
18
18
2158
2154
1
1
30
27
598
609
95138
96139
Van deze 609 scholen zijn er 159 aangesloten bij de Vereen, voor C.N.S. waarvan
er 138 woiden gesubsidieerd tot een bedrag van f7150.Door de Vereeniging voor
Gereformeerd Schoolonderwijs worden 30 scholen gesubsidieerd tot een bedrag van
f1425.terwijl er 307 scholen bij den Schoolraad en 67 bij de Vereeniging voor
Christelijk Volksonderwijs zijn aangesloten.
Deze 609 scholen vertegenwoordigen eene waarde van f6.090.000.wijl de gemid
delde prijs per school op ongeveer f 10.0C0.kan gesteld worden.
Voor de 96139 leerlingen, die onze scholen bezoeken, wordt jaarlijks (berekend
tegen f20.min f5 aan Rijkssubsidie f 25 per kind) ongeveer f 1.443.000.— door
de ouders en belangstellenden in de School met den Bijbel vrijwillig te zamen gebracht.
De Eijkssubsidie bedraagt ongeveer f 481.000.
Het aantal (hulponderwijzers en (hulp)onderwijzeressen, dat aan de Scholen met
den Bijbel werkzaam is bedraagt 1582, (tegen 1491 op 1 Jannari 1897). In 1897
hebben 138 kweekelingen de akte van onder wijzer(es) verkregen (tegen 90 het vorige jaar).
Het aantal kweekelingen bedroeg op den lsten Januari van 1892 440, van
1893 520, van 1894 630, van 1895 873, van 1896 1056, van
1897 1157 en van 1898 |223.
Op 1 Jan. 1198 waren aan 142 Scholen (tegen 187 op 1 Jan. '97) 148 onder
wijzers (tegen 202 op 1 Jan. '97) minder, dan bij K. B. van 18 April 1890
(Stbl. No. 64) gevorderd .worden. Bij volledige toepassing der Wet op het L. O.
zouden er nu 176 (tegen 245 in het vorige jaar) te min zijn
AANTAL
n er nu 176 (tegen 245 in het vorige jaar) te min zijn.
AANTAL Scholen met den Bijbel.
Op 1 Jan. 1873 waren er 300 Op 1 Jan. 1889
1 1880 340 1 189C
1 1*Q1 1 1Ö01
1
1
1
n 1
1
n 1
n 1
n 1
1880
1881
1882
1883
1884
1885
1886
1887
1888
n
n
340
350
365
375
395
415
425
441
460
V
n
ri
n
n
n
n
Jan.
n
v
n
rj
n
n
n
w
n
1889 waren er 480
1890 488
1891
1892
1893
1894
1895
1896
1897
1898
n
n
n
n
M
n
488
500
525
546
558
570
586
598
609
Nu is er een adres den raad aangeboden i
om hem te bewegen toch de plannen ter
bezichtiging te stellen. Na veel loven en
bieden heeft de raad aan B. en W. de toe
zegging weten te ontlokken dat de plan
nen in een volgende vergadering den raad
uilen bereiken, doch dat de raad geen
wijzigingen in 't plan mag aanbrengen.
De begrafenis van een Scheveninger
visscher.
Uit Wijk-aan-Zee zond men aan De Tijd
onderstaand treffend schetsje
In deze maanden, waarin telkens opnieuw
de winterstormen opsteken en zware golven
tegen onze kusten slaan, heeft de zee
meermalen lijken terug, die ze reeds maanden
lang in haar diepte bewaarde, als werden
bij al de nieuwe offers, die ze in zulke
dagen tot zich neemt, de vroegere haar
te veeldie werpt ze dan onverschillig
op het strand, om den kustbewoners te
doen zien, dat haar bulderende bedreigin
gen niet ijdel zijn.
Zoo ook Woensdagmorgen. Op den rug,
met de beenen tegen de glooiing van het
afgeslagen duin en het slappe hoofd omlaag,
waar de uitloopende golven het nog telkens
ovdrspoelden, lag het lijk van een man,
een „dooi-keerl", zooals hier het volk zegt.
Hooge zeelaarzen en het dikke wollen
buis duidden den visscher aan.
Meeuwen en kraaien zweefden in groote
kringen erboven, steeds lager.
Op een baar werd het lichaam gedragen
naar het lijkenhuis; daar lag het in de
lage donkere schuur, met slap afhangende
armen, veel akeliger dan op het vrije strand,
en alleen
Aan de kusten van Bretagne worden de
aangespoelde lijken neergelegd in een kapel,
tusschen brandende kaarsen, en de vrouwen
der zeelieden knielen er omheen, biddend.
Bij ons kent men zulk een dooden-
wacht nietalleen de overheid bemoeit zich
met den drenkeling zij doet hem opbergen
en zoekt uit te vindan wie hij is geweest.
Nog vóór den middag trok een troep
mannen in oliejassen en zuidwesters het
dorpje binnen.
liet waren Scheveningers, die te IJmuiden
lagen met hun schepen en ondanks den
storm langs het strand waren gekomen om
het lijk te zien.
Het zou wel een Scheveninger zijnle
vert niet hun dorp van oudsher het grootste
deel der hecatombe, die de Noordzee eischt
van onze visschers Was niet, nauwelijks
zes dagen geleden, nog een Scheveningsche
bom in één minuut te morsel geslagen op de
pierblokken te IJmuiden, zonder dat van
de acht schepelingen één enkele zich had
kunnen redden
Het was dan ook een Soheveningerde
kleeren en enkele kleinigheden in de zakken
deden het lijk herkennen. Maar hij behoorde
niet tot de laatste offers der zee.
In een stormaohtigen winternacht op het
eind van 11. Nev. werd ver van onze kust,
op de haringgronden, een Scheveningsche
bomschuit overvaren door een veel gr.otere
Engelsche smak zes der opvarenden kon
den nog overspringen voordat het maar
weinig beschadigde Engelsche schip weg
geslagen werd door de hooge zeeën, zonder
iets te kunnen wagen tot redding der
drie ongelukkigen, die den sprong niet
meer hadden kunnen, doen, en nu verlo
ren waren, want de bom was zwaar ge
havend en zinkend
Ondanks de windvlagen drong het hulp-
gegil tot de geredden door, maar altijd
grooter werd de afstand tusschen beide
schepen toeh kwam, telkens als da smak
door de hooge zeeën werd opgestuwd,
de bom weer in het gezichtzij zonk steeds
dieper, maar langzaam. Duurde dit minu
ten of uren Niemand kan het zeggen,
maar eindelijk, toen het Engelsche schip
andermaal over den top van een hooge
golf gleed, viel er niets meer te zien op
de plek, waar zooeven de Scheveninger
nog was waargenomen
Een der drie verongelukten was een
jonge man van 28 jaar.
Eiken dag heeft zijn vader sinds gebe
den, dat ten minste het lijk van zijn kind
hem mocht worden weergegeven. Zijn ge
bed is verhoord, want het was zijn zoon,
die de zeestroomingen na drie maanden
aanbrachten uit do Schotsohe watereu naar
de Hollandiche kust.
Op het protestantsche kerkhof van het
kleine dorpje tusschen de hooge duinen
is hij gisteren begraven. Achter het lijk
liepen de vader, een broeder en vrienden,
ook een van de mannen die de ramp had
den overleefd dan volgden de vrouwen
in oud-Scheveningsche dracht sterk staken
de witte mutsen af tegen de lange, zwarte
schoudermantels en rokken.
Voorop de moeder van den schipbreu
keling, en naast haar, snikkend, een bleek
meisje, slank en heel jong nog, dat dezer
dagen zijn vrouw zou geworden zijn, in
dien hij behouden had mogen terugkeeren.
De voorganger sprak bij het open graf, als
een Christen, van berusting in den wil des
Heeren „God, die den storm beschikte,
had in Zijn goedheid den gestorvene toch
ook den tijd gegeven, zich met Hem te
verzoenen, indien dit noodig ware dus
mocht men hopen.
Toen werd door de verwanten met on-
gedekten hoofde een psalm aangeheven,
waarvan die hoop sprak.
Tegen de zware mannenstemmen klon
ken de fijnere der vrouwen van de moe
der en van haar, die naast deze stond
zij zongen zwak en ongelijk, doordat er
telkens stemmen ophielden in een snik,
en daarna weer bevend invielen, maar
nooit heeft zelfs de best uitgevoerde treur
muziek mij zóó getroffen. Daarna was het
afgeloopen enkele scheppen zand drenn-
den nog op de kist, en da* gingen de ver
wanten weer weg van het kerkhof, twee
aan twee voorop de vader en het aller
laatst de moeder en de bruid.
Ingezonden Stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie
Stnkkeu worden iu geeu geral teruggezonden.
Mijnheer de Redacteur
Iu uw nummer van Dinsdag is opge
nomen een ingezonden stuk van den heer
de Wilde, waarin nog eens wordt nagepleit
op het debat van 25 Februari.
Mij wordt daarin verweten dat ik ge
zegd zou hebben dat „de geheele Haag-
sche afdeeling aan Patrimonium den rug
heeft teegekeerd" iets wat bewijst dat
„mijn geheugen niet bijster sterk moet
zijn", daar toch al de bladen die van de
scheuring iu die afdeeling melding maak
ten tegelijk mededeelden dat de aanzien
lijke minderheid, na het besluit der meer
derheid om zich van den Bond af te schei
den onmiddellijk tol de voortzetting van
de afdeeling besloot".
Ik wil even releveeren in welk verband
ik die woorden „de geheele Haagsche
afdeeling" heb gebezigd. Na er op gewe
zen te hebben dat in de laatste jaren
velen Patrimonium verlaten hadden, heb
ik gezegd „zelfs maakte zich de geheele
afdeeling te 's Gravenhage los van dien
Bond". Dat wil dus eenvoudig zeggen
velen verlieten Patrimonium, ja zelfs eene
geheele afdeeling maakte zich los. (Ik had
kunnen zeggen meer dan ééno afdeeling.
Tenminste behalve den Haag is ,my nog
een tweede voorbeeld bekend).
Die uitdrukking „eene geheele afdeeling"
wil in dit verband, natuurlijk volstrekt
niet zeggen: „eene atdeeling met al hare
leden". Alleen wie absoluut verkeerd wil
verstaan zou dat zóo spvatten. Maar bo
vendien heb ik in het debat er ook nog
bijgezegd „Natuurlijk gingen niet alle
leden mee".
In elk geval is het een niet te looche
nen feit dat de Haagsche afdeeling van
Patrimonium zich van dien Bond heeft los
gescheurd..
D« aanleiding tot dit feit, en de rol
die de heer de Wilde daartij gespeeld
heeft, zijn mij bekend. Een en ander is
mij medegedeeld door een persoon, ook U,
M. de E., bekend, en die, ik twijfel er
geen oogenblik aan, ook door U wordt
geëerd en voor volkomen geloofwaardig
gehouden. Afgaande op de inlichtiagen,
mij door dier. persoon verschaft, twijfel
ik niet of de heer de Wilde zal in sijn
binnenkamer want openlijk zal hij dat
nooit doen wel het juiste antwoord
kunnen geven op de vraagwaar ligt de
schuld van wat in den Haag gebeurde
Over mijn geheugen beheeft de heer de
Wilde zich waarlijk niette ongerust tema
ken. Het verkeert iu een vrij wat guns
tiger toestand dan het zijne. Hg zal mg
ten goede houden dat ik dit zeg. Immers,
ik maak hem daarmede eigenlijk nog een
compliment. Eeeds in twee gevallen stond
ik voor de keuzeof twijfelen aau de
waarheidsliefde van genoemden heer, of
twijfelen aan mijn geheugen. Uit beleefd
heid zal ik nu maar zeggen dat ik het
laatste doe
Wat de heer de Wilde verder schrijft,
is niet tot mg gericht. Maar een enkel
punt wil ik toch nog aanroeren.
Tot mijn vriend Plazier wordt o. a. de
vraag gericht„waaraan de afdeeling, waar
van hij te kwader ure voorzitter is gewor
den, haar aandacht wijdt?" „Wat
nut doet die afdeeling dan toch
Terloops wil ik opmerken dat het niet
duidelijk is of dat „te kwader ure" moet
beschouwd worden als eene insinnatie aan
het adres van den heer Plazier, of welaan
dat der bedoelde vereeniging.
Maar het merkwaardigste in de aange
haalde zinsnede is het eigenaardige kijkje
dat zij ons gunt op wat naar de meening
van den heer de Wilde het doel van eene
werkliedenvereeniging behoort te zijn.
Stelt zij zich niet ten taak de behandeling
van „wettelijke quaestiën", dan vraagt hg
met groote verwendering„wat nut doet
zij dan toch
Ik zal hier op die vraag niet antwoor
den. Wat nut onze vereeniging doet,
dat weten haar ruim honderd leden en
hunne gezinnen dat weet heel Goes. Dat
de heer de Wilde het niet weet dat
is mij volmaakt onverschillig. Want plat
weg gezegdhet gaat hem evenmin aan
als deze geheele geschiedenis, die behoort
tot de inwendige aangelegenheden van
Goeswaarin wij de bedilachtige inmen
ging van niet-Goesenaars best kunnen
missen.
U, M. de E., dankzeggend voor de mij
afgestane ruimte, heb ik de eer te zijn,
Hoogachtend,
Uw dienstw. dien.
C. E. VAN KOETSVELD.
Goes, 8 Maart '98.
Wij merken den geachten inzender
op dat de geloofwaardigheid van een per
soon nog niet medebrengt dat deze goed
was ingelicht, zoodat wij niet kunnen beoor-
deelen of hier een rol is gespeeld en welke.
In den regel worden zei de Neder
lander, laatst 't felst bestreden die ons het
naast staan en dit kaa bij de beoordee
ling van 't gebeurde in Den Haag ook wel
't geval geweest zijn. Red.
Mijnheer de Redacteur I
U zult mg wel vergunnen enkele vra
gen van den heer H. de Wilde voorko
mende in uw blad van Dinsdag 11. te
beantwoorden.
Op de vraag of ik zooveel moeilijk
heden als voorzitter vau de Goesche
afdeeling Patrimonium van de gereformeerde
broeders die er destijds in waren heb
ondervonden zeg ik Neen ik heb znlks
ook niet beweerd. Door mg is het feit
geconstateerd dat na '86 de liefde voor
Patrimonium verminderde bij Hervormden
en gereformeerden beide. Zichtbaar in
hst niet meer komen op de vergaderingen
en het zachtkens aan bedanken als lid.
Ook is de heer de Wilde van oordeel
dat ds christelijke werkliedenvereeniging
waarvan ik volgens hem te kwader ure
voorzitter geworden ben (is het voor de
vereeniging of voor mij) aan verval van
krachten zal sterven. Ik wil genoemden
heer geruststellen. Er bestaat voor ons
ook een sociaal vraagstuk. Maar wij
zoeken de oplossing er van op een andere
wijze dan Patrimonium. Niet in het
oritiseercu van bestaande wetten en het
afkeuren van regeeringsda len, het voort
durend vragui naar nieuwe wetten, om
bescherming ran den arbeid en dergelijke,
die nieuwe teleurstellingen moeten geven
omdat er geen wetten te maken zijn die
allen bevredigen. Men vraagt ore pensio
neering van staatswege (althansgedeeltelijk)
en men is er van overtuigd en spreekt
dat ook uit dat de staat het niet doen
kan. Men roept om kamers van arbeid,
en als ze er zijn, noemt men dit knollen
voor citroenen verkoopen.
Moet dat niet de werklieden ontevreden
maken, en ze tot de socialisten drijven
waartegen de heer de Wilde zoo waar
schuwt Het blad „Patrimoniam" heb
ik van de oprichting tot heden altijd
gelezen, ook nu en daa eens wat de heer
de Wilde in zgn blad echreef, en menig
maal is mij daarbij de verzuchting *an
de lippen gekomen bewaar ons Heer
voor onze vrienden. Op dien weg volgen
wij noch Patrimonium noch den heer de
Wilde. Wij zullen in stilheid onzen weg
gaan en zoolang God ons de krachten
geeft blijven arbeiden in het belang der
werklieden als eersten eisch stellende het
koninklijk Gods te zoeken, het geluk noch
van den staat noch van wetten te ver
wachten, maar zelve de handen uit te
steken naar hetgeen onder ons bereik is
tot verbetering. Zoo gaan wij voort in
's Heeren kracht, ouxe hulp van Hem
verwachtende.
Mocht de heer de Wilde meer van
onze vereeniging willen weten, dan ben
ik bereid in partikuliere correspondentie
te treden, maar in publieke bladsn schrjjf
ik niet meer over deze zaak daar het
mijne inziens geen nut doet.
U dankende voor de verleende plaats
ruimte Mijnheer de Eedacteur, blijf ik
Uw dw. dienaar
J. PLAZIER.
Goes, 9 Maart '98.
AI)\KUTK\T1F\*
Heden herdenkt A. LE DUC
/ff den dag waarop hij vóór 30 jaar
w bij wijlen mijnen vader in dienst
ij trad.
Gedurende al dien tijd, waarvan de
I' laatste 12 jaar in mijnen dienst,
J|j was hij met lust en ijver, trouw «g
X\ en eerlijk werkzaam.
L. K. YAN DER HARST J.Jz.,
Apotheker.
I, Middelburg, 12 Maart 1898.
Heden overleed zacht en kalm,
in vast geloofsvertrouwen op de be-
lofteiissen Gods, in Christus, onze
zoergeliefde Echtgenoot, Vader, Be
huwd- en Grootvader, de Heer
JOHANNES ADRIAAN TAZELAAR,
in den ouderdom van ruim 64 jaar.
Uit aller naam,
De Wed. A. TAZELAAR-
Dbegmans.
Ter Neuzen, 9 Maart 1898.
Heden behaagde het den H®6'
van leven en dood van mijne zijde
weg te nemen mijne veel geliefde
echtgenoot en moeder
LEDiTJE DE VISSER,
in den ouderdom van 26 jaren diep
betreurd door mij, hare ouders en
verdere familie.
P. DE VISSER Sz.
Domburg, 11 Maart 1898.
dezen betuigen wij, ook namens
onze kinderen, onzen hartelgken dank
aan allen voor de bewijzen van belang
stelling ons, zes dezer betoond.
A. C. DE SMIT
en Echtgenoote.
Emmanuelpolder, Maart '98.