NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
lo. 65. 1898.
Dinsdag 1 HaatÉ.
ttoaaffde laargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
JACOB DEKKER,
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Isaac da Costa.
elkpn MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
EN
van I 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Leerplicht.
Het verdient opmerking dat de leer-
dwang niet algemeen wordt afgekeurd door
de vereenigingen tot wering van schoolver
zuim.
Maar er zijn nog tal van dergelijke ver
eenigingen die wel goede resultaten van
hun pogen zagen, en waarom zwijgen die
Een lid van de Haagsche vereeniging
tot wering van schoolverzuim heeft 't zoo
duidelijk mogelijk gezegd Niet door dwang
maar door drang zal het schoolverzuim
verdwijnen.
Geen wetmaar de arbeid der vereeni
gingen moet 't doen.
Zedelijke middelen.
En zoolang die goed werken, houde de
wet haar ijzeren hand er van af.
Een nieuw soort Geuzen.
De Standaard schrijft
„Mr. Verkouteren heeft in de Revue de
Droit public een zoogenaamd overzicht ge
geven van onze parlementaire geschiedenis
van 1896/97.
Naar dit overzicht te oordeelen, zou de
Chr. hist. party zoo wat den toon aangeven
in onze politiek.
Z« won, zegt het overzicht, drie leden
in de Earner; dat moeten dan zijn de
beeren Bastert, Van Earnebeek en De
Visser.
En zie, deze aldus vertegenwoordigde
party wordt nu genoemd „L'ancien parti
des gueuxa. De oude Geuzen-partij.
Is het nu toch niet komisch, in mannen
als een Bastert en een Van Earnebeek
de type onzer oude-geuzen terug te willen
vinden
FEUILLETON.
Vervolg). (6
'tJaar 1844 was nog in een ander op
zicht voor den Dichter merkwaardig. Er
kwam ernstig sprake van, dat hem een
extra-professoraat aan de Amsterdamsche
Universiteit zou opgedragen worden. Voor
al de geachiedschrij ver Bosscha en de
dichter en schrijver Jacob van Lennep
werkte» te zijnen gunste. Doch het zou
wel een wonder geweest zijn, als de klein
geestige cóterieën, die Bilderdyk eenmaal
van de Hoogeschool geweerd hadden, zyn
geestelijken zoon daaraan een plaats ge
schonken hadden.
„Een leerstoel voor u? U, den leidsman der
(dwaling!
„Onz jeugd, met vernuften tot meesters,
(uw buit
Alzoo teekent Potgieter met de hem
eigen scherpte de, ten ieele naamloos ge
dreven, oppositie, die ten slotte uitwerkte
dat Da Costa, die ook nu niet anders
wenschte beschouwd te worden dan als
de schrijver der „Bezwaren" en'der ,Sad-
duceën", voorbijgegaan werd.
Bij Bilderdyk had een soortgelijke kren
king bitterheid gewekt, Da Costa zag er
een spoorslag in, te ijveriger op zijn eeQ.
zame stelling te waken en te strijden voor
Gods eerwerd hem geen leerstoel aan de
Akademie gegund hij sprak en zong
voor een steeds wassenden kring uit zijn
gansche volk.
Vooral het jaar 1847 was voor de poëzie
een vruchtbaar jaar, eerst verscheen, in
den bundelBijbelsche vrouwen„Hagar"
en op 't einde des jaars de tweede grootere
„zang des tijds" „Wachter wat is er van
den nacht?"
„Hagar" neemt onder de stukken van
Da Costa in vele opzichten een eenige
plaats in. Men heeft het, met 't oog op
de plaats, waar 't speelt, en op de afkomst
van den Dichter, een Oostersch lied ge
noemd. Busken Huet, wiens kritiek in
den regel meer aanleiding geeft tot denken
dan wel ons bevredigt, heeft op dat „Oos
tersch" een aanmerking gemaakt, die ons
voorkomt niet geheel onjuist te zijn. Da
En noch komischer wordt dit, als de
schrijver de toekomstige recruten van deze
Geuzenpartij, in 't gemeen onder de oud
liberalenzegt te zoeken.
A la bonne heure l Als Van Delden
weer naar het Binnenhof gaat, komt een
vierde Geus bij het drietal dat er reeds is 1
Ons dunkt, interessanter zou het zijn,
zoo de heer Verkouteren een volgend
maal, in plaats van zich aan zulke ko
mische combinatiën te wagen, eens voor
het buitenland duidelijk maakte, welke de
politiek is, die door zijne partij in het
Parlement wordt bepleit en voorgestaan.
Dan wisten wy het, in het binnenland,
meteen.
Dusver is er anders niets van gemerkt".
- Tot zoo ver de Standaard.
Ook wy willen eerlijk bekennen ge
lachen te hebben bij de gedachte dat de
oud-commissaris, oud-minister Van Earne
beek van 't geslacht der echte geuzen
zou zyn.
De brand te Amsterdam die vier slacht
offers maakte en ontstond door het in
brand vliegen van een petroleumlamp die
gevuld werd terwijl zij aan was, doet op
nieuw de vraag rijzen of de regeering
niet wijs zal doen met hare aandacht te
schenken aan het adres der Ned. Maat
schappij tot bevordering van ny verheid in
zake de noodzakelijkheid van een verplichte
controle op de hier ingevoerde petroleum.
Er is petroleum met naphta vermengd
in den handel en die petroleum is zeer
gevaarlijk; zij ontvlamt reeds bij 21o Cel
sius warmte terwijl de niet met naphta
vermengde pas bij een hitte van 40* ont-
Costa had volgens hem geen rechte voor
stelling van 't Oosten, wat o. a. hieruit,
blijkt, dat hij Homerus tot de zonen van
't Westen rekent en in Lamartine's dicht
den adem van 't Oosten meent te voelen
(zie zijn gedicht „Aan Lamartine", en de
„Inleiding" tot de „Voorzienigheid"). Hij
kende 't Oosten alleen uit den Staten-
Bijbel, beweert Huet, en heeft nauwelijks
acht geslagen op de resultaten van het
onderzoek near 't Morgenlandsche leven en
streven, in deze eeuw met zulk een ijver
en met zoo rijk gevolg in 't werk gesteld.
Met Da Costa's dicht en proza voor ons
vinden wy geen genoegzame motieven, dit
laatste te weerspreken.
En zou mea wel ooit van 't „Oostersch"
in Da Costa's werken gesproken hebben,
ware hij zelf geen Oosterling van afkomst
geweest Zeker hij heeft iets eigenaardigs in
zijn wijze van schrijven tot in zijn
briefstijl toe hij is in meer dan één
opzicht een „éénig" man. Maar is, wat hem
kenmerkt niet eer een trek van den Ibe-
rischen ridderstam, dan van den Ooster
ling? niet evenzeer een vrucht van zijn
lessen, van Bilderdijk ontvangen, dan juist
een gevolg van zyn afkomst Wat
„Hagar" aanbelangt wij kunnen dit
lied volstrekt niet meer Oostersch vinden,
dan b.v. „Mahomed" van Dr. Schaepman
(Aya Sofia) maar 'tis er geen greintje
minder om
Onderwerp is de (voor de eerste maal)
vluchtende dienstmaagd van Sara, zwervend
in Berséba's woestijn. De dichter ziet haar
aan, haar, „de moeder Ismaels," en in
haar den ganschen Ismaelietischen stam in
aijn wereldhistorische beteekenis als teler
en verbreider van, en kampioen voorden
Islam. Hij ziet hem, den roover der
woestijn, dien zoon van Abraham en om
diens wil toch ook gezegend, al is 't ook
als bij Ezau buiten de vettigheden der
aarde en den dauw des hemels met 't
„dier slechts in zyn dienst": den kemel en
het paard, (door Da Costa keurig ge
schilderd).
Hy ziet de benden der Arabieren gansch
Noord-Afrika en Voor-Azië overstroomen
hij ziet ze, nadat de „Ooster-christenheid,
dien naam sinds lang onwaard" den Eoran
heeft moeten aanvaarden, ook „Calpes rot
sen" beklimmen en Spanje overmeesteren.
plofbaar is, dat is een verschil van onge
veer 100 pCt.
Ons dunkt dat men nu al genoeg men-
schenlevens te betreuren heeft gehad met
dit verraderlijk soort petroleum.
Liever geen persoonlijken dienstplicht
dan zulk een waarbij op nieuw een groote
onrechtvaardigheid wordt gehandhaafd.
Zoo schreef de Midd. Crt.
Het was klare wijn.
Taal voor geen tweeërlei uitlegging vat
baar.
Men rekende haar bij voorbaat al onder
de tegenstanders.
Wel vond dit onmogelijke, alles- of niets-
standpunt bij hare vrienden geen instem
ming. Maar, onmogelijk of niet, het is
dan toch een standpunt, en iedere party
heeft er dan ook op haar beurt wel eens
gebruik van gemaakt.
Dan de Midd. Crt. bedoelde 't zoo kwaad
niet.
Vooral, nu „anderen weer bezig zyn uit
die woorden politieke munt te slaan op
ergerlijke wijze".
Men kan dus luidt hare toelichting
tegenover het aanhangige ontwerp tot
afschaffing der dienstvervanging verschil
lend standpunt innemeneu vooral ook
tegenover de quaestie der ontheffingen.
Wel houdt zy staande dat „de geheele
handhaving, de uitbreiding der bestaande
ontheffingen onrechtvaardig" is, dat dit
„een antidemocratisch beginsel" is dat niet
„eenigen een voorrecht moeten hebben
tegenover anderen voor wie de dienstver
vulling in hun carrière en positie veel
Midd. Crt. 19 Fsbr.
Zie, de gieren trekken ook de Pyreneeën
over zal ook 't westen moeten bukken
Neende Hamer des Heeren (Earel
Martél) verplet hen.
De dichter zoekt de oorzaak dier ont
zettende machtsontwikkeling, zoekt Moham
med te doorgronden en een antwoord te
geven op de zoo hoogst moeilijke vraag
vanwaar zyn verbazende invloed op de
wereldgeschiedenis Hij schetst ook
de vervulling der bekende profetie van de
twaalf koningen uit Ismaëlhij ziet de
heerlijkheid der rijken van Bagdad en
Cordova.
„De Christenvolken slapen
„Hun middeneeuwschen slaap, 'tls nacht.
(Maar juist die nacht
„Beheerscht de Halvemaan met heel haar
(sterrenwacht."
En toch Hagar is Sara Ismaël is
Izaak niet en de toekomst behoort niet de
Halve Maan, maar 't Eruis. De kruistochten
„falen" er was wellicht in 't gedicht
voor een andere beschouwing geen plaats;
anders kan Da Costa niet gedeeld hebben
in de conventioneele beschouwing der Eruis-
tochten (de kruistochtrazernij, die lazarij en
boekweit naar Europa gebracht heeft"
moet ze opgevat hebben in den geest,
die later door dr. Schaepman zoo wel
vertolkt is (zie „De Paus" en „Aya Sofia")
maar 't Westen ontwaakt de sluime
rende Gemeente leeft op, en straks
de Janitsaar valt op 't moordbevel van
zijn eigen heer en Navarino's kanonge
bulder verkondigtde Halve Maan gaat
onder
En toch: Bileams profetie eindigt met
duisternis, zelfs Heber vaart ten verderve
maar iedere Goddelijke profetie eindigt
met 't Lichtdat vertolkt ook Da Costa,
als hy Abrahams gebed verhoord ziet in
de toebrenging van „Nebajöth, Midian en
Hefa", als hij 't lied opvangt van alle
volken, van den Ganges af tot Missisippi's
't Loont de moeite Da Costa's beschou
wing van Mekka" s profeet te vergelijken
met de bovengenoemde van Schaepman
beide bevatten ongetwijfeld een goed deel
waarheid. Als 't niet al te vermetel was-
een zoodanig oordeel te vellen, zou ik zeggen
dat S. 't raadsel meer bevredigend oplost
dan Da Costa.
meer materiëele bezwaren oplevert"en
dat „een einde te maken aan die onthef
fingen een rechtvaardige sociale politiek
van de regeering als no. 1 op haar pro
gram" staande, wezen zou.
Maar een boos opzet om de regeering
te doen duikelen, koestert zij niet. Zij
schreef „alleen over hetgeen (zij) liever
zou wenschen, over het verwerpen van
het ontwerp omdat aan onze voorkeur niet
wordt voldaan, (heeft zij) geen woord
gerept".
Zij gaat zelfs nog een stap verder. Zy
wenscht dat die ontheffingen by amende
ment uit 't wetsontwerp gelicht worden
en lukt dat niet, dan de wet toch maar
aan te nemen.
Wij achten 't noodig van deze toelichting
een ander leest er misschien een gewijzigde
meening in, nota te nemen, dewijl ook
wy uit hare absolute bedreiging liever
niets dan dat hadden opgemaakt dat
het wetsontwerp tot invoering van den
persoonlijken dienstplicht op de stem der
liberalen type Middelburgsche Courant
niet zou mogen rekenen.
Trouwens meerderen dan wy hadden er
dit in gelezen.
De Midd. Crt. schreef
„Liever geen regeling tot invoering van
den persoonlijken dienstplicht dan zulk
een waarbij opnieuw een groote onrecht
vaardigheid wordt gehandhaafd."
Liberale bladen als Haarlemsche Crt. en
Utrechtsch Dagblad lieten zich eveneens
door deze mannentaal verleiden om hunne
collega by de tegenstanders in te lijven.
Zij spraken van „zonderling", ,,'t ministerie
een duw geven", „de wet laten duikelen",
„het breekijzer zetten in de reet", en der-
boorden," ter eere van Yader, Zoon en
Geest.
Ten slotte slaat hy ook op Hagar nog
een blik en laat haar in haar voorbeeld
prediken onderwerping aan Gods wil is
de eenige ware vrijheid.
Onze lezers zullen 't ons naar we hopen,
niet euvel duiden, zoo we wel wat lang
by dit lied stilstonden „Hagar" is volgens
vele bevoegde beoordeelaars Da Costa's
meesterstuk een lof door anderen aan
„25 jaren" of aan den „Slag bij Nieuw-
poort" toegekend is in elk geval een
zoo zeldzaam schoon gedicht, dat men
telkens, als men 't weer overleest, nieuwe
schoonheden ontdekt een parelsnoer,
waarvan elke parel zijn eigen heerlijkheid
bezit en die door hun samenvoeging hun
bijzonder schoon nog meer doen uitkomen.
't Lied van den Wachter („Wachter 1
wat is er van den nacht is een blik
met profetisch oog geslagen op de wereld,
aan den vooravond der Februariomwente-
ling. Eerst worden Tijd en Tijdgeest in
't algemeen beschreven dan vraagt de
Dichter, wat zal de Tijd baren voor elk
volk in 't bijzonder?
Voor Nederland o mijn Yolk, kies,
wien gij dienen wilt, en kiest den God
der Yaderen roept Da Costa aan onze natie
toe. Wacht noch van Conservatisme, nooh
van Liberalisme heil, als zij beiden niet
rekenen met God, en vertrouw ook niet
al te zeervrede, vrede, geen gevaar
Engeland ziet u nog met de oude jalouzie
aan, Frankrijk droomt van zijn „natuurlijke
grenzen", Dnitschland streeft naar een
Fan-Germanistisch ryk. En dat Dnitschland
is ten prooi aan 't ongeloof en dat
Frankryk is een reeds schuddende vulkaan
en dat Engeland Ja 't is groot
minder nog als beheerscheresse der zee,
dan als prediker des Evangelie's, als be
vrijder der slaven, als baanbreker op de
velden der wetenschap en toch Ierlands
honger, Londens armoede, Londens weelde
en zonde, en in 't land, waar „no popery
een volksleuze is geworden, een terugkeer
naar Rome in den vorm van 't Puseyisme.
al deze verschijnselen wettigen ook
hier de vraag
Wat wordt er uit dien nacht,
„o Wachter l welk een dag wordt aan de
(kim gewacht?"
gelijke.
Zij kunnen thans gerust zyn.
Wij wekken al onze vrienden te
's Heer Arendskerke, 's Heer Hen-
diikskinderen, Kraaijerts en Nieuw-
dorp dringend op om bij de op
Vrijdag a. s. te houden gemeente
raadsverkiezing hun stem uit te
brengen op
Een landbouwer, wiens degelijke
beginselen, practische zin en frissche
krachten, waarmede hij bereid is
het algemeen belang te dienen,
alleszins waarborg bieden dat hij
de plaats door den heer Lucasse
open gelaten, waardig zal vervullen.
Laat niemand der onzen achter
blijven. De stembus is open van
85 uur. Wie voor onzen candidaat
is heeft slechts 't witte puntje voor
den bovensten naam zwart te maken.
Meer niet.
28 Feb. 1898.
Schore. Tot lid van den gemeente
raad alhier is gekozen de heer A. Stevense
met 45 van de 62 stemmen.
Om gezondheidsredenen is met ingang
van 1 Maart eervol ontslagen mr. J. C. G.
Boot, ambtenaar van het O. M. bij de
kantongerechten voor de kantons Oostburg,
Terneuzen en Hulst, standplaats Middelburg.
Amerika ook daarheen slaat de ziener
den blik dat Westen, 't welk ons ,,'t
Oosten eens heiltijds" werd, die de aarde
„van al de smart moet troosten, geleden
eeuw en eeuw van de oude Dwinglandy"
Amerika 't land der vryheid, zal dat
ons waarlyk een land der belofte zijn
ochook hier bekoort de appel meer de
oogen dan den mondde lynchwet be
dreigt er de persoonlijke vryheid, en de
secessievraag vordert steeds scherper: op
lossing! En toch: waarlyk: is er één
land, waarop de Christen met dankbaren
naijver mag zien, dan is 't Amerika met
zyn waarlyk bewonderenswaardige werk
zaamheid voor zendingen barmhartigheid.
Rusland zal wellicht 't Oosten nog eens
weer, als in de dagen der Hunnen en
Wandalen, de ontaardende beschaving van
't Westen vernielen? 't Eon zijn: God
kon te lang getergd zijn volken en vorsten
vergeet 't niet: niet straffeloos wordt Zyn
genade veracht.
ItaliëPius IX aangebeden met den
naam van Liberaal. Zou 't waar kunnen
zijn Rome 't wachtwoord geven van Her
vorming? Zij worde dan ook der Eerk
niet ontzegd. (Men weet, hoe bitter de
verwachting teleurgesteld is, toen de liberale
Paus van Gaëta wederkeerde als fel re
actionair).
't Oostenal zijn glans is geweken.
Jerusalem is als een graf geworden, doch
door Profetenadems omruischt, die van
herleving spreken herleving ook voor
Israel, dat nu nog „met hartverscheurend
kleederscheuren" weent om zyn tempel
maar straks zal knielen voor Hem, Dien
't doorsteken heeft.
Alom dusstrijd en gisting wat zal
't einde zijn De Wachter antwoordt
De Spruit uit den wortel Davids zal re-
geeren zal de boosheid verdelgen met den
adem Zijns monds, zal Zyn volk vrede be
schikken op de herboren aarde in 't Nieuw
Jeruzalem, waar God zelf 't Licht zal
wezen en dat als vrucht Zijner zelf-
offerande. Dat zal wezen
»Yan al wat de aarde leed sinds de eerste
(zonde-ellend,
„Yan al wat de aard misdeed, de ont-
(knooping en het end I"
Wordt vervolgd).
B. E. W.