necht VOOR ZEELAND. &B EK HISTORISCH rg. aat 14 pCt. igazijn Granaten,| en welluidf ;0STENSE, aio. 63. 1898. Zilver, rsknecht zin, oodigd, NSTBODE ;voenng GV. s, Februari, acht ure. :amer. n 25 Cent. DROOG. k wordt cht: ading aat 14 pCt. ,rde en Scho- ES, T B 113, n groote GOED. Zilver wordt oers ingeruild •tikelen. gen aan van de en a en van de VERSCHIJNT elkkk MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. en F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN het meest tvertroflen is. Geestdrift en Toewijding. Buitenlandsch Overzicht. HET PROCES-ZOLA. )ES. IF. GEMEENTE^ armen. I BESTUUR. 'ehaald aan lagen RUININGEN. gdJ Tolfertsdijk. een RIESSE, Nadorst- een L. BARENTSEN, lburg. te G o e s in een ch buiten hui», eeuw, Goes. Prijs per drie maanden franco p. p.0,95. Enkele nummers0,02s. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Het is voorwaar een gelukkig ver schijnsel, dat in stad en dorp, arm en rijk, jong en ond rich opmaakt, om het feest der Inhuldiging van Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin, met meerde ren of minderen luieter te vieren. Reeds het bespreken of hooren bespre ken der voorloopige werkzaamheden doet het hart, dat Oranje bemint, weldadig aan. En wat zal bet dan zijn, als men door gansch Nederland zeggen kan „Wat al vlaggen allerwegen, Wat een bont gewoel op straat". Uit alles spreekt, als het goed i», ver knochtheid aan het Oranjehuis. De aatie viert dan haren hoogtijd. Groen en Oranje vertolken als om strijd de sprake van het hart. Illuminatie en vuurwerk schitteren overal. Er is nationale geestdrift. We noemden dit een gelukkig ver schijnsel, Immers hoe geheel anders ken het zjjn. En hoe dikwijls is het anders geweest in Nederland en elders. In plaat» van blij verschiet een donkere toekomst. Het hart vol bange sorg. De mond, zoo niet gesloten dan toch vol droef geklag. Legge men toch in deze niet te veel nadruk op de enorme massa geld, welke zulk eena feestviering noodwendig vraagt. Het koel berekenend verstaad zwijge een oogenblik voor de welsprekende taal van het hart. Men legge ds nnttigheidsbejagers in deze het zwijgen op. "Wie toch zal in het dagelijksche leven wraken, dat de minder bedeelde te midden van eigen kring, een hoogtijd viert, met te meer verlangen verbeid, omdat znlk een tijd zoo hoogst zelden voorkomt Wie zal het den werkman euvel duiden, dat hij een kleinigheid, een deel zijner spaarpenningen missehien afzondert, om een heugelijke gebeurtenis in het familie leven met gepaste vroolijkheid te herdenken? Laten wij tooh nist al te prozaïsch worden. Er is in het leven toch al zoo weinig poëzie. Daarbij wat zon het baten? Indien men al een oogenblik luisterde naar de misschien gespierde taal, waar mede znlk een nationale jubel met het oog op dusgenaamde geldverspilling werd veroordeeld, eilieve, reeds een volgend moment zon de geestdrift nog meer ont vlammen en hot hart zich lucht geven in meerdere vreugd. Hot ware wat olie op de felberoorde wateren. Een onnatuurlijke beheersching. En daarom niet doeltreffend. De neêrgedrnkte veer zou zich later slechts te meer ontspannen. Het nationaal gevoel zon zich nog meer lucht geven in eigenaardig huldebetoon. Da geestdrift voor Oranje zit den Ne derlander in het bloed. Het is Oranje, het blijft Oranjo, het is Oranje boven I Alleen maar, men wachte zich voer overdrijving. Voor overdrijving in dubbelen zin. Vooreerst hierin, dat men niet wane, dat gemis aan sympathie veor zulk een nationaal vreugdebetoon noodwendig ge brek aan liefde voor het Oranjehuis met zich brengt. Het ongerijmde van zulk eene stelling springt ieder weldenkende terstond in het oog. De oranjestrik op zich zelf is evenmin een bewijs van liefde voor het dooiluchtig Huis van Oranje, als het dragen van znlk eene kokarde. Het is er verre van daan. Ongetwijfeld znllen er honderdtallen, ja duizendtallen in den lande zijn, die op ffea algemesnsn feestdag zich spenen znl len van allerlei uiterlijk vreugdebetoon, en toch volstrekt niet achterstaan in sympathie voor, in liefde tot het aloud en doorluchtig stamhuis van Oranje. Er zullen er onder zijn, wier oog fonkelt als zij in de aanstaande feestdagen, hunne kinderen of kindskinderen rond zich verzamelen, sn hun op eigenaardige wijze, maar daarom niet minder welmee- nend, in algemeene trekken spreken van de glorierijke daden door Oranje verricht. Zij zullen spreken van den Vader des Va derlands en zijn verbond met den Potentaat der Potentaten, van Maurits en zijn beleid, van Frederik Hendrik en zijn moed, allen bezield door die ééne gedachtede bevordering van het heil van den Staat. Of wel van Willem III, den handhaver van het Protestantisme in Europa, >an latere Willeins, evenzeer in 's lands historieblaan bekend en door hun volk geliefd. Evenmin znllen zij nalaten aan dis klei nen eenige trekken te verhalen uit het kinderleven van de jeugdige Vorstin, die den troon heeft beklommen. Er zullen er zijn, die bij al het feestru moer op straten en pleinen zich in hnane woningen terugtrekken, met de beste wen- schen voor Oranje's laatste Telg in het hart en de bede op de lippen „Behoed, o God, Koningin Wilhelmina". Zoudt ge aan dezulken gebrek aan liefd» voor Oranje verwijten Immers neen. Ge eerbiedigt de stille hulde, door hen gebracht en waardeert de trouw, welke uit een en ander spreekt. Hoe kan het anders. Hier is toewijding, bij gebrek aan geest drift misschien. Maar aan de andere zijde gaat evenzeer verkeerd, wie meenen mocht, dat de hoog- aangeslagen jubeltoon en het daverend feestlied op zich zelf genoeg zouden zgn, om verknochtheid aan Oranje te openbaren. O, voorzeker, zulk eene spontane uiting van het nationaal gevoel, hoe gepast en aanbevelingswaardig op zich zelve, kan uit den aard der zaak slechts een voor bijgaand verschijnsel wezen. Voorbijgaand omdat het exceptioneel is. Een zich verheffen boven het alledaagsche. Maar desniettemin en jnist daarom voor bijgaand. Geestdrift zonder toewgding als aohter- of beter ondergrond, is het vuurwerk gelgk, dat in zijne schittering voor eene wijle het oog kan verblinden, doch hoog stens een heop gezengd papier achterlaat. De donkerheid der omgeviig komt er destemeer door uit. Niemand voorzeker, die zulk een toe stand in ons dierbaar Vaderland begeert. Zal het goed zijn, dan dient de geest drift, alom in den lande gewekt, te leiden tot meerdere aanhankelijkheid en trouw aan Oranje, als de schoonste sieraden van eenig volk. Ja, meer nog, als het hechtste cement, dat de Natie aan hare jeugdige Vorstin verbindt. Z. D. de R. Leerplicht. Wanneer de Overheid den leerplicht invoert, heeft zij den eersten stap gezet «p de helling waaropzij niet kan blijven staan, veel minder terugkeerea. Leerplicht op de lagere school is slechts de overgang tot den leerplicht ook op de middelbare school. Hij opent den weg om te geraken tot algemeen kosteloos onderwijs ook aan de hoogere en hoogste inrichtingen van on derwijs, voor wie dit verlangt. Leerplicht leidt tot studieplioht, en kweekt een verschoolde natie, een geleerd proletariaat, dat het in den stand zijns vaders niet meer vindt en in een hooge- ren stand niet terecht kan, eindigend ten slotte met zich te werpen in de handen der vijanden van „Vader Staat." Al wat „van de familie" was, heeft zich bij de herstemming te Deventer tegen Heemskerk en voor den ond-liberaal Van Delden verklaard. Plate, Van Houten, Levy, v. Gilse, tot zelfs de radicale oud-candidaat Van Loenen Martinet liepen te hoop om den antirevo lutionair te weren. Van Gilse schreef 't ronduit in zijn (Arnhemsche) courantOm 't kabinet Pierson te steunen, opdat het de zich op gelegde taak van sociale hervorming kunne volbrengen, zijn wij verplicht mede te werken tot de keuze van een afgevaardigde (Van Delden) die bij de zeer zwakke meer derheid in de Kamer, een ernstig gevaar voor het politiek bestaan der Regeering oplevert". Onzin, zon een eenvoudig menseh zeggen. Maar ook het politieke bloed kruipt waar 't niet gaan kan. De groote party der revolutie of wil men der liberale concentratie is een rep tiel dat men in zooveel stukken sngden kan als men wil, zij trachten toch aldoor weer elkander te naderen en rusten niet voor zg weer één zgn. Arnh. Crt. van 16 Febr. '98. K Nog een staaltje. Het Vaderland(een vooruitstrevend libe raal blad) schreef omtrent den heer Van Delden, let wel den candidaat dien {zij aanbeval: gjgt <iëe**M!CR!pg „Hij staat aan de K uiterste rechterzijde van de mannen der liberale Staatsonthou ding. Veel meer (nog) dan de heer Mees.u En Van den heer Van Delden is nimmer gebleken dat hij oog en oor heeft voor de sociale politiek van onzen tijd.11 Ja zelfs „In de era die wij thans tegemoet gaan is van hem niet anders te verwachten dan dat hij een]remmende kracht zal zijn. En dat is waarlijk niet noodig Let wel, dat zegt zg van den candidaat dien zg, alleen maar om een vooruitstre vend antirevolutionair te weren, bg her stemming aanbeveelt. Moet men aan zulke volksvoorlichtsters niet vragen waar hun verstand zit Vaderland van 15 Febr. '98. De Middelburgsche Courant van 22 Feb. neemt, „zonder eenig protestblijkbaar met instemming1,1 onderstaanden vileinen aanval op 'tpersoonlgk karakter van eenharer politieke tegenstanders, in verband met de quaestie Mackay-Van Herwaarden-Kuyper, uit het christelgk liberale blad De Vader lander over: „Zeldzaam zagen wij zulk een daad van T a r t u f fe. In plaats van eigen schande te belijden, anderen nog te durven berispen 1 Nadat men iemand zelfs in zjjn quallteit van oudgediende gehoond heeft en hem getergd heeft, dat hij „het publiek geen klaren wijn durft voorschenken", wanneer hjj dan eenvoudig met zgn ere- dentiebrief voor het publiek komt, op hem smalen, dat hij een geheim st.uk openbaart 11 En dat doet de hoofdredacteur van De Stand., die zelf meermalen particuliere brieven openbaar maakte, o. a.in zijn levens beschrijving van mr. Keucheniusl Wij vragen Hoelang blijft een aanbieding, als van den heer Mackay uitging, geheim? Toch niet eeuwig. Zij behoort nu reeds tot de geschiedenis. Er is geen epenbaar belang meer bij hare geheimhouding.—Van hoevelen is het niet bekend, dat hun eens een por tefeuille werd aangeboden, en dat zij weigerden! En ontslaat ten minste dit niet van geheimhouding, wanneer de tweede persoon in het geheim heel vrijmoedig aan 't publiek komt vertellen,, dat het geheele geheim Zie Middelbubgsche Coukant van 23 Aug. 1897. verdicht is? De hoofdredacteur van De Stand, verdiende een plaats onder Dreyfuss' of Zola's rechters. Opnieuw is hij openbaar gekomen in zijn treurigste gedaante. Op deze stof tot ergernis wijzende, roepen wij het uitwie zijn karakter bewonderen moge, wij gevoelen er ons door afgestooten. Begrijpt men ons nu?" Zelden lazen wij beleedigender stukske in een christelgk blad dan dit, hetwelk de Midd. Crt., minder fijn van neus dan anders, „blgkbaar met instemming" helpt verbreiden. En vlak onder dit stukje neemt onze Middelburgsche collega, een artikel uit Het Vaderland over, waarin Troelstra een pluimpje krggt, dat hg den eed van ge trouwheid, die „toch niets is dan een for maliteit", niet wenscht af te leggen, terwgl hst blad tevens de Kroon het recht ont zegt, „de tegenstanders van het Koning schap" „in hun taak als volksvertegen woordiger" „door het eischen van de vervulling eener voor hen hinderlgke formaliteit te bemoeilijken". Welk een verschil in houding. Aangenomen de» neen dat de Standaard den heer Van Herwaarden on- hensch bejegend heeft, waarom moet hier over de persoon van dr. Kuyper aange vallen; en waarom moet de persoon van Macalester Loup gespaard, terwijl hg als hoofdredacteur van Het Vaderland, bezig is de rechten niet van Van Herwaarden maar van de Kroon aan te randen en de tegenstanders van 't Koningschap als op de armen te dragen? Of voelt de Midd. Crt. niets van dit verschil Het gaat naar 't einde. Requisitoir, Apologie, Pleidooi hebben elkander reeds opgevolgd. De drukte vermindert. Alleen de officieren zgn nog ruim vertegenwoor digd in de zaal der „Pas Perdus". De uitspraak der jury in dit „onont- warbaarste van alle processen" is 't nu, waarnaar nieuwsgierige ooren en deelne mende harten verlangende zgn. Over de gehouden redevoeringen een kort woord nog. De advocaat-generaal begon in zgn klankloos opgedreund requisitoir met sen veroordeeling van het bekende artikel van Zola „J'accuse" (Ik beschuldig I) gelgk men weet is dit het stuk waarin Zola den krggsraad die Esterhazy vrg sprak beschuldigt van op commando (natuurlgk van den minister van oorlog) tegen beter weten in dezen beschuldigde te hebben vrggesproken. Hg tartte Zola dit te bewg- zen. Trouwens zoo ging hg voort Zola heeft geen enkele zgner beschuldi gingen kunnen waar maken. De heele campagne was door de familie Dreyfus in gang gebracht, de politiek is er ten on rechte in gemengd, er werd zelfs geïnsi nueerd door de „Aurore" dat er een aan slag op de republiek werd voorbereid. Dit is een logen. SLechts een Boulanger heeft dit eenmaal beproefd, hg heeft wgselgk besloten te verdwgnon, alvorens men het hem zou laten doen. Dat men hier voor de gerechtigheid zou opkomen is maar een voorwendselnooit zal in beschaafde landen de anarchie in rechtsza ken geduld worden. Yooral Piequart werd geducht door clen advocaat generaal aangevallen. Hg verweet hem allerlei kwaads en gemeens, onder anderen vervalsching van den zin van brieven. Ook Tkeveret en Trarienx had den zoowat niemendal dat steek houdt te berde gebracht. Hg laakte zeer de inquisitoriale prak- tgken door de verdediging gewaagd om Esterhazy te vangen. Dat was 't mes halen door het levende vleesch. De verdediging heeft haar slachtoffer handig gekozen. Hij sprak ten slotte zgn vertrouwen uit in de onaf hankelgkheid der 12 mannen die hier uitspraak zullen doen. Ook de minis ter heeft zeide hg dit vertrouwen getoondgg jury zoo eindigde hg zult zonder aarzelen den beklaagdo v eroordeelen. Toen kwam Zola aan het woord. Zgn woord maakte al even weinig indruk als dat van den advocaat generaaldoch de gloed der overtuiging sprak er nit. Hij zei onder anderen dat 't den schijn heeft als zou de minister Méline den ge zworenen gelast hebben hem te veroor- deelen. Maar op zgn woord van eer herhaalde hg dat Dreyfus onschuldig is. Telkens werd zgn rede door een heisch gebulk van de beschaafde officieren en hunne „hielenlikkers" ('t woord is van Jaurfes) onderbroken. Zola klaagde dat men hem alles heeft geweigerd en den getuigen schrik aange jaagd, doch hg herhaalde dat hg slechts de waarheid heeft willen dienen en zich nu aan 't rechtsgevoel der jury aanbeval. Maar, zegt gg misschien, zoo ging hg voort, er moet een einde aan komen. Treft mg dan; doch door mg te treffan zult gij mg slechts grooter maken. Ziet mij aan. Ben ik iemand die zich verkocht heeft? Ben ik een verrader? Ik prete steer er tegen dat men mg een Italiaan gescholden heeft, maar ik verdedig mg niet, want mgne vrijheid baart mg geen zorg. Veroordeelt mg, het zal slechts eene fout te meer zgn. Het zal de zaad korrel zgn die ontkiemen zal; en die zal beletten dat vrede en verzoening terug- keeren. De schuld is bg hen die de maoht hebben en die, in de hoop enkele schul digen te redden, wilden beletten dat de waarheid aan het licht kwam. Het leven van dit volk zelfs is in gevaar. Hg uitte een hartroerende klacht ever de smart dergenen die een onschuldige in ballingschap zien, ook de regeeriag is van Dreyfus' onschuld overtuigd, doch zg zal dit pas doen big ken, wanneer zg zelve er geen gevaar deor loopt. Maar het moet reeds nu aan 't licht komen, en ik zweer voor do geheele wereld dat Dreyfus onschaldig is. Bg mgne veertig jaren van arbeid zweer ik dat Dreyfus onschuldig ie 1 Bg alles wat ik heb kunnen bereiken, bg mijn werken en den naam dien zg mg hebben verschaft, zweer ik dat Dreyfus onschuldig is 1 Dat mgn werken, dat mgn leven, dat dit alles verga, als Dreyfus niet onschuldig is. Ik heb tegen mg de burgerlgke en de mili taire macht, ik heb tegen mg de openbare meening die vergiftigd is door de groote pers, en ik sta alleen met mgn ideaal van rechtvaardigheid en waarheid I Maar ik zal overwinnen 1 Zoo eindigde hg. In een welsprekende inleiding, maar onder protestbetuigingen in de zaal, zeide de verdediger mr. Labori Heeren gezworenen, ik moet van u een laatste en lange inspanning vergen. Ik moet u ver giffenis vragen wgl ik op uw toewgding, op uwe onpartgdigheid als medeburgers reken. Nooit beeft een zaak meer het openbaar geweten in ongerustheid gebracht. Tusschen het geweten en het geschreeuw aarzelt het volk dat nog slecht is voorge licht. De ontketende hartstochten ver schrikken het. De openbare machten houden de doorbreking der waarheid tegen. Maar weinigen echter twgfelen aan haar. Men spreekt van een syndicaat, een geldmacht. Maar die zou mannen als Scheu- rer-Kestner, Duclaux, Meyer, Grimaud, en anderen niet kunnen bgeenbrengen. De advocaat generaal sprak van imfamie. Als men daannee bedoelt dat een geheele familie haar laatsten sou zal besteden om den man te verlossen dien zg onschuldig waant, dan zg dit zoO. Dat dwingt eer bied af. Spreker ging toen de geschiedenis van 't proces Dreyfus na. Toen de sedert 1894 in twgfel geblevenen in 1897 hun angst

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 1