Donderdag 24 Februari 1898, publiek verkoopen MEUBILAIRE GOEDEREN, enz. van Prinsterer aanvaard maar in dien zin, ale hij zeide „De heer Buys vervalt hier, zonder opzet, in «ene terminologie, zijner edelmoedige on partijdigheid onwaard, liet woord c 1 e r i- o a a 1 is thans (om de zinspeling op hot ook onlangs met feilen weerzin bestreden ul- tramontanisme) nog gevaarlijker wapen dan het woord k e r k e 1 ij k, waarvan Dr. Lam ping (als tegenstelling van v r ij en w e- tenschappelijk) een zoo onbarmhartig en (voor het doel van het oogenblik althans) doeltreflend misbruik heeft gemaakt. C 1 e- ricaal is thans schier gelijkluidend met iemand, die tot het niet denkend deel der natie behoort". In dien zin werd dan ook de anti revo lutionaire en wat men noemt de clericale partij in den strijd van het anti-clericalis- me aan den volke ten toon gesteld. Voorzeker zal dergelijke leus, met die be- teekonis, in deze Kamer weinig weerklank vinden, omdat wjj weten, hoe in 1889 dooi den geachten afgevaardigde uit Zuid-Holland, den heer Fransen van de Putte, met instem ming zjjn aangehaald de woorden door den heer Van Houten in de andere Kamer ge sproken, waar hij zeide„Den lof zal nie mand onzer aan de overzijde onthouden, dat zij even stark strijdt legen onkunde en gemis; van beschaving als de linkerzijde dit doet" Het ministerie had homogeen moeten zijn in 't op den voorgrond stellen der sociale belangen, en in het laten rasten van den strijd tegen het „clericalisme", maar de Kabinetsformeerder dacht er anders over. Hier zitten nu bijv. de ministers van buitenlandsche- en van binnenlandsche zaken naast elkaar. Dat baart verwondering. Neem bijv. laatstgenoemde. Deze toch heeft in de Vragen des Tijds van April 1897 gezegd: „Mannen als Bastert, van Delden, Rutgers, de Beau fort, zy zullen de eerste zijn om te erkennen, dat het verschil tusschea hen en de voorstanders der Liberale Unie veel dieper gaat, dat zy niet van Staatswege willen „ingrijpen", niet van Staatswege willen medewerken om de klove tusschen arm en rijk minder te maken." Let men nu alleen op dergelijke uitspraken, dan moet het eenigszins bevieemden, dat sen man die juist in de Vragen des Tjjds heeft vooropgesteld, dat er eene breuk was tusschen de liberalen en oud-liberalen; die niet geschroomd heeft de oud-liberalon te noemen scheurmakers, in éen Minis terie zitting heeft met den heer de Beaufort. „Scheurmakers waren," zegt mr. Goeman Borgesius, „die Kamerleden die voor de openbare behandeling van het kiesrecht ontwerp toen nog bestaande uit alle leden der liberale partjj bij motie verklaar den, niet op den grondslag van het ingediende wetsontwerp te willen voortwerken." Maar van den anderen kant verwondert Spreker dit plaats nemen in één Ksbinet niet, want deze twee mannen, hoe uiteen loopend op sociaal gebied, stemmen samen als anti-clericalen, zij stemden samen tegen de schoolwet Mackay ia 1889. En Ik herinner er aan, hoe de heer Goeman Borgesius in de Kamer altijd optrad wanneet- iemand niet in anti-clericalen zin sprak. In September en December 1882 had een dis cussie plaats tusschen den heer Goeman Borgesius en den toenmaligen Minister van Binnenlandsche Zaken, die meende dat vry onderwijs regel moest zjjn, Staatsonderwijs aanvullingnoewel ook de openbare schojl zoo goed mogelijk moest ingericht zijn, ik herinner mij met welke heftigheid de heer Goeman Borgesius daartegen opkwam. Met dankbaarheid zal men zich herinneren dat op den avond van 12 December 1882 de toenmalige Minister van Binnenlandsche Zaken nogmaals krachtig opkwam voor „vrjj onderwijs hoofdzaak", en er op wees dat zij die tegen den minister optraden, niet streden voor goed openbaar onderwijs, maar om geheel andere redenen, en zeide„Die vrees voor de kerk, door mij niet in de rede van 1877 vermeld, even min gedeeld door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, zij kenmerkt u w stand punt, mijnheer de afgevaardigde uit Win schoten (Goeman Borgesius)". Het standpunt van den Minister Pjjnacker Hordijk was ook rnjja standpunt, en waar ik geroep >n werd aan het hoofd eener ge meente te zorgen voor goed openbaar onder wijs, daar heb ik den lof mogen ontvangen dat ik dat onderwijs zoo goed mogelijk heb doen zijn. Dit neemt niet weg dat wjj moeten blijven staan op het standpunt: vrij onderwijs in de eerste plaats en Staatsonderwijs aanvul ling. Waar nu de Ministers van Binnenlandsche en van Buitenlandsche Zaken altijd een ander standpunt hebben ingenomen, kan ik mij begrijpen dat zij te amen zitting hebben genomen in dit Kabinet. Anticlericaal voor alles, zelfs voor de mocratisch in den zin van zorgen voor de belangen van 't geheele volk. De toege zegde wet op den leerplicht bewijst 't. Waar nu deze Regeering weet dat de groote meerderheid van het Nederland- sche volk zich heeft uitgesproken tegen het drijven der liberalen tegenover het Christelijk onderwijs, daar had zij althans in dit jaar 1898 dergelijke woorden Hare Majesteit de Koningin, Regentes, niet in den mond moeten leggen. Ik betreur dit, want daardoor moet een strijd ontstaan onder ons volk tenzij maatregelen worden genomen om dat te voorkomen. Ik kan mij niet vereenigen met het geen de heer Alberda van Ekenstein heeft gezegd, namelijk dat die strijd voor 6 September moet uitgestreden zijn zoodat wij in rust en vrede dien dag kannen vieren. Neen, zoolang die dag niet voorbij is, moet men alle twistappels weglaten. En waarom moet men met deze zaak komen Het i« bekend dat er slechts een zeer klein getal kinderen is, dat geen lager onderwijs geniet. Wanneer nu de anti-revolutionaire of de Roomsch- K.itholiake partij er tegen op was gekomen, dat maatregelen zonden worden genomen tot bescherming van het ver waarloosde kind, dan begrijp ik dat men dit punt toch zou hebben willen regelen. Maar het zijn de verschillende partijen die zich gaarne willen aanslui ten bij het nemen van maatregelen tot bescherming van het verwaarloosde kind. Het komt mij voor dat zeer terecht door den heer Heemskerk als Minister van Binnenlandsche zaken, is opgemerkt dat wanneer het alleen gaat om het verwaarleosde kind te beschermen, der gelijke zaken niet moeten worden gere geld bij de wet op den leerplicht, maar dat in het Burgerlijk Wetboek de noodige bepalingen moeten gemaakt worden. Wanneer wij lezen hetgeen door de Minister van Justitie in zijn werk „Richting en beleid der liberale partij wordt gezegd, dan blijkt dat deze alleen wil tegengaan de slechte neigingen, slordigheid, sleur en baatzucht, omdat de betere bedoelingen daardoor worden overstemd (bldz. 208). In dien zin zou er waarschijnlijk bij geen enkele partij bezwaar bestaan. Wanneer wij er op letten dat in het programma der Liberale Unie en in de Tweede Kamer opnieuw door den heer Kerdijk er op aangedrongen is, dat de leerplicht zich niet zou berperken tot 12 jarigen leeftijd, maar zich zou uit strekken tot voortgezet onderwijs, dan ben ik nog niet gerustgesteld door de mcdedeeling van den Minister van Binnenlandsche Zaken dat waarschijn lijk alleen geregeld zou wordeu het rela tieve schoolverzuim. „De Minister van Binnenlandsche Za ken heeft gezegd, dat het volslrekt de bedoeling niet is om den schoolstrijd te heropenen. Ik herinner mij niet dat er gezegd is, dat het de bedoeling was den schoolstrijd te heropeuen. Ik heb bij de behandeling van het Adres van Ant woord gemeend er op te moeten wijzen, dat het standpunt, door de Regeering ingenomen, den schoolstrijd moest her openen, tenzij maatregelen worden ge nomen, op grond waarvan zij, die ge- moeds- en gewetensbezwaren hebben om hunne kinderen te zenden naar de open bare school of tegen de vaccine, niet kunnen gedwongen worden hunne kinde ren naar de school te zenden. Nu, zegt de Regeering in de Memorie van Ant woord, bladz. 2, aan de Tweede Kamer gericht, „de vraag, of er hier te lande personen zijn, die louter wegens ge moedsbezwaren tegen de vaccine en de openbare school hunne kinderen van alle onderwijs verstoken laten, en zoo ja, in hoeverre het mogelijk is om bij de in voering van den leerplicht met deze be zwaren rekening te honden, is thans een voorwerp van ernstig onderzoek". Het komt mij voor dat alleen zij, die niet gevolgd hebben datgene, wat ge beurd is, kunnen spreken, dat onderzocht zal worden, of er in waarheid menschen zijn, die tegen de openbare school ge moedsbezwaren hebben. Ik zou den te- genwoordigen Minister van Financiën wel willen vragen of hij nog eens ernstig zou willen nagaan en herlezen de uit nemende brochures, die in het jaar 1869 zijn uitgegeven door dr. A. Pierson: „De liberale partij op staatkundig gebied1-1. Ik gevoel dat de Minister, veel jonger zijnde, wellicht in andere lijn gevormd is dan zijn oudere broeder, maar toch meen ik dat ook voor hem lezing en herlezing van de schoone woorden in die stukken overwaard is. Ik mag hier bij herinneren aan datgene, wat ook door den geschiedschrijver, die het leven van dr. A. Pierson beschreven heeft, dr. Naber, wordt gezegd „Pierson komt met warmte op voor het goel recht der kerkelijke partijen, die van haar standpunt reden hebben te klagen over de tirannie der liberalen, die haar eene moderne secteschool willen opdringen onder de bedriegelijke leuze vanmet eerbiediging van ieders gods dienstige begrippen"". En hij merkt verder op: „De genoem de artikelen trekken inzonderheid mijne aandacht door de ongemeene zeggings kracht. Ook dit is merkwaardig dat Pierson, in den vreemde verplaatst, zulk een geopend oog hield voor de behoeften der natieu. Yerder wijst hij er op, waarom dr. A. Pierson zich nooit recht met de liberale partij verzoend heeft en zegt: „Zij waren hem te bekrompen en hadden te weinig hart voor de grieven der tegenpartij". Ik zou zoo gaarne zien, dat de tegenwoordige Minister van Fi nanciën een ruim hart had ook ten opzichte van de grieven der tegenpartij en niet zegtwij zullen onderzoeken of er dergelijke menschen zijn, die ge moedsbezwaren hebben om hunne kin deren naar de openbare school te zen den, en wanneer blijkt dat dit zoo is, zullen wij trachten maatregelen te nemen. Ouders die bezwaren hebben om hunne kinderen naar de openbare school te zenden, hebben dikwijls eene keuze te doen tusschen twee gemoeds- of gewe tensbezwaren aan de eene zijde hun plicht, hun voorgehouden door de Schrift en door alle mannen die op dit gebied zijn opgetreden, een Calvijn, een Luther, een Zwingli, een Melanchton (ik spreek nu alleen over het Prolestantsche ge deelte der „kerkelijke" partijen), die hen gewezen hebben op hun plicht, door die ouders ook bij den doop hunner kinderen beloofd r- de kinderen te on derwijzen of te doen onderwijzen. Zij staan dikwijls voor de vraag: zal ik mijne kinderen zonder onderwijs laten, of zal ik ,hen s'uren naar de openbare school Na weet ik wal dat ook door Groen van Prinsterer gezegd is ik acht het be ter dat een kind niet onderwezen wordt dan dat het verkeerd onderwezen wordt maar een ieit is het, dat zeer vele ouders die gemoeds- en gewetensbezwaren hebben om hunne kinderen te zenden naar de openbare school, staan voor dat andere gemoeds- en gewetensbezwaarhunne kinderen het onderwijs te onthouden dat nooiiig is oni later als ontwikkelde staatsburgers te kunnen optreden. Nu is het niet de vraag hoevelen van hen er zijn die hunne kinderen niet naar de openbare school zenden, maar of er velen zijn diB gemoeds- of gewetens bezwaren tegen hebben. Het is my aan genaam in deze te kunnen wyzen op hetgeen in deze Kamer herhaaldelijk is uitgesproken door den geachten afgevaar digde uit Zuidholland, den heer Fransen van de Putte, die én in 1887 én in 1889 in dezen zin heeft gesproken „Maar nu mij in de laatste jaren meer tijd tot onderzoek in de verschillende deelen van ons land overblijft, ben ik tot de overtuiging gekomen, dat inder daad duizenden en duizenden landge- nooten om andere dan politieke re denen niet tevreden zijn met de openbare school." En bij de behandeling van de Onder wijswet in 1889 werd door denzelfden geachten afgevaardigde gezegd„Maar sedert dien tijd ik erken het is de toestand in ons land veranderd. Het zjjn niet meer, althans niet uitsluitend, de politieke dryvers. Men kan het oog niet sluiten voor die velen in de steden en de overgroote meerderheid op het platteland, die geen vrede hebben met de openbare school, hoe onredelijk en onbegrijpelij k het ons voorkomt." Ik wensch derhalve niet te onderzoe ken de vraag, of de openbare school bruik baar is, maar waar het geldt de quaestie van leerplicht, vraag ik, dat de Regee ring verder gaat dan te onderzoeken of in waarheid gemoedsbezwaren bestaan, en of het niet haar plicht is daaraan te gemoet te komen. Ik kan begrijpen dat het Kabinet dat thans zitting heeft, dat ook de Minister van Binnenlandsche Zaken, zal zeggen Wij zouden wel aan de gemoedsbezwa ren willen te gemoet komen, maar voor ons bestaat in de eerste plaats de quaestie van den leerplicht in dien zin, dal. de kinderen naar de school gezonden moeten worden. Door den minister van Financiën is gezegd in de zitting dezer Kamer van 23 September jl.het kan zijn, dat er menschen zijn die gemoedsbezwaren heb ben om hunne kinderen naar de openbare school te zenden, maar er zijn ook menschen die bezwaar hebben om te zien dat kinderen langs de straat loopen zonder eenig onderwijs te genieten. Zeker is het zeer gelukkig, dat er men schen zijn, die dergelijke gemoedsbe zwaren hebben, maar wanneer het gaat tusschen de vraag met welke gemoeds bezwaren rekening moet worden gehou den, met de hunne, of met de gewetens- en gemoedsbezwaren der oudersdan kom ik op voor het recht der ouders en zeg dat op die bezwaren het eerst moet gelet worden Nu is er werkelijk een weg om de voor naamste bezwaren te gemoet te komen. In 1889 was het bezwaarlijk om in toe passing te brengen dat de Staat moet betalen voor on- en m i n ve r m o ge n d en,omdat het niet mogelijk was juist aan te geven wie z(jn on- en minvermogenden. Sedert dien tijd hebben wy gekregen de wet van 16 April 1896 tot regeling van de porsoneele belasting, bij welke wet wordt aangegeven eene klasse van personen die volkomen on vermogend worden gerekend om éen cent belasting te b6taen, Welnu, het zou my biliyk voorkomen datvan Staatswege bepaald werd dat zij, die deze wet onmachtig rekent om éen cent belasting te betalen, gerekend worden niet in slaat te zijn het onderwijs van hunne kinderen te bekostigen, en der halve van Staatswege een vast bedrag, gelijkstaande met den kostenden prijs, zou beschikbaar gesteld worden, voor ieder kind van dergelijke ouders, op welke school zij zou gaan. Ik ben gaan voorstander om verschil te maken tusschen de eene plaats en de andere Wanneer men zegt, dat in de groote steden de tractementen zooveel hooger moeten zyu dan geef ik dat toe; maar daar heeft men scholen van 600 kinderen, en wanneer men de kosten van eene school van 600kinderen vergelijkt met die van eene schooi van 40 kinderen waar lagere traktementen worden gegeven, dan zal men zien dat het verschil per kind niet behoeft tezynten nadeolevan de groote steden. Bovendien zou men eene bepaling kunnen maken, zooals in art. 49 voor de gevallen dat uitzonderingen zouden worden toegepast. Neemt men de wet op de peisoneele be lasting ter grondslag, dan ziet men dat er nog verschillende klassen van minder vermo gende personen zijn, aan wie reductie wordt gegeven met het oog op het aantal kinderen. Men zou hetzelfde beginsel kunnen toepassen voor de betaling in de kosten voor die kindeien voor lager onderwijs. Er zou een zeer eenvoudige weg zjjn voor uitbetaling. De hooldouderwyzer houdt een staat, waarop de namen der kinderen en de woonplaats hunner ouders of verzorgers voorkomen; hij zendt dien naar den ont vanger der belasting of aan dien ambtenaar die met die taak belast zal worden, die dan invult wat voor de verschillende kinderen betaald moot worden. Het tweede punt, dat beslist moet wor den, is de wet op den vaccinedwang Wij mogen hier met dankbaarheid herinneren aan de krachtige wijze waarop het tegenwoordig lid der Eerste Kamer, Mr. Geertsema in 1872 Minister van Binnenl. Zaken, destijds pal heeft ge staan tegen het amendement waardoor de vaccine dwang indirect zou wordeu ingevoerd. Als men zich daaibij herinnert hoe geheel anders de toestand toen was, geloot ,ik, dat het getuigt voor den vooruitzienden blik dien hij bleek te bezitten, want toen waren veel minder bezwaren dan nn tegen de vaccine be kend. Als bewijs hoe men, nn men de na doelen der vaccine moest onderzoeken, tot resultaten kw~m die men niet ver wachtte, behoef ik slechts er aan te herin neren hoe een man als Dr. van Overbeek de Meijer, de groote voorstander van do vaccine, op het congres te Turijn i3 opgekomen tegen vaccind-dwang om de nadeelige gevolgen die de vaccine kan hebbenzoo zelfs dat dientengevolge kinderen gestorven zijn. Hij heeft het daarbij gelaten, toen hem het spreken bemoeilijkt werd, omdat men begreep dat hij met zeer vele gevallen zou kun nen komen. Wanneer wij zien, dat groote voor standers van de vaccine tegen den vac- cinedwang opkwamen, omdat eene ziekte door het vaccineeren bij het kind tot den dood kan aanleiding geven, dan vraag ik gaat het aan indirect vaccine dwang op te leggen En vaccinedwang wordt positief opgelegd, zoodra leerplicht wordt ingevoerd. Ik geloof dat de Regeering oneindig beter zou doen, wanneer zij zich stelde op het standpunt der Engelsche com missie en zeide de vaccine -dwang wordt afgeschaft. Het ia opmerkelijk dat die commissie, bestaande uit 17 personen waarvan 15 besliste voorstanders der vaccine, eenstemmig tot de conclusie gekomen is, dat het wenschelijk is om den vaccir,t-dwang af te schaffeD. De natie heeft er belang bij te weten, in welken zin de Regeering eene minder weifelende houding zal aannemen. Het is der antirevolutionaire party er niet om te doen om een spaak in het wiel te steken. Als de Regeering niet het belang der partij op het oog heeft, maar let op het welzyn van het volk, dan zullen de anti revolutionairen de eersten zijn om hun steun aan te bieden. Dat beloofde ook deze spreker toen hij zich aansloot bij het woord van Dr. Kuyper dat hij met het Gouvernement hoopt samen te werken voor zoover en zoolang de beginselen, die ons scheiden, niet te stout in de ontwerpen worden geschonden en niet te zeer door die samen werking zonden werden verzwakt. LA.NDBOUW. Zierikzee. Op de tentoonstelling van zaaigranen door de centrale Tentoonstel- lings-Vereeniging „Landbouwbelang" zijn o. a. voor de onderstaande artikelen be kroond Kortloof-Erwten le en 2e prijs D. Q. Mulock Houwer Jr.. Zierikzee, 3e Van den Bosch Co., Goes, 4e Labrijn Pilaar, Goes. Kroon-Erwtenle prijs D. Q. Mulock Houwer Jr., Zierikzee, 2e Van den Bosch Co., Goes. Schokkers 2e prijs Labrijn Pilaar, Goes. Chevalier- Cerstle Prijs D. Q. Mulock Houwer, Zierikzee, 2e S. J. de Rijke, Sirjansland, 3e H. P. Landegent, Burghsluis. Zomer- gerst2e prijs S. J. de Rijke, Sirjans land, 3e Ch. Groeneveld de Kater, Noord- gouwe. Probstei-Haver le en 2e prys IVed. W. Smallegange, Haamstede, 3e Van den Bosch Co., Goes. Wikken D. Groeneveld de Kater, Noordgouwe, 2e S. J. de Rijke, Sirjansland, 3e Van den Bosch Co., Goes. Bruine Boonenle en 2e prijs D. Q. Mulock Houwer Jr., Zie rikzee, 3e *cm den Bosch Co., Goes. Paardenboonen2e prijs Van den Bosch Co., Goes, 3e Labrijn Pilaar Goes. Platte Boonen 2e prijs Labrijn PilaarGoes. lerseke. Donderdagavond hield de thans gevestigde afdeeling lerseke, van de Nationale Christen-geheelonthouders ver- eeniging, hare eerste vergadering, met toe gang voor belangstellenden. Ds. Van Hoogenhuijse hield eene lezing over het werk van Mevr. Wigtman te Shrewsbury, welke met onverdeelde aandacht werd ge volgd. Zes personen traden nog tot de vereeniging toe, waardoor het ledental tot 40 is gestegen, welke alle de geheelont houdersbelofte hebben geteekend. Een huis houdelijk reglement werd vastgesteld en een bestuur van 5 leden gekozen. Een buitengewone algemeene verga dering van aandeelhouders in de Stoom vaart-Maatschappij Zeeland" te VllSSin- gen keurde met algemeene stemmen het met den Staat der Nederlanden te sluiten contract wegens het vervoer van brieven malen tusschen Vlissingen en Engeland voor den tijd van 10 jaren ingaande 1 October goed. Door de vergadering lan ingelanden van het waterschap Oud-Vosmeer is voor Dijkgraaf als le candidaat op de voordracht gebracht de heer W. van Gorsel, terwijl er verder op voorkomen de heeren F. J. Ampt en M. A. Douw. Tot ontvanger-grif fier werd benoemd de heer J. M. de Graaff Az., al de genoemden woneute Oud-Vosmeer. De jeneveraccijns ging in Januari van dit jaar weer achteruit. De opbrengst was f 5000 minder dan in die maand van 1896 en f 102.000 lager dan per maand bij^ de Staatsbegrooting werd bepaald. Toch is Nederland nog ver van de ge heelonthouding. Want er werd toch nog f 1.028.000 aan sterke-drank-belasting op gebracht, wat voor één maand nog vrij wel is, door elkaar zoo ongeveer f2 per gezin Een kras Oudje. Donderdag jl. werd te Die ver (Dr.) door een twintigtal jagers en drijvers eene klopjacht gehouden op vossen. Er werd echter geen enkele be machtigd. De heer M. Wauwenaar een grijsaard van 76 jaar bracht het er den volgenden dag beter af. Hij schoot twee vossen, een paar. In minder dan één jaar tijds heeft deze krasse grijsaard niet minder dan zestien reintjes het leven benomen. Te Beesel (Limburg) begaf zich eene vrouw naar het veld en liet hare 4 kinderen, waarvan het oudste 5 jaren, zonder toezicht in de woning achter. Het oudste kind had de pook in de kachel gloeiend gemaakt en was daarmede aan de kleertjes gekomen van het vierjarig kind, waardoor deze vuur vatten en geheel in brand geraakten. Daar niemand hulp kon verleenen bekwam het kind zooveel brandwonden, dat het na korten tijd over leed. Te Siddeburen is een vodden- kooper door de duisternis misleid, in eene gracht geraakt en verdronken. Te Lippenhuizen (Fr.) is Woensdagnacht, tengevolge van het inslaan van den blik sem, een huis in de asch gelegd. Toen er hulp opdaagde kwam men tot de droeve ontdekking, dat de 80-jarige echtelieden, die het huis bewoonden, in de vlammen waren omgekomen. Te Delden viel een werkman van een hoogte van drie meter in de diepe gracht bij het kasteel Twickel. De haastig toegeschoten bedienden brachten den drenkeling met moeite op 't droge, doch hij overleed bijn* dadelijk. Woensdagavond woedde tijdens den storm op het eiland Tessel een hevig on- weer.|Oak te Beerta waar dewatermolenaar door den bliksem getroffen werd, waaraaa hij overleed. Onder Franeker werd een watermolen nagenoeg gehebl uit el kander geslagen vier peraonendie in de nabijheid een schuilplaats voor den regen padden gezocht, bleven ongedeerd. De reizigers van den sneltrein Ant werpenAmsterdam werden gisteren bij Dordrecht verschrikt doordat een uit stekend voorwerp van een voorbijgaanden goederentrein tegen de wagens sloeg. De kast van den voorsten bagagewegen werd geheel weggeslagen, ruiten van coupé's werden verbrijzeld en het postrijtaig werd erg beschadigd. Onlangs werd te Uffelte op eene verkooping eene „floddermuts" verkocht voor niet minder dan f 24. Een floddermuts is een rijkelijk van kant voorziene muts, die over het oorijzer gedragen wordt. Onder het oorijzer worden nog twee mut sen gedragen, van eenvoudiger snit en zonder kant. In het bergwerk „Vereinigte Caro- linenglük" te Hamme, had een ont ploffing van mijngas plaats. Er werden 50 dooden opgehaald en vele zwaar gewonden. Heden overleed zacht en kalm in de hope des eeuwigen levens, SUSANNA JACOBA, in den leeftijd van ruim 18 jaren, eenig geliefde dochter en zuster van Ms. KOOIJMANS. A. KOOIJMANS—den Boeb en kinderen. Dordrecht, 16 Februari 1898. Voor de vele en treffende bewijzen van belangstelling, ontvangen bij de her denking van mijne vijf- en twintigjarige Evangeliebediening, betuig ik mijnen har- telijken dank. W. A. VAN GRIETHUUSEN. Alkmaar, 14 Febr. 1898. Notaris LIEBERT te Kapelle zal op des voormiddags 10 uren, te Kapelle aan de Dijkwelsche Zandweg, ten verzoeke van Marinus Scheele, aldaar, 5 Kalfkoeien, 1 drachtig Varken, 57 Kippen, 3 Ba nen, Mestput, Aardappe len, Landbouwgereedschappen,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1898 | | pagina 2