Donderdag 24 Februari 1898,
publiek verkoopen
MEUBILAIRE GOEDEREN, enz.
van Prinsterer aanvaard maar in dien zin,
ale hij zeide
„De heer Buys vervalt hier, zonder opzet,
in «ene terminologie, zijner edelmoedige on
partijdigheid onwaard, liet woord c 1 e r i-
o a a 1 is thans (om de zinspeling op hot ook
onlangs met feilen weerzin bestreden ul-
tramontanisme) nog gevaarlijker wapen dan
het woord k e r k e 1 ij k, waarvan Dr. Lam
ping (als tegenstelling van v r ij en w e-
tenschappelijk) een zoo onbarmhartig
en (voor het doel van het oogenblik althans)
doeltreflend misbruik heeft gemaakt. C 1 e-
ricaal is thans schier gelijkluidend met
iemand, die tot het niet denkend deel
der natie behoort".
In dien zin werd dan ook de anti revo
lutionaire en wat men noemt de clericale
partij in den strijd van het anti-clericalis-
me aan den volke ten toon gesteld.
Voorzeker zal dergelijke leus, met die be-
teekonis, in deze Kamer weinig weerklank
vinden, omdat wjj weten, hoe in 1889 dooi
den geachten afgevaardigde uit Zuid-Holland,
den heer Fransen van de Putte, met instem
ming zjjn aangehaald de woorden door den
heer Van Houten in de andere Kamer ge
sproken, waar hij zeide„Den lof zal nie
mand onzer aan de overzijde onthouden, dat
zij even stark strijdt legen onkunde en gemis;
van beschaving als de linkerzijde dit doet"
Het ministerie had homogeen moeten
zijn in 't op den voorgrond stellen der
sociale belangen, en in het laten rasten
van den strijd tegen het „clericalisme",
maar de Kabinetsformeerder dacht er anders
over.
Hier zitten nu bijv. de ministers van
buitenlandsche- en van binnenlandsche zaken
naast elkaar. Dat baart verwondering.
Neem bijv. laatstgenoemde.
Deze toch heeft in de Vragen des
Tijds van April 1897 gezegd: „Mannen
als Bastert, van Delden, Rutgers, de Beau
fort, zy zullen de eerste zijn om te
erkennen, dat het verschil tusschea hen
en de voorstanders der Liberale Unie veel
dieper gaat, dat zy niet van Staatswege
willen „ingrijpen", niet van Staatswege
willen medewerken om de klove tusschen
arm en rijk minder te maken."
Let men nu alleen op dergelijke uitspraken,
dan moet het eenigszins bevieemden, dat sen
man die juist in de Vragen des Tjjds
heeft vooropgesteld, dat er eene breuk was
tusschen de liberalen en oud-liberalen; die
niet geschroomd heeft de oud-liberalon te
noemen scheurmakers, in éen Minis
terie zitting heeft met den heer de Beaufort.
„Scheurmakers waren," zegt mr. Goeman
Borgesius, „die Kamerleden die voor de
openbare behandeling van het kiesrecht
ontwerp toen nog bestaande uit alle
leden der liberale partjj bij motie verklaar
den, niet op den grondslag van het ingediende
wetsontwerp te willen voortwerken."
Maar van den anderen kant verwondert
Spreker dit plaats nemen in één Ksbinet
niet, want deze twee mannen, hoe uiteen
loopend op sociaal gebied, stemmen samen
als anti-clericalen, zij stemden samen tegen
de schoolwet Mackay ia 1889. En
Ik herinner er aan, hoe de heer Goeman
Borgesius in de Kamer altijd optrad wanneet-
iemand niet in anti-clericalen zin sprak. In
September en December 1882 had een dis
cussie plaats tusschen den heer Goeman
Borgesius en den toenmaligen Minister van
Binnenlandsche Zaken, die meende dat vry
onderwijs regel moest zjjn, Staatsonderwijs
aanvullingnoewel ook de openbare schojl
zoo goed mogelijk moest ingericht zijn, ik
herinner mij met welke heftigheid de heer
Goeman Borgesius daartegen opkwam. Met
dankbaarheid zal men zich herinneren dat
op den avond van 12 December 1882 de
toenmalige Minister van Binnenlandsche
Zaken nogmaals krachtig opkwam voor
„vrjj onderwijs hoofdzaak", en er op wees
dat zij die tegen den minister optraden,
niet streden voor goed openbaar onderwijs,
maar om geheel andere redenen, en
zeide„Die vrees voor de kerk, door mij
niet in de rede van 1877 vermeld, even
min gedeeld door de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen, zij kenmerkt u w stand
punt, mijnheer de afgevaardigde uit Win
schoten (Goeman Borgesius)".
Het standpunt van den Minister Pjjnacker
Hordijk was ook rnjja standpunt, en waar
ik geroep >n werd aan het hoofd eener ge
meente te zorgen voor goed openbaar onder
wijs, daar heb ik den lof mogen ontvangen
dat ik dat onderwijs zoo goed mogelijk heb
doen zijn.
Dit neemt niet weg dat wjj moeten blijven
staan op het standpunt: vrij onderwijs in
de eerste plaats en Staatsonderwijs aanvul
ling.
Waar nu de Ministers van Binnenlandsche
en van Buitenlandsche Zaken altijd een
ander standpunt hebben ingenomen, kan ik
mij begrijpen dat zij te amen zitting hebben
genomen in dit Kabinet.
Anticlericaal voor alles, zelfs voor de
mocratisch in den zin van zorgen voor de
belangen van 't geheele volk. De toege
zegde wet op den leerplicht bewijst 't.
Waar nu deze Regeering weet dat de
groote meerderheid van het Nederland-
sche volk zich heeft uitgesproken tegen
het drijven der liberalen tegenover
het Christelijk onderwijs, daar had zij
althans in dit jaar 1898 dergelijke
woorden Hare Majesteit de Koningin,
Regentes, niet in den mond moeten
leggen. Ik betreur dit, want daardoor
moet een strijd ontstaan onder ons volk
tenzij maatregelen worden genomen
om dat te voorkomen.
Ik kan mij niet vereenigen met het
geen de heer Alberda van Ekenstein
heeft gezegd, namelijk dat die strijd
voor 6 September moet uitgestreden
zijn zoodat wij in rust en vrede dien
dag kannen vieren. Neen, zoolang die
dag niet voorbij is, moet men alle
twistappels weglaten.
En waarom moet men met deze zaak
komen Het i« bekend dat er slechts
een zeer klein getal kinderen is, dat
geen lager onderwijs geniet. Wanneer
nu de anti-revolutionaire of de Roomsch-
K.itholiake partij er tegen op was
gekomen, dat maatregelen zonden worden
genomen tot bescherming van het ver
waarloosde kind, dan begrijp ik dat
men dit punt toch zou hebben willen
regelen. Maar het zijn de verschillende
partijen die zich gaarne willen aanslui
ten bij het nemen van maatregelen tot
bescherming van het verwaarloosde kind.
Het komt mij voor dat zeer terecht
door den heer Heemskerk als Minister
van Binnenlandsche zaken, is opgemerkt
dat wanneer het alleen gaat om het
verwaarleosde kind te beschermen, der
gelijke zaken niet moeten worden gere
geld bij de wet op den leerplicht, maar
dat in het Burgerlijk Wetboek de
noodige bepalingen moeten gemaakt
worden.
Wanneer wij lezen hetgeen door de
Minister van Justitie in zijn werk
„Richting en beleid der liberale partij
wordt gezegd, dan blijkt dat deze alleen
wil tegengaan de slechte neigingen,
slordigheid, sleur en baatzucht, omdat
de betere bedoelingen daardoor worden
overstemd (bldz. 208). In dien zin zou
er waarschijnlijk bij geen enkele partij
bezwaar bestaan.
Wanneer wij er op letten dat in het
programma der Liberale Unie en in de
Tweede Kamer opnieuw door den heer
Kerdijk er op aangedrongen is, dat de
leerplicht zich niet zou berperken tot
12 jarigen leeftijd, maar zich zou uit
strekken tot voortgezet onderwijs, dan
ben ik nog niet gerustgesteld door de
mcdedeeling van den Minister van
Binnenlandsche Zaken dat waarschijn
lijk alleen geregeld zou wordeu het rela
tieve schoolverzuim.
„De Minister van Binnenlandsche Za
ken heeft gezegd, dat het volslrekt de
bedoeling niet is om den schoolstrijd te
heropenen. Ik herinner mij niet dat er
gezegd is, dat het de bedoeling was den
schoolstrijd te heropeuen. Ik heb bij
de behandeling van het Adres van Ant
woord gemeend er op te moeten wijzen,
dat het standpunt, door de Regeering
ingenomen, den schoolstrijd moest her
openen, tenzij maatregelen worden ge
nomen, op grond waarvan zij, die ge-
moeds- en gewetensbezwaren hebben om
hunne kinderen te zenden naar de open
bare school of tegen de vaccine, niet
kunnen gedwongen worden hunne kinde
ren naar de school te zenden. Nu, zegt
de Regeering in de Memorie van Ant
woord, bladz. 2, aan de Tweede Kamer
gericht, „de vraag, of er hier te lande
personen zijn, die louter wegens ge
moedsbezwaren tegen de vaccine en de
openbare school hunne kinderen van alle
onderwijs verstoken laten, en zoo ja, in
hoeverre het mogelijk is om bij de in
voering van den leerplicht met deze be
zwaren rekening te honden, is thans een
voorwerp van ernstig onderzoek".
Het komt mij voor dat alleen zij, die
niet gevolgd hebben datgene, wat ge
beurd is, kunnen spreken, dat onderzocht
zal worden, of er in waarheid menschen
zijn, die tegen de openbare school ge
moedsbezwaren hebben. Ik zou den te-
genwoordigen Minister van Financiën
wel willen vragen of hij nog eens ernstig
zou willen nagaan en herlezen de uit
nemende brochures, die in het jaar 1869
zijn uitgegeven door dr. A. Pierson: „De
liberale partij op staatkundig gebied1-1.
Ik gevoel dat de Minister, veel jonger
zijnde, wellicht in andere lijn gevormd
is dan zijn oudere broeder, maar toch
meen ik dat ook voor hem lezing en
herlezing van de schoone woorden in
die stukken overwaard is. Ik mag hier
bij herinneren aan datgene, wat ook
door den geschiedschrijver, die het leven
van dr. A. Pierson beschreven heeft, dr.
Naber, wordt gezegd
„Pierson komt met warmte op voor
het goel recht der kerkelijke partijen,
die van haar standpunt reden hebben
te klagen over de tirannie der liberalen,
die haar eene moderne secteschool willen
opdringen onder de bedriegelijke leuze
vanmet eerbiediging van ieders gods
dienstige begrippen"".
En hij merkt verder op: „De genoem
de artikelen trekken inzonderheid mijne
aandacht door de ongemeene zeggings
kracht. Ook dit is merkwaardig dat
Pierson, in den vreemde verplaatst, zulk
een geopend oog hield voor de behoeften
der natieu.
Yerder wijst hij er op, waarom dr.
A. Pierson zich nooit recht met de
liberale partij verzoend heeft en zegt:
„Zij waren hem te bekrompen en
hadden te weinig hart voor de grieven
der tegenpartij". Ik zou zoo gaarne zien,
dat de tegenwoordige Minister van Fi
nanciën een ruim hart had ook ten
opzichte van de grieven der tegenpartij
en niet zegtwij zullen onderzoeken
of er dergelijke menschen zijn, die ge
moedsbezwaren hebben om hunne kin
deren naar de openbare school te zen
den, en wanneer blijkt dat dit zoo is,
zullen wij trachten maatregelen te nemen.
Ouders die bezwaren hebben om hunne
kinderen naar de openbare school te
zenden, hebben dikwijls eene keuze te
doen tusschen twee gemoeds- of gewe
tensbezwaren aan de eene zijde hun
plicht, hun voorgehouden door de Schrift
en door alle mannen die op dit gebied
zijn opgetreden, een Calvijn, een Luther,
een Zwingli, een Melanchton (ik spreek
nu alleen over het Prolestantsche ge
deelte der „kerkelijke" partijen), die hen
gewezen hebben op hun plicht, door
die ouders ook bij den doop hunner
kinderen beloofd r- de kinderen te on
derwijzen of te doen onderwijzen. Zij
staan dikwijls voor de vraag: zal ik
mijne kinderen zonder onderwijs laten,
of zal ik ,hen s'uren naar de openbare
school
Na weet ik wal dat ook door Groen
van Prinsterer gezegd is ik acht het be
ter dat een kind niet onderwezen wordt
dan dat het verkeerd onderwezen wordt
maar een ieit is het, dat zeer vele ouders
die gemoeds- en gewetensbezwaren hebben
om hunne kinderen te zenden naar de
openbare school, staan voor dat andere
gemoeds- en gewetensbezwaarhunne
kinderen het onderwijs te onthouden
dat nooiiig is oni later als ontwikkelde
staatsburgers te kunnen optreden. Nu is
het niet de vraag hoevelen van hen er
zijn die hunne kinderen niet naar de
openbare school zenden, maar of er
velen zijn diB gemoeds- of gewetens
bezwaren tegen hebben. Het is my aan
genaam in deze te kunnen wyzen op
hetgeen in deze Kamer herhaaldelijk is
uitgesproken door den geachten afgevaar
digde uit Zuidholland, den heer Fransen
van de Putte, die én in 1887 én in
1889 in dezen zin heeft gesproken
„Maar nu mij in de laatste jaren meer
tijd tot onderzoek in de verschillende
deelen van ons land overblijft, ben ik
tot de overtuiging gekomen, dat inder
daad duizenden en duizenden landge-
nooten om andere dan politieke re denen
niet tevreden zijn met de openbare school."
En bij de behandeling van de Onder
wijswet in 1889 werd door denzelfden
geachten afgevaardigde gezegd„Maar
sedert dien tijd ik erken het is
de toestand in ons land veranderd. Het
zjjn niet meer, althans niet uitsluitend,
de politieke dryvers. Men kan het oog
niet sluiten voor die velen in de steden
en de overgroote meerderheid op het
platteland, die geen vrede hebben met
de openbare school, hoe onredelijk en
onbegrijpelij k het ons voorkomt."
Ik wensch derhalve niet te onderzoe
ken de vraag, of de openbare school bruik
baar is, maar waar het geldt de quaestie
van leerplicht, vraag ik, dat de Regee
ring verder gaat dan te onderzoeken of
in waarheid gemoedsbezwaren bestaan,
en of het niet haar plicht is daaraan te
gemoet te komen.
Ik kan begrijpen dat het Kabinet dat
thans zitting heeft, dat ook de Minister
van Binnenlandsche Zaken, zal zeggen
Wij zouden wel aan de gemoedsbezwa
ren willen te gemoet komen, maar voor
ons bestaat in de eerste plaats de quaestie
van den leerplicht in dien zin, dal. de
kinderen naar de school gezonden moeten
worden.
Door den minister van Financiën is
gezegd in de zitting dezer Kamer van
23 September jl.het kan zijn, dat er
menschen zijn die gemoedsbezwaren heb
ben om hunne kinderen naar de openbare
school te zenden, maar er zijn ook
menschen die bezwaar hebben om te
zien dat kinderen langs de straat loopen
zonder eenig onderwijs te genieten.
Zeker is het zeer gelukkig, dat er men
schen zijn, die dergelijke gemoedsbe
zwaren hebben, maar wanneer het gaat
tusschen de vraag met welke gemoeds
bezwaren rekening moet worden gehou
den, met de hunne, of met de gewetens-
en gemoedsbezwaren der oudersdan
kom ik op voor het recht der ouders en
zeg dat op die bezwaren het eerst moet
gelet worden
Nu is er werkelijk een weg om de voor
naamste bezwaren te gemoet te komen.
In 1889 was het bezwaarlijk om in toe
passing te brengen dat de Staat moet betalen
voor on- en m i n ve r m o ge n d en,omdat
het niet mogelijk was juist aan te geven
wie z(jn on- en minvermogenden. Sedert
dien tijd hebben wy gekregen de wet van
16 April 1896 tot regeling van de porsoneele
belasting, bij welke wet wordt aangegeven
eene klasse van personen die volkomen on
vermogend worden gerekend om éen cent
belasting te b6taen, Welnu, het zou my
biliyk voorkomen datvan Staatswege bepaald
werd dat zij, die deze wet onmachtig rekent
om éen cent belasting te betalen, gerekend
worden niet in slaat te zijn het onderwijs
van hunne kinderen te bekostigen, en der
halve van Staatswege een vast bedrag,
gelijkstaande met den kostenden prijs, zou
beschikbaar gesteld worden, voor ieder kind
van dergelijke ouders, op welke school zij
zou gaan.
Ik ben gaan voorstander om verschil te
maken tusschen de eene plaats en de andere
Wanneer men zegt, dat in de groote steden
de tractementen zooveel hooger moeten zyu
dan geef ik dat toe; maar daar heeft men
scholen van 600 kinderen, en wanneer men
de kosten van eene school van 600kinderen
vergelijkt met die van eene schooi van 40
kinderen waar lagere traktementen worden
gegeven, dan zal men zien dat het verschil
per kind niet behoeft tezynten nadeolevan
de groote steden. Bovendien zou men eene
bepaling kunnen maken, zooals in art. 49
voor de gevallen dat uitzonderingen zouden
worden toegepast.
Neemt men de wet op de peisoneele be
lasting ter grondslag, dan ziet men dat er
nog verschillende klassen van minder vermo
gende personen zijn, aan wie reductie wordt
gegeven met het oog op het aantal kinderen.
Men zou hetzelfde beginsel kunnen toepassen
voor de betaling in de kosten voor die
kindeien voor lager onderwijs.
Er zou een zeer eenvoudige weg zjjn voor
uitbetaling. De hooldouderwyzer houdt een
staat, waarop de namen der kinderen en de
woonplaats hunner ouders of verzorgers
voorkomen; hij zendt dien naar den ont
vanger der belasting of aan dien ambtenaar
die met die taak belast zal worden, die dan
invult wat voor de verschillende kinderen
betaald moot worden.
Het tweede punt, dat beslist moet wor
den, is de wet op den vaccinedwang
Wij mogen hier met dankbaarheid
herinneren aan de krachtige wijze waarop
het tegenwoordig lid der Eerste Kamer,
Mr. Geertsema in 1872 Minister van
Binnenl. Zaken, destijds pal heeft ge
staan tegen het amendement waardoor
de vaccine dwang indirect zou wordeu
ingevoerd. Als men zich daaibij herinnert
hoe geheel anders de toestand toen was,
geloot ,ik, dat het getuigt voor den
vooruitzienden blik dien hij bleek te
bezitten, want toen waren veel minder
bezwaren dan nn tegen de vaccine be
kend.
Als bewijs hoe men, nn men de na
doelen der vaccine moest onderzoeken,
tot resultaten kw~m die men niet ver
wachtte, behoef ik slechts er aan te herin
neren hoe een man als Dr. van Overbeek
de Meijer, de groote voorstander van do
vaccine, op het congres te Turijn i3
opgekomen tegen vaccind-dwang om de
nadeelige gevolgen die de vaccine kan
hebbenzoo zelfs dat dientengevolge
kinderen gestorven zijn. Hij heeft het
daarbij gelaten, toen hem het spreken
bemoeilijkt werd, omdat men begreep
dat hij met zeer vele gevallen zou kun
nen komen.
Wanneer wij zien, dat groote voor
standers van de vaccine tegen den vac-
cinedwang opkwamen, omdat eene ziekte
door het vaccineeren bij het kind tot
den dood kan aanleiding geven, dan
vraag ik gaat het aan indirect vaccine
dwang op te leggen En vaccinedwang
wordt positief opgelegd, zoodra leerplicht
wordt ingevoerd.
Ik geloof dat de Regeering oneindig
beter zou doen, wanneer zij zich stelde
op het standpunt der Engelsche com
missie en zeide de vaccine -dwang wordt
afgeschaft. Het ia opmerkelijk dat die
commissie, bestaande uit 17 personen
waarvan 15 besliste voorstanders der
vaccine, eenstemmig tot de conclusie
gekomen is, dat het wenschelijk is om
den vaccir,t-dwang af te schaffeD.
De natie heeft er belang bij te weten,
in welken zin de Regeering eene minder
weifelende houding zal aannemen.
Het is der antirevolutionaire party er
niet om te doen om een spaak in het wiel
te steken.
Als de Regeering niet het belang der
partij op het oog heeft, maar let op het
welzyn van het volk, dan zullen de anti
revolutionairen de eersten zijn om hun
steun aan te bieden.
Dat beloofde ook deze spreker toen hij
zich aansloot bij het woord van Dr.
Kuyper dat hij met het Gouvernement
hoopt samen te werken voor zoover en
zoolang de beginselen, die ons scheiden,
niet te stout in de ontwerpen worden
geschonden en niet te zeer door die samen
werking zonden werden verzwakt.
LA.NDBOUW.
Zierikzee. Op de tentoonstelling van
zaaigranen door de centrale Tentoonstel-
lings-Vereeniging „Landbouwbelang" zijn
o. a. voor de onderstaande artikelen be
kroond
Kortloof-Erwten le en 2e prijs D.
Q. Mulock Houwer Jr.. Zierikzee, 3e Van
den Bosch Co., Goes, 4e Labrijn Pilaar,
Goes. Kroon-Erwtenle prijs D. Q.
Mulock Houwer Jr., Zierikzee, 2e Van den
Bosch Co., Goes. Schokkers 2e prijs
Labrijn Pilaar, Goes. Chevalier-
Cerstle Prijs D. Q. Mulock Houwer,
Zierikzee, 2e S. J. de Rijke, Sirjansland,
3e H. P. Landegent, Burghsluis. Zomer-
gerst2e prijs S. J. de Rijke, Sirjans
land, 3e Ch. Groeneveld de Kater, Noord-
gouwe. Probstei-Haver le en 2e prys
IVed. W. Smallegange, Haamstede, 3e Van
den Bosch Co., Goes. Wikken D.
Groeneveld de Kater, Noordgouwe, 2e S.
J. de Rijke, Sirjansland, 3e Van den Bosch
Co., Goes. Bruine Boonenle en
2e prijs D. Q. Mulock Houwer Jr., Zie
rikzee, 3e *cm den Bosch Co., Goes.
Paardenboonen2e prijs Van den
Bosch Co., Goes, 3e Labrijn Pilaar
Goes. Platte Boonen 2e prijs Labrijn
PilaarGoes.
lerseke. Donderdagavond hield de
thans gevestigde afdeeling lerseke, van de
Nationale Christen-geheelonthouders ver-
eeniging, hare eerste vergadering, met toe
gang voor belangstellenden. Ds. Van
Hoogenhuijse hield eene lezing over het
werk van Mevr. Wigtman te Shrewsbury,
welke met onverdeelde aandacht werd ge
volgd. Zes personen traden nog tot de
vereeniging toe, waardoor het ledental tot
40 is gestegen, welke alle de geheelont
houdersbelofte hebben geteekend. Een huis
houdelijk reglement werd vastgesteld en
een bestuur van 5 leden gekozen.
Een buitengewone algemeene verga
dering van aandeelhouders in de Stoom
vaart-Maatschappij Zeeland" te VllSSin-
gen keurde met algemeene stemmen het
met den Staat der Nederlanden te sluiten
contract wegens het vervoer van brieven
malen tusschen Vlissingen en Engeland
voor den tijd van 10 jaren ingaande 1
October goed.
Door de vergadering lan ingelanden
van het waterschap Oud-Vosmeer is voor
Dijkgraaf als le candidaat op de voordracht
gebracht de heer W. van Gorsel, terwijl
er verder op voorkomen de heeren F. J.
Ampt en M. A. Douw. Tot ontvanger-grif
fier werd benoemd de heer J. M. de Graaff
Az., al de genoemden woneute Oud-Vosmeer.
De jeneveraccijns ging in Januari
van dit jaar weer achteruit. De opbrengst
was f 5000 minder dan in die maand van
1896 en f 102.000 lager dan per maand
bij^ de Staatsbegrooting werd bepaald.
Toch is Nederland nog ver van de ge
heelonthouding. Want er werd toch nog
f 1.028.000 aan sterke-drank-belasting op
gebracht, wat voor één maand nog vrij
wel is, door elkaar zoo ongeveer f2
per gezin
Een kras Oudje. Donderdag jl. werd
te Die ver (Dr.) door een twintigtal jagers
en drijvers eene klopjacht gehouden op
vossen. Er werd echter geen enkele be
machtigd.
De heer M. Wauwenaar een grijsaard
van 76 jaar bracht het er den volgenden dag
beter af. Hij schoot twee vossen, een paar.
In minder dan één jaar tijds heeft deze
krasse grijsaard niet minder dan zestien
reintjes het leven benomen.
Te Beesel (Limburg) begaf zich
eene vrouw naar het veld en liet hare
4 kinderen, waarvan het oudste 5 jaren,
zonder toezicht in de woning achter. Het
oudste kind had de pook in de kachel
gloeiend gemaakt en was daarmede aan
de kleertjes gekomen van het vierjarig
kind, waardoor deze vuur vatten en geheel
in brand geraakten. Daar niemand hulp
kon verleenen bekwam het kind zooveel
brandwonden, dat het na korten tijd over
leed. Te Siddeburen is een vodden-
kooper door de duisternis misleid, in eene
gracht geraakt en verdronken. Te
Lippenhuizen (Fr.) is Woensdagnacht,
tengevolge van het inslaan van den blik
sem, een huis in de asch gelegd. Toen er
hulp opdaagde kwam men tot de droeve
ontdekking, dat de 80-jarige echtelieden,
die het huis bewoonden, in de vlammen
waren omgekomen. Te Delden viel
een werkman van een hoogte van drie
meter in de diepe gracht bij het kasteel
Twickel. De haastig toegeschoten bedienden
brachten den drenkeling met moeite op 't
droge, doch hij overleed bijn* dadelijk.
Woensdagavond woedde tijdens den
storm op het eiland Tessel een hevig on-
weer.|Oak te Beerta waar dewatermolenaar
door den bliksem getroffen werd, waaraaa
hij overleed. Onder Franeker werd
een watermolen nagenoeg gehebl uit el
kander geslagen vier peraonendie in de
nabijheid een schuilplaats voor den regen
padden gezocht, bleven ongedeerd.
De reizigers van den sneltrein Ant
werpenAmsterdam werden gisteren bij
Dordrecht verschrikt doordat een uit
stekend voorwerp van een voorbijgaanden
goederentrein tegen de wagens sloeg. De
kast van den voorsten bagagewegen werd
geheel weggeslagen, ruiten van coupé's
werden verbrijzeld en het postrijtaig werd
erg beschadigd.
Onlangs werd te Uffelte op eene
verkooping eene „floddermuts" verkocht
voor niet minder dan f 24. Een floddermuts
is een rijkelijk van kant voorziene muts,
die over het oorijzer gedragen wordt.
Onder het oorijzer worden nog twee mut
sen gedragen, van eenvoudiger snit en
zonder kant.
In het bergwerk „Vereinigte Caro-
linenglük" te Hamme, had een ont
ploffing van mijngas plaats. Er werden 50
dooden opgehaald en vele zwaar gewonden.
Heden overleed zacht en kalm in
de hope des eeuwigen levens,
SUSANNA JACOBA,
in den leeftijd van ruim 18 jaren,
eenig geliefde dochter en zuster van
Ms. KOOIJMANS.
A. KOOIJMANS—den Boeb
en kinderen.
Dordrecht, 16 Februari 1898.
Voor de vele en treffende bewijzen
van belangstelling, ontvangen bij de her
denking van mijne vijf- en twintigjarige
Evangeliebediening, betuig ik mijnen har-
telijken dank.
W. A. VAN GRIETHUUSEN.
Alkmaar, 14 Febr. 1898.
Notaris LIEBERT te Kapelle zal op
des voormiddags 10 uren, te Kapelle aan
de Dijkwelsche Zandweg, ten verzoeke van
Marinus Scheele, aldaar,
5 Kalfkoeien, 1 drachtig
Varken, 57 Kippen, 3 Ba
nen, Mestput, Aardappe
len, Landbouwgereedschappen,