NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
3)otifafag 8 latiuatt.
troimffife Iaatgang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Buitenlandsch Overzicht.
flo. 42. 1898,
RECHTSZAKEN.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Het Vraagstuk der Gelijkheid.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAyE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'.
Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel
meer 10 cent.
Middelburgook voor St. Laurens 6,
7, 11. 12, 13, 14, 18, 19, 20. 21, 25, 26,
21 en 28 Januari, 1, 2, 3, 4, 8, 9,10, 11,
15, 16, 17, 18, 22, 23, 24 en 26 Februari,
1, 2, 3, 4, 9, 10 en 11 Maart.
Een onzer lezers een revolutionair
socialist betuigt ons in een welwillend
schrijven zijn leedwezen over ons beweren,
waarvan hij de bewijzen verlangt te zien
geleverd als zouden in een kommunistische
samenleving alle menschen hebben één
levensweg, één levensvorm, dat er zou
moeten bestaan één vaste vorm voor de
gemeenschap; gij noemt zegt hij, dit alles
een gronddwaling van het stelsel van't so
cialism e.
Ik kan niet begrijpen, zoo gaat hij
voort, hoe u zoo iets kan beweren, zonder
't minste bewijs daarvoor te leveren. Men
kan zooveel men wil neerschrijven of
zeggen, doch daarom is het nog niet be
wezen, de zuivere waarheid te zijn.
Gaarne willen wij onze bedoeling ver-
duidelyken.
Wat wij schreven is diten wij onder
strepen daarbij enkele woorden, dewjjl
onze geachte opponent hier wel een weinig
overheen gelezen heeft en 't er voor ons
op aankomt dat ons betoog niet worde
misverstaan.
„Een gronddwaling van het stelsel van
het socialisme is dat alle menschen zouden
moeten hebben één levensweg, één levens
vorm, dat er zou moeten bestaan een vaste
vorm voor de gemeenschap".
Nu geldt onder ons nog de aloude spreuk
Quid ben» distinguitbene docet Wie
wèl onderscheidt, wèl leert.
Wij hebben niet beweerd dat volgens
der socialisten leer in een communistische
samenleving alle menschen zullen hebben
eenzelfden levensweg maar dat het stelsel
van het socialism# deze eenzelvigheid
van vorm voor de gemeenschap bedoelt.
De vaders van het socialisme die reeds
lang dood zijn, hebben dit stelsel wel
degelijk zich zoo opgezet gedacht.
Maar hunne zonen, staande op der va
deren schouders, zijn wel wijzer, dan dat
zij dit stelsel als zoodanig aanvaarden.
Zij toch denken zich dien staat wel
degelijk als bestaande uit menschen onge
lijk en verschillend in aanleg en ver
mogens waar niet allen professors kunnen
zijn, waar de een aanleg bezit om hoofd
arbeid te verrichten, terwijl de ander
beter door handenarbeid in zijn onderhoud
zal kunnen voorzien.
Zoo oppervlakkig deze belijdenis ver
nemende, zou men denken dat hier al heel
wat aan ons werd toegegeven, waar wij
beweren en met vele bewijzen staven kunnen
dat God de ongelijkheid ook in de men
schen wereld, gelijk in zijn gansehen kosmos
heeft gewild, en 't eene utopie is te wanen
dat men deze vaste wet der ongelijkheid
in eene nieuwe samenleving zou kunnen
opheffen.
Maar schoon de gemoedelijke, de meer
practische socialist 't misschien goed be
doelt, hij werpt toch feitelijk door andere
stellingen zijne stelling dat er ook inden
socialistischen staat ongelijkheid moot zijn,
schoon allicht zonder dit te bedoelen,
weder omver.
Wij hadden 't eens met een goeden kennis,
een eerlijken revolutionairen socialist, aan
den stok over deze zelfde quaestie en
haalden 't bekende voorbeeld aan dat er
altijd vuilnismannen en hunne nog ver
dienstelijker consorten zullen noodig zijn.
Onze vriend antwoordde: welnu, als
ge overtuigd zijt dat we vuil afwerpen
dan'is het niet meer dan billy k dat ieder
zijn eigen vuil opruimt.
VVij komen hierop terug, maar achten
door dit zeggen bewezen dat in beginsel
die ongelijkheid toch niet zoo grif wordt
aanvaard. Doch gelijk we zeiden, het is
Ons niet om hét zeggen van Jan of Piet,
En
maar om de grondgedachte te doen.
hoe luidt die
De antirevolutionaire woordvoerders,
eenige jaren geleden deed dit ook de heer
Brummelkamp in zijne door den heer
Bergmeijer bestreden rede over „Geen
gelijkheid maar toenadering" hebben
altijd gezegd dat een dwaling die tot de
fundamenten van het socialisme behoort,
is: de gelijkheid der menscben. En dat,
hoe men ook graaft om tot het eigenlijk
uitgangspunt der socialistisch» grondge
dachte te komen, men ten slotte altijd
stuit op de beslist uitgesproken of stil
zwijgend onderstelde meening, dat één
wet, één weg, één levensvorm voor alle
menschen geldt, omdat allen gelijke leden
van ééne gemeenschap vormen, en dut.
met algemeen goedvinden, dus één vast
model, een vooruit klaargemaakte vorm
voor de gemeenschap en het gemeenschaps
leven moet worden ontworpen.
Dit is volkomen juist en kan met de
stukken bewezen worden.
De Revolutie, zegt Stahl, of liever het
systeem der Revotutie, is de voltooiing
van het natuurrecht. Op het natuurrecht
is het geheele revolutionaire stelsel ge
bouwd en volgens het natuurrecht komt
alles, ook het begrip van goed en kwaad,
rechten onrecht, uit de menschelijke Rede
op. God als Schepper wordt geloochend,
als Wetgever geïgnoreerd, en bij logische
noodzakelijkheid komt man zoodoende
tot de ontkenning der menschelijke per
soonlijkheiddie de verscheidenheid in het
leven roept en tevens tot de ontkenning
van de Zondeals de bron van alle kwaad
en dus van het kwaad zelf. Wat nu
overblijft is de mensch met louter goede
eigenschappen die hij aan zichzelf te
danken he=ft en die „evenmenschen" naast
zich ziet, precies gelijk hij zelf en dus
aan hem gelijk.
Ziedaar de gelijkheid als fundament om
op voort te Jbouwen, waarbij de leer dat
alle menschen gelijk arbeiden en gelijk
genieten moeten slechts eene consequentie
is van het uitgangspunt.
Vroeger zouden de socialisten dit nooit
ontkend hebben, maar, gelijk wij hierboven
reeds opgemerkt hebben, zij hebben volte
face gemaakt, of wel ,de meest nuchtere
mannen onder hen hebben 't onmogelijke
van deze consekwentie ingezienterwijl
anderen, overtuigd sedert onzerzijds aan
getoond is, hoe onredelijk en onmogelijk
deze maatschappij der gelijkheid is, nu
ook beweren dat niet alle menschen gelijk
behandeld moeten worden.
Om dit te kunnen doen, stelen zij van
het Christendom het denkbeeld van de
door God geschapene vrije persoonlijkheid
die vanzelf de verscheidenheid en de on
gelijkheid met zich brengt, en beweren
nu dat in den socialistischen heilsstaat ie
dereen werk zal krijgen overeenkomstig
diens eigenaardigen aanleg en smaak.
De gelijkheid gluurt echter terstond
weer door de gaten van hun opgeraapten
mantel heen, wanneer zij er bijv. bijvoe
gen dat ieder zijn eigen vuilnis zal moeten
opruimen.
Natuurlijk, want voor vuilnisman is een
product uit de socialistische mènschenfa-
briek te goeden wanneer de een geen
vuilnisman kan wezen, dan de ander ook
niet. Kon men nu maar de vuilnis weg
decreteeren, dan was de moeilijkheid ge
heel verdwenen.
Dit gaat echter niet. De natuur heeft
hij vergissing besloten dat er vuilnis wezen
zal, en zoo blijft er niets anders over dan
dat ieder zijn eigen vuilnisman wordt.
Gelijk Tolstoï dan ook werkelijk reeds
doet, althans zijn eigen schoenen poetst,
enz. En evenzoo handelen zijn volgelingen.
Inderdaad, zucht naar gelijkheid gluurt
door de naden van hun kleed.
Of wat is met name de strijd der sociaal
democratische onderwijzers tegen de hoofden,
een strijd die de arme openbare school zoo
deerlijk in 't gedrang brengen zal, anders
dan «en strijd om de gelijkheid?
Geen rangen of standen meer. „Gelijk
heid in de school".
Lees maar de (Sociaal democratische)
Volksonderwijzer. Ohder anderen in het
laatste no. de „samenspraak tnsschen Jo
en Ko". Het wor.it er met zooveel woor
den in gezegd de hoofden moeten „naar
beneden gehaald". Een onderwijzer sprak
zijn chef, het hoofd der school, in ernst
aan met „waarde collega" I
Ook de reclameplaten van diezelfde
I olksonderwijzer zijn soms teekenend en
zoo veelzeggend.
Een er van is een bergbestijging het
voorste ros heet S. D. O. V. (Sociaal
democratische onderwijzersvereeniging)en
de opgaande zon, die de stoute bergbe-
stijgers tegemoet gaan heet „gelijkheid in
de school".
Een ander stelt voor den val der hoofden
die volgens dat blad heele dagen zitten te
luieren bij kachel, stoof en chocoladeketel.
Die heele strijd van de klassenonder-
wijzers tegen de hoofden is er een om het
gezag. Het is het Ni Dieu, ni maitreook
in de school.
En ook dit is de vrucht van een stelsel. Van
het liberale systeem der neutraliteit. De wet
decreteerde het Ni Dieu God uit de
school, God uit de Geschiedenis, God uit
het leven en de ervaring.
Welnu, zegt de leerling van derge
lijke meesters. Zat er geen God,
geen Goddelijk gezag zijn, waartoe dan
ook nog menschelijk gezag. Wees conse
quent en ruim ook dat weg. Geen God
goedmaar dan ook geen Meester
ook in de school 1 Het hoofd weg. Wij
allemaal zijn hoofden voor onze klassen,
in onze soort, in ons werk. Ons is het
verstand, ons dan ook de vrijheid, öns met
u de gelijkheid. Eigelijk ja, wij boven u!
Een beweging die de hoofden niet zullen
vermogen te keeren, ook al hebben zij
zich thans eveneens tot een Bond veree-
nigd, die nog zulke welwillende voorne
mens koestert jegens den Sociaal Democra-
tischen Onderwijzersbond.
Deze hoofdenbond mist daartoe te zeer
een principiëelen achtergrond en heeft den
schijn van te varen onder ee.ie valsch
conservatieve vlag tegen zich.
Gelijk te verwachten was blijft de Spaan-
sche regeering deerlijk in de war zitten
met den door haar van Cuba teruggeroepen
generaal Weyler.
Deze acht zich door die terugroeping
diep gegriefd en de geheele aristocratische
wereld in dit aan arme grandes rijkeland
voegt zich bij hem.
Hij heeft het vooral moeilijk over den
toon van den president der Vereenigde
Staten in diens nota aan het Parlement
over de Cubaansche aangelegenheden. Hij
diende een protest in bij de Koningin
Regentes Maria Mercedes, van den inhoud
van welk stuk de Spaansche regeering de
openbaarmaking had verboden. Toch is 't
protest gepubliceerd in de „Nacional".
Uit bedoeld protest blijkt dat de gene
raal zich diep gegriefd heeft gevoeld over
de wijze waarop Mc Kinley over het
Spaansche leger had gesproken. Hij had
hen namelyk op één lijn gesteld „met die
oproerige bandietenhorden die alle regel
matige en ridderlijke oorlogsbetrekking
onwaardig zijn". Hij dringt er op aan dat
de Spaansche regeering den Amerikaan
voldoening daarvoor vrage.
In de bezielende taal van een zoon van
't zuiden die zijn land liefheeft, is dit
stuk geschreven en 't wekt geen verwon
dering dat de fiere Spaansche natie, de
armen zoogoed als de aanzienlijken, de
rijke rijken, zoogoed als de arme rijken
zich door dit stuk hebben laten pakken.
Het stuk is er dan ook wel op aangelegd
om den nationalen trots van deze aan la
gerwal geraakte natie te streelen.
De regeering is niet op haar gemak. Zij
voelt ook wel dat Weyler gelijk heeft;
maar zij gevoelt niet minder diep de on
mogelijkheid om van de groote wereldrepu
bliek een voldoening te ei»chen die zij
zelfs van haar eigen onderdanen, het Cu
baansche wingewest, nu al lange maanden
tevergeefs eischt.
Oostinjesdoof blij ven ware vóórhaar het
beste geweest in ieder geval zich van
den domme houden doch zie nu komt
Weyler, ook wel met een beetje wraak
zucht in 't hart, met schijnbaar de beste
bedoelingen aan dezen schijn een einde
maken.
Hoe Duitschlands optreden in China
wordt opgevat door Engeland, zeiden wij
reeds.
Hoe China zelf er over denkt, vernemen
wij uit Li Hung Changs interview.
Hij klaagt dat Duitsehland onnoodig ge
weld pleegt. De Chineesche regeering toch
had onmiddellijk de ruimste voldoening aan
geboden. Onder meer bestraffing der schul
digen, ontslag der plaatselijke overheden
en ruime schadevergoeding, wat wil men
meer
Zelfs werden, om den schijn te vermijden
dat van China's zijde een twistappel werd
opgeworpen, de Chineesche troepen uit
Kiao-Tchau teruggeroepen, toen de Duit-
scbers aan land gingen.
Doch 't is, zoo klaagt de Chineesche
onderkoning, er Duitsehland om te doen
om China te grieven en zich in China te
nestelen. Het weet wel dat China nog niet
hersteld is van de nederlagen van den
jongsten oorlog en rust noodig heeft.
Wij hopen dat de Chineesche regeering
zich haasten zal de aangeboden genoeg
doening uit zichzelf te gevenopdat
Duitsehland alle zedelijk motief tot een
ongewenschteu oorlog verlieze, desnoods
met opoffering van het „Evangelie van
des Duitschen Keizers geheiligden persoon".
Gelijk men weet wil ook Rusland wel
iets van den door Duitsehland in China te
behalen buit voor zich hebben. Daartoe
bezette het de haven van Port Arthur.
Over dit samengaan van zijn bondge
noot met zijn tegenstander is Frankrijk
slecht te spreken.
De Cassagnac, de chauvinist die slechts
vanrevanche droomt, heeftin bittere bewoor
dingen „den grooten vriend" o*er deze
trouwelooze daad aangevallen.
Gelukkig is De Cassagnae de regeering
niet. Tusschen den Czaar en den president
der Fransche republiek werden op 1 Ja
nuari hartelijke telegrammen gewisseld.
Het behoort zeker tot de eischen der staat
kunde om zich tegenover de grofste be
schuldigingen van den domme te houden
en onder de betuiging van de hoogste
achting toch iets te doen dat den vriend
persoonlijk hoogst onaangenaam is.
Intusschen schijnt het niet onmogelijk
dat het tusschen Frankrijk en Rusland nog
wel schikken zal.
In 't laatst van het vorige jaar begonnen
de bewegingen van het Engelsche leger in
Egypte het vermoeden te wekken, dat er
in Soedan iets niet in den haak was.
Het schijnt niet onmogelijk dat de Der-
wishen de oorzaak der agitatie zijn. Maar
kenners beweren toch dat de oorzaak el
ders ligt.
De Franscken dringen vooruit in dat
gedeelte van 't zwarte, werelddeel, en dit
maakt de Engelschen onrustig.
Volgens anderen voert koning Menelik
van Abessynië ook weer iets in 't schild,
hij sohijnt van plande ondernemingen der
Franschen in Aequatoriaal Afrika te steunen.
Engeland moet dus zeer op zijn hoede
zijn en Bismarcks oude wapenspreuk in
waarde houden, dat wie den vrede wil,
zich ten oorlog heeft voor te bereiden.
Het wassen van den Nijl, dat tot Mei,
a. s. duurt, en waar thans zeven Engelsche
kanonneerbooten kruisen, maken 't onder
nemen van eenige vijandelijkheid nog in
dezen winter onmogelijk.
Trouwens, er zijn nog wel andere zaken
die bet reusachtige Engeland beletten om
zijne vijanden aan te vallen.
Sedert eenige maanden gist het in de
Britsche bezittingen rondom den Indischen
Oceaan. Dat is Britsch Indië, waar 't reeds
herhaaldelijk tot een treffen kwam dat
is 't gebied aan de Afghaansche grenzen
dat is 't land aan de Victoria Nyanza, in
Afrika.
Uganda blijft door binnenlandsche on
lusten beroerd men zegt dat de Soeda-
neezen in dat land en ten Westen van de
Kenia tot oproer oversloegen.
Detachementen afgezonden om hen af te
Btraffen, weigerden ter plaatse iets uit ta
richten en schoten in de lacht.
In Zanzibar heerscht groote verbittering
sedert de vrijmaking der slaven, de Ara
bieren mokkeu eveneens en zoo ontmoet
het groote land overal de blijken dat 't
zich te veel heeft uitgebreid en niet in
staat is zijn veel te groote huishouding
te bestieren.
En toch aast 't nog altijd op meer.
In China trachtten Engelsche schepen ver
geefs Hamiltono haven binnen te stoomen.
In Transvaal houdt 't kleine boerenvolk,
sterk door zijn recht, de He-Rhodianen in
bedwang.
Wat zal 1898 baren bij zoo oorlogszuch
tig gemodder als waarin de Engelsche staats
lieden hunne eere stellen?
5 Jan. '98.
Bij kon. besluit is pensioen verleend aan
den oud-minister Van Houten ten bedrage
van f3217.
Staatsblad no. 266 bevat het besluit
van den 24 December 1897 tot aanwijzing
ter onteigening van perceelen, noodig voor
den aanleg van een inlaagdyk in den pol
der Nieuw Noord-Beveland.
Maandagavond was het galabal ten
hove, er heerschte om het Paleis te 's Gra-
venhage een groote drukte. Er waren 1000
genoodigden ongeveer, uit de kringen van
de diplomat.e, de hofhouding, de vertegen
woordigende, Staats-, gewestelijke en ge
meentelijkelichamen, de magistratuur, leger
en vloot, oolr van het Indische leger. De
hoofdingang van het Paleis was feestelijk
verlicht, waartoe een groot getal modera-
teur-lampen, die hoe ook uit den tijd nog
een zacht maar intensief licht versprei
den, het hare bijdroegen.
De Koninginnen kwamen te 8Vs uur in
de diplomaten-kamer en begaven te 9'/, uur
zich naar de Groote Zaal.
In Haar wit zijden kleed met goud ge
borduurd, maakte de jonge Koningin een
allerbevalligsten i»druk aan de zijde van
de Koningin Regentes, die een japon van
mauvefluweel droeg.
Prinses Elisabeth van Waldeck, de logé
van HH. MM., vergezelde de koninklijke
familie en opende het bal met den adjudant
van H. M., den luitenant-kolonel jhr. v.
d. Pol.
Ook de Koningin heeft gedanst en Vrij
dag zal ze te Amsterdam de opvoering
van „Kloris en Roosje" bijwonen.
Arrondissements-Eechtbanlc te Middelburg
Dinsdag zijn veroordeeld wegens
diefstal-. C. U., 23 j., sjouwer, Vlis-
singen, thans te Middelburg in hechtenis,
tot 1 jaar gev. straf, met ^mindering der
doorgebrachte hechtenis en P. H. J., 11
j., zonder beroep, Middelburg, tot f 2 b.
s. 2 d. h.
verduistering L. F., 62 j., schaapher
der, St. Kruis, thans te Middelburg in
hechtenis, tot 10 w. gev. straf, met min
dering der doorgebrachte hechtenis
verstoring eener geoorloofde vergadering
J. J. de N., 28 j., schilder, en C. den H.,
31 j., sloeproeier, Ter Neuzen, ieder tot
7 d. gev. straf, en
verduistering W. J. Z41 jhvr. J.
de V Vlissingen, tot 3 ra. gev. straf.
Vrij gesproken G. V. v. O., 28 j., bloe
mist, Aardenburg, beklaagd van beleedi-
ging, en E. P., 40 j., Middelburg, appel-