NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
41. 1898.
Dinsdag 4 larmatL
ttMttfftfe laargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
EEN LIED.
Het volkslied „Wilhelmus."
10.
12.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent'.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Middelburgook voor St. Laurens 5,6,
7, 11. 12, 13, 14, 18, 19, 20, 21, 25, 26,
27 en 28 Januari, 1, 2, 3, 4, 8, 9,10,11,
15, 16, 17, 18, 22, 23, 24 en 26 Februari,
1, 2, 3, 4, 9, 10 en 11 Maart.
Een lied voor bat Kroningsjaar, vrij
hoorden er nog niet van. Wel zijn er en
kele goede aangeboden en hier en daar
op school aangeleerd. Maar een lied,
op alle scholen ingevoerd ontbreekt nog.
De Kroningsdag kon dan wel eens besloten
worden met de bekende volksode aan de
Boeren of met een hotslied, waarin de
„socialen" worden aangevallen.
Laten wij alvast het oude Wilhelmus
het lied van den grooten Stamvader onzer
Koningin, in hui* en school instudeeren.
Het bevat een zoo schoon stuk Volkshis
torie, 't laat den zielskreet van Oranje hoo-
ren't altijd nieuwe oude Wilhelmuslied,
wij drukken 't hieronder nog eens over.
EEN CHRISTELYCK LIET,
gemaeckt ter eeren der doorluchtigsten
Heere, Wilhelmus Prince van Orangien,
waer van d'eerste letter van ieder
veers zijner v. g. name met-
brengen.
Nae de wijze van Chartres.
1.
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet
Het Vaderlandt ghetrouwe
Blyf ick tot in den doot.
Een Prinee van Orangiën
Ben ick vry onverveert;
Den Coninck van Hispaengiën
Heb ick al tij t gheëert.
2.
In Godes vrees te leven
Heb ick altijt betracht.
Daerom ben ick verdreven,
Om Landt, om Luyd' ghebracht 1)
Maer Godt sal my regeren
Als een goet instrument,
Dat ick sal wederkeeren.
In mijnen Regiment.
3.
Lydt 2) u, mijn ondersaten,
Die oprecht zijn van aert
God sal u niet verlaten,
Al zijt ghy nu beswaert
Die vroom begheert te leven,
Bidt Godt nacht ende dach,
Dat Hy my cracht wil gheven,
Dat ick u helpen mach.
4.
Lyf en goedt altesamen
Heb ick u niet verschoont
Mijn Broeders, hooch van namen
Hebbent u oock vertoont:
Graef Adoltf is ghebleven
In Vrieslandt in den slach
Sijn siel in 't Eewich leven
Verwacht den Jongsten dach.
5.
Edel- en Hooch-gheboren,
Van Keyserlicken stam,
Een Vorst des Rijeks vercoren.
Als een vroom Christen man,
Voor Godes woord ghepreesen
Heb ick vrij onversaecht,
Als een Helt sonder vreesen,
Mijn Edel bloedt ghewaecht.
6.
Myn schilt ende betrouwen
Syt ghy, O Godt, mijn Heer!
Op u soo wil ick bouwen,
Verlaet my nimmermeer!
Dat ick doch vroom mach blijven,
U dienaer taller stont,
De tyranny verdry ven,
Die my myn her.t doorwont.
7.
Van alp die my beswaren
End myn vervolghers zijn,
Myn Godtwilt doch bewaren
Den trouwen dienaer dijn,
Dat sy my niet verrasschen
In haren boosen moet 3)
Haer handen niet en wasschen
In myn onschuldich bloet.
8.
Als Davidt moeste vluchten
Voor Saul den tyran,
Soo heb ick moeten suchten
Met menich Edelman
Maer Godt heeft hem verheven,
Verlost wt aider noot,
Een Coninckryck ghegheven
In Israel seer groot.
9.
Nae tsuer sal ick ontfanghen
Van Godt, myn Heer, dat so et,
Daarna soo doet verlanghen
Myn Vorstelyck ghemoet
Dat is, dat ick mach sterven
Met eeren in dat veldt,
Een eewich rijck verwerven,
Als een ghetrouwe Helt.
Niets doet my meer erbarmen
In mijnen wederspoet,
Dan dat men siet verarmen
Des Cor.incks land en goet.
Dat u de Spaengiaerts crencken,
O, edel Neerlandt soet
Als ick daeraen gedencke,
Myn edel hert dat bloet.
11.
Als een Prins opgheseten
Met mijner heyres cracht,
Van den Tyran vermeten
Heb ick den slach verwacht,
Die, by Maestricht begraven,
Bevreesde myn ghewelt.
Myn ruyters sach men draven
Seer moedich door dat velt.
Soo het den wil des Heeren
Op dien tijdt had gheweest,
Had ick gheern willen keeren
Van u dit swaer tempeest 4)
Maer de Heer van hier boven,
Die alle dinck regeert,
Die men altijt moet loven,
En heeftet niet begheert.
13.
Seer Prinslyck was ghedreven
Myn Princelick ghemoet
Stantvastich is ghebleven
Myn hert in teghenspoet
Den Heer heb ick ghebeden
Van my nes herten gront,
Dat hy mijn saeck wil reden 5),
Mijn onschult doen oorkont 6).
14
Oorlof 7), mijn arme schapen,
Die zyt in grooten noot
IJ herder zal niet slapen,
Al zyt ghy nu verstroit
Tot Godt wilt u begheven,
Syn hyelsaem Woort neemt aen,
Als vrome Christen leven,
'tSal hier haest zijn ghedaen.
15.
Voor Godt wil ick belijden
En syner grooter macht,
Dat ick tot gheenen tijden
Den coninck heb veracht
Dan 8) dat ick Godt den Heere,
Der Hoochster Majesteyt,
Heb moeten obediëren 9)
In der gherechtieheyt.
1) OmLant, om Luyd' brengen,
land en volk doen verliezen.2) Lydt
u, hebt geduld. 3) Boosen moet,
euvelmoed. 4) Tempeest, Fr. tem-
p t e, stormhier ramp, bezoeking.
5) Reden, recht doen. 6) Oorkont
doen, getuigen. .7) Oorlof, afscheid
hieradieu, vaarwel 8) Dan, doch.
9) Obedieren, gehoorzamen.
Om wrake schreeuwen de gruwelijke
feiten die in 1896 en '97 door de Turken
in Armenië gepleegd zijn en door dr. Lep-
sius in zijn bij Daamen te Rotterdam ver
schenen boek worden meegedeeld.
Wat de geschiedenis uit ouder en late-
ren tijd voor onmenschelijks, voor duivel
achtigs verhaalt, vindt men hier hernieuwd.
Men rilt onwillekeurig, wanneer men het
volgende leest.
Het joviale gepeupel haakte naar afwisse
ling. Het eenvoudige dooden nam te veel
tijd in beslag en ging hun de keel uithan
gen, het werk moest aantrekkelijker worden.
Hoe zou men het vinden een vuur aan
te leggen om de gewonden daarop te roos
teren; enkelen aan palen op te hangefn,
met hun hoofden naar benedenanderen
spijkers of pennen in het vleesch te drijven
of een vijftigtal aan elkaar vast te binden
en dan op dien hoop menschen te schieten
Waartoe anders heeft een Armeniër zoo
veel ledematen, dan om ze één voor één
af te hakken en hem de bloedige bouten
in den mond te stoppen Ook het uitsteken
van oogen, alsmede het afsnijden van neuzen
en ooren, werd als bijzonder aanbevelens
waardig aangemerkt.
Maar dit was nog het ergste niet. Het
waren middelen, die op den roem van
nieuwigheid geen aanspraak konden maken.
Men heeft daarvoor ook petroleum en an
dere brandbare middelen, bijv. kerosine
gebruikt, die van Overheidswege werden
verstrekt om er huizen en voorradige le
vensmiddelen mee te verbranden.
Ziet bijvoorbeeld dezen man eensIlij is
photograaf en heet Mardiros. fWat heeft bij
een prachtigen baard 1 Giet er wat petroleum
over en steekt hem aan Sleept wat Christe
nen hierheen, giet kerosine over hen uit
en als ze verbranden, werpt dan anderen
in den walm, opdat ze er in verstikken
Welk een vollen haardos heeft deze vrouw!
Strooi er wat kruit in de regeering
heeft genoegen schroeit haar zoo het
hoofd af I Oefening baart immers kunst 1
Het bedrijven van deze gruwelen was
bij de Turksche onderdanen iets aanste
kelijks en verkreeg eindelijk ook iets
verdienstelijks. Uit eergierigheid heeft men
zelfs de hoofden geteld, door éen hand van
de rompen gescheiden. Zoo verhaalt Dr.
Lepsius
Een bakker te Kesserik, die reeds 97 Ar
meniërs omgebracht had, waarvoor hun af
gesneden neuzen en ooren het bewys lever
den, verklaarde niet te zullen rusten voor
dat hij de honderd had bereikt.
Zijn meerdere moet hij en en wel erkennen
in den Hadji Begos van Tadem, die de
honderd al overschreden heeft en tot tropeeën
zijner heldendaden een vrouw in vier stukken
snijden en deze, op palen gestoken, in het
openbaar kijken liet. Een slager in Aintab,
die zes hoofden van Armeniërs op zijn
braadspit steekt, wordt nog in de schaduw
gesteld door de Turken te Subaschigulp, die
de Armeniërs als schapen slachten en ze aan
de vleeschhaken ophangen.
Het gepeupel van Trapezunt echter maakt
van de zaak bepaald een grap. De Armenische
slager Adam en zijn zoon worden doodge
schoten, in stukken gehouwen, deze op
spiesen gestoken en den voorbijgangers aldus
te koop aangeboden„Koopt, koopt I Een
arm, een been, voeten, hoofden, alles goed
koop, Koopt, koopt!"
Zelfs de onschuld werd door de Maho-
medaansche onverlaten jniet ontzien. Ook
het leven der kinderen werd niet gespaard!
De Mahomedanen van een groot dorp
bij Marasch be paarden een eenjarig kind
dit treurige lot door het in 't vuur te werpen.
Te Baiburt waren zij zoo barmhartig de moe
ders met haar zuigelingen in 14 huizen te
verbranden.
Tegen het worgen van een kind op den
schoot zijner moeder ziet een dappere Turk
niet op en met een kleine als met een
vangbal te spelen en hem voor de oogen
der moeder van de eene bajonet op de
andere te gooien, vinden de soldaten van
Bitlis naar het schijnt een vermakelijk spei.
Moge dit boek toch niet als een uitstal
ling van ongerechtigheden beschouwd wor
den. Moge 't zyn doel bereiken in Duitsch-
land, in Engeland, in Nederland kartenen
consciëntiën openen voor de groote mede-
verantwoordelij kh id der Christenen voor
deze gruwelenen voor den plicht om
door een internationaal protest dergelijke
tooneelen in de toekomst te voorkomen en
de ellendigen te helpen.
Uitgaven voor Leger en Vloot.
Dat is geen kleinigheid, lezers, wat we
daarvoor noodig hebben. Ge weet, dat de
Begrootingen voor Marine en Oorlog, of
Yloot en Leger al behandeld zijn in de
Kamer voor het jaar 1898.
g§Gij weet ook, dat deze behandeling
minister Jansen van zyn ministerieel leven
beroofd beeft ZEycell. is gesneuveld
en dan willen sommigen nog beweren, dat
Leger en Yloot niets beteekenen bij ons.
Maar gij zyt nieuwsgierig naar de uit
gaven voor Leger en Yloot Naar de
uitgaven gedurende één jaar? Welnu,
luister.
De geheele opbrengst van de grondbe
lasting van het Personeel van de nieuwe
Bedrijfsbelasting, van de nieuwe Vermo
gensbelasting, van de Accijnzen op wijn,
zout en geslacht is op een kleinigheid na
noodig voor ons leger en onze vloot,
elk jaar.
Hoeveel is dat wel, vraagt ge.
Ruim 38 millioen gulden. Dat zegt nog
al watNeem eens een heel rijk heer,
b.v. iemand die 6 ton bezit, dan staat ge
al te kijken van zoo'n rijkdom! Neem nu
eens niet 6 ton maar 10 ton, dan hebt
ge een millioen, en neem nu eens 38 zulke
millioenen wat een schat geld I
Gelijk we reeds vroeger meldden, kost
onze huishouding van den Staat elk jaar
in het geheel ruim 140 millioen gulden.
Hiervan gaat alleen voor Oorlog en Marine
een kleine 40 millioen afdus blijft er nog
ruim 100 millioen gulden voor andere
uitgaven in het jaar over.
Graafschapper).
Een Transvaalssh Verkiezingsvers,
In de „Volksstem" beveelt een Krugers-
dorper den heer Paul Kruger in jde vol
gende bewoordingen aan
Al raas bul ook nog zo voor Schalk of
Oom Piet,
Al soebat hul baing myn stem krij hul niet
Ik stem voor Oom Paul; hij is mijn kandidaat;
En wie hem belaster, die maakt mij maar
kwaad.
Oom Paul moet boven toe roer maar die
trom
Oom Paul moet boven zo zal dit ook ko~m.
'k Zeg niks tegen Schalk en jffwUwoord
van Oom Piet,
Die een kan goed praat en die ander goed
schiet.
Beproef is Oom Paul, en ons kan hem
niet mis,
Met hem aan het hoofd weet ons juist
waar ons is.
Hij is voor de Jingoes te slim en te kwaai,
Dis die wat hul zoek hem die nek om
te draai.
Hij 's voor geen He-Rhodes of Chamber
lain bang,
Al is hul vol fratsen, zijn kop is ook lang.
Hij kent al bun streken, dit weet hul
wel goed,
Ons ou President krijgt bul nooit onder voet.
Pas op voor jou stem, Broeren geef
die niet weg
Stem, stem voor Oom Paul, al maak hul
hem *sleg.
Als hij niet meer kan, komt Oom Piet
(aan de beurt,
Dit zeg ik nou ronduit en wees niet gesteurd.
Na Paul komt Piet eerst, en bij moet nog wag,
Als God hem zal spaar krijgt hij zeker zijn
(dag.
Maar ditmaal Oom Paul, toe roer maar die
(trom
„Ons ouPresident weer!" ja,zomoetketkom!
Die Jignoes wil Schalk hê, dit maakt mij
(bevrees,
Net of daar een slang in die bossies kan wees
Maar hoe ook, hy moet eerst zyn sporen
(verdien,
En dan krijgt hij later een kans ook
(misschien
Doch nou kom Oom Paul wie wil kan
(maar brom.
Ons stem nou maar KRUGER, toe roer
(maar die trom
Er circuleert maar trouw in de groote
pers een bericht, waarboven staat „mond
en klauwzeer bij menschen". In den
geneeskundigen raad van Overijsel is
namelijk de aanwezigheid dezer ziekte
geconstateerd, als gevolg van besmetting
door melk van aan mond- en klauwzeer
lijdend vee.
De menschen die aan „klauwzeer" ge
leden hebben, worden evenwel niet met
name genoemd, zij behoeven zich dus de
eigenaardige qualificeering hunner handen
of vingertoppen niet aan te ttrekken.
Steenbeek.
De stichting Steenbeek op Zetten, een
der Heldringgestichten onder leiding van
ds. Pierson, had 1 Jan. jJ. 50 jaar bestaan.
De directeur wijdde daaraan in ie Neder
lander een woord waaraan wij het volgende
ortleenen
Toen Heldring in 1876 bezweek, had hij
aan ruim 950 verpleegden de hand der
redding toegestoken.
Mej. Voute, die steeds met hem gewerkt
had, overleefde hem slechts enkele maanden.
Zij bezweek onder zeer aangrijpende om
standigheden en, merkwaardig genoeg, zij
had er een voorgevoel van gehad.
Kort na myn komst in Januari 1877
zeide zij tot mij„Ik heb de overtuiging
dat de arbeid van „Steenbeek" geheel nieuw
zal worden" en toen ik haar vraagde,
hoe zij dat bedoelde en in welk opzicht zij
dit verwachtte, antwoordde zij„in allo
opzichten, maar hoe, dat weet ik niet."
De profetie kwam uit. Terwijl zy doode-
lijk ziek, in hevige benauwdheden haar
einde wachtte, brak op Zaterdag 14 April
1877 -by zeel droog weder een felle brand
op „Steenbeek" uit, en in anderhalf uur
lag het uitgestrekte gebouw totaal in asch.
De stervende Directrice werd uit haar bed
gedragen en naar mijn woning gebracht,
en hoewel deiievige schok een oogenblik
gunstig scheen te werken, kwam de hart
kwaal Woensdags daarop met dubbele
kfEfck't terug eu sloopte haar in een oogen-
'¥lik.
Het nieuwe Steenbeek werd 14 Novem
ber van dat zelfde jaar met de nienwo
Directrice, mej. J. H. Kruyl, ingewijd, en
tevens vergaderde in den nazomer van dat
jaar voor de eerste maal te Genève de
Federatie, door Mevr. Butler in hot leven
geroepen.
Werd ooit een profetie schitterender ver
vuld nan deze? Alles was nieuw: een
nieuw huis, een nieuwe directie, een nieu
we opvatting van den arbeid, een beslis
ter getuigen dan tot nogtoe had knnnen
geschieden, in éen woord een herleven van
de vorige toestanden, maar onder geheel
nieuwe vormen.
Jammer maar, dat ik er nog een bittere
nieuwheid aan toe moet voegen nl. deze,
dat de leeftijd der verpleegden al lager en
lager werd, en terwijl 50-jaar geleden do
meerderjarigen het talrijkst waren, dit se
dert lang is veranderdde minderjarigen
en daaronder zeer jeugdigen hebben de
overhand in onzen tijd.
De zoide vreet voort, gelyk de kan
ker, en het ellendige heulen met het kwaad
dat vooral te Rotterdam nog zoo hardnek
kige verdedigers vindt, zelfs onder Chris
tenen, heeft de grenzen tusschen goed en
kwaad meer en meer nitgewischt.
Yroeger overtrad men Gods wetten
gewis even vaak als nu, maar men ont
kende het recht van Gods wet nietmen
voelde nog de schande van het kwaad en
zag uit naar redding.
Thans daarentegen moet men bij velen
nog de beginselen prediken en hen onder