NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- sr HISTORISCH OTraftaffcfe laarpng. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AD VERTEN TIÉN X- I Het Lager Onderwijs. Uit de Tweede Kamer- lo. 35. 1897. Dinsdag 21 fDtfceitfc ELK.EN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maande» franco p. p0,95. Enkele nummers0,02 5. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij die zich met I Januari a.s. op ons blad wenschen te abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. |P De denkbeelden van den heer Lohman in zake „vrij openbaar onder wijs" de vrije school voor de geheele natie werden door dezen afgevaardigde in de Tweede-Kamerzitting van 13 Dec. jl. ter sprake gebracht met nog een en ander dat ■wij onder de aandacht der lezers brengen. De heer de Savornin Lohman: Mijnheer de Voorzitter! In het Voorloo- pig Verslag is sprake geweest van een ander stelsel ten aanzien van het lager onderwijs. De Minister van Binnenlandsehe Zaken heeft daarop dit geantwoord „Wat nu het in het Verslag aanbevolen stelsel betreft, om de openbare school zooveel mogelijk te doen verdwijnen, moet de on- dergeteekende opmerken, dat, zoolang in gevolge de Grondwet het openbaar onder was een voorwerp is van de aanhoudende zorg der Regeering, een dergelijk stelsel door geene Regeering zoude kunnen be vorderd worden, zonder dat zij te kort deed aan haren grondwettelijken plicht." Ru wensch ik te vragen of dit eigenlijk wel geheel juist het standpunt is waarop de Regeering moet staan Wij hebben hier niet te doen met een punt van uitvoering van de bestaande wet, maar wij hebben hier te doen met een van de hoofdbezig heden van het Departement van Binnen landsehe Zaken in het algemeen, met de leiding van de geestelijke ontwikkeling van het volk voor zoover dit opgedragen is ook aan de Regeering. En nu komt hét mij toch voor, dat het hier niet de vraag is in de eerste plaats wat de Grond wet zegt, maar of datgene wat de Grond wet zegt goed is. Men is toch niet gebonden aan een re dactie van de Grondwet die nu ongeveer 50 jaren geleden is ingevoerd en nog wel ingevoerd is, niet op voorstel van de toen malige radicale of zeer vrijzinnige party, maar juist op voordracht van de nu zoo gesmade conservatieve party. Ik moet dus aannemen, dat de Minister van Binnen landsehe zaken geen bijzondere voorliefde heeft voor de toenmalige redactie der Grondwet. Ik heb te meer moed in deze te spreken tot dezen Minister van Binnen landsehe Zaken, omdat, ik wil het eerlijk erkennen, in de twee redevoeringen, die de Minister in de vorige week gehouden heeft naar aanleiding vsn de algemeena beraad slaging over het onderwijs, ik inderdaad van dezen Minister niet enkel en in de eerste plaats heb meenen te hoo ien het kamerlid, maar den Minister, die poogt zich te stellen boven de partyen, en die eenigszins billijker denkt over sommige zaken dan toen hij op de bank zat, waarop hij zooeven gezeten heeft, toen hij geholpen heeft om zijn eigen voorstel te doen aannemen. Ik wensch mij by deze discussie te plaatsen op een eenigszins ander stand punt, dan ik hier in deze Kamer wel heb ingenomen. Het is mijne innige overtuiging dat onze volksschool in alle opzichten moet verbeterd worden en dat wij juist voorna melijk op het gebied van het onderwys niet achteraan, maar voorop moeten wande len, en dat de openbare school, of laat ik liever zeggen de volksschool, uit de han den der party en moet worden gerukt. Ik heb eene klacht tegen geheel ons volkson derwijs en daarbij beroep ik my in de eerste plaats op den Minister van Binnen landsehe Zaken, wiens opinie, zooals hij zelf heeft opgemerkt, in het algemeen niet veranderd is, sedert hij aan de Ministerstafel is gaan zitten. Den 15den Juli 1895 heeft hij in de Vereeniging voor volksonderwijs het volgende gezegd Wel is op dit gebied nog ontzaglijk yeel te doen. Laat ons het ronduit erken nen de lagere school ia in Nederland nog niet wat zij zijn moet en zijn kan. Allerlei omstandigheden werken daartoe mede. Niet bet minst kan het nog zoo ontzaglyk groot schoolverzuimdat alleen door leerplicht kan worden bestreden, niet het minst de treurige financieele positie waarin men nog altijd, tot schande van Nederland, honder den, ja duizenden onderwijzers aan de openbare school laat verkeerenniet het minst de onverantwoordelijke houding van zoovele gemeentebesturen ora de onderwij zers te laten tobben met overbevolkte klas sen jiet voornaamste beletsel om de nieuwere, meer en meer als de eenig waar erkende methode, de zelfwerkzaamheid der leerlin gen, tot haar recht te doen komen. Er kend moet het worden, dat er ondankt de propaganda, niet alleen van Volksonderwijs maar ook van de onderwijzersbonden en andere vereenigingen in de laatste jaren weinig verbetering valt op te merken. De politieke omstandigheden werken tot dien stilstand op onderwijsgebied in hooge mate mede. Is het niet treurig, dat een lid der Hooge Regeering nog wel bekend als een oud vriend en voorstander van het openbaar onderwys het vorige jaar in de Tweede Kamer kon verklaren „Ik weet wel, dat de traktementen op Teie plaatsen te laag zijn, maar er is geen geld om daarin verbetering te brengen Geen geldMaar ziet men er dan tegen op om voor andere onderwerpen zeker niet van grooter belang miljoenen en millioenen uit te geve» Waarom moet het volksonderwjs dan het stiefkind zijn Kan men niet met recht zeggen, dat de Regeering verplicht is daarvoor in de eer ste plaats te zorgen, omdat de Grondwet haar uitdrukkelijk voorschrijft, dat er over al in het Rijk voldoend openbaar onder wys wordt gegeven, wat bij eene zoo stief moederlijke behandeling niet mogelijk is?" Wanneer ik dus klaag over het volks onderwijs, dan beroep ik mij in de eerste plaats op den minister van Binnenlandsehe Zaken. Deze geeft twee oorzaken op veor den minder gunstigen toestand van het volksonderwijs in het zooeven voorgelezen citaatschoolverzuim en gebrek aan geld. Over het eerste zal ik straks nog een enkel woord sprekenover het gebrek aan geld eerst eenige opmerkingen. Ik heb eens uitgerekend hoeveel in den laatsten tijd de uitgaven voor het openbaar lager onderwys zijn toegenomen. De laatste gr&phische voorstelling, die in mijn bezit is, loopt tot 1888 en daaruit zie ik dat in dat jaar voor het lager onderwys is uitgegeven het hoogste bedrag sedert 1878, wanneer men althans uitzondert de ja ren 1882, 1883 en 1884, toen ten gevolge van de invoering der wet op het lager onderwys kolossaal veel «cholen zijn ge bouwd. Het was toen de bloeiperiode van de toenmalige liberale partij, ofschoon die reeds een beetje begon te luwen. Toen werd dan uitgegeven voor het deor mij besproken onderwys f 11.450.377,58. Nu zal ik de heeren niet lang ophouden met cijfers, want wij hebben daar geen tijd voor, maar de Kamer alleen de resultaten geven van mijne berekeningen. Volgens het laatste school verslag in my n bezit, namely k dat over 1894/1895, werd over 1894 uitgegeven voor het lager on derwys, nv aftrek natuurlijk van de bij dragen voor de bijzondere scholen, f14.878.016,65. a moet hierbij in aanmerking nemen dat het aantal kinderen sinds 1888 is toe genomen met 26.018het resultaat nu van myne bezekening, ia dat wanneer men ook met dit verschil rekening houdt, de uit gaven zijn toegenomen met f2.767.193 of met 22 pot. Met andere woorden, wanneer men de som der uitgaven deelt door het getal kinderen die van de openbare school gebruik maken, dan kost elk kind nu f 31 18 tegen f 25,38 in 1888. Dit zijn natuurlijk verhoudingscijfers op zich zelve zou deze beschouwing wat elk kind kost niet geheel juist zyn. Hieruit blijkt dus dat er ia den tijd van 6 jaren, van 1889 tot 1894, elk jaar bijna een half millioen is bijgekomen het eerste jaar 4Vs ton, het tweede 9 tori, het derde 13i/s ton enz., en zulks afgeschei den van de vermeerdering door toeneming van de schoolbevolking. Dit noemt de Mi nister eene stiefmoederlijke behandeling; als dit eene stiefmoederlijke behandeling is, hoe goed moeten de eigen kinderen van den Minister het dan wel bij hem hebben, en wat moet hij uit de hoogte neerzien en medelijden hebben metzijn halve broers of zusters, de bijzondere teholen, die per slot van rekening in 1894 niet mesr krijgen dan nog geen millioen per jaar. HJWanneer de bijzondere scholen er zoo allerverschrikkelijkst uitzien, zooals sommi gen meenen, dan moet men aannemen, wil men met gelijke mate meten, dat dit een gevolg is, niet van stiefmoederlijke behan deling, maar van mishandeling. De Minister zoekt verbetering in meer geld, maar ik geloof dat by daarin ver keerd handelt. Ik zal eens nagaan de verschillende klachten, die niet van onze zijde, maar juist van de zijde van de voorstanders der openbare school voortdurend tegen die school worden aangeheven. In de eerste plaats is er geen# mede werking van het volk. Wel bij gelegenheid van de verkiezingen, maar dan alleen, omdat er met de meest valsche leuzen gewerkt wordt. Warme liefde van het volk voor de openbare school kan niet worden aangetoond. Hoeveel paedagogische bladen worden door ons volk gelezen Er is geen tevredenheid bij de ender- wijzers, geen verheffing van hun ambt men geeft hun geen voldoende deelneming in de leiding van het onderwys. Terwijl in alle andere betrekkingen overvloed is van personeel, is bij de openbare school geen voldoend personeel te vinden. Er ontbreekt eene goede regeling van hunne bezoldiging, en eene behoorlijke op klimming. Toezicht is er evenmin vol doende. Soms worden de openbare onder wijzers door de gemeenteraden op de meest onheusehe wijze, ik zal geen ander woord gebruiken, behandeldop een ander oo- genblik ziet men, dat er geheel geen toe zicht is, kunnen de onderwijzers daarvan ten minste niets bemerken. Verder is menig schoolopziener niet be rekend voor zijne taak om leiding te geven aan het onderwijs. Subordinatie is er vaak alleen, omdat de onderwijzers weten, dat er voor ben, wanneer zij niet zoet zijn, geen gelegen heid is om vooruit te komen. Het onderwys zelf, meermalen is dit erkend, is ook niet doeltreffend voor het volk. Er is geene behoorlijke aansluiting; paedagogie wordt aan de Hoogesebolen in het geheel niet onderwezen de volkshisto rie wordt verbannen of verdonkeremaand. Dat zijn alle klachten geuit door de voorstanders van de openbare school zelve. Daarnaast nu hebben wij de openbare Roomsch-Katholieke school in de zuidelijke provinciën, en wij habben ook in sommige gedeelten van ons land openbare socialistische scholen De heer Troelstra: Waar is die? De heer de Savornin Lohman Die is officieel nergens, mijnheer Troelstra maar die bestaat onder de hand op heel veel plaatsen. Wanneer wij maar letten op hetgeen de onderwijzers leeren, kan men, mdien men eerlijk en openhartig wil zijn, niet ontkennen dat op vele plaatsen lee- ringen worden onderwezen in den geest, waarvan ik zooeven gewaagde, en dat er zelfs gemeenteraden zijn die dit voortreffe lijk vinden. Wordt vervolgd. Een hoogst heugelijk feit werd giste ren in den lande herdacht. Het Nederlandsehe Zendelinggenoot schap vierde gisteren zijn eersten eeuwdag. Hoeveel kwaads dat genootschap gesticht heeft in de jaren toen het modernisme er den tengel vierde en de Rotterdamsch® Zendingsvereeniging gesticht werd, is niet in cijfers uit te drukken maar hoevee^ goeds 't gesticht heeft in de jaren daar voor en daarna, ook dit is onberekenbaar. Voor wat deze oudste onzer Zendings- vereenigingen tot uitbreiding van Gods Koninkrijk beoogd en gewrocht heeft, brengen wij 't dank. Wij eeren de nagedachtenis der oprich ters van 't genootschap, wier portretten 'tHoofdbestuur aan zijn 12e maandbericht van den 99sten jaargang heeft toegevoegd. De namen van v. d. Kemp en Sprenger v. Eijk, van Ledeboer en Uytdenbroek van Verster en Brem en Hoog wenschen wij niet te vergeten. Evenmin de namen der nog levenden en gestorvenen, die als padvinders op zoo menig zendingsterrein hun moeilijke taak begonnen en bun leven veil hadden voor de uitbreiding van't Godsrijk onder Papoea en Battaker, onder Heiden en Mohamedaan. De Kruijts en Jellema's, de Woeldersen en Biegers, de Poensens en Rooiers, en hoe zij meer neeten mogen, zij allen hebben aanspraak op onzen dank en waar zij door Gods genade menig oog mochten openen voor 't nut der Zending, daar hopen wij dat 'taantal Zendingsvrienden nog meer vermenigvuldige en het Neder- landsch Zendelinggenootschap nog menige rijpe vrucht plukke vau zyn schoonen arbeid. Een wensch dien wij van harte uitspre ken, onafhankelijk van onze overtuiging dat niet van genootschappen maar van de kerken rechtstreeks de Zending uitga. Doch toen de kerken nog sliepen, heeft dit Genootsohap gewaakt en gewerkt, en dit blijft zijn onvergankelijke eere. Een tnensch een beest. Dat een neo-malthusiaan weinig besef heeft van de beteekenis en de waarde van den menseh, blijkt uit zijn goddeloos stelselmaar dat hij den menseh niet hooger acht dan een beest dacht zeker nog niemand. Toch bleek dit toen het neo-malthusiaan Kamerlid Heldt aan het Kamerlid Brum- melkamp vroeg of deze zich bij het eten van een ei niet schuldig gevoelde aan het dooden van de levenskiem. Hij had even goed kunnen vragen of het Kamerlid v. d. Zwaag niet schuldig staat aan moord daar deze varkensslager geweest is. Straks zal de neo-malthusiaan misschien nog optreden als advocaat van het kani- balisme. 'Nieuwe Sprokkelaar). s Wat verschil tusschen den tegenwoordi- gen en den vroegeren afgevaardigde uit Schoterland. Beideu zyn revolutionaire socialisten, grensbewoners by de anarchisten, doch, schoon niet iu tempo toch in temperament zeer verschillend. Van der Zwaag een goedige pratebol, Domela een nurksche mopperaar. Van der Zwaag de kunst verstaand van lachend de waarheid te zeggen,Domela steeds stekelig en snauwend. De een tot een gullen lach dwingend, de ander afstootend door hoekig betoog. Of dit verschillend optreden ook ver schillende vrucht zal brengen Weet wel, Van der Zwaag mag in ken nis verre beneden hem staan, in slimheid is hij Domela de baasdat ondervinden de „heeren" in de Kamer ook al. Hij zegt hun niet minder harde waar heden dan zjn voorganger. Maar hij is tegelijk de kiezentrekker die met lachgas werkt. Reeds nu kunnen de heeren gerust tot hem zeggen ik heb gelachen, ik verklaar mij ontwapend. Dat 's éen vrucht. En de tweede Domela Nieuwenhuis heeft het revoluti onaire socialisme uit de Kamer geworpen, Van der Zwaag houdt het er in. Het bekende .Tg suisreste. Het onderstaande lezen wij in het Ho- moeopathisch Maandbladen toen wij het gelezen hadden zuchtten wij ja daar gaat 't naar toe 1 een school inde 20ste teuw ■^Schoolmeester „Ben je tegen de pokken ingeënt? zoo ja, toon dan het schrittelyk bewijs". Leerling „Jawel, meester, hier is het". Meester: „Toon mij de verdere schriftelijke bewijzen van de inenting te gen diphtheritis, cholera, roodvonk, typhus en kinkhoest." Leerliug„Hier zyn ze, meester." Meester: „Waarmee desin fecteer je eiken ochtendje mond en keel Leerling„Eerst gorgel ik met een zout oplossing, daarna met chloorwater." MeesterHoe heeft de reiniging van je lichaam plaats Leerling „lk word eiken dag in warm zeepsop met carbolzuur ge baad, dan met koud water begoten, en daarna trek ik mijne kleeren aan, die ge durende den nacht in een op 100" C ver hitte ruimte gehangen hebben, zoodat pa rasieten en bakteriën gedood worden." Meester: „Verder gebeurt er niets? Toon je handen." (De bevende knaap toont ze). „Je handen moeten na eiken arbeid zorg vuldig met zeepwater gewasschen en dan met alcohol gedesinfecteerd worden. De nagels moeten kortgeknipt worden, zoodat zich daaronder geen vuil kan vastzetten. Ga naar huis 1 Laat je nagels knippen desinfecteer je handen en breng een briefje van je vader mede, dat hy er in toestemt dat je met al je boeken en schrijfgereed schap vóór het binnenkomen in de schooi nogmaals gedesinfecteerd wordt." De knaap sluipt sidderend en beschaamd weg, en zijn medescholieren lachen hem uit, als had men ongedierte by hem gevonden. Na aanneming van 't Hoofdstuk Finan ciën is hoofdstuk VHIa, fier log, aan de orde gekomen. De heer Bahlmann verklaarde voor te zullen stemmen wanneer de minister hem beloven kon dat de hegrooting de 20 mil joen niet zou overschrijdenhij noemde tal van posten waarop men bezuinigen moest. De heer Kuyper begon met eene wel verdiende aanmerking op een uitdrukking in 't Voorloopig Verslag door dezen minis ter gebezigdwaar hij, in strijd met ar tikel 109 der Grondwet, in een stuk van de Kroon uitgaande, de Kamer de wetge vende macht had genoemd een democra tisch revolutionaire opvatting, hoe weinig kwaad misschien ook bedoeld, nochtans in een dienaar der Kroon te laken en waarop het Principiis Obsla dient toegepast. De minister erkende trouwens de fout. Maar de heer Kuyper drong ook aan op bezuiniging. Hij vond 't een averecht- sche bezuiniging om bijv. op te houden met den aanmaak van geweren en snelvuur kanonnen, maar op de vestingen kon beter bezuinigd worden. Waar 't zit, zeide dr. Kuyper, weet ik niet, doch van den zolder tot de kelders waart in 't departement van oorlog een geest van sleur en geldver spilling ronden daarom drong hij aan op een commissie van onderzoek, om te weten waar 't zit. Ook vroeg deze spreker in 't belang van het zedelijk gehalte, 't moreel van den sol daat, aparte huisvesting voor de vrijwilli gers, beroepssoldaten. Tot den persoonlijken dienstplicht en de legerorganisatie komende, juichte hy den eersten toe, maar betreurde het dat deze minister, die toch vroeger zoo hard er voor was geweest, de laatste zal laten rusten. Spr. vroeg of nu uit destukken blijkt dat deze minister niet vooralgemee- nen maar voor beperkten dienstplicht kie zen gaat, hij niet evenals minister Bor- gesius met zijn denkbeelden over Leer plicht deed, ook zyne ideeën in zake die organisatie, in stellingen alvast kon for muleeren en voordragen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1