NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. ii Erf, en, CHRISTELIJK- HISTORISCH ER IEL, naar van lakte min- L 1897. >oping IIBEB1897, roode me WIN- saak voor e stellen lieten de COOIJ Az, SC Doiidktftg 2 Skenfc, VERSCHIJNT G. M, KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bij' dit nummer behoort een bijvoegsel. Widest** ZVi die zich met 1 De Rechtspositie. ui. ïi, ribben, ien, grenen mlen,enz: SCHAP, n soort, 2 )OR DE ïrs, teelen REN, kast, tafel, spiegels, 2 bedden klceren landwagen, den gepre- der veiling roerende goe- natte BAKKEET, estkapelle, 5 groot 97 VARDEGHEM LUIS je tuin kad. cA. annex .v. Rooyen. en notaris. ot Oostende" r. LlEBERT principalen, >en >t 1 Are 1 door wijlen NEE te B i g ^olfertsdijk. nagazyn van |aast u dus 5ENDEN. voor f 1.75, ico. CADEAU. pakking. 25 |n van een 7ISSEL in e 1 b u r g. otuiriaffife laacgaag. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p- 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Januari a. s. op ons blad wenschen te abonneerenf ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis- Als slot in deze belangrijke quaestie drnkken wij de rede van den Goeschen af gevaardigde hieronder af. De heer de Savornin Lohman: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij zeer goed begrijpen dat, nu alle deskundigen welke zich over deze zaak uitlaten, een verschillend gevoelen blijken te bezitten, de Minister op dit oogenblik van zijn eigen gevoelen niet wil doen blijken. Dit neemt echter niet weg, dat ik even moet opkomen tegen hetgeen is gezegd door den geachten afgevaardigde van Rot terdam, den heer de Visser. Die geachte afgevaardigde zeide dat wat nrgent was voor de kerk in Iniië, daarom nog niet argent was voor de Regeering. Na tuurlijk moet eene Regeering elke zaak \an haar eigen standpnnt bezien, maar des niettemin komt mij deze quaestie nrgent voor, ook voor de Regeering. Ik kom eveneens op tegen de bewering van den geachten afgevaardigde dat de Protestantsche kerk heeft gestaan onder den Staat. Dat is geheel en al in strijd met de begrippen der Gereformeerde kerk in vorige eeuwen. Wel was er destijds verbinding tnsschen kerk en Staat, maar het beginsel ik spreek nu niet van de practijk was wel degelijk, dat de kerk niet stond onder den Staat. Het is echter altijd kwaad kersen eten met groote heeren en de ondervinding heeft ook hier geleerd, dat wanneer er eene zeer nauwe verbin ding bestond tnsschen kerk en Staat, de kerk daarvan de dupe werd. Daarom bestaat er bij ons ook geene begeerte naar die nauwere verbinding van vroeger, maar evenmin is het wenschclijk dat er in het geheel geen verband bestaat. De Roomsch-Katholieke kerk heeft er altijd feestelijk voor bedankt zich op de eene of andere wijze te plaatsen onder den Staat; vandaar dat die kerk ook in Indië hare valkomen inwendige vrijheid heeft behouden. Daarom moet men het aan de Gerefor meerde kerken in Nederland niet euvel duiden, wanneer zij ditzelfde verlangen. Men vraagt niet, gelijk de geachte afge vaardigde het deed voorkomen, dat alle vereenigingen die zulks verlangen als ker ken zullen worden erkendmen vraagt alleen, dat wanneer in Indië kerken ge vestigd zijn, aangesloten bij de kerken in Nederland, die Indische kerken dan ook evengoed als kerken erkend zullen worden als de kerken iu Nederland. Wat voor reden kan er toch zijn, om, wanneer eene hier te lande gevestigde kerk ook eene kerk in Indië wil oprich ten, met haar verband houden, om dan niet te zeggen: gij zijt evengoed georganiseerd als kerk en hebt dus dezelfde rechten als de kerk in Nederland. Of men nu al dan niet het Protestantsche kerkgenootschap wil behouden is eene quaestie die, mijns inziens, van betrekkelijk weinig gewicht i», althans uit staatknndig oogpunt. Maar wel van gewicht is de vraag, of door de Regeering niet jnoet worden mogelijk ge maakt of gemakkelijk gemaakt, het stich ten van nieuwe kerken in Indië. Zij die dit verlangen, wenschen echter geene vrijheid voor de kerken in dien zin, dat deze volstrekt niets met de Regeering te maken zouden hebben. Neen, tegen het plegen van overleg met de Regeering be- Btaat geen bezwaar maar men wehscht niet afhankelijk gesteld te worden van de inzichten van het Protestantsche kerkge- Bootschap. Ik kan mij niet begrijpen hoe heide heeren, die over deze zaak het woord hebben gevoerd, tegen dezen wensch be zwaar kunnen hebben. Het gewichtig be ginsel dat de Staat ook zeggenschap moet hebben wordt daardoor niet verzwakt. Het is niet de bedoeling de Regeering afhan kelijk te maken van het goedvinden van elke kerk, maar men verlangt alleen de vrijheid om eene kerk op te richten, al is deze niet aangesloten bij de Protes tantsche kerk in Nederland. In dien wensch zie ik niets onbillijks, en aange zien ik weet dat in Indië urgentie te dien aanzien bestaat, dat op alle wijzen daar de prediking van het Evangelie moet wor den bevorderd, dat èn de Minister van Koloniën daarmede instemt èn ook vele anderen thans anders over dit punt denken dan vroeger, zoo hoop ik dat deze Minis ter zoo spoedig mogelijk zal bevorderen de mogelijkheid van oprichting van kerken in Indië. De minister, die natuurlijk moeilijk kon beslissen, nu de drie leeraren Donner, de Visser en Roessingh ieder uit een verschillend oogpunt de quaestie bezagen, hield zich aan de toezegging om met al den ernst dien de zaak verdient, haar te zullen overwegen. Van daar bovengenoemde rede van den heer Lohman. Wij hopen nu maar dat in dezen worde recht gedaan. Maar 't standpunt van den heer de Vis ser verdient de verwondering door den heer Donner uitgesproken, en van allen die de verkiezingen hebben gevolgd. Hij die zoo tegen Rome te velde trok, verde digde een toestand waarbij wel aan Rome, doch niet aan de gereformeerde kerken wordt toegestaan, waarop deze krachtens haar wezen recht hebbente worden beoordeeld en behandeld als kerken en niet als vereenigingende vrijheid van elk lid dier kerken om zich te voegen bij deze kerken en aflating van den dwang om een ieder in Indië gedoopte te boeken als lid der protestantsche staatskerk, ook al werd hij geboren als lid eener gerefor meerde kerk. Wie weet, brengt minister Cremer, een man van goeden wil en energie, deze zaak niet in 't reine. De zaak is er gemakke lijk genoeg toe. Er bestaat toch een desbetreffend con cept koninklijk besluit, door den gouver neur generaal Pijnacker Hordijk indertijd aan de hand gedaan, doch van de hand gewezen. Dat concept tot koninklijk besluit te verheffen, zou een daad zijn die de regee ring en de kerken uit de moeilijkheden hielp. Wij hebben reeds in ons vorig no. er op gewezen dat de keizer van Oostenrij k voor den aandrang der revolutie is gezwicht en 't ministerie Badeni heeft doen heengaan. In de liberale bladen zochten wij tot nog toe vergeefs een woord van afkeuring voor deze omkeering der orde. De Nieuwe Rotterd. Crt. heeft wel een schamper woord voor den Keizer over, niet omdat hij aan de revolutie toegaf maar dat hij opgegroeid is in het geloof aan het verouderde leerstuk van de gratie Gods." Daarbij profeteert 't blad met zeker wel behagen dat 't leventje nog niet nit is, want dat „Abrahamovicz hetzelfde pad op moet als zijn vriend (want) zoolang hij voorzitter blijft is verdere obstructie on vermijdelijk". Dit laatste kan beteekeaen dat de Kamer leden dien man net zoo lang met stoelen en glazen naar 't hoofd moeten gooien tot hij bedankt als voorzitter. Maar 't is tot daaraan toe. Ons hindert meer die schimp op dat „verouderde leerstuk der gratie Gods." Wij zullen afwachten of van liberale zijde deze uitspraak ook gedesavoueerd wordt, Vooral nu wij zei ven de kroning eener Koningin die in dit „verouderde leerstuk" gelooft, tegemoet zien, men zeer drnk daar voor in de weer is, en aan de feestvreugde daarover een godsdienstige wijding zal gege- ven worden, waaraan beliiders en bespotters van dit verouderde leersthk zullen mede doen die samen de „gratie Gods" voor onze jeugdige Vorstin zullen afsmeeken 7? De heer A. C. Wertheim, lid der eerste kamer, te Amsterdam, is gisteren morgen, terwijl hij gereed stond om naar het station te rijden, teneinde naar den Haag te vertrekken, tot bijwoning eener Kamerzitting, door een beroerte getroffen en overleed aan de gevolgen, oud 65 jaar. De overledene was een algemeen geacht staatsman en philantroop eiT een sieraad der liberale partij, waar hij grooten invloed had. By de Kamerontbinding in 1894 kooB hij de zijde der voornitstrevenden en redde daardoor een groot deel zijner party voor verzinken in conservatieve wateren. Wij laten hieronder volgen het begin en het slot van eene in de Telegraaf op genomen levensbeschrijving van dezen diep betreurden man „De heer Wertheim werd in 1832 ge boren uit ouders, die 'tniet ruim hadden. Zijn vader was handelaar in gond en zil verwerken. Begrijpende dat het noodig was zoo spoedig mogelijk zelfstandig te worden, kwam hij reeds op zijn 13de jaar op het commissionairs-kantoor van Wer theim Gompertz, waarvan destijds zijn oom, de heer Abraham Wertheim (die later zijn schoonvader werd) en de heer L. B. Gempertz firmanten waren. Op zijn 17e jaar kwam hij op het bankierskantoor van Jnlius Köuigswarter, waar hij vier jaar bleef. Toen keerde hij terug naar Wertheim Gompertz, waar hij langzamerhand tot chef opklom. De laatste daad van den heer A. C. Wertheim is er eene geweest van huma niteit. Dinsdagmorgen vervoegde zich bij den heer W. de godsdienst-leeraar aan het Blinden-Instituut, met een lijst, waarop gelden werden gevraagd voor vier weezen. De heer Wertheim teekende daarop in, en wilde zich nog een oogenblik verwijderen voor dat hij in het wachtende rijtuig zon stappen, dat hem naar het station moest brengen wegens de zitting der Eerste Kamer. Daar de tijd drong, ging men hem zoeken en de heer Gompertz (zijn com pagnon) vond hem zieltogend. Men droeg hem naar een sofa en daar blies hij na 10 a 12 minuten den laatsten adem uit, hetgeen geconstateerd werd door eenige in haast ontboden doctoren, waarbij zich later prof. Stokvis voegde. Dit einde was door wijlen Wertheim zeiven nooit voorzien. De benauwdheden, waarvan hij in de laatste twee jaren eenigen last had, maakten hem dikwijls ongerust, doch zijn omgeying wist hem steeds gerust te stellen. Aan zeer enkelen uit die naaste omgeving was het ecuter bekend, dat de man van wiens leven zooveel afhing, aan een hart kwaal leed, die Amsterdam plotseling voor het verpletterende feit van zijn dood zou doen staan". Als wij dit zoo lezen, spijt 't ons dat nog zoovele menschen er tegen opzien hun kranken huisgenoot op den dood voor te bereiden een onverantwoordelijke aarze ling of achteloosheid, vooral wanneer men weet dat de lijder niet meer te genezen is. Onwaarheid blijve steeds ver van 't krank- bed. Men vleie den lijder niet met kans op beterschap noch ontneme hem den in druk van het periculeuze van zijn toestand. Zyt dan altijd bereid. In zake de gebroeders Hoogerhuis-heeft de minister van justitie, na een jé matig vernieuwd onderzoek, verklaard 'dat de bewijzen van schuld dezer drie gebroeders belangrijk zijn versterkt. De moderne predikant en anderen, die de ware schuldigen meenden te kennen, hebben zich vergist; de beschuldigden die geacht worden zichzelf te hebben aange wezen als de daders, ontkennen dit ten sterkste en er is dan ook geen enkele aan wijzing of omstandigheid aan het licht gekomen die zulk een bekentenis eenigszins zon kunnen bevestigen of waarschijnlijk maken. Na dit antwoord dient, dunkt ons, de publieke opinie op te houden zich te laten leiden in de richting van den twijfel. Zoolang de Justitie in Nederland nog recht weet te doen en een Cort v. d. Linden aan 't hoofd van Justitie staat, mogen wij dezen twijfel niet voeden, maar vertrouwen stellen in de rechterlijke na speuringen te dezer zake. Met deze onzes inziens gezonde over weging zal ons „Lagerhuis" de quaestie Hoogerhuis wel van de agenda afvoeren. Tnsschen de organen van den Chr. His- torischen Kiezersbond en van de Christe lijk historischen of Vrij antirevolutionai ren was een korte vinnige polemiek ge voerd over 't eigendomsrecht op den naam „Christelijk historisch". Wij die evenals de geheele georgani seerde antirev. partij dezen schoonen naam reeds lang voor hen mochten dragen, meen den ons buiten dezen twist te moeten houden. De Middelburgsche Courant meende zich wel er in te mogen mengen. Wy meenen dat zij Handelingen 18 15 eerst wel eens had mogen lezen. Zij had dan mogelijk haren lezers hare bekende praatjes over de Christenen, wien het om hunne macht, hnnne kerk of hun standsprivilegie te doen is, kannen be sparen. Immers in verkiezingstijden heeft dat blad altijd de pen gereed om de „lieden van Bronsveld en Lohman'1 tegen „lie Calvinisten" op te zetten en hun stemmen te winnen voor de liberale candidaten. Wij zouden wel eens bewijs willen vra gen voor de bewering van dat blad dat Lohman, Kuyper en Bronsveld in haar omgeving samenwerken om de kerk te doen triomfearen, bij wier belangen die van het land moeten achter staan. De heer v. d. Velde, antirev. Kamerlid voor Delft, heeft den minister gevraagd of t niet beter was alle belemmerende maat regelen by mond- en klauwzeer in te trekken. Deze maatregelen toch hebben al mil joenen gekost en baat heeft men er niet van gezien. Het doet ons genoegen dat de heer v. d. Velde er de aandacht op gevestigd heeft. Wij weten natuurlijk niet wie in deze gejijk heeft: de landbouwer die de ver bodsbepalingen larie vindt of d« veearts die zegt dat de magerheid van het resultaat aan de halfheid van den maatregel, in verband met den toestand der Rijkskas is toe te schrijven. Het zou echter best mogelijk kunnen zijn dat deze veeziekte tot die besmette lijke ziekten behoort, die men evenals de mazelen bij kinderen 't beste doet met te laten uitzieken. Ware dat bewijsbaar en bewezen, dan kon de Regeering voortaan hare tonnen gouds in den zak houden en de landbouwer behoefde niet langer noodeloos te worden geplaagd en belemmerd. Gezwegen nog van de veel te zware straffen bij in den regel met onkunde ge pleegd verzuim den overtreder bedreigd. Dat 't op Lombok nog lang niet zuiver is, blijkt uit. verschillende berichten in de groote dagbladen. In een correspondentie in het Soeraba- jasch Handelsblad staat onder onderen 't volgende - maar we verzoeken onzen lezers den Indisoh-hooghartigen, koudhar- tigen toon die er in spreekt, over 't hoofd te zien, die schijnt er daar zoo bij te be-- hooreu. Er staat dan: „Zondag 10 Oct. hebben kwaadwilligen getracht Praja aan te vallen. Door den honger gedreven hebben zij zeker een goe den slag willen slaan tijdens de afwezig heid van den controleur, die te Sadeh was. Het is den djahats wel gelnkt een huis in brand te steken, maar 't voornemen om te rampassen is hun duur te staan ge komen, daar de gew. pol. dienaren hen, in stede van rijst, wel eenige houderden blauwe boonen hebben te eten gegeven. „Dat de muiters verbazend brutaal wor den, getuigt weer een aanval van pl.m. 40 djahats op Montong Brtoe daar kwamen zij onder een hunner hoofden (wellicht H. Ali) om een weinig te fonrageeren nadat zij een alleen staand huis (dat voor de dessa stond) in brand hadden gestoken, omdat zij er niets vonden, besloten zij de vrij goed bevolkte en versterkte M.Batoe binnen te dringen. Het volk dier omstre ken kwam echter op 't zien van brand terstond bijeen en bood in M. Basoe tegen stand, met dit gevolg, dat de djahats, die de kampong wilden ingaan, werden terug geslagen,met verlies vaneendoode en 5 zwaar gewonden. Ook hier was de mobiele colonne weer terstond tegenwoordigzij kwam evenwel een weinig te laat, daar de djahats te vlngge beenen hadden en veel te bang waren voor de „compenie". Tot geruststel ling der bevolking, en ook om hen voor een tweeden aanval der djahats te bevei ligen, werd een detachement achtergelaten onder den 2e lt. Krol, die echter niette genstaande een hinderlaag, den geheelen nacht door gelegd, niets zag of hoorde van de djahats dezen n.l. zonden volgens de Sasaksche adats, terugkomen om 't achter gelaten lijk terug te haien en wraak op 't verlies te nemen". Biezelinge. Woensdagavond is bjj ver trek van het station alhier een goederen trein der Staatsspoorwegen afgebroken. Hoewel terstond alarmsein werd gegeven, reed de trein tot Gocb door, van waar de machine terugkeerde om de acht ach tergebleven wagens te halen, waardoor de trein eenige vertraging ondervond. In verschillende bladen kan men lezen dat te Qneensborough de spoordijk naar Sittinghonrne zoodanig door den storm is verwoest, dat de trein de mailboot Prinses Wilhelmina der Maatschappij „Zeeland" niet kon naderen. Dientengevolge is Dins dagmorgen de boot zonder post en passa giers te Vlissingen aangekomen, en moet de overtocht nu tijdelijk geschieden via Dover. Viissingen. De Belgische Loodskot- ter No. 7, schipper Maes, is gisterenavond met gebroken boegspriet en stag, en averij aan verschansing binnengekomen en ligt in reparatie. Het ss. Cyprus zit nog steeds Lich ters zijn aangenomen om het schip van de lading te ontdoen. Bij gunstige gele genheid zal hiermede worden begonnen. Volgens ingekomen berichten is het roer van het schip gebroken. Vlissingen. Naar ons wordt gemeld is de dakbeplating van het machinegebouw der Schelde over een lengte van plm. 80 meter by een breedte van 17 meter ver nield. Het gewioht dat door den wind werd weggeslingerd moet een 70 ton be dragen, Zijn onze inlichtingen juist dan zaL de schade ettelijke duizenden, men spreekt van acht a negen duizend gulden, bedragen. Ten einde de werklieden voor ksude en regen te besehutten, zal de kap van het gebouw met doek of hout worden dichtgemaakt.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1