mm
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
naar
»l van
laakte
3rmin-
echt
stbode
een Meid
'tyï*
tmeid
JKNECHT
r-Schelde.
B.
8 1897.
Ofraaaffdc Jaargang.
De Rechtspositie.
stbode
nknecht
Düisifag 80 Hooemfiec.
verschijnt
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
I
ielen verstaande
st werk, bij
liggekerke.
tegenwoordige
mber een
EIJLING, Pas-
Hendrikskinde-
vegens voortdu-
jenwoordige,
irkepolder, Kam-
lig mogeljjk in
te Ko'
St. Laurens.
SE, Serooskerke
een
Pz. Jr. Koude-
iden".
I, nm. 3,25d)
'i 3,55
m. 1,55
n 2,15
3,25 d)
8,45
maakt.
Breskens hoog-
IENST
^.-ROTTERDAM
c.
Van
- V*
bnrg. Rotterdam.
7,30
7,30
7,30
7,30
7.30
n 8,15
8,15
8,15
n 8,15
n 8,15
7,30
7.30
7,30
8,15
8,15 1
8,15
7,30
8,15
7,30
7.30
7.30
8,15-
8,15
8,15
7,30
8,15
7,30
7,30
7,30
8,15
8,15
8,15
7,30
7,30
8,15
8,15
7,30
7,30
8,15
8,15
7,30
7,30
8,15
n 8,15
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
ii.
Hieromtrent was reeds door dr. Kuyper
't volgende gezegd
Hoe is derhalve op dit oogenblik onder
de vigueur van Art. 122 van het Regee-
ringsreglement de toestand Zoo, dat ten
eerste art. I van het desbetreffend Konink
lijk besluit zegt
„De Protestanten in Nederlandsch Indiö
vormen te zamen één kerkgenootschap*.
Maar nu vraag ik wat geeft der jEtegee -
ring het recht zoo iets te bepalen
Wat gaat het haar aan in hoe vele
soorten van kerken de Protestanten zi ch
gelieven te verdoelen? Eu toch wordt zulk
een dwaas artikel gehandhaafd. De Re
geering maakt uit dat ieder die op In-
dischen bodem gedoopt of aangenomen is,
d a a r do o r behoort tot dit door haar zelve
gestichte kerkgenootschap. En ook hier
weder vraag ikwat gaat het de regeering
aan of iemand hier of elders gedoopte is
en tot welke kerk hij op grond van dien
doop zal behooren
Maar het reglement stoort zich hier niet
aan, en zegt in artikel 5; dat er een be
stuur is over de Protestautsche gemeenten;
in artikel 9 dat de belangen van al de
Protestantsche gemeenten onder dit kerk
bestuur ressorteeren; in artikel 11 dat alle
kerkeraden van Protestantsche gemeenten
in Ned. Indiö, door tusschenkomst van
dit bestuur moeten correspordeeren met de
regeer ing-
In den bekenden bundel V orandering
der Verordeningenbetreffende
de Protestantsche kersen in
Nederlandsch Indiö staat op blz.
34 zelis dat correspondentie door alle ker
keraden, g ee n e uitgezonderd, moet worden
gevoerd door het kanaal van het kerkbe
stuur.
En nog verder gaat men op bladzij 137
en 138 van dien bundel waar gezegd wordt
dat alle Evangelische of Protes
tantsche gemeenten te zamen onder
dit ééne kerkbestuur thuis hooien; dat
alle speciale belijdenissen door de Regeering
als sect e-n amen worden beschouwd.
Wac recht heeft nu toch de Regeering om,
als ik Gereformeerd of Luthersch ben, te
zeggen: „gij zijt een sectaris", en zulks
nog wel in een officieel stuk.
Deze spreker toonde toen aan dat dit
niet aangaat. Vele Gereformeerden en
Luthersehen wenschen zich te organiaeeren
overeenkomstig de beginselen van hun eigen
belijdenis en daartoe hebben zij noodig
eigen kerkeraad en eigen bediening van
het Sacrament. En dit alles is thans niet
voor hen te verkrijgen, eenvoudig dewijl
men zich niet ais een eigen Protestantsche
gemeente kan constitueeren of men valt
weer onder het eene protestantsche kerk
bestuur, dat als kenmerk eener protes
tantsche kerk stelt (en daar voldoen ook
Gereformeerden en Luthersehen aan) „dat
men zich houdt aan de leer van het Evan
gelie en het Protestantsch beginsel".
Het koninklijk besluit, in de zitting van
16 Nov. door den afgevaardigde van Slie-
drecht genoemd, behoort gewijzigd te wor
den en wel zeer zeker op 't punt van
n't eene kerkgenootschap" waartoe alle
Protestanten in Indië zullen behooren.
Enkele zinsneden uit de rede van den
heer Donner schrijven wij nn over.
Het komt mij echter voor dat de wijzi
ging of de opheffing van art. 122 in geen
geval de tegenwoordige Indische Protestant
sche kerk fn govaar zou brengen wat be
treft haar bestaan of hetgeen zij van den
Staat geniet. Immers die Protestantsche
kerk als zoodanig behoeft niet te vreezen,
want naar mijn oordeel is, in het belang
van de godsdienstvrijheid van alle Prote
stantsche gezindheden in Indiö, de wijziging
ot de opheffing van art. 122 niet nood
zakelij k-
Wel zou ik net wenschelijk achten, en ik
heb die wenschelijkheid aan deze plaats
meermalen uitgesproken, maar ik acht het
alleen wenschelijk voor die kerk zelve, even-
Q Handelingen Blz. 122.
als voor de Regeering, dat dit artikel,
dat toeli niet uitvoerbaar is, worde gewij
zigd of opgeheven.
Maar over die wenschelijkheid spreek ik
thans niet. Ik spreek alleen over art. 122
in betrekking tot de godsdienstvrijheid voor
alle Protestanten, en ter wille hiervan is
het niet noodzakelijk dat art. 122 gewijzigd
of opgeheven wordt.
Ik zeide zooeven, dat er ter wille van de
godsdienstvrijheid voor alle Protestanten
in Indië geene noodzaak bestaat om art. 122
te wijzigen of op te heffen, en wel, o udat,
gelijk de geschiedenis van dit artikel ons
leert en zeer duidelijk dat het niet
in den weg staat aan het constitueeren en
bestaan van andere kerken of kerkgenoot
schappen behalve het Indisch Protestantsch
kerkgenootschap.
Ik neem de vrijheid om hier in herinne
ring te brengen wat door mij ten bewijze
hiervoor in de vergadering van 29 November
1888 gezegd is; ik zeide toen: „Op de vraag
van den heer Mackay, in de zitting van 8
Augustus 1854, of in Indië alle mogelijke
kerkgenootschappen zouden erkend worden
bijv., wanneer zich daar eene Luther-
sche kerk vestigde, die van de Protestant
sche Evangelische kerk geen deel wilde uit
maken of eene Hervormde gezindte ant
woordde de Minister Pahud„Daaromtrent
kan, dunkt mij, geen twijfel bestaandit
volgt uit de bepaling in dit Vilde hoofd
stuk opgenomen. Andere gemeenten en dus
ook die, welke door den geachten spreker
zijn genoemd, zullen in Nederlandsch-Indië
evengoed als in Nederland worden erkend.""
Die uitspraak van den tounmaligen Minister,
die geene tegenspraak vond aan de Regee-
ringstafel, noch bij de leden der Kamei, is
zeker wel een afdoend bewijs dat art. 122
niet in den weg staat aan de Regeering hier
en ook niet aan de Indische regeering, om
aan andere gezindten dan de Indische
Protestantsche kerk, het recht van bestaan,
niet als vereeniging, maar als kerkte ver-
leenen. En de Indische Protestantsche kerk
heeft niet te vreezen dat haar door de
erkenning van andere kerken of kerkge
nootschappen schade zal worden toegebracht-
Anders is het gesteld, Mijnheer de Minister,
met het Koninklijk besluit van 1835, zoo
even door mij genoemd.
Het eerste artikel daarvan luidt„De
Protestanten in Nederland zullen voortaan
maar één kerkgenootschap vormen"van
daar dat dit artikel met zijn aanhang nood
zakelijk zal moeten worden ingetrokken, zal
de Regeering het goed recht van al de Pro-
testanien in Indië om zich als kerken te
constitueeren, kunnen eerbiedigen.
Of er nu zulk een groot bezwaar tegen de
intrekking van dit besluit bestaat, en de
Regeering in moeilijkheden zou gewikkeld
worden, waarmede zij met meerdei e kerken
of kerkgenootschappen te doen zou krijgen,
kan ik niet inzien.
Waarom kan de Regeering niet in corres
pondentie treden met hetzij de synodale
commissiën van die kerkgenootschappen, of
hetzij niet de deputaten van de verschillende
Gereformeerde gemeenten in Indië? Die weg
is zoo moeielfik niet, en zal ook in betrekking
tot art. Iz3 de juiste weg zijn om, waar dit
noodig is, met die commissiën of deputaten in
overleg te treden over de geschiktste plaatsen
voor de zendelingen.
Het zou den welstand der kerken in Indië
bevorderen en hare zending in den meest
geordenden weg bovoordeelen.
Na hem sprak de heer Roessingh (libe
raal). Allereerst om zijn verbazing nit te
spreken dat de heer Donner van houding
veranderd en nn niet meer voor wijziging
van artikel) 122 is, ja zelfs voor behoud
er van pleit.
Of die man ook goed geluisterd had.
De heer Donner had uitdrukkelijk ver
klaard nog voor wijziging van genoemd
artikel te zijndoch die niet noodig te
achten in verband met 't door hem gevraag
de erkenning van alle protestantsche ker
ken op grond van hun karakter als kerken.
Voorts bestreed de heer Roessingh den
wenseh van den heer Donner ter wille
der eenheid van organisatie in de Protes
tantsche kerk. Immers zoo meende deze
afgevaardigde, wanneer men geen rechts
persoonlijkheid wil uit beginsel van Gods
dienstvrijheid, dar> is dat omdat men een
ander kerkrecht huldigt en krijgt het kerk
recht van den heer Donner zijn zin, dan
zal 't kerkrecht van andere genootschappen
in 't gedrang komen en er komt desorga:
nisatie.
En dan die vermeende bezwaren als zou
de godsdienstvrijheid worden aangerand
daar gelooft deze spreker niets van.
Na dezen spreker trad de leider der his
torische partij dr. de Visser op om 't
denkbeeld van den Katwijkschen afge
vaardigde te bestrijden. Zijne bestrijding
grondde zich in zijn overtuiging dat de
Iierh in Indi'e onder den Staat moet staan.
Het recht van inmenging, zoo sprak hij,
dat in Indië in handen was gelegd van de
regeering, dateert niet alleen van den tijd
van 1815 af, maar vroeger van de dagen
der Compagnie, en is later verdund ge
worden, waar ook het goedvinden van 't
betrokken kerkgenootschap in het artikel
(122) werd opgenomen.
Voorts meende hij dat wat urgentie in
een kerk of kerkgenootsehap is nog geene
kan genoemd worden voor den minister.
Een zonderlinge stelling van dezen wei
sprekenden volksvertegenwoordiger. Er ligt
in dat op de klachten van eene kerk, ook
al komen zij haar billijk voor, door den
minister niet zoo dadelijk behoeft gelet te
worden.
Een opvatting van het beklag- of petitie
recht, die meer conservatief is dan consti
tutioneel.
Doch wat de zaak zelve betreft, zoo
kwam het den heer de Visser voor dat
de gevraagde wijziging gering schijnt doch
van overwegend gewicht is en dat de
minister er niet op in moet gaan.
Vroegen de heeren, zoo meende hij, op
heffing van art. 122 en 123, dan zou hij
dit begrijpen want dat ligt op hun lijn
van scheiding van Kerk en Staat.
En wat de heer Donner vroeg is „om
in Indië vereemgingen te beschouwen als
kerken" en toch art. 12^" en 123 hand
haven maar dan zou toch met 't begin
sel der artikelen gebroken worden.
Tegen Indië toch heerscht dit beginsel
van af de tijden der Compagnie met het
oog op de talrijkheid der Mohammedaan
sche bevolking, dat de kerk staat onder
scherpe controle van den staat. Na 1795
zijn de verhoudingen zeer veranderd, maar
in 1815 is dat beginsel weder opgenomen;
sedert heeft men die lijn voortgetrokken
en men is dat beginsel tot heden toe
blijven handhaven. Maar als men er nu
toe komt om vereenigingen te beschouwen
als kerken, dan moet men wel weten, dat
hierdoor gebroken wordt met het beginsel
dat sedert 1815 wordt gehandhaafd.
Zeker, het blijft een ideaal voor ieder
Christen, dat er in Indië kome eeDe vrije
kerk, maar de werkelijkheid verbiedt op dit
oogenblik dat het daartoe zoo ver kan
komen.
Deze geachte spreker viel nog al wat
in herhalingen. Hij sprak een rede uit
van ruim 60 regels; waarvan eigenlijk
het bovenstaand door ons overgeschreven,
voldoende zou geweest zijn om zijn stand
punt bloot te leggen.
Door omstandigheden moet de kerk van
Indië staan onder scherpe controle van den
Staat.
Het viel den heer Donner niet moeilijk
den heer Roessingh te bewijzen dat hij
niet veranderd was van gevoelen, in zake
wijziging van art. 122.
Die wijziging van art. 122 heb ik, zoo
sprak de Katwijksche afgevaardigde, altijd
noodig gekeurd met 't oog op de vrijheid
van godsdienst voor alle kerken in Indië.
Ik heb nu alleen gepleit voor wijziging
van 't Koninklijk besluit van 1835en
de heer Roessingh die dit onnoodig acht,
kan niet bewijzen dat hij 't behoud daar
van ook andere kerken als kerken kunnen
worden erkend.
Ik heb ook, zoo ging hij voort, met be
vreemding de rede van den heer de Visser
gehoord, en hij toonde tegelijk aan dat
deze redenaar 't mis had gehad.
De geachte spreker toch heeft gemeend
den Minister te moeten waarschuwen tegen
hetgeen onzerzijds gezegd is, en niet ai te
gaan van hetgeen hii genoemd heeft een
machtig beginsel, dat sinds eeuwen in Indië
va-n 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent'.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
heeft geheerscht van de tijden der Com"
pagnie afdat die Compagnie altijd het
oog hield op den godsdienst en den godsdienst
ia haar gebied bebeerschte. Het bevreemdt
mij, dat da geachte afgevaardigde dat
beginsel is toegedaan en het prijst, maar
bet bevieemdt mij nog meer, dat die ge
ne life afgevaardigde zoo weinig met de
historie bekend is, namelijk hiermede, dat
onder deze Regeering dat machtig beginsel
in Indië niet meer heerscht. Het bewijs
hiervoor i=, dat de Roomsch Katholieken in
Indië hunne kerk hebben, wat Jan Compagnie
nooit heeft toegestaan.
My dunkt, daarmede gaat dat machtige
beginsel in de vlammen op, en beeft geen
bestaan moor. Deze Minister en de Regeering
hier en in Indië huldigen dan ook dit
zoogenoemde machtige beginsel niet, en
hebben aan de waarschuwingen van den
geachten afgevaardigde, den heer de Visser,
geen behoefte.
Een nuchter, glashelder betoog van den
heer Lohman, ter bestrijding van 't stand
punt der heeren Roeaingh en de Visser,
en ter aanbeveling van 't billijk verzoek
van den heer Donner in 't belang der
gereformeerde kerken, waardoor hoege
naamd geen inbreuk gemaakt wordt op 't
recht der regeering in zake de kerk, hopen
wij in in een volgend no. op te nemen.
„De geest Gods" en de Zworver.
De Goesche Crt. wijdt een heele kolom
aan onze „steil calvinistische" beschouwing
omtrent de feestrede.
Zij haalt er „ons rnim majestueus
kerkgebouw" bij en meent dat „alle inge
zetenen" daar „hunne gebedenwillen ui
ten, voor de verhooring waarvan „God
niet zal zien op den mond, uit welken zij
komen" en zoo besluit zij met vrome
naïviteit, die dit niet met ons eens zijn,
toonen den geest Gods niet te kennen
In de volgende drie kolommen vertelt
deze vrome kenner van den „geest Gods"
een en ander uit' 't door hem genoten „co-
mediestuk „De Zwerver" met zijn „realis
tische caronsel-scène op de bank"
In één adem over „ons majestueus kerk
gebouw" en het Tooueel te spreken, als
dit kenmerk van den „geest Gods" moet
heeten, dan willen wij gaarne verklaren
„dien geest Gods niet te kennen".
29 Nov. '97.
De storm die op 't oogenblik vrij
ïs en gisterenavond al opstak, verge-
gezeld van hevige onweersvlagen, regen- en
hagelbuien, heeftZondagavond te Amsterdam
drie in aanbouw zijnde woningen doen in
storten, terwijl zware donderslagen andere
huizen aldaar en immers ook in onze
omgeving op hunne grondslagen deden trillen.
Van andere groote ongelukken hoorden
wij nog niet. Wel werden daken, regen
bakken enz. beschadigd, boomen en tele
graafpalen omvergeworpen en ondervonden
de treinen eenige vertraging, doch tot heden
mag menigeen de genade Gods roea-en,
waardoor hij en zijne have werden bewaard.
Door den Minister van Justitie is
aangesteld tot onbezoldigd rijksveldwachter
A. A. J. Bnijs, bewaarder in de strafgevan
genis te Goes.
Bij Kon. besluit zijn benoemd tot
leden van den Raade van State de heeren
mr. Henny, lid van Gedeputeerde Staten
van Noord-Holland te Amsterdam, en mr.
Th. Boret, ond-lid der Tweede Kamer te
,s Gravenhage. Tel.
Benoemd tot buitengewoon opzichter
bij het onderhoud van het Nederlandsch
gedeelte aan het kanaal van Ternenzen de
heer J. J. Doorenbos te Terneuzen.
Onze nieuwe geweren
Ten gevolge van de overstroomingen,
welke Oostenrijk in dezen zomer hebben
geteisterd en waardoor de fabriek te-Steyr,
belast met de levering onzer nieuwe ge
weren, zeer heeft geleden, moeten aldaar
bereids gekeurde, doch beschadigde wape
nen en verwisselstukken, opnieuw gekeurd
worden. Ook heeft de fabriek aldaar ge
durende eenige weken, ten gevolge der
overstrooming, de aanmaak van geweren
geheel moeten staken, waardoor dus uit
stel voor de oplevering is verleend moeten
worden. De commissie met de keuring
belast zal nu in verband met een en ander
langer te Steyr moeten verblijven dan
aanvankelijk was bepaald.
Mond- en Klauwzeer.
De heer Boom te Delden, die onlangs
op de vergadering der „Overijselsche Land-
bouwmaatschappij" verklaarde, dat hij in
3 dagen tijds mond- en klauwzeer kon ge
nezen, heeft zich met een dergelijke ver
klaring tot den Minister van Binnenland-
sche Zaken gewend. Thans deelt de heer
Boom mede, dat de minister hem heeft
bericht, dat hij onder toezicht van een
rijksveearts de genezing van een koe, die
aangetast is door mond- en klauwzeer mag
beproeven.
Landbouwbescherming
In de zitting der Provinciale Staten van
Gelderland, op jl. Woensdag, kwam aan de
orde het landbouwrapport der commissie
uit die Staten. Een der conclusiën van
het rapport luidde ten gunste van bescher
ming. Hierover werd uitvoerig gedebatteerd.
Tenslotte stelden de heeren v. d. Honwen
v. Oordt en Karaten voor, de commissie
diligent te verklaren, met opdracht haar
rapport te herzien en het onderzoek nit
te breiden. Deze motie werd vei worpen
met 31 tegen 26 stemmen (een partijstem
ming). Daarop werd het geheele rapport,
bedoelende het zenden van een adres aan
H. M. de Koningin-Regenfes, waarin be
schermende rechten worden gevraagd, met
30 tegen 27 stemmen aangenomen. Tegen
stemden alle liberalen en de heer Aylva
v. Pallandt (antir.)
De heer J. Crucq, ambtenaar bij de
Staatsspoorwegen te Breda, is op verzoek,
met ingang van 1 Dec. overgeplaatst naar
Vlissingen.
Men schrijft ons
In de Zeeuw van jl. Zaterdag staat een
adres van Dr. Bolle om verbod van het
plaatsen van prikkeldraad langs den open
baren weg
De raad heeft daarmede echter niets te
maken omdat hier sprake is van langs den
openbaren weg.
Art. 427, 4° Wethoek van Strafrecht ver
biedt dat reeds. Hij die iets plaatst op of
aan, of werpt of uitgiet uit een gebouw,
op zoodanige wijze dat door of tengevolge
daarvan iemand die van den openbaren
weg gebruik maakt, nadeel kan ondervinden.
MIDDELBURG. In de vergadering van
den Gemeenteraad op Woensdag 1 December
zullen worden behandeld de onderstaande
zakenIngekomen stukken. Benoeming
leden burgerlijk armbestuur, het bestuur
der godshuizen, de commissiën van toezicht
op het middelbaar- en lager onderwijs. Be
grooting betreffende de voorgenomen verbe
tering van het rioolstelsel. Voorstellen van
B. en W. tot wijziging van de verordening
op het marktwezennaar aanl. v't adres van
Van Tol c. s. betreffende verlichting van
den Noordsingel (westelijk deel); van P. J.
Geill; dat van Mühlhaus c.s. betreffende den
Veerschen Singel; en betreffende het van
wege het departement Middelburg der „Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen" op te
richten badhuis, voor zooveel de plaats betreft
waar die inrichting zal worden gesticht.
Krabberidijke. Geslaagd voor klerk
bij de Staatsspoor de heer G. Schmidt,
surnumerair alhier.
Naar de N. R. Ct. verneemt, is de
onteigening der gronden, benooiigd voor
de haveD aan het Zijpe, in verband met
den stoomtramweg BrouwershavenSteen
bergen, geslaagd. De havenoppervlakte zal
heel wat grooter worden, dan waarop men
in het eerst had gerekend.
De verbinding van Dujveiand met den
Anna-Jacobapolder zal niet geschieden met
stoombooten, waarop de treinen zonder
overlading worden overgevoerd. De stoom
booten zullen de passagiers en de lading
overnemen, die dan door de treinen aan
de overzijde verder worden vervoerd,
iiAritmi
'■■h