N1EUWSBLAD CHRISTELIJK- HISTORISCH ¥OOR ZEELAND. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN De pest der dronkenschap. Uit de Tweede Kamer. lo. 21. 1897, DotiMag 18 loocmfier. toaffife iaatganij. ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p.0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'. Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. i. In de 21 ste zijner Yolkspreeken, waar van de vertaling bij Zurich te Doetinchem het licht ziet, neemt de bekende volks prediker Talmage (Spreek uit Telmeedzj) de dronkenschap en de drankgebruikers onder het mes. Het mes is op sommige plaatsen vrij scherp en somwijlen krijgt men den indruk alsof de redenaar door overdrijving zijn doel voorbij streeft. Dooh bij eene bedwelming zoo diep en zoo algemeen als die waarin de sterke drank zelfs de beste Christenmenschen voert, kan hard schreeuwen om de slapenden wakker te maken, kan opspelen om den schrik er in te jagen noodzakelijk zijn. De preek begint met de verwijzing naar den patriarch Noach, aan wien» levenge schiedenis het motto voor deze preek is ontleend. Te weten Genesus 920, 21. „En Noach begon een akkerman te zijn, en hij plantte een wijngaard. En hij dronk van dien wijn en werd dronken." Nu kunnen wij niet zeggen dat de keuze van dit motto, gelijk vele bestrijders onzer heiendaagsche drinkgewoonten schijnen te doen, ons bevallen wil. Noach heeft voor dezulken een te breeden rug. Er staat wel tot aller waarschuwing dat hij dron ken werdmaar men vergeet zoo vaak dat Noachs schuld niet zoo groot is als die der hedendaagsche drinkers. Immers hij kende de werking van gegiste dranken nog niet. Wij doen derhalve te kort aan de na gedachtenis van dezen grooten geloovige, een der eersten uit de wolke der getuigen welke de gemeente rondom zich heeft lig gende, waarneer wij hem in éen adem noe men met Nabel en andere slaven van de drinkgewoonte. Overigens heeft de strijd tegen de pest der dronkenschap onze hartelijke sympathie en naar onze vaste overtuiging is elk Christen geroepen in dien strijd zich te scharen aan de zijde der bestrijders. Allereerst door zijn voorbeeld van zelf verloochening en onthouding door groote nuchterheid en waakzaamheiden daarna door te trachten met het woord den zon daar te overtuigen van de dwaling zijns wegs. Doch geven wij nu het woord aan de Witt Talmage. Noach deed het beste en het slechtste voor de wereld. Hij bouwde een ark tegen den water-zondvloed maar hij deed ook een zondvloed toestroomen, waartegen het menschdom sedert dien tijd voortdurend bezig is geweest een ark te bouwen den zondvloed der dronkenschap. In mijnen tekst hooren wij 's mans waggelende schreden. Sem en Japhet poogden de schande te bedekken doch daar staat hij dronken Tan wijn op een tijd in de geschiedenis der wereld, toen er, om er het minst van te zeggen, geen gebrek aan water was. Nadat onmatigheid en dron kenschap de wereld waren binnengetreden, zijn zij er niet weer uit verdwenen. Abi gail, de schoone en heldhaftige vrouw, die de kudden van Nabal, haren man, wist te beveiligen tegen een aanval van over- rompelaars, keert des avonds huiswaarts en vindt hem zóo deerlijk beschonken, dat zij hem niet eens kan vertellen, hoe ge lukkig hij aan een dreigend gevaar ont snapt is. Uria kwam om David te bezoe ken, en David maakte hem dronken, en baande op die wijze den weg voor de ver woesting van een huisgezin. Zelfs de ker kelijke bisschoppen moesten aangemaand worden om matig te zijn, en zich niet te zeer aan den wijn te verslaven en zóo welbekend waren de menschen uit den By bel tijd met de zwaaiende en waggelende bewegingen van den beschonkene, dat Je- saja, als hij de ontwrichting en den on dergang der werelden gaat beschrijven, er van zegt: „De aarde zal ganschelijk mggelen gelijk een dronkaard Zoolang er appelen en koren en druiven groeien, is de wereld altijd in verzoeking geweest tot het gebruik van ongezonde prikkels. Maar de bedwelmende vochten van den ouden tijd waren een onschuldige drank, eeu onsohadelijke limonade, een eenvoudig stroopje, in vergelijking van de brouwsels ,der hedendaagsche bedwel mingskunst, waarin krankzinnigheid, en woede, en hartzeer, en vuur, en zelf moord, en eeuwige vergelding zijn saam- gevoegd en dooreengemengd. De gisting van zekere stoffen is altijd bekend geweest maar eerst een duizendtal jaren na de geboorte van Christus is het distilleeren uitgevonden. Terwijl wij moeten beken nen, dat er sommige oude kunsten verloren zijn gegaan, heeft het Christelijk tijdperk aan de spits gestaan van alle andere in de heillooze voortreffelijkheid van jenever, rum en brandewijn. De dronkenschap van onzen tijd is honderdmaal erger dan de dronkenschap der ouden. Noach werd in zijn beschonken toestand kindsch maar de slachtoffers van het hedendaagsche alcoholisme hebben te worstelen met ge- heele menagerieën vol wilde beesten, en met moerassen vol sissende slangen, en met afgronden vol godslasterende demons. Een aarts-duivel verscheen op onze we reld, en bouwde er een onzichtbaren ver zoekingsketel. Hij bouwde dien ketel sterk en groot, voor alle eeuwen en alle volkeren. Allereerst wierp hij in den ketel het sap der verboden vrucht van het Paradijs. Daarna verzamelde hij er een distillatie voor van de oogstvelden en de boomgaarden der beide halfronden onzer aarde. Yervolgens wierp hij in dezen ketel cayenne-peper, en koperrood, en eampèchehout, en doodelijke nachtschade, en stormrammen, en battery en, en vitri ool, en opium, en rum, en moord, en zwavelzuur, en diefstal, en potasch, en cochenille, en roode wortelen, en armoe de, en dood, en hop. Maar het was een droog mengsel, en het moest vochtig ge maakt worden, en vloeibaar gemaakt wor den en daarom goot de aartsduivel in dien ketel de tranen van weezen en we duwen uit alle eeuwen, en schonk hij er het bloed van twintigduizend moorden en doodslagen in. En daarna nam de aartsduivel een schop, die hij van de onderaardsche fornuizen had medegebracht, en die schop stak hi) in dien grooten ketel en nu begon hij te roerende inhoud van den ketel begon te rijzen, en te schudden, en te koken, en te borrelen, en te sissen, en te rooken en de volkeren vergaderden er omheen met bekers, en kannen, en vaten, en er was voorraad genoeg voor allen, en de aartsduivel riep jubelend uit „Ahaik ben de kampioen cler duivelen Wie heeft meer dan ik gedaan voor dood kisten en kerkhoven en gevangenissen en krankzinnigengestichten, en voor het be volken van de wereld der verdoemden En wanneer deze ketel is leeggedronken, zal ik hem weder vullen, en zal ik er weder in roeren, en het brouwsel zal weer gaan rooken, en die rook zal zich ver mengen met een anderen rook de rook van een martelvuur, die altijd en immer blijft opstijgen. Ik dreef ontelbaar vele stoomschepen op de rotsen van de Middel- landsche Zee, de stille Zuidzee, en den Atlantischen Oceaan. Ik heb mew>-J£a- merleden en |Senatoreu in het verderf gestort, dan er dezen winter in de Parle menten vergaderd waren. Ik heb meer rechters en advocaten op een dwaalspoor doen dolen, dan er op dit oogenblik jU8titie-gebouwen bijeen zyn. De beker waaruit ik gewoonlijk drink, is een uitgebleekte menschenschedel, en de draperieën van mijn paleis hebben zulk een prachtige purperen kleur, omdat zij geverfd zijn in menschenbloed, en het mo zaïek mijner vloeren is saamgesteld uit de beenderen van kinderen die door hunne dronken ouders werden doodgeslagen, en mijn lievelingsmuziek is jammergeschrei van dochters, die in het holle van den nacht op straat worden gezet door haren vader, die van een braspartij is thuis gekomen, en van de zevenhonderd gillende stemmen op de zinkende stoomboot, omdat de kapi tein niet wist wat hij deed, toen hij het schip in den verkeerden koers liet sturen. Ik heb méér vuren ontstoken, ik heb méér kreten van doodsangst aan stervende lippen ontwrongen, ik heb méér middernachtelijke schaduwen gespreid, ik heb méér Golgotha's opgericht, ik heb méér karren van Jagger- naut doen rollen, ik heb méér zielen ter helle doen varen, dan een der overige afgezanten uit het rijk des Satans I Ik ben de kampioen der duivelen De dronkenschap is de grootste ramp der volkeren, en er zal wel geen wijd- loopend vertoog noodig zijn, om te bewij zen, dat een dronken volk niet lang een vrij volk kan zyn. Ik vestig uwe aan dacht op het feit, dat de dronkenschap niet afneemt, en dat zij voorzeker ook evenmin stilstaat, maar dat zij steeds voorwaarts marcheert, en wel met versnel den pas. Er wordt tegenwoordig meer drank in de wereld verzwolgen, en van een slechter soort, dan er ooit verzwolgen werd sedert de eerste stokerij haar werk des doods begon te verrichten. Waar er vroeger één dronkaardshuis was, zyn er nu tien dronkaardshuizen. Waar er vroeger één dronkaardsgraf was, zyn er nu twintig dronkaardsgraven. De cijfers nemen steeds toe. Men spreekt in Ame rika van „kromme whisky" waarmee de menschen de whisky bedoelen, waarvoor geen accijns aan het Rijk betaald is maar ik zeg u, dat alle sterke drank krom is, omdat hij eens menschen pad krom maakt, en zyn leven krom, en zyn dood krom, en zijne eeuwigheid krom t Aan de orde is de Indische Begrooting over 1898.De minister van Koloniën, Cremer, kwam derhalve de eerste onder het mes maar 't was geen scherp mes. Immers de heeren Kamerleden waren eenstemmig in uitbundige vreugdebetuiging over 't optre den van dezen bewindsman. Als dat maar niet tegenvalt. Maar daar hebben wij op 't oogenblik niet mee te maken. Yangen wy voor 't oogenblik slechts eenige tonen op uit het Atjeh-debat. Welk een armoede aan Indische specia liteiten 1 Waar is de tijd gebleven toen de Wint- gensen, Yan Hoëveils, Mirandolles, Insin- gers, Yan Goltsteins, Fransen v. d. Puttes, v. Genneps, Keucheniussen, Yan Nunens, Cremers, Kielstra's, Yan Dedems en hoe zy meer heeten mogen, in het parlemen tair toernooi dongen om den palm der eere als deskundige, voortvarende strijders voor recht en belang der Indische bevolking. Thans waren het namens de liberale party enkele grootheden van den derden rang Geertsema en Pijnacker Hordijk die het woord voorden van niet-liberale zijde deden zich ook eenige deï minores in 't koloniale hooren en wel op inderdaad niet onverdienstelijke wijs. Aan Kuyper en Bahlmann is de taak om over Koloniën te spreken wel toevertrouwd en v. Limburg Stirum is een man van groote studie op dit gebied, terwijl Yan Kol de vurige socialist, blyk gaf van groote belezenheid, zaakkennis en ijver voor den Javaan. Doch wij zouden eenige tonen uit het zeer belangrijke debat van gisteren trachten op te vangen, Geertsema opende de rij der sprekers hij gaf alleen aete de présence als speciali teit, geestverwant van dezen minister en voorstander van diens politiek. Van Kol was daarna aan de beurt. Hij hield een breed opgezette rede over veel en velerlei, voornamelijk over Atjeh. Naar deze rede hebben wij nieuwsgierig uitgezien doch nu wij ze in extenso gelezen hebben, valt zy ons tegen. Zij gaf niets nieuwsèn de inhoud èn de gloed waar mede de grieven werden voorgedragen herinnerden aan de opponenten van '74 of daaromtrent, en van later. De protesten tegen den Atjeh-oorlog zyn in die dagen juist van Antirevolutionaire en Roomsche zijde gekomen. Het zijn de Heij denrijks en Yan Nispens, de Kuypers en van Lijndens; na '78 de Keucheniussen en Van der Hoevens, en nogmaals in allerlei toon de Kuypers en Bahlmanns geweest die tegen dezen oorlog zyn te velde getrokken. Van Kol deed hier feitelijk niets meer dan herhalen wat door bovengenoemde staatslieden zoo uitnemend in velerlei betoog was gezegd. Toch doet 't goed deze zelfde tonen thans te mogen beluisteren uit den mond van eene party, die uit der liberalen heup voortgekomen, haar eigen vaders aanklaagt; en daarom willen wy hem hooren. Spreker wees op onze groote schuld aan Indië, op de fouten door ons daar gemaakt en toonde aan dat een rechtvaardiger stelsel voor 't tegenwoordig geldende uit- buitings3telsel moet plaatsmaken. Yan de batige sloten moet afscheid genomen. Wij trokken sedert 1830 ruim 725 miljoen van Indië. Atjeh kostte aan Indië wel al duizend miljoen, waardoor de noodzake lijkheid is ontstaan om voor Indië te leenen, in plaats van het terug te geven de gelden die men eenvoudig aan de Indische ad ministratie ten onzen bate had onttrokken. En onderwijl gaat men voort den inlander met uitmergelende lasten te bezwaren en blij ven de hoogst noodige verbeteringen uit. Aan den Atj eh-oorlog die jaarlij ks minstens 11 miljoen verslindt, moet een einde komen; de wet moet voortaan elke uitbuiting van Indië onmogelijk maken; de lasten voor den Javaan moeten verminderd. Maar vooral die Atjeh-oorlog moet uitgemaakt. Hij is onrechtvaardig begonnen. Men beroept zich tot rechtvaardiging van dien oorlog op de zeerooverijen van de Atjehers, maar is dat eene rechtvaar diging, waar zelfs nog in het jongste Ko loniaal Yerslaag vermeld wordt, dat zee- rooverij gepleegd wordt aan de kusten van Java. Wordt nu aan die lieden de oorlog verklaard Neen immers. Maar waarom beroept men zich thans op de zee rooveryen van Atjehers? Een andere re den tot dien oorlog was de inmenging van vreemde mogendheden. De Sultan ven Atjeh had gepoogd een verbond met andere rijken 'aan te gaan. Mocht dit dan de Sultan van het eens zoo machtige rijk niet doen? Waren de Atje hers dan niet een vry volk Trouwens het tractaat van 1871 met Engeland moest den Sultan van Atjeh wel dringen om zijnerzijds maatregelen te ne men ter beveiliging van zijn land. Uit wat de heer Kielstra heeft geschre ven over den Atjeh-oorlog, blijkt genoeg dat wy den oorlog hebben gezocht, dat het ondoenlijk was den Sultan den eisch te stellen, binnen 24 uren een antwoord te geven, wat eigenlijk beteekende zich aan ons gezag te onderwerpen. Daarbij kwam, dat onze vloot in Indië reeds gereed lag gom naar de kust van Atjeh te stevenen. Men dacht dat Atjeh bij eenige brutaliteit onzerzijds, wel zou bukken voor ons gezag. Maar men heeft zich vergist. De Atjehers verdedigden met moed hun bodem. Jaren lang heeft nu de oorlog reeds geduurd, allerlei ellande is er door ontstaan, duizend miilioen heeft de strijd reeds gekost, ziekten zijn geko men, de grond is verwoest, huizen zyn verbrand, gruwelen zyn gepleegd, op on- menschelijke wyze is meermaleu de krijg gevoerd, vrouwen werden opgehangen, ge vangenen op de tonen der muziek neerge schoten, zoo zyn allerlei barbaarschheden gepleegd tegenover hen, wier dapperheid voor hunne vrijheid en nationaliteit her innert aan den strijd der geuzen, en waar voor waardeering mag worden uitgespro- pen. Men spreekt van het fanatisme, waar door de Atjehers worden bezield, maar dat fanatisme is door den jaren langen oorlog opgewekt. Men ziet het, wanneer men de beschou wingen der antirevolutionaire pers van nu en van voor ruim 20 jaren naast elkan der legt, dat in deze veroordeeling wei nig nieuws ligt. Maar waarom gaan dan allen niet met dezen spreker mee Dat verbiedt de staatkunde, en dit werd door al de sprekers van allerlei richting uitgezonderd die des sprekers, duidelijk gezegd of herhaald. Men kan nu in de volgende zittingen druk gespreek verwachten over onderstaande door Van Kol aan't eind zijner rede voor gestelde motie „De Kamer, overwegende dat de oorlog in Atjeh als een nationale ramp moet wor den beschouwd, overwegende, dat het wen- schelijk is de natie in te lichten over de beteekenis van den oorlog voor Nederland en Ned.-Indië, overwegende, dat de her haalde wisseling onzer gedragslijn in Atjeh, zonder dat in den loop van 24 jaren het eind van den oorlog is bereikt, de vraag doet rijzen of het volhouden van den oorlog wel wenschelijk en mogelijk is, verzoekt der regeering eene onpartijdige commissie te benoemen, die binnen een jaar rapport zal uitbrengen over de mo- reele, politieke en financieele gevolgen van den oorlog sedert zyn aanvang, over de vermoedelij ke gevolgen der thans gevolgd e tactiek en over de mogelijkheid en wen- schelijkheid den oorlog te beëindigen met behoud onzer volkenrechtelijke stelling op Sumatra." Alleen v. d. Zwaag steunde haar, schoon niet van harte, wijl zij hem niet ver ge noeg gaat. Ook hij acht dien oorlog gelijk al ons bezit in Indië onrechtmatig, en daarom is hij niet alleen voor beëindiging van dien oorlog maar ook voor geheele terugtrekking uit Indië, die den oorlog willen voortzetten moeten zelf maar naar Atjeh gaan om te vechten. Gesteld dat wy door geweld het doel bereiken, hoe ver staan wy dan nog van de beslissing af. Niemand die 't weet. Hij acht geep enkele commissie bevoegd of bekwaam om het onderzoek in zake dezen oorlog te ver richten, toch zal hij voor hare instelling stemmen, wijl zelfs door haar veel schreeu wend onrecht zal openbaar worden. Ove rigens protesteert deze spreker tegen de groote uitgaven voor tractementen en pen sioenen, en de pracht en praal, waardoor wij by den inlander indruk zoeken te wekken; doch wij moeten trachten teim- poneeren door een rechtmatig beleid. Overigens bestreden alle volgende spre kers de motie, of verdedigden de voortzetting van den Atjeh-oorlog, de regeering, den minister op bepaalde punten. Alleen de heer Van Limburg Stirum die overigens niet van plan is den minister als partyman ta bestrijden trouwens wie verlangt dat wees op den onrust barenden financiëelen toestand in Indië, nu wa daar voor een tekort staan van 90 miljoen; bij zoo povere resuitaten als wij daar verkregen. De heer Verheij (een der nieuwe libe rale leden voor Rotterdam) was het uit historisch oogpunt met de rede van Yan Kol eens doch niet met de conclusie. Hij wil voortgaan doch is tegen krachtiger optreden in Atjeh dan nu onzerzijde ge schiedt. Deze spreker wees nog op het hooge cij- fer van beri-berilijders en de onmogelijk heid om die te bestrijden, terwijl hy aan drong op meerdere waardeering van 't werk van den heer Yan Dieren die een proef aanbeval met betere rijstvoeding zooals men weet heeft de heer Van Dieren een nauwkeurig onderzoek naar de oorzaak de zer ziekte ingesteld en is hy tot de slotsom gokomen dat zy ontstaat door rijstTer- giftigirg. De heer Kuyper liet niet na den heer Yan Kol te wijzen op 't anachronisme om nu in 1897 de onrechtvaardigheid van den Atjeh-oorlog te betoogen, waar dit van antirevolutionaire zijde reeds in 1873 is geschied. Hij had liever de conclusie hooren verdedigen dat de liberale partij de sohuld

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1