NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. lo. 20. 1897. Dinsdag 16 ilonm6ec. fmaaffde laargang, CHRISTELIJK- *r HISTORISCH DE ATJEH-00RL0G. VERSCHIJNT v. G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,025. Kolonel Deykerhoff trad onder hoogst moeilijke omstandigheden op. De vijand sloot ons al nauwer in; be dreigde onze hoofdversterking in Kota Radjazelfs werd op klaarlichten dag een aanval op Pewajoeng, vlak bij den kraton, ondernomen gevolg van 't feit dat zoo vele vijanden als kooplieden vermomd, dank zij het systeem van handel op passen buiten de linie, op de markten binnen ons terrein kwamen en zoo hun slag zochten te slaan. Op 1000 Meter van onze linie had de vijand de sterkte Kaloet geplant en be schoot van daaruit aanhoudend onze trei nen, transporten, patrouilles en posten. Hij brak zelfs in September 1892 de spoor baan op en legde er borstweringen en loop graven bij aan, zoodat de trein niet loo- pen kon. In 't rapport aan de regeering heette het dat de lijn in reparatie was. Pogingen onzerzijds om die sterkte te veroveren mislukten, en by elke misluk king werd gemeld dat wij aan het open- kappen waren. En toen ten slotte de onzen met bebloede koppen voor goed moesten afdeinzen, werd er gemeld dat de verovering van Kaloet onnoodig was. Nja Makam bezocht in dien tijd onze „vrienden" tot aan de Tamiangrivier toe en verwekte er groote onrust; niet dan met groote moeite werd hij verdreven. Toen Scherer dan ook deze streken be zocht, vond hij den toestand sedert 1884 er schromelijk achteruitgegaan. Onzerzijds ■weifeling, verslapping, ziekte, zwakte bij den vijand kracht, oefening, bezieling. En toch werkte Scherer mede om de blokkade op te heffen, en voerde hij met Deykerhoff saam eene scheepvaartregeling in die den vijand groote voordeelen bood terwijl hij voortaan ongehinderd alle ma teriaal ontvangen kon om ons er mee te dooden. Een lange lij densgeschiedenis, 't verhaal waarvan velen zeeziek maken zou, is die oorlog met Atjeh vooral in de laatste jaren geweest. Giegieng, een door eigenbelang terug gekeerde afvallige, werd door ons in bij zondere bescherming genomen. Hij verjoeg in December 1894 den Sultan uit Kemala, deze vluchtte naar Pedir, van waar v. Teijn hem met een zoet lijntje weder wist te verwijderen, in plaatc van hem gevan gen te nemen die op zoo gemakkelijke wijze in onze handen gevallen was. Van dezen „bondgenoot" werd geen groot gebruik gemaakt. Meer had men op met een anderen teruggekeerden afvallige, met Toekoe Oemar. Tegen de gewelddaden der geestelijke hoofden buiten de linie werd onder de Atjehers zei ven een heftig verzet gebo ren. Toekoe Oemar plaatste zich aan het hoofd der beweging en sloeg de Muslemin in eenige gevechten. Daar hij 't nu toch verpeuterd had bij deze heeren, wendde hij zich weder tot ons, en 't bestuur nam hem aan, op voorwaarde dat hij met hulp onzer vrienden" en met gebruikmaking van ons materiëel de Muslemin zou verdrijven. Hij nam dit aan, en deed 'tmet schitterend succes. Verschillende punten, ook 't beruchte Kaloet, nam hij, waarop hij, 30 September 1893, officiëel, met veel geur, werd be genadigd. Hij werd onder den naam van Toekoe Djohan Pahlawan lot Panglima prang besaar benoemd. Hem en zijn hulp benden werden kleeding, voeding en wa penen toegekend. Hij kreeg een mooi huis en kleedde zich voortaan als hoofdofficier. Daarna voer hij voort met 't maken van allerlei veroveringen, zonder slag of stoot en met zoo goed als geen verliezen. Het had al den schijn van doorgestoken kaart met den vyand, maar bewijzen kon men 't niet. Een tijdlang was 't botertje tot den boom tusschen hem en de Kompaniemaar dit lieve leventje duurde niet lang. Zijn bondgenootschap bracht ons geen voordeelonze linie bleef ongedekthij gebruikte onze kogels en de niet gespron gen kogels kregen wij in den regel op minder gewenschte manier van den vijand terug. Dit wekte verkoeling. Daarbij werd Toekoe Oemar steeds meer eischend en naarmate hij veeleischer.der werd, voerde hij ook minder uit, correspondeerde druk met den Sultan en diens aanhangja zelfs deze laatste deelde mee in de onzentwege uit gedeelde rijksdaalders en onze jarenlang bittere vijand Nja Makam knabbelde 't hardst aan de Nederlandsehe rnlf. En nng meerderen, die erger verdiend hadden, werden in genade aangenomen, begunstigd, verhoogd en vetgemest. Of Deijkerhoff goed gezien heeft, big ft een open vraag. Zeker is dat toen de Lombokexpeditie 't noodig maakte ons op Atjeh te ontblooten, hij het vier maanden met zoo goed als geen Hollandsche solda ten in Atjeh heeft uitgehouden, en dat toenjuist toen, Toekoe Oemar en zijn vrienden aan geen verraad hebben ge dacht. Waren zij toen in hunne ware gedaante te voorschijn getreden, de omvang en de gevolgen dezer ramp waren niet te over zien geweest. Toch kwam de ontgoocheling nog onver wacht Na 't vertrek van Kroesen, in 1895, stelde Deykerhoff voor de tot nn toe tijdelijke posten voor goed te bezetten dit plan werd goedgekeurd. Yooraf echter moest daartoe met de hulp van Toekoe Oemar de Lamkrah- streek, een broeinest van fanatisme, dat wij nog nooit hadden kunnen vermeesteren, ja waar wij kort geleden nog een bloedige nederlaag hadden geleden, van vijanden worden gezuiverd. Toekoe Oemar aarzelde, zeker dewijl hij er geen voordeel in zag voor zich, of ook omdat hij niet duride. Ten laatste be loofde hij te zullen uittrekken. Hij kreeg einde Maart de noodige gelden, geschut en levensmiddelen. De gezamenlijke optreding onzer troepen en die van dezen „vriend" was bepaald op 29 Maart; doch juist op dienzelfden datum liep Toekoe Oemar andermaal tot den vijand over of, wil men, tot zijn oude broeders terug. Nog juist in tijds kwamen wij door spi onnen te weten dat hij plan had. om, wan neer onze troepen buiten de linie zouden zijn en op weg naar Lamkreh, zich op het ontbloote Kota Radja en Oleh-leh te wer pen. Den troepen die op punt stonden uit te rakken, werd nu op eenmaal gelast te Kota Radja, o. a. te blijven en zoo werd een ramp voorkomen, waarbij die van Lombok sleehts kinderspel zou geweest zijn. Toen Toekoe Oemar zicb ontdekt zag, maakte hy zich, gelijk te begrijpen is, uit de voeten. Hy trok zich met zijne benden in het gebergte terug en ver schanste zich daar terwyl vele „vrienden" zich bjj hem voegden. Onze buiten de linie liggende posten werden ingesloten en afgesneden; en de toestand werd zoo hachelijk dat terstond naar Java om versterking moest getelegra- feetd worden. Deze versterking leverde de generaal Yetter, de held van Lombok, en hij zeff kwam mede, als regeeringscommissaris. Bij zyn komst verkreeg generaal Deykerhoff ontslag op de meest eervolle wijze. Vetter volgde hem op, en nam terstond krasse maatregelen. Van flink en vlug aan pakken, dit besefte men gelukkig nu, hing o, zoo veel af. Eerst werden da posten opgeheven die de „vrienden" bezet hadden gehad ter beschutting onzer linie en ter bevordering van toenadering met de Atjehers. Hierop begon de bestraffing van de af valligen. Toekoe Oemar werd uit de 25 Moekims naar de Westkust gedreven, de Atjehvallei weder bezet, de bevolking voorzoover zy mede aan 't verraad schul- UITGAVE VAM en dig stond, afgestraft efn menig nieuw punt bezetwij onthouden ons echter van het overschrijven van alie vreemde namen. De lezer slikte er reeds gen»eg. Mogelij k werd hij reeds zoodanig zeeziekig van al die Atjehsche namen, dat hem de lust verging onze artikelenreeks te volgen. Toch zouden wy dit betreuren, want het is ons niet onbekend dat de kennis der geschiedenis van den Atjeh-oorlog er bij slechts zeer wei nigen diep in zit. Vetter ondernam ook eenige tochten naar Lepong en LoÖng om te trachten Toe koe Oemar in handen te krijgen. Doch deze was hem telkens te ving af. Telkens hadden wij hem bijna, maar ook even dik wijls was hij gevlogen op onze nadering. Vetter zorgde ook voor verbetering van wegen, het afbreken van Atjehsche sterk ten en het leggen van bezetting iu de veroverde "en heroverde streken; o. a. Kroeng Raija aan de NoordkustLepong, Gliëng nabij de Atjehrivierby Indrapoeri werd een brng over genoemde rivier ge legd, terwyl aan een kunstweg werd be gonnen tusschen Gliëng au Indrapoeri. Uit de Atjeh-vallei tot voorbij laatst genoemde plaats, benevens uit bet Le- pongsche werd de vijand verdrevenSegli werd getuohtigd in den „veldtocht" van 6 tot 10 Aug. 1896, waarbij wij slechts vier dooden en 35 gewonden hadden en de vyand 184 dooden op het slagveld achterliet. Vooral deze laatste tocht bracht den schrik onder de dappere fanatieke berg bewoners van Pedir en van Gighen, die al dien tijd van ons optreden in Atjeh een groote mate van kwaadwilligheid en vijandschap jegens ons hadden aan den dag gelegd. Van het voornemeii om over land door het Pedirsche en het gebied van Pangli ma Polim naar Selimoen en Kota Radja terug te marcheeren, moest wegens het heerschen der cholera in het door ons fel beschoten Segli worden afgezien. Vetter komt de eer toe van metforsche hand te hebben ingegrepen in het, zy 't ook goed bedoelde, stelsel van afwach ten een eind te hebben gemaakt aan de schaapachtige wijze van oorlogvoeren die in de laatste jaren was gevolgd en op nieuw te hebben aangetoond dat de tak- tiek van Van der Heijden de beste was geweest die men te kwader ure had los gelate n. Hij bracht er opnieuw den schrik in. Door zijn forsch voorwaarts rukken, dreef hij de Muslemin (kwaadwilligen) voor zich uit, die zoovele jaren de omstreken had den onveilig gemaakt't verzet tegen ons gezag tastte hij in den hartader aan en den ons aangedanen hoon van vele jaren wist hij op gevoelige wijze te wreken. Op slechts één punt evenals op Lom- hok was hij ongelukkig. Op Lombok liet hij Goesti Djilantik stilletjes naar Kareng Asem terugkeeren; en in Selimoen liet hij Toekoè Oemar, schoon bijna in gesloten, weder ontsnappen. Toch kon hij by het nederleggen zijner betrekking waarin Van Vliet hem op volgde September 1897 terugzien op een tijdperk van groote krachtsin spanning. In wekon bracht hij tot stand wat zijn gezamenlijken voorgangers in evenzooveel jaren niet had mogen ge lukken. Dat de oorlog nog voortduurt is niet zyne schuld, wel dat het eigenlijke ver zet gebroken is. Maar de geschiedenis leert dat een guerilla-oorlog jaren duren kan en veel afbreuk doen aan den overweldiger. Slot volgt. Heden Maandag zijn de dissentiëe- rende antirevolutionairen, ter voltooiing der scheiding, overgegaan tot de vorming eener nieuwe christelijk historische of vrij antirevolutionaire partij. Tweëerlei wenschen wij daarbij op te merken. van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cenk Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. lo. Dat waar te ver uiteenloopend inzicht in betrekking tot de toepassing der beginselen de scheiding wettigde, wij de stichting dezer nieuwe party zonder leedwezen begroeten en 2o. Dat wij bij mogelijk te blijken principiëel verschil van gevoelens tusschen de christelijk historische partij waarvan wij mede orgaan zyn en deze nieuwe christelijk historische staatsparty, nog ge noegzame gegevens voor samenwerking aanwezig achten om met wederzijdsche in achtneming van 't „geen fusie maar confe deratie", althans by Staten- en Raadsver kiezingen de gemeenschappelijke zaak te doen bevorderen. Mr. Fokker, voorzitter der Liberale Unie, sprak in de jongste algem. verga dering der Unie „Niet elke uiterlijke eenheid is bewijs of bron van kracht. Uw bestuur en ook de algem. verg. zelve waren tot de over tuiging gekomen, dat boven een kunstma tige eenheid, welke innerlijke kracht miste, omdat ze niet op eenswillendheid berustte, dat boven die eenheid te ver kiezen was een scheiding, liefst in der minne, welke aan de gescheidenen de gelegenheid liet om elkander te steunen in al zoodanige gevallen, waar het verschil van inzicht, dat tot de scheiding leidde, zon der invloed zou zyn." Met de strekking dezer woorden ver eenigen wy ons gaarne.- Maar wij vestigen dan ook tegelijk op dit woord van bovengenoemden hoogbe gaafden spreker de aandacht, „Alle beschikbare kracht wordt thans bij voorkeur gebruikt voor versterking en propaganda". Laten onze geestverwanten, onze kies verenigingen wakker zijn, dit woord in hun oor knoopen en daarnaar handelen. Wij nemen het met een kleine wijziging over „Alle beschikbare kracht worde bij voorkeur gebruikt voor versterking en propaganda". 15 Nov. '97. By kon. besluit is benoemd tot dykgraaf voor den Mwi/epolder, N. Polderman, en tot plaatsvervangend dykgraaf voor den Herdijkte Zwartepolder A. Dellaert. Tot militaire leden van den militieraad in Zeeland zijn benoemd de majoor prov. adj. Van den Oudendijk Pieterse als lid en de kapitein Opstelten als zijn plaats vervanger. In verband met de expeditie naar Pedir is door het Indisch legerbestuur de uitzending gevraagd van 30 luitenants der infanterie hier te lande. Tegelijkertijd zal aan de reeds voor den tijd van 2 jaren gedetacheerde luitenants de gelegenheid worden geschonken, hunne detacheering met 3 jaar te doen verlengen. Tel. De miliciens voor de lichting 1898 zullen tusschen 1 en 12 Maart worden ingedeeld. Voor de zeemilitie zijn 600 lotelingen noodig, die in mindering komen van het aantal miliciens voor de 8 regimenten in fanterie. Monden Klauwzeer. Bij het onder zoek der Staatsbegrooting in de afdeelingen der Tweede Kamer bleken zeer vele voor standers te zyn van het stelsel van door zieken, en werd er van verschillende zijden op aangedrongen, de bedoelde ziekte te schrappen van de lijst der ziekten ven het vee, die voor besmettelijk worden gehouden. Op de bekende gronden werd betoogd, dat de maatregelen, thans genomen, met name het plaitsen der kenteekenen, wel jaarlijks zeer groote sommen uit de schat kist vorderen, maar ons geen stap nader brengen, noch tot beperking van het euvel, noch tot het openen voor ons vee van de grenzen onzer naburen. Hieraan werd door enkele leden toegevoegd, dat het tegen woordig de gouden eeuw is voor de (vee artsen, die betaald worden voor maatregelen waardoor de ziekte slepende blijft en telkens weer zal opduiken. Door andere leden werd te kennen ge geven, dat huns inziens de regeering ten aanzien van deze quaestie op den goeden weg is. Bij sporadische gevallen moet krachtig worden ingegrepen, maar, is een maal eene epidemie in eene streek uitge broken, dan bepale men zich, gelijk de regeering schijnt te willen, tot het doen aangeven der gevallen en het doen plaatsen der kenteekenen. Van deze zijde werd dan ook instemming betuigd met de jjministe- riëele beschikkingen van 5 Juni, 19 Juli en 9 Augustus 1897men hoopte, dat op dien weg zou worden voortgegaan. Het prijsgeven van elk toezicht op mond- en klauwzeer werd, met het oog op het buitenland, ontraden. Gevraagd werd, hoe de regeering oor deelt over het denkbeeld, het vee door injectiën te besmetten, ten einde langs dien weg den veestapel onvatbaar te maken. Dit middel kwam anderen leden be denkelijk voor, daar in sommige streken de ziekte een kwaadaardig karakter ver toonde, en niet zelden dieren daaraan be zweken. Eindelijk waren er leden, die er op wezen dat het verbeurdverklaren van ter markt aangeboden ziek vee eene veel te zware straf is, aangezien de overtreders meermalen te goeder trouw zijn. Goes. De Goesche Crt. schrijft in verband met de voorgeschreven opheffing der progressie bij den H. O. onder meer het volgende Het totaal aangeslagen inkomens bedtoeg over 1896 f 755000. Wij vermeerderden dat, gelijk het behoort, met een zeker ge deelte, dat gekort was omdat de veror dening van inkomsten nit nijverheid Va vrijlaat en kwamen toen tot een bedrag van f 923000. - Aangezien nu de nieuwe wet een vast onbelastbaar bedrag der inkomens (door ons op f 400 gesteld) voorschrijft, toonden wij aan, dat dele klasse geheel, de tweede klasse gedeeltelijk uit de heffing verdwijnt, en berekenden dit op f 94050 naar het nu van deze contrihuabelen aangeslagen inkomen. Bat bedrag trokken wij van de f9-J3000 af. Aangezien wij echter de f 923000 verkregen hadden door het be wuste Vt erbij te trekken, hadden wij ook voor den aftrek de f94050 met het vry gelaten lU (dus '/a van van f 94050) moeten verhoogen, alzoo op f 125400 moeten stellen. De rekening wordt dantotaal inkomenf 923000 afde vervallen f 125400 de vrij telaten f 400 van 656 contribualen 262400 387800 rest belastbaar inkomen f 535200 en niet f 566500 zooals de vorige rekening aangaf. Om hiervan een Hoofdei, omslag van f27000 te verkrijgen zou dus inplaats van 43A pet., zooals onze vroegare berekening aanwees, ruim vijf pet. moeten geheven worden. Het spreekt van zelf, dat dit voor allen nog iets meer betalen beteekent Eene tweede opmerking, dat men, om f27000 Hoofd, omslag te innen, met bet oog op de afschrijvingen door overlijden en vertrek, eigenlijk f 28000 behoort te heffen, kunnen wij ditmaal onbesproken laten, omdat onze berekeningen op eene heffing van f27000 gebaseerd zijn. Het spreekt echter van zelf, dat het te heffen percentage nog hooger wordt, naarmate de Hoofd, omslag hooger moet rijn. Wordt dan ook een kohier op f28000 vast gesteld, dan zon, met hetzelfde totaal be lastbaar inkomen als in 1896 en zonder progressie, het percentage stijgen tot na genoeg 514 van alle inkomens, na aftrek van f400,ols onbelastbaar,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1