NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
ilo. 18. 1897.
SoiufkiCnt) 11 flonetnfipr.
RECHTSZAKEN.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
DE ATJEH-OORLOG.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
IV.
Ook elders hadden zeerooverijen op groo-
te schaal plaats; tot zelfs op de eilanden,
op den Willemstoren op Poeloe Bras was
men niet veilig meer. Zelfs de Cedarpas-
sage, de gewone weg naar de Westkust
moest officieel onveilig verklaard worden.
Schepen, daar passeerende, werden van
Koningspunt meermalen door den vijand
beschoten.
Ook in Groot Atjeh werd het met zoo
veel bloed gekochte vrije terrein spoedig
ingekrompen, de Moesleinin bedreven al
lerlei gruwelen en vernielden de werken,
en onderwijl dunde de beri-beri onze ge
lederen.
De slimme Tengkoe di Tiroe, wel in
ziende dat de Atjeher 't in het open veld
tegen ons moest afleggen, wist op allerlei
wijze ons op te houden, het meest door
looze en valsche berichten ons te doen
toekomen over tweespalt onder zijn volk
en over uitgesproken begeerten tot toe
naderingdoch onderwijl voerde hij een
afmaitenden, doodelijken guerilla-oorlog
tegen ons, waarbij hij zich allermeest den
tijger die zyn prooi in den rng aanvalt,
tot voorbeeld koos.
En hij had wil van die taktiek. Het
bestuur te Buitenzorg was lichtgeloovig
genoeg 't kwade dat omtrent hem verteld
werd niet te gelooven en 't andere voor
goede munt op te nemen.
Het ging weer aan 't onderhandelen, en
reeds in Mei 1886 waren er weder vriend
schapsbanden aangeknoopt roet een twee
den pretendent voor het Sultanaat, Toe
ankoe Abdul Medjid geheeten, die ons
ook vroeger al om den tuin geleid had
en ook later zijne valsche rol meesterlijk
wist te spelen.
Zoo gaf Nederland zich schaamteloos
bloot aan de verachting der Atjehers en
aan de belaching der buitenlandsehe mo
gendheden.
Demmeni, dit meer en meer inziende,
vroeg tevergeefs invoering van een door
hem aan de hand gedane scheepvaartrege
ling. Herstel van zyn geschokte gezond
heid zoekende in de Padangsche Boven
landen, overleed hij aldaar in Dec. 1886.
Zijn opvolger was Generaal Van Teijn,
die in opdracht kreeg het stelsel van af
wachting zoo beslist mogelijk door te voe
ren, en aanraking te zoeken met den
Sultan en de Kemalapartij, doch met ver
mijding zoo luidde letterlijk het bevel
van den schijn alsof die aanraking
door ons zou worden begeerd.
Gedurende vier en een half jaar heeft
Van Teyn deze tactiek met geestkracht
en taai geduld volgehoudenhij is het
doel zeer nabij gekomen, doch heeft het
helaas! niet mogen bereiken.
Inmiddels ging de vijand onder de
geestkrachtige leiding van Tengkoe di
Tiroe ongestoord voort zich in zjjn ver
sterkingen te nestelen en van daar uit
onzen troepen binnen onze eigen liniën
afbreuk te doen. Herhaaldelijk, in 1886
en '87, moesten zij van daar verdreven
worden, terwijl een gedeelte van den
spoorweg meer naar binnen moest worden
verlegd.
In Juli 1889 leden onze troepen onder
Van Teyn, by Kota Toemankoe, een ge
voelige nederlaag wel werd deze verster
king later door ons genomen, doch wij
verloren daarbij 21 dooden en 92 gekwet
sten en dat met het magere resultaat dat
wij de versterking terstond na de verove
ring weder verlieten. In 1890 werd zij
weder door ons genomen, bij verrassing.
Het bleef daarna ook zeer moeilijk, zoodat
de regeering besloot tot het invoeren van
een marechauseee-dienst een der weinige
maatregelen die goed werkte. Althans bin
nen de linie werd van toen af het terrein
van vijanden gezuiverd en werd de toe
stand van veiligheid langzaam maar zeker
bereikt.
Ook op de kusten bleef de toestand al
even ongelukkig. De vijand ontving van
daar geregelden toevoer ran geld en wa
penen.
Onder de leiding van de Kemala-partij,
die met alle beudehoofden in betrekking
stond, bleef Segli herhaaldelijk beschoten,
de geheele Oostkust bleef in voortdnrenden
toestand van onrust, de radja van Edi
maakte aanstalten om 't voorbeeld der
handelaren, die naar Penang gevlucht,
waren, te volgen dit noopte ons tot ver
sterking van 't garnizoen en 't zenden van
expeditiën. En op de westkust bleef Toekoe
Oemar den toestand beheerschen zyn ben
den wisten zelfs tot in Troemon op ons
gebied onlusten te verwekken, die de tus-
schenkomst van troepen uit Padang nood-
«akelijk maakten.
Van Teyn stelde toen aan de regeering
voor de wederinvoering eener scheepvaart
regeling, met de wederoprichting van den
post te Telok Semawé en blokkade van een
deel der Westkust, waar Toekoe Oemar
zyn peper had liggen. De peper toch was
in dien tijd zeer duur en gaf den Atjehers
ruimschoots gelegenheid tot aankoop van
veel oorlogsmateriëel. De regeering bleef
echter afkeerig van eene scheepvaartrege
ling alleen de blokkade werd toegestaan.
Deze blokkade had zoo goede gevolgen
dat besloten werd ook de Noordkust
om en bij Pedir te blokkeeren, welke
staat de onderwerping der Kemala-partij
tegenhield, en zoo werden langzamerhand
én de geheele Noordkust, én de Westkust
bij Tenom geheel voor in- en uitvoer af
gesloten. Dit bleek een geducht dwang
middel te wezen. Jammer dat 't door aller
lei vergunningen en uitzonderingsbepalin
gen langzamerhand krachteloos gemaakt
en eindelijk, eind 1892, geheel opgeheven
werd.
Maar wat was er nu in dien tijd ge
worden van de plannen om aanraking te
zoeken met de Kemalapartij
Vaa Teijn was in '86 al dadelijk be
gonnen die te zoeken, en al deed hij nu
net of hij ze niet zocht, de slimme Atje
hers kregen al spoedig in de gaten dat
hy ze wel zocht en trokken hier partij
van.
Onder hen was werkelijk een zokere
naijver openbaar geworden tusschen de
wereldlijke en geestelijke leiders des volks.
Onder de eersten waren Panglima Po-
lim en Toeankoe Hassohim de voornaam-
stenonder de laatsten had Tengkoe di
Tiroe alle macht. Dit verdroot met name
Toeankoe Hasschim en Panglima Polim
zeer, en ook andere hoofden raakten Teng
koe di Tiroe's invloed moede.
Zy veinsden toenadering tot ons te zoe
ken, doch deden hnnne aanbiedingen ver
gezeld gaan van de meest buitensporige
eischen: als betalingen in geld, vergun
ningen, licentiën en andere privilegiën,
die van onze zijde maar al te grif werden
toegestaan.
Toekoe Oemar en Toekoe Nja Makam
zochten en verkregen samensprekingen met
onze gezanten binnen de linie, Toeankoe
Hasschim bezocht ons bestuur te Telok
Semawé, met het gevolg dat de jonge
Sultansteig, de meer genoemde Toeankoe
Abdul Medjid, in Juni 1887 zich aan ons
gezag onderwierp en daarvoor beloond
werd met een som ineens van f 25000 en
een maandgeld, groot 400 gulden.
Het was wederzijds een groote loof- en
biedpartij, want zeer terecht had Van
Beutz gezeg 1 dat wij de „cajoleer"-periode
waren ingetreden.
En toch liep alles mis.
Wel hadden in Augustus 1888 de Sul
tan, Panglima Polim, Tengkoe di Toeroe,
en anderen in Groot Atjeh een samen-
spreking doch daarna hoorden wij niets
meer van hen, dan dat eerstgenoemde Toe
koe Oemar tot panglima (Emir el Bahr)
van de Westkust tot Singkel toe had aan
gesteld.
De spanning tusschen Tengkoe di Tiroe
en Panglima Polim deed ten laatste eerst
genoemde besluiten zich tot ons te wenden
met 't aanbod om den Sultan tot ons te
brengen doch dit eanbod, op vermoeden
van niet oprecht gemeend te zijn, werd
door Van Teijn afgeslagen. Dit, gevoegd
bij de zoetsappigheid wUarmede wij Kemala
en andere hoofden behandelden, en den
slehten gezondheidstoestand van Van Teijn,
welke uitzicht op dietis vervanging bood,
deed de Atjehers op verandering van tak
tiek bedacht zijn. Ook zij begonnen op
hun beurt een afwachtende houding aan
te nemen.
Te meer dewijl de beide straks genoem
de verbitterde vijanden, van ons en van
elkander Panglima Polim en Tengkoe
di Tiroe op 't onverwachtst kwamen te
overlijden.
IntU8schen vertrok Van Teijn, April 1891,
naar Nederland, ziek en zwak, en daaren
boven teleurgesteld in al zijne verwach
tingen.
Hy werd opgevolgd door kolonel Pompe
van Meerdervoort.
Een bekwaam en dapper man maar
hij was niet voor de maatregelen van zijn
voorganger en ook Tengkoe di Tiroe had
een bekwamen opvolger gekregen in diens
zoon Tengkoe Mohamed Amin, die in
Januari 1892 door den Sultans als hoofd
van het verzet erkend werd.
Pompe wilde de Atjehers dsor zachtheid
en met tal van vergunningen winnen en
werd hierin door de regeering ernstig
tegengegaan.
Immers geheel tegen haar bedoelen en
lijnrecht in strijd met de taktiek van van
Teijn, werd eene staatkunde gekozen die
de Atjeher spottend „de vriendelijke oorlog"
betitelde.
Wel werden op die wijze kleine staatjes
gewonnen en werd daarvan hoog opgegeven,
doch vele officieren die onder v. Teyn
gediend hadden, verlieten den diensten
nog erger was het feit dat de zoon van
onzen erfvijand Toeankoe Hasschim, uit
Madjapaid, waar hij jarenlang onder onze
bescherming geleefd had, langs de kusten
trok, geld en goed uitdeelende terwijl
an dere „bevriende" vorsten, o. a. uit Perlak
in Groot Atjeh kwamen kwaad stoken,
feiten dis Pompo's aandacht wel niet, ont
gingen, maar die hij niet zoo erg vond.
Omstreeks dien tijd kwam de uitste
kende geleerde, dr. Snouok Hurgronje, in
opdracht der regeering, zich van de poli-
tiek-godsdienstige toestanden in Atjeh op
de hoogte stellen. Hij verbaasde zich over
zoo vele fouten en zoo weinige vorderin
gen die al die jaren gemaakt waren. Hij
legde zijn adviezen neder in een rapport,
waarin hij den nadruk legde op 't feit dat
wij in Atjeh te doen hebben met eene
machtige fanatieke bevolking door geeste
lijken opgezweept. Voor Pompe's plan ran
scheepvaartregeling verklaarde hij zich,
mits ons de macht in handen gegeven
werd en niet om de Atjehers te believen.
Het rapport is altijd geheim gebleven,
doch in zijn werk „De Atjehers" heeft hij
genoeg laten uitlekken van hetgeen bij
tot bespoediging van een gewenschten uit
slag noodzakelijk keurde.
Daar de regeering geen vertrouwen stel
de in zyn beleid, nam de eerlijke Pompe
zijn ontslag en werd opgevolgd door gene
raal Deijkerhof (Januari 1892 tot April
1896).
Een „bloem der beschaving
De Parijsche correspondent van de Tele
graaf klaagt in zyn blad dat de zelfmoorden
in Frankrijk zoo toenemen. Sinds 1830
zijn zij in dit land verviervoudigd. Van
2000 toen klom 't aantal tot 9000 thans
per jaar.
Aan deze klacht knoopt de man de na
volgende philasophische beschouwing vast
„Er zjjn drie hoofdoorzaken voor dit
zonderlinge toenemen der zelfmoorden. In
de eerste plaats het alcoholisme, in de
tweede plaat3 de zware militaire diènst-
plicht, en ten derde de te groote inspanning
der hersenen. Wie met zjjn hoofd werkt,
maakt zich eerder van kant, dan wie met
zijn handen arbeidt, zoo ook de stedeling
eerder dan de plattelandsbewoner, zoo ook
de ongetrouwde eerder dan de gehuwde.
Zelfmoord komt veel talrijker voor bij de
hoogbeschaatden dan bij de eenvoudigen
van geest. Hoe dommer en minder ont
wikkeld de mensch is, des te zwakker is
de neiging, om een eir.de aan z;in leven
te maken, wanneer wel te verstaan geen
uitwendige oorzaken ais drank of strenge
tucht of lichaamspijn hem daartoe leiden".
Den zelfmoord noemt deze schrijver dan
ook de vrucht, „de bloem der beschaving"
en het slot van.zLjn troosteloos betoog luidt
„Dieren maken zich niet van kant.
Wanneer dus het monschelyk verstand zich
blijft ontwikkelen en niet achteruit wordt
gezet door eenige uitwendige oorzaak,
eindigt demenschheld door ze'fmooid, ten
zij dat zy door nog sterker schadelijke in
vloeden vóór dien tijd bezweken is. Dit
klinkt zonderling, en toch is de stelling
wiskundig aan te toonen. Het is denkbaar,
dat de mensch door kracht van waarneming
en wetenschap alle microben verslaat, welke
hem schadelijk zijn, maar dan zal hij juist
door dien verstandelijken triomf het venyn
hebben gevoed, dat ht>m zal doen te gronde
gaan, en dat venijn is zelimoord".
Alzoo de beschaving leidt tot zelfmoord
hoe grooter vorderingen de beschaving en
de geleerdheid maken, des te grooter zal
het aantal zelfmoorden worden.
Maar deze slotsom onderschrijven wij
niet, zooals zij daar staat.
Er is tweeërlei beschaving, die welke
de wetenschap tot moeder heeft en zich
stelt boven of tegen God zij is een be
schaving ten doodeen die welke 't
geloof in dien Eenige en de kennis van
zijn Zoon tot grondslagen .heeft; en deze
laatste is eene beschaving ten leven.
Wie in den Zoon gelooft heeft het
eeuwige levenen die Mij vindt, zei de
Wijsheid reeds onder 't Oude Verbond,
vindt het leven. Maar allen die My haten,
zoo luidde de tegenstelling, hebben den
dood lief.
En 't is deze beschaving, die de Corres
pondent van de Telegraaf bedoelde. Haar
bloem is de zelfmoord.
Het is v/eeselijk.
o, Men neme er een voorbeeld aan en
gedenke ook bij de opvoeding, in huis en
school, aan 's Heilands woord: Eén ding
slechts is noodig. De vreeze des Heeren
is 't beginsel der wijsheid.
De moderne levens- en wereldbeschou
wing, reeds door Bilderdijk geteekend in
deze vier regels
Spot met duivel en met hel,
Noem den Godsdienst kinderspel,
En zoo 't al u tegenloopt,
Dan u zelf maar opgeknoopt;
heeft minister Van Houten in zijn boek
gehuldigd onder anderen met deze woorden
indien het leven ons een last wordt, heb
ben wij het eenvoudig af te leggen.
Eene caricatuur van dat woord „Zoo
wie zijn leven verliezer, zal om Mijnentwil,
die zal het behouden".
En 'tis zoo jammer, juist van Hem hij
wie de ware levensvreugde te ieeren is,
keert de wereld zich al meer af. En ook
menig Christen brengt zijn kinderen aan
den moloch der eeuw ten offer.
Zij laten hen van alles leeren, en de
kennis op welke alleen het aankomt, wordt
behandeld als bijzaak. Op haar komt 't min
der aan.
Een wereldgelijkvormigheid die zich
wreken zal, en tegen welke 't bovenge
noemde schrijven van den Parijzenaar een
ernstige waarschuwing bevat.
Ook zonen van Christenouders ziet men
niet zelden voorthollen op den weg des
verderfs. „Bloemen der beschaving", die
bloeien en vergaan 1
10 Nov. '97.
Bij kon. besluit is aan mr. W. A.
van Hoek, met ingang van 15 November,
op verzoek eervol ontslag verleend al
waarnemend rijksadvokaat in Zeeland, ons
der dankbetuiging voor de door hem be
wezen diensten.
Het plan om de miliciens lichting
1897, voor zoover zij niet tot 't blijvend
gedeelte behooren, reeds op 31 Dec. a. s.,
met groot verlof te zenden, schijnt in ver
band te staan met een plan om de mili
ciens lichting 1898, reeds 1 Januari, a.,
dus 2 maanden vroeger, in dienst te roepen
opdat tegen het tijdstip der aanstaande
inhuldiging der Koningin en de groote
militaire revue te Amersfoort over goed
geoefende en volkomen afgerichte man
schappen kuuno worden beschikt.
Verplaatst de commies der telegrafie
3e kl. A. A. van Luyk, van Bergen-op-Zoom
naar Amersfoort.
Arrondissements-Rechtbank te Middelburg.
Gisteren; Dinsdag, zijn veroordeeld
wegens
mishandeling E. G., 20 jlandbouwer,
Assenede (België), tot 3 mn., en W. J. v.
D., 22 j., en P. li., 30 j., werklieden,
Ter-Neuzen, beiden tot 14 d. gev. straf,
en E. E. D., 14 j-, arbeider, St. Kruis, en
P. G., 56 j., hvr, C. V., Philippine, bei
den tot f 5 b. s. 5 d. h.
diefstalJ. N., 45 j., werkman, Vlis-
singen, tot 1 jaar gev. straf
huisvredebreuk en wederspannigheid W.
J. de W., 26 j., hvr. J. B., Vlissingen,
tot f 5 b. s. 5 d. h., en
invoer van gedistilleerd te Vlissingen
C. v. S., 55 j., en J. K., 39 jsjouwer
lieden, Vlissingen, heiden tot f 5 b. ten
behoeve der gemeente Vlissingen, s. 1 d. h
Kantongerecht te Goes.
In de zitting van 9 Nov. zijn veroor
deeld wegens
jachtdelictJ. G. v. 't W. Lzn. te
's Heer Arendskerke 2 maal f 10 b. s. 2
maal 8 d. h. met verbeurdverkl. van het
geweer met bevel tot uitl. of te betalen
f 10 b. s. 5 d. h.;
vischdelictP. A. D. te Rilland 2 maal
f2 b. s. 2 maal 2 d. h. met verbeurd verkl.
van het kruisnet met bevel tot uitl. of te
betalen f 1 b. s. 1 d. h.^
laten loopen van vee over eens anders
grond: J. M. M. te Cats f 2 b.s. 2 d. h.,
C. O. te 's Heer Arendskerke f 1 b. s. 1 d. h.
en betalen van schadevergoeding ad f 1
aan J. B.; J. S. Pzn. te Wemeldinge f3
b. s. 3 d. h., P. J. v. B. hv. v. G. S.
te Borssele, f 1 b. s. 1 d. h.
loopen over eens anders grond zonder
daartoe gerechtigd te zijn: J. M., A. J.
v. d. \VC. O. en C. P. te Ierseke ieder
f 1 b. s. ld. h., J. G., E. H., beiden te
Ierseke, A. P. S. en J. M. S. beiden te
Hansweert ieder f 2 b. s. 2 d. h.
loopen over eens anders grond waartoe
de toegang verboden wasH. C. B., J. B.
en C. B. te Kruiningen, ieder f 1 b. s. 1 d. h.;
overtr. pi. verord. van GoesJ. D. te
Goes f 1 b. i. 1 d. h.
strooperijM. N. te Ierseke f 3 b. s. 3
d. h., J. v. S. te Ierseke en J. N. te
Kruiningen ieder f5 b. s. 3 d. h., M. N.
en L. v. d. B. beiden te Kruiningen ieder
f 5 b. s. f 5 d. h., M. K. Czn., te Wemel
dinge f2 b. s. 2 d. h.;
overtr. art. 427 Wetb. v. Sir.J. V. te
's Heer Arendskerke, f 1 b. s. 1 d. h.
overtred. boterw.: L. v. B. te Rilland-
Batli f 5 b. s. 3 d. h.
visschen in het kanaal door ZuidBeveland
D. U. te Hansweert f 2 b. s. 2 d. h.
overtred. pol. op het het kanaal door
Zuid-Beoeland: J. J. d. R. te Wemeldinge
f3 b. s. 3 d. h.
overtred. ScheldereglemenlJ. M. Dzn.
te Santvliet (België), W. d. M. te Woens-
drecht ieder f3 b. s. 2 d. h., S. P. en
C. v. W. te Ierseke ieder f 2 b. s. 2 d. h.
overtred. Scheldereglement met verboden
vrachting J. J., J. J., M. J., C. S., allen
te Putte Capelle (België) ieder f5 b. s.
5 d. h. met bevel tot vernietiging der
inbeslaggenomcn harpoenen;
bevisschen Oosterschelde zouder consent:
J. C. v. d. B. en H. A. v. S. te Ierseke,
ieder f0,50 b. s. 1 d. h. j