NIEUWSBLAD
CHRISTELIJK- sr
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
Ho, 16. 1897,
Meidag 6 floocnfc
tamafftfe laacgatig.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKKRK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
DE ATJEH-OORLOO.
Buitenlandsch Overzicht.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent'.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
ii.
De knststaatjes maakten gebruik van de
hun geboden gelegenheid om door 't hij-
schen der Nederlandsche vlag als teeken
der erkenning van ons gezag van de blok
kade af te komen.
Met die algemeene vlaghijscherij werd
ons legerbestuur bij den neus genomen
want de blokkade werd opgeheven zelfs in
staatjes waarvan men wist dat zij ons be
vochten en de beweging in Groot Atjeh
steunden. Men kreeg dan ook invoering
van wapenen, smokkelarij van opium op
groote schaal onder de Nederlandsche vlag
te aanschouwen.
Zelfs Pedir dat in 1873 nog door ons
had moeten getuchtigd werden, onderwierp
zich op voorwaarde dat wij er een ver
sterking aanlegden en werd alzoo de aan
gewezen voorraadschuur voor Groot Atjeh.
Alleen op de Oostkust bleef alles goed
marcheeren. Simpang Olim, de eenige
kuststaat van belang daar, die zich nog
Diet had onderworpen, werd geducht in
gesloten. Daar was tucht. Bogaert droeg
een goed gedisciplineerd volk aan zijn op
volger over, toen hij, in Juni 1875 zich
aan land vestigde.
In Groot Atjeh was men inmiddels be
gonnen met het aanleggen van wegen, het
bouwen van woningen, alle» op Europee-
sche wijze. Op het eiland Poeloe Bras
werd de Willemstoren gebouwd, enz.
De uitslag van Pels optreden was der
halve geweestgrootere uitbreiding, meer
dere kosten, machtsverbrokkeling als ge
volg daarvan, gepaard aan 't openstellen
der toevoerwegen voor den vijand. Biet
wil zoovoel zeggen als uitslag nul.
Yan Maart tot Nov. 1876 voerde de
generaal Wiggers van Kercbem het bevel
hij werd op laa'stgenoemd tijdstip terug
geroepen, wegens verschil met de regeering
omtrent strenger aanpakken der nog on
willige kuststaten. Hij was daar tegen.
Zijn opvolger, generaal Diemont, was daar
voor. Hfl voerde Pels plan uit, en bracht
't aantal onzer posten tot vijftig.
Onderhandelingen tot tusschenkomst door
Habib Abdul Rachman El Zadir persoon
lijk aan 't bestuur te Batavia aangeboden
werden afgewezen wat bet sein was tot
een vernieuwing van den „heiligen oorlog".
In Pedir werd een post opgericht, en
ontving de radja, als schadeloosstelling
voor de hem in 1873 toegediende tuchtiging
f 50,000.
Daardoor kregen wij den radja van
Giegieag, die te voren vereenigingsmiddel
met Groot A(jeh was, tegen ons. Hij sloot
zich te Groot Atjeh bij onze vijanden
aan, waarop wij zijn haven sloten.
Wegens ongeschiktheid werd Pedir door
ons verlaten en te Segli, meer naar het
Giegiengsche toe een etablissement geves
tigd, zoodat de Giegiengers weer konden
handel drijven.
Simpang Olim viel in onze handen.
Nieuwe artikelen in de onderwerpings-
acte bepaalden onder anderen dat hei Sultans
aandeel in de inkomsten voortaan ons zou
behooren.
Ook de Noordelijke en Westelijke kust
staten werden hierop toeschietelijk. Met
Telok Semawé werd meer aanraking ver
kregen.
Toch werden al spoed ig de posten in
Simpang Olim teruggeroepen.
In 1877 achtte de gouverneur generaal
Yan Lansberghe den tijd gekomen om 't
aanvallend optreden te verwisselen met
verzoenend afwachten. Hij was naar Kota
Radja en Olehleh geweest, en had daar
gevonden schijnbaar welvarende nederzet
tingen en rustige Atjehneezen.
Doch de man scheen verblind door
militair machtsvertoon en geveinsde onder
werping.
Een lid der Sultansfamilie, Pangeran
Hoessin, kwam hem zijne vriendschap bie
den en dit versterkte zijn waan dat de
oorlog uit was.
Maar Hoessin was slim; om eigen voor
deel alleen was 't hem te doen. Hem
werd een jaargeld toegekend en bescher
ming. Op 't oogenblik, 20 jaren daarna,
geniet de man het nog, en doet er niets
voor
Er werd van weerszijden groot ver
toon gemaakt, frasen en handdrukken
gewisseld, vlaggen en geschenken uitge
reikt, en beloofd dat de moskee op onze
kosten zou herbouwd worden. Het scheen
al botertje tot den boom. En toch wij
waren niets gevorderd toen Diemont (Juni
1877) door Van der Heijden opgevolgd
werd en deze naar Samalangan op de noord
kust toog om dit te tuchtigen.
In Augustus 1877 werd deze staat ver
overd. Van der Heijden verloor daarbij
een oog. Wij vestigden er een post. Onze
vrienden van de nabij gelegen vlaghijschen-
de staatjes bielpen den vijand.
In Pedir, dat zoogenaamd met onze be
vriend was, ging 't slecht. Wij werden
daar formeel ingesloten in April 1878 door
duizenden vijanden, en eene expeditie te hun
ner verdrijving mislukte. Giegieng onder
wierp zich voor de aardigheid weer eens
aan ons en zag deswege zyn rivier voor
't verkeer opengesteld.
Terwijl de westkust over 't algemeen
onrustig bleef, de posten in Simpang Olim
werden ingetrokken, 't garnizoen te Edi
verminderd werd en de benting van het
strand meer landwaarts verplaatst werd,
brak ook op de oostkust de onrust uit,
Panglima Polim, een ;onzer vrienden aldaar,
was de aanstoker. Het staatje Gedong, de
bakermat der opstandelingen, werd getuch
tigd, de radja deed afstand ten behoeve
van zijn zoon, die zich onderwierp.
Yan daar zou 't op Passangan, ook een
vijandelijke bevriende vlaghijscbende staat,
losgaan, doch noodberichten uit Groot Atjeh
beletten ons dat voornemen te volvoeren.
In Groot Atjeh was namelijk de vijand
binnen de linie geslopen en bestookte ons,
op ons terrein moordend en plunderend.
Dubbelzinnige aanvragen van enkele hoofden
tot toenadering gingen van de buitenspo-
rigste eischen vergezeld, zoodat door ons
aan een groote voor-den-gek-kouderij ge
dacht werd.
Toch bleef de Indische regeering den
toestand goed noemen. Zij verminderde
zelfs onze legersterkte tot op 8000 man.
In Januari 1878 werden de eerste
bentings door den vijand om onze posten
aangelegd, de eerste loopgraven gegraven
tot vlak bij Kota Radja en Oleh-leh deed
hij ons afbreuk.
In Juni 1878 viel de bekende bemiddelaar
Habib Abdul Rachman met overmacht
openlijk in onze stelling, nam de berg
passen in bezit en belegerde Kroeng Raba.
De bevolking vluchtte en Yan der Heijden
moest er haastig heen om de orde te
herstellen.
De regeering inziende dat zij gedwaald
had, zond hem versterking, doch ook den
vijand stroomden hulptroepen toe van de
kusten, onze kusten, waar onze vlag woei.
Van der Heijden verdreef echter Habib
Abdul Rachman uit Kroeng Raba en de
passen en besloot tot een veld'.ocht in de
22 en 26 Moekims.
Groot Atjeh bestaat namelijk uit vier
deelenhet Sultansgebied, de 25 Moekims,
de 22 Moekims, en de 26 Moekiu^s. Beide
eerste waren door ons bezet.
Habib Abdul Rachman onderwierp zich
echter spoedig, in October 1878; hij liet
zich naar Djedd,ah voeren met f 30.000
's jaars inkomen, die de man nog geniet.
Vele hoofden wilden eveneens handelen,
doch dit was maar om tijd te winnen
of ons om den tuin te leiden.
In Maart 1879 werden de 22 Moekims
veroverd de kampongs des vijands werden
verbrand; hij zelf vluchtte naar de bergen.
Langs de Atjeh-rivier werd een linie van
posten bezet. In jJuli werden de 26
Moekims veroverd, Selimoen, ver in 't
binnenland, werd getuchtigd, velen onder
wierpen zich de zaak stond goed Van
de Heijden had er den schrik onder ge
bracht. Pels stelsel van verdediging was
door dat van bedwang vervangen.
Van der Heijden begon ook den invoer
te controleeren en zorgde dat niet meer
werd ingevoerd dan ieder staatje kon
noodig hebben. Doch de regeering gelastte
hem dien maatregel weder in te [trekken
maar van der Heijden handhaafde hem op
eigen verantwoordelijkheid, overtuigd als
hij was dat zoo 't einde van den oorlog
kon verwacht worden. Een beginsel van
scheepvaartregeling, waarbij de regeering
zich nederlegde. In 1881 evenwel werd
deze goede maatregel reeds weder door
baar ingetrokken.
„,,Van Lansberghe achtte den tijd gekomen
voor 't optreden van een burgerlijk be
stuur. 'Van der Heijden, schoon tegen zijn
zin, werd teruggeroepen en door Pruijs
v. d. Hoeven vervangen. De grootste
fout die ooit gemaakt werd en Van Lans
berghe kon naar Nederland terugkeeren
met de boodschap dat onder zijn bestuur
de oorlog met Atjeh geëindigd was.
En toch was niets verder van de waar
heid dan dit. Integendeel al mee.- kwam
het openbaar dat 't de onderkoorigheden
waren die het verzet tegen ons in Groot
Atjeh voedden en belang hadden bij het
voortduren van den oorlog en dat dus zon
der controle op de kusten bet einde niet
te voorzien was, In dien geest had Van
der Heyden voorloopig gehandeld, doch de
regeering ging op zijn nadere adviezen te
dier zake, zeer tot schade der landsbe
langen, niet in.
Wel werd op aandrang van Scherer en
Laging Tobias (de eerste assistent resident,
de laatste gouverneur van Atjeh) eene
regeling getroffen, doch deze maatregel
werd reeds in 1894, op last der re
geering in Nederland, weder ingetrok
ken niet alleendoch er werd ook
besloten tot opdoeking van alle posten op
de kusten, met uitzondering der Oostkust.
Ook de latere gouverneur Van Teijn
drong aan op die beproefde scheepvaart-
regeling, en Von Hentz, de tegenwoordige
bevelvoerder op Atjeh, bevestigde zijn mee
ning ten volle.
Maar de opvolgende ministers van ko
loniën bleven doof aan dat ooralleen de
vorige besloot in 1892 tot eene scheep
vaartregeling, en de tegenwoordige minis
ter van koloniën die als kamerlid zeer op
doortasten langs dezen weg had aangedron
gen, zal op dit punt het werk van zijn
voorganger eerder verbeteren dan ver
breken.
Gaan wij nag even na wat deze scheep
vaartregeling eigenlijk is.
Op de kusten zijn eenige door ons be
zette havens voor den algemeenen handel
opengesteldde voornaamste waren dit
reeds. Alle handel moet daar geschieden
onder ons toezichtin- en uitklaring, vi
sitatie, inning der in- en uitgaande rechten,
alles geschiedt daar door onze ambtenaren,
die natuurlijk moeten beschermd worden,
waardoor de posten van meerder krijgs-
materiëel behooren te worden voorzien.
De producten van omliggende staatjes
worden naar de aldns ontstane handels
middelpunten gebracht en de invoer ge
schiedt op dezelfde wijze in omgekeerde orde.
De inkomsten komen aldus in onze ban
den. Het eenvijfde of sultans-aandeel komt
geregeld in, 't overige is voor de „recht
hebbenden die geen reden tot klagen geven".
Aan hen die wel reden tot klagen geven
worden boeten opgelegd, die van hun geld
worden afgehoudenof waardoor hnn de
uitkeering geheel ontgaat, terwijl hun
haven voor allen in- en uitvoer wordt
gesloten.
Deze regeling werkt sinds 1892, echter
zonder vrucht op dit oogenblik, gevolg,
naar de heer Kruijt althans meent, van de
overhaasting, halfheid en inconsequentie bij
de invoering getoond. Immers nietde
Atjehers gerieven en believen maar dwin
gen en overheeren moet, zegt hij, doel der
scheepvaartregeling zijn.
Dit is niet geschied.
Roovers en mo irdenaars zijn als vrienden
behandeld de controle werd aan onbe
trouwbaar Atjebscb personeel overgelaten
overtreders door de marine opgespoord en
overgeleverd, werden veelal door 't bestuur
weer vrijgelaten.
Zoo werd de raad der verschillende
Acbitofels tot zotheid gemaakt. t|
Werden al deze fouten vermeden, dan
zou de scheepvaartregeling wel vrucht
baar zijn. -
Natuurlijk moet Groot Atjeh's kust buiten
Oleh-leh, voor allen in- en uitvoer gesloten
blijven; en de scbeopvaariregeling worden
gesteund door een voldoend aantal kleine,
snelvarende oorlogsschepen, geen oude ver
sleten kraken, die geen vaart loopen en
meermalen zelfs geen zeilvaartuigen konden
achterhalen.
De verkiezingen voor het mayor-(burge-
meester-)schap te New-York zijn, gelijkte
verwachten was, op een groote overwin
ning der democraten van Taminany-Hall
uitgeloopen.
Terecht merkt een der bladen-op dat
minder door zijn schitterende persoonlijke
qualiteiten dan door zijn plooibaarheid
minder langs den weg van recht en bil
lijkheid dan door middel van een enorme
campagne-kas (men spreekt van zeven
millioen dollarsverstrekt door Tammany-
Hall), minder door eigen kracht en arbeid
dan door den geweldigen stenn van Cro-
ker, Robert Van Wyck gekozen is en wel
met 235.181 stemmen, terwyl Seth Low
149.873 stemmen verwierf, generaal Tracy
101.823 en Henry George Jr. 20.727. Van
Wyck bad dus bijna evenveel stemmen
als zijn meest gevreesde tegenstanders, maar
zij waren verdeeld en de geschiedenis van
lloratiërs en Kuriatiërs was niet in staat
hen te bekeeren.
Zoo kon Tammany Hall, op zichzelf
reeds zeer machtig, met te grooter kans
overwinnen.
Intusschen kan New-York weer een wei
nig op verhaal komen.
Van Wyck heeft zijn post gemakkelijk
veroverd. Terwijl alle caudidaten in mee
tings hun kiezers toespraken of toebrulden
een zelfs zoo bard werkte dat hij 't be
stierfsn twee candidaten van minderen
rang benevens de leider van een der par
tijen eveneens hun verkiezingshitte met
den dood moesten bekoopen, bleef Van
Wyck stilletjes achter zijne verschansing
en liet Croker de redevoeringen houden
daardoor blijk gevende van zelfvertrouwen
niet alleen, maar van groot vertrouwen in
de kiezers en men weet dat de Ameri
kanen niet houden van candidaten die
stomme pantamine spelen.
De burgemeester, die 1 Januari in dienst
treedt, is de hoogste uitvoerende macht
over meer dan drie millioen inwoners.
Hij wordt gekozen voor den tijd van vier
jaar. Zijn salaris, dat alleszins onvol
doende is, bedraagt 15000 dollars per jaar.
Maar zijn macht is grooter dan die des
gouverneurs van den Staat, waartoe de
hoofdstad behoort, grooter dan die van
den gouverneur van eenigen anderen Staat
en wordt alleen overtroffen door dien van
den president van de Vereenigde Staten.
Hij benoemt de hoofden der politie,
heeft de bevoegdheid om zelf het bevel
der politie op zich te nemen en militaire
hulp te eischen heeft een uitgebreid recht
van veto, over de besluiten van de
„Municipal Assembly", die van de onder
geschikte plaatselijke besturen en die dei-
wetgevende macht van den staat New-York,
voor zoover deze betrekking hebben op
de stad. Gedurende de eerste zes maanden
van zijn diensttijd beeft hij onbeperkte
macht tot het ontslaan of benoejmen van
verschillende ambtenaren, die hoofden zijn
van die departementen, en wier benoeming
van hem afhankelijk zijn.
De rechter Van Wyck, die nu 47 jaar
oud is en als een knap jurist geldt, is
van Hollandsche afkomst: in 1680 ves
tigde zich in het toenmalige Nieuw-Am-
sterdam zijn stamvader Cornelis Barents
Van Wijck uit het dorp Wijk aan Zee
bij Egmond en huwde in 1680 te Elatbush
een dochter van den toenmaligen eersten
Hollandschen predikant Joh. Th. Polhemus.
Jammer dat een man met zoo dubbel
goeden naam zich vinden liet voor de
candidatuur van Tammany Hall, die men
zou kunnen bestempelen met den naam
Baantjesjagers.
Want nu begir.t weder de rooftocht naar
de vette baantjes, gelukkig zijn er reeds
verscheidene door de keuze van 't volk
zelf vergeven aan onafhankelijke mannen.
Maar gelijk Garfield in der tyd Cockling
heeft aangepakt en Hercules der» Augias
stal ridderde, mocht er in Amerika nog
wel eens een man opstaan om Tammany
Hall uit te roeien.
In Friesland zijn de hoofden vervuld met
de rechtspleging waarbij de gebroeders Hoo-
gerhuijs onschuldig tot lange jaren tuchthuis
straf veroordeeld zijn geworden. Men kan
zich echter vergissen. Men kan buiten
een recntsquaestie staande minder goeden
k'yk erop hebben dan de rechter zelf, en
daarom zonden wij niet gaarne zoo hard
mee roepen met de socialisten in den lande
dat de gebroeders Hoogerhuis onschuldig
zitten.
Toch zijn wij wel te vinden voor een
aandringen op een nauwgezet onderzoek,
te meer dewijl er een moderne dominé uit
die buurt zich openlijk moet hebben uit
gesproken als zou hij de eigenlijke daders
kennen, maar "wil ze niet noemen.
Welk een gebrek aan naastenliefde, zou
men geneigd zijn uit te roepen.
Maar nu is er in Frankrijk een officier
tot levenslange verbanning veroordeeld
wegens pieging van landverraad. Hij had
namelijk gewichtige stukken, verdedigings
plannen aan de Duitsche regeering verkocht.
De man heet Dreyfus, en is nu al meer dau
drie jaar balling.
Maar nu is er een geacht lid van den
Eranschen Senaat opgestaan en die heeft
openbaar gemaakt dat hij verschillende
stukken in handen heeft om te bewijzen
dat Dreyfus onschuldig veroordeeld is.
Men begrijpt dat dit sensatie verwekt
heeft.
Immers hier zijn 't niet rumoerige schreeu
wers, revolutionaire vijanden der klassen
justitie maar is 't een achtbaar Senator die
verzekeren komt^dat er onrecht gepleegd is
jegens een onschuldige.
En zijn betoog klemt te meer, dewijl
men ontdekt heeft dat de stukken in de
zelfde volgorde neg steeds evenals in de
dagen toen Dreyfus nog in vrijheid was,
geregeld aan de Duitsche ambtenaren wor
den afgestaan door een onbekende of diens
handlangers. Als hier toch eens een on
schuldige verbannen was
De Nederlander brengt in verband met
deze zaak een geschiedenis in berinnering
die een eeuw geleden is voorgevallen in dat
zelfde Frankrijk.
Jean Calas, een Protestantscb koopman,
woonde omstreeks het midden der vorige
eeuw te Toulouse met zijne vrouw 4 zoneu
en 2 dochters. Eene Roomsch-Katholieke
dienstmaagd, bij hen inwonend, wist den
oudsten zoon, Mare Antoine, tot den over
gang tot hare kerk over te halen.
Dezen jonkman, van een zwaarmoedigen
aard, vond men in Oct. 1761 opgehangen
aan de deur van zijn vaders winkel. Het
was duidelijk een geval van zelfmoord;
maar de door roomsche priesters warm
gemaakte openbare meening hield Vol,
dat de jonkman door zijn bloedverwanten
uit haat tegen deii R. K. godsdienst was
omgebracht. De overledene werd door de
geestelijkheid met veel praal als een
martelaar begraven.
De gisting echter onder de bevolking
duurde voort en zoover kwam het, dat
het geheele huisgezin in den kerker werd.