NIEUWSBLA
VOOR ZEELAND.
irg.
er-Schelde.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
DE ATJEH-09RL0D.
15.
IhmfaCag 4 floomfier.
8.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Landbouw.
-T"
OOMBOOT.
rndag 7 '8 m. 9.-A.
I 10 's morg. 5.
ische Stoomboot-
ppijen.
ROTTERDAM
?en plaatsen.
Van Rotterdam:
ins. 2 10,30 10.30
10.30
8-
9-
9- 8,-
10-
10-
10.30 10.30
10,-
10,-
10.—
10,— 8.30
10,-
aan.15 10,30
ins. 16 10,30 10.30
roenl7 10,30
ond.18 10.30
9.—
8,30 8.—
10-
10.—
10.— 9,30
9,30
9.30
9,30
9,30 8.—
9,30
9.30
9,30 9.—
roen,
ond.
rijd.
ater.
on.
aan.
ins.
roenlO
ond.11
rijd.12
iter.13
)nd.l4
rijd.19
tter.20
md.21
aan.22
ms. 23
oen24
)nd.25
rijd.26
iter.27
ind.28
aan.29
ns. 30
'DIENST
iB.-BOTTERDAM
er.
Tan Van
elbnrg. Rotterdam,
8,45
8,45
9-
8,45
8,45
8,45
9-
8,45
9-
8,45
8,45
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
8,15
8.15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
8,15
DIENST
en Zierikzee.
ie Spoorweg Goes
Van Zierikzee:
smorg. s mid
7.50 2.15
7.50 2,15
6,30 2,15
7,50 2,15
7,EO 2,15
7.50
7.50 2,15
6,30 2.15
7.50 2.15
6,30 2,15
7,50 2,15
7,50 2,15
7,50
7,50 2,—
7,- 2,_
7,50 2,—
6,30 2,—
7.50 2,—
7.50 2,—
7.50
7,50 2,—
6.— 2.—
7,- 2.-
6.30 2.—
7,50 2,—
7,50 2.—
7.50
7.50
7.—.
is.
>en
nd.
yd-
er.
id.
an. 8
as. 9
oenlO
nd.ll
ijd.12
er.13
d 14
an.15
is. 16
)enl7
nd.18
U d.l 9
er.20
id. 21
an.22
is. 23
ien24
nd.25
Jd.26
er.27
id. 28
an.29
is. 30
2,-
2.—
nm.
3,25(f)
3,55
im. 1,55
2,15
3,25 d)
n 3,45
maakt.
r Breskens hoog^
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKKRK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent'.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
I.
In de 16e en 17e eenw was Atjeh
een machtige staat, die over half Suma
tra en een groot deel van Malakka 't
hewind voerde en hulp ontving van den
Sultan van Turkije en van verschillende
vorsten in Voor-Indië en op Java.
Atjeh bezat een groot leger en beheerschte
liet handelsgebied van Azië tot Japan en
Arabië.
De Nederlanders kwamen daar in 1599.
Sedert dien tijd waren de Atjehneezen
beurtelings onze vrienden en vijanden.
Zij verloren daarbij echter Malakka en
een groot deel van hun macht op Sumatra.
In 1824 werd bij tractaat tusschen
Engeland en Nederland bepaald dat Atjeh
een onafhankelijk land zou blijven, doch
dat Nederland de veiligheid van handel
en scheepvaart zou bandhaven.
Dit bracht ons p1 spoedig in een moei
lijk parket. Herhaaldelijk kwamen klach
ten in van scheepvarenden uit alle natiën
over berooving en was Nederland geroepen
deze zaken in 't reine te brengen.
Tevens werd wel eens door Neder
landers grondgebied van Atjeh in bezit
genomen.
Na veel gescharrel kwam in 1857 een
tractaat tus3chen Nederland en Atjeh tot
stand waarby wederzijds van alle aanspra
ken werd afgezien.
Zoo bleven wij in 't bezit van 't vrucht
bare tabakgebied op Sumatra's Oostkust,
wat op den duur den nay ver der Atjeh
neezen wekte.
Sterk door het tractaat ran 1824, dat
hun Engelands steun waarborgde, zoo zij
dachten, vielen zij ons herhaaldelijk aan.
In 1871 kwam een nieuw tractaat
tusschen Engeland en Nederland tot stand
waarby dat van '24 gewijzigd werd en
wy de vrije hand kregen op geheel Sumatra
en dus ook in Atjeh.
Met de Atjehneezen werd over een
nieuw tractaat tusschen ons onderhandeld,
doch zq werkten achter onzen rug om een
bondgenootschap met een der mogendheden
tegen ons in 't le yen te roepen.
Wy hadden derhalve te kiezen tusschen
vreemde inmenging op Atjeh toe te laten
of te beletten met al de gevolgen van
dien, en wy kozen het laatste.
Tijdig of ontijdig? voegen wy er by;
en wy antwoorden vermoedelijk het
laatste.
De zending eener land- en zeemacht
onder bevel van Nieuwenhuijzen tot ver
krijging van voldoening en waarborgen
voor de toekomst, mislukte; en dit leidde
tot'jde oorlogsverklaring.
„Atjeh bestond toen feitelijk uit de
kuststrook aan de Noordkust van Sumatra,
loopende op de Oostkust van de Tamiang-
rivier tot op de Westkust van het land
schap Troemon 't was ongeveer zoo groot
als Nederland met een half miljoen in
woners. Het binnenland werd bewoond
door de onafhankelijke Gajoes en Alas,
bergvolken die niets met den oorlog te
maken hadden oi' hebben. Groot-Atjeh
een vallei aan de Noord Westelijke
punt, ter grootte van ongeveer Zuid-Beve-
land met Walcheren, was sedert eenwen
het politiek centrum, het meest bevolkte
en rijkste deel van het land."
De Sultan zetelde daar en daarheen
richtte zich de eerste expeditie, onder Kohier,
sterk, buiten de marine, 3000 man.
Men rekende er op den Kraton Sultans
paleis gemakkelijk te zullen veroveren
en dat hiermede de expeditie zon afge-
loopen zijn.
Den 8 April 1873 onder hevigen tegen
stand geland trokken onze troepen over
een breede lagune het land in, doch zagen
niets dan dichtbegroeid struikgewas, afge
wisseld door rijstvelden. Toch bereikte
men de missigit (eene moskee) die naar
Wij volgen hier gedeeltelijk de belang
rijke brochure van J. A. Kruyt, welke
brochure vorig jaar hij Loman en Funke
te Amsterdam het licht zag.
men wist dieht by den kraton moest liggen.
De missigit werd na bloedigen strijd
genomen, doch weer verlaten en later weer
genomen. Naar den kraton werd vergeefs
gezocht. De vijand drong met steedsgroo-
ter geweld op ons aan en bracht zelfs den
terugtocht in gevaar. Kohier zelf sneu
velde. De troepen met achterlating van
50 dooden keerden naar liet strand en van
daar naar Java terug, medevoerende 400
gekwetsten.
De expeditie was in achttien dagen
tijds begonnen, afgeloopeu en mislukt.
De marine bleef blokkeeren, doch zij
telde slechts vier schepen, wat konden die
doen
Spoedig echter kreeg zij versterking
en werd de blokkade uitgevoerd, met 't
doel den in- en uitvoer te beletten en den
vyand zooveel mogelijk schade en afbreuk
te doen. Dit doel werd echter niet bereikt,
dank zy de door ons verleende licentiën
dat wil zeggen. De handel op de Straits
Sattlements bleef toegestaan. Penang en
Singapore mochten onbeperkt blijven uit
voeren en dit gaf aanleiding tot groot
geknoei en smokkelpartijen, tot de licentiën
wel moesten worden ingetrokken.
Intusschen koos de radja van het kust-
staatje Edi onze zijde, de Nederlandsche
vlag werd er geplant en de eerste vaste
voet was gezet. Onder Boogaard die als
stationseommandant optrad, breidde onze
invloed van daar zich nit over de Oost
kust en een deel der Noordkust vai* Ta-
wiang tot Telok Semawé. Die oostkust is
tot heden nog de zetel van ons bestuur.
In November werd de tweede expeditie
9000 man sterk, onder Van Swieten uit
gezonden, de blokkade voor de oostkust
tot Telok Semawé en voor de westkust
van Troemon tot Rigas opgeheven en na
hevige gevechten de Missigit .veroverd.
Den 24 Jannari 1874 was de kraton in
ons bezit. Twee dagen later stierf de
sultan aan de cholera.
Toen had de oorlog' moeten geëindigd
zyn. Maar jawel, de vraag wat nu?
telkens anders beantwoord, klinkt nog,
en de vrede is nog niet geteekend.
De kraton werd door 't hoofdkwartier
van ons leger bezet gehouden en kreeg
den naam van Kota Radja.
In strijd met het oorspronkelijke denk
beeld, onderhandeling met den Sultan ten
einde te trachten het geheele Atjehsche
volk te winnen, trad Van Swieten zelf op
doende wat des Sultans is, richtte pro
clamaties tot de hoofden, en beloofde vrij -
en handel en officieelen steun aan wie
zich onderwierpen aan 't Nederlandsche
gezag.
Enkelen onderwierpen zich, terwyl zy
die onderwerping toezegden doch niet
openlyk durfden optreden, dezelfde voor
rechten verkregen wat den handel betreft,
als de reeds onderworpen staatjes.
Voor die werd de blokkade opgeheven.
Op de Oostkust hiold Boogaard door zyn
controle allen aardig in bedwang. Op de
Noord- en Westkust evenwel, het dichtst
by Groot-Atjeh gelegen werd door ons slap
en slordig bestuurd.
Daar werd de vlag slechts door een
boodschapper overgebracht, de handel zon
der eenige controle vrijgelaten en de radja
van Gieging met een gift van f 25000 ver
blijd die geheele onderwerping was een
wassen neus geregelde toevoer van krygs-
voorraad en geheime verstandhouding met
de hoofden van den opstand was 't loon
van de zijde der onderworpenen voor onze
zorgeloosheid.
Nog menig bloedig gevecht daarna ge
voerd, getuigde van den ernstigen zin van
den Atjehnees om ons uit het land te ver-
dryven. Zelfs bleef eene door ons in de
nabijheid van den Kraton geleden neder
laag ongewroken, toen Van Swieten, voor
gevende dat zijne taak volbracht was, naar
Java terugkeerde, 't bevel over 3000 ach
tergeblevenen overlatende aan den dapperen
kolonel Pel. Zoo eindigde de tweede ex
peditie.
Pel had in last om aan de bezitting by
werkzame verdediging, veiligheid en onge
stoorde gemeenschap naar zee te verzekeren.
Maar zyn stelling was daartoe geheel
onvoldoende.
Te meer daar een der ons gezinde hoof
den Toekoe Neq, wiens gebied, Marassa,
benoorden den kraton, aan den linkeroever
der Atjek-rivier lag, tegen zijn ons vijandige
landgenooten door ons moest beschermd
worden. De vyand werd steedss stouter,
legde eeu groote waakzaamheid en werk
zaamheid aan den dag, en de kuststaatjas
deden dapper mede. Het was voor ons een
afmattende, roemlooze geschiedenis. De
Atjeh-rivier werd al onveiliger. Dit nood
zaakte ons tot het leggen van een nieuwe
versterking, tot betere gemeenschap tusschen
Oleh-leh en de reede.
Zoo werd Olek lek de haven van Groot
Atjeh en door een spoorweg met Kota
Radja verbonden.
Pel zorgde voor nóg verdere uitbreiding.
Vooreerst door 't aanbrengen van 38 sterk
ten die Oleh-leh en de Atjeh-rivier geheel
insloten. Terwyl hij onder hevige gevech
ten die stelling nog verder uitbreidde, ten
einde Groot Atjeh geheel en al af te
sluiten van de zee en het Atjehsche volk
zyn beteekenis naar buiten te doen ver
liezen, overleed hij aan cholera.
Zoo bleef zijn plan onvoltooid, doch ook
zoo vorderde het maar al te veel van
onze krachten, terwyl bet weinig of niets
voordeel bracht en den vyand te driester
deed optreden.
{Wordt vervolgd.)
P. S. De geachte red. van de Standaard
releveert nog eens de feiten en waarschuwt
dat men geen misbruik make van 't feit
dat Elout den oorlog beeft goedgekeurd.
Keuchenius en met hem alle antirevoluti
onairen van naam hebben hem eenparig af
gekeurd. Nu de positie staat gelijk die
thans is, is om velerlei redeneuen doorzet
ten noodzakelijk.
De kiezers die er op gesteld zyn dat
zij 't volgende jaar ook nog kiezer zijn,
dienen te weten dat wie zijn personeele
belasting over dit jaar niet vóór 1 Januari
a.s. ten volle heeft afbetaald, 't volgend
jaar niet op de kiezerslijst komt.
Merkwaardig is wat Merle d'Aubigné,
de vriend van Groen van Prinsterer, schrijft
in zijn Olivier CromwellII bl. 116
„Cromwell is de ware grondlegger ge
weest dei constitutioneele monarchie van
de achttiende en de negentiende eeuw."
En op bl. 177
„Cromwell was zijn eeuw ver vooruit
zijn tijdgenooten konden hem niet volgen.
Er ontbrak aan ben, die destijds in En
geland met bet openbare beleid van zaken
belast waren, die constitutioneele opvoe
ding, welke het genie en het Evangelie
aan den Protector gegeven hebben. Die
opvoeding hebben Engelands staatsmannen
sedert ontvangen, en zij zyn dat in het
bijzonder aan Cromwell verplicht."
Over den strijd van Willem III tegen
het absolutisme leze men bl. 118 en 119,
deel 2 van dit keurig calvinistisch werk.
Hollander.
Najaarsvergadering der Provinciale
Staten van Zeeland.
Zitting van 2 November 1897.
De presentielijst bevat de namen der
beeren van der Meer, Kloppers, Maas, Pom-
pe van Meerdervoort, Erasmus, de Casem-
broot, van Waesberghe Janssens, de Jonge,
van Lijnden, de Bats, van Woelderen,
Siegers, Moerdijk, Hennequin, van Tey.
lingen, Fokker, van der Have, van Deinse,
M. Bolle, den Boer, IJsebaert, J. A. Bolle,
Noordijke, van der Lek de Ciercq, Kake.
beeke, Huvers, Yader van's Gravenpolder,
van Buren, Oggel, Fruijtier, de Smidt,
van Rompu, Holiestelie, Lucasse, Moes
en Heijse, terwijl die later nog geteekend
wordt door den heer D. J. Dronkers, zoo
dat afwezig zijn de beeren D. A. Dron
kers, Hombach, Snijders, Hammacker en
van Houte, van wie de 4 eersten met,
de laatste zonder kennisgeving.
Nadat de vergadering in naam der Ko
ningin door den Voorzitter was geopend,
stelt deze aan de orde bet onderzoek der
geloofsbrieven van bet nieuw gekozen lid
den heer D. J. Dronkers, tot welk onder
zoek bij committeert de heeren Pompe van
Meerdervoort, Moerdijk en M. Bolle. Na
eene korte pauze keert de commissie terug
en brengt zy bij monde van den heer
Pompe vaii Meerdervoort rapport uit,
waarvan de conclusie strekt tot toelating
van den heer Dronkers.
Daar niemand eenige bedenkingen tegen
die conclusie opperde, wordt de nieuw
benoemde door den Griffier binnengeleid
hy legt in handen des Voorzitters de ge
vorderde eeden af, waarop deze hem in
enkele bewoordingen met zyne benoeming
gelukwenseht, onder warme aanbeveling
van de provinciale belangen. De heer
Dronkers teekent hierop de presentielijst
en neemt zitting.
De Voorzitter doet alsnu mededeeling
van ingekomen stukken welke voor ken
nisgeving worden aangenomen. Dit is ook
het geval met andere mededeelingen, ter
wijl aan de afdeelingen verzonden worden
de voorstellen
a tot intrekking van het in de zomer
vergadering van 1897 vastgestelde regle
ment op de verveningen en het vaststelling
van een nieuw reglement
b tot wijziging van |tot reglement op
de tramwegen
c omtrent het verzoek van W. Moel-
ker c. s. om wijziging van het besluit
der Staten, waarby subsidie is verleend
voor den wagendienst tusschen Tholenen
St. Maartensdijk;
d tot het toekennen van een renteloos
voorschot voor wegsverbetering aan het
bestuur van den Isabeilapolder benoorden
Aardenbnrg
e tot vaststelling van een reglement
betreffende den veeartsenij kundigen dienst
in de provincie Zeeland, ter vervanging
van bet reglement betreffende de veeartse
nij kundige dienst en politie in de provin
cie Zeeland
f tot het verleenen van een subsidie
gedurende drie jaren aan de afdeeling
Zeeland van het Nederlandsche Rundvee
stamboek
g tot afwijzing van eeu verzoek van
de heeren Hombach te Hulst en Wagtho
te Tholen, voorzitter en secretaris der
afdeeling Zeeland Nederlandsch Paarden
stamboek, omtrent de uitkeering van het
subsidie uit de Provinciale fondsen ter be
vordering en aanmoediging der paarden
fokkerij
h aangaande een adres van de afdee
ling Middelburg van den algemeenen Ne-
deriandsehen Typografenbond in Nederland
omtrent bet werken op Zondag
i naar aanleiding van een adres van
inwoners van Hoedekenskerke om eene
mildere regeling van den stoombootdienst
op de Westerschelde
k tot afwijzing van een verzoek van
den gemeenteraad van Hoofdplaatom die
gemeente op te nemen onder de aanleg
plaatsen van den Provincialen stoomboot-
dienst op de Westerschelde
l naar aanleiding van een adres van
H. Nieveen te Lemmer, om ooncessie voor
den aanleg van een stoomtramweg over
den weg van 's Gravenpolder naar Goes
en vergunning tot het gebruiken van den
Provincialen steiger te Hoedekenskerke
m tot aanschaffing van eene nieuwe
hoot voor den Provincialen stoombootdienst
op de Westerschelde
n tot het aangaan van eene geldleening
van ten hoogste f130000 voor het aan
schaffen van eene nieuwe boot voor den
Provincialen stoombootdienst
o tot wijziging der begrooting van de
Provinciale en huishoudelijke inkomsten
en uitgaven over 1897 en
p tot wijziging der begrooting van de
enkel Provinciale en huishoudelijke in
komsten en uitgaven over 1898.
Alsnn wordt overgegaan tot het trekken
der afdeelingen.
In de eerste afdeeling zullen zitting
nemen de heeren Huvers, den Boer, D. J.
Dronkers, van Buren, Noordijke, Ysebaert,
van Woelderen, M. Bolle, J. A. Bolle,
van Houte en van der Have, met de heeren
van Rompu en Lucasse als leden van Ge
deputeerde Staten; in de tweede de heeren
Heyse, Fokker, van der Lek de Ciercq,
de Smidt, D. A. Dronkers, van der Meer,
Holiestelie, Vader van 's Gravenpolder,
Pompe van Meerdervoort, Hombach, Fruij
tier en Moerdijk, met de heeren Siegers
en van Waesborge Jansens als leden van
Gedeputeerde Staten in de derde de heeren
Oggel, Moes, de Jonge, Kloppers, Maas,
van Deinse, van Tey lingen, Hammacher,
de Bats, Kakebeeke, Erasmus en Henne
quin, met de heeren van Lijnden en de
Casembroot als léden van Ged. Staten.
De Voorzitter stelt nu voor de eerst
volgende bijeenkomst te bepalen op Vrijdag
5 dezer des morgens te 10 aren, deoh op
voorstel van den heer Heijse wordt' die
bepaald op Donderdag 11 dezer des avonds
ten 7V2 uren, om die te vervolgen op
Vrijdag 12 dezer des morgens te 10 aren.
Dit besluit is genomen met 32 tegen 5
stemmen, die der heeren Maas, Pompe van
Meerdervoort, van Woelderen, M. Bolle
en Oggel.
Hierna wordt de zitting opgeheven.
Zieke aardappelen.
De heer Bertels van de Biezen schrijft
0. a. aan de Tel.
„Voorzeker zijn zieke aardappelen,
wanneer ze ten minste niet geheel verrot
zijn, uitstekend geschikt om in de pers
gedaan te worden. Wordeu deze langs-
gewijze tuischen ander groenvoeder in
geperst en door drukking tot ruim 60
graden Celsius verwarmd, zoo leveren zy
het heerlijkste veevoeder, hetwelk met
graagte door de koeien wordt gebruikt."
Zelfs hebben, volgens den. heer B., geperste
zieke aardappelen een veel hooger voe
dingswaarde dan ongeperste gezonde aard
appelen. Bij het gebruik van de eerste
soort zullen de beesten dan ook veel
vetter melk geven dan bij dat van de
laatste. Ook is het den heer B. meer
malen gebleken, dat wanneer zieke en
gezonde aardappelen in de pers gedaan
worden, hierin, na de persing, niet meer
bet minste verschil is.
Doordat de heer B. tegenwoordig geene
aardappelen meer verbouwt, worden door
hem natuurlijk geene zieken meer geperst.
Was dit wei het geval, ongetwijfeld zon
hij evenals vroeger, ook nu de door de
ziekte aangetaste aardappelen in de perB
doen en niet op het tand laten liggen,
zooals veelal plaats heeft.
Ook is het den heer B. onbekend of hy
hierin door anderen nagevolgd is.
In het betencontract van 1897 leest men
„Weging op de fairbank wordt alleen
toegestaan voor beetwortelen, die per as
op het terrein der fabriek worden gele
verd."
Op die voorwaarde wilden de landbou
wers het vorig jaar geene overeenkomsten
aangaan.
Daarom moesten de fabrikanten het
wegen op de tairbanken toestaan.
Nn schrijft een van de agenten dier
fabrikanten
„Op verzoek der landbouwers zelf, heb
ben de fabrikanten de weegbruggen toe
gestaan, niettegenstaande wegens het grond-
verlies" die weegbruggen tot sohade zyn
van de fabrikanten."
Dit geeft den heer G. A. Yorsteriiaa