NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 3. 1897, <Donfafai| 7 ©cfofier. ÖLuiaarfrfc faatgann, Arbeiders-Pensioneering. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Het kwam alles door het Mond- en Klauwzeer. Nog eens Dr. Kuyper contra Boissevain. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes ek van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Het Nederlandsche volk in al zijn ran gen en standen is overtuigd dat in de voornaamste plaats de pensioneering van loontrekkenden aan de orde is, en een eervolle vermelding verdient in 't pro gramma der regeering. Dat er wanverhoudingen zijn, die moeten wegvallen, geven de politieke partyen elkander grif toeen dat met name door pensioneering van den ouden werkman de sociale quaestie een beduidende schrede nader zou gebracht zijn tot hare oplossing, wordt eveneens vrij algemeen uitgesproken. Een kijkje in de verkiezingsprogramma's die ons dezen zomer werden aangeboden zal ons daarvan overtuigen. In het „Hervormingsprogramma der Liberale Unie" wordt gezegd dat wij de volksrechten tegen eiken aanrander hebben te verdedigen men zou kunnen vragen waar zitten die aanranders „maar dat daarmede gepaard moeten gaan ingrij pende hervormingen ter bevordering van de geestelijke en stoffelijke welvaart." Het „Program der Katholieke Kamer leden" meent dat „voornamelijk in den nood dezer tijden de Staat zijn macht moet doen gelden op dit gebied, met eer biediging van de natuurlijke rechten van persoon en huisgezin". Ons antirevolutionair Program van Be ginselen, artikel 19, spreekt van „de nood zakelijkheid dat ook door middel van onze wetgeving de verhouding tusschen de versehillende standen in overeenstemming kome met den eisch van Gods Woord". Dit wat de beginselen betreft. Nemen wij nu een bepaald punt dat de natie al jaren heeft t ezig gehouden en waarover staathuishoudkundigen als Pierson en anderen 't nog lang niet eens zijn. Wij bedoelen de pensioneering. Het Antirevolutionair Program van Actie vraagt „voor wat den arbeid aangaat" als punt 1 Yerplichte pensioenregeling voor Loontrekkende personen met aanvan kelijke ondersteuning uit 's Rijks schatkist. Het programma van den Christelijk Historischen Kiezersbond wenscht 't aantal hulpbehoevenden „zoowel door spaarzaam heid, vlijt en matigheid, als door het sluiten van verzekeringen tegen ziekte en ouderdom steeds kleiner (te zien)" maar FEUILLETON. 0 Eenige jaren geleden stond ik als pre dikant in een plaats op het platteland. Eenmaal in de week en tweemaal op Zondag preekte ik in een klein gebouw. De menschen, die geregeld ter kerk kwamen, waren allen landbouwers, en ik verblijdde my grootelijks over hun eenvoud en har telijkheid. De weg naar het kerkje was nog al lang, en liep over een hobbeligen grintweg, doch daaraan stoorden zich onze boerenlui niet, en weer of geen weer, ze gingen geregeld en luisterden aandachtig. Meestal waren het echter oude mannen en vrouwen, want de jongelui gingen liever naar de stad. Zij zagen er ouderwetsch uit, de vrouwen met hare omslagdoeken om en hare mutsen op, en de mannen met hun hooge laken kragen, zwarte stijve dassen en petten op, terwijl haast allen kaalge schoren gezichten hadden, want te veel haar in het gezicht wordt door de dorpslui voor wereldsch aangezien. De held van mijn geschiedenis woonde op een boerderij, ongeveer tien minuten van het kerkgebouw verwijderd. Daar waren de meesten gewoo i voor zij ter kerk gingen, een kopje koffie te drinken, en nauwelijks zag hij hen aankomen, of de boer stond reeds aan de poort gereed met een„Hoe gaat het? Blij je te zien 1" vraagt van den Staat „bevordering van alle poging om kranken, invaliden en ouden te vrijwaren tegen gebrek". Het Program der Katholieken vraagt „verzekering tegen ziekte, ongevallen, invaliditeit en ouderdom" onder opmerking dat „terwijl het recht van den arbeider op een pensioen van Staatswege als zoo danig beslist wordt ontkend, even beslist wordt erkend dat de Staat er toe behoort mede te werken dat het lot van den invaliden en den ouden werkman niet aan de openbare weldadigheid zijn overgelaten." Het Programma van Urgentie (dat wil zeggen 't Programma van d'er is haast bij) van de Liberale Uuie vraagt: „in voering van een stelsel van verplichte verzekering tegen de nadeelen waaraan de arbeid blootstaat, ten gevolge van ongevallen, ziekte, invaliditeit en ouder dom, en zulks althans voor invaliditeit en ouderdom, zoo noodig, ten deele op kosteu van den Staat". De Radicale Bond noemt als eerste punt op haar Program „Yerplichte verzekering tegen de gevolgen van ongevallen, ziekte, invaliditeit en ouderdom, met geldelijken steun van den Staat". De Sociaal democratische Arbeidersparty vraagt kort en goed „pensioneering van oude en invaliede werklieden op kosten van den Staat". De Vrijzinnige kiesvereeniging, zooveel als een oud-liberaal allegaartje, dat te Amsterdam den toon aangaf, heeft insgelijks „voorziening tegen de geldelijke nadeelen van invaliditeit en ouderdom van min vermogenden, en zulks met medewerking van den Staat" in haar boekje. Ziedaar 't oordeel der politieke lichamen. Letten wij thans even op de uitspraken der sociale Yerbonden. De Socialistenbond zingt in zyn afge zonderden hoek zyn klaagzang op eigen wijs. „Het hedendaagsch proletariaat kan op den grondslag der bestaande maat schappij geen duurzame verbetering ver wachten", zegt hij. De Roomsch Katholieke Volksbond „re kent tot de eerste geneesmiddelen voor onze kranke maatschappij een voor den werkman behoorlijke verzekering van zyn bestaan by ziekte, invaliditeit en ouderdom". Patrimonium is „overtuigd dat alleen door verplichting van Overheidswege, en met overheids hulp voor den ouderen arbeider, de toekomst voor den afgewerk- ten arbeider kan verzekerd worden". Boer Yenning zoo heette de man was een flinke kerel van middelbare grootte, goed gebouwd en met een welgedaan ge laat. Alles was altijd in gereedheid, en hij zorgde er voor, dat ieder een goed „bakje" kreeg. Boer Venning was alles en nog wat voor de kleine kerk. Hy maakte geregeld alles in orde, en wat er ook te doen was, boer V. zorgde er voor. Niemand verheugde zich meer, wanneer alles goed ging, en niemand trok het zich meer aan, als het slecht ging. Doch, hoe mooi dit alles was, er was een maar, en een groote maar ook. Boer Vennings belangstelling begon en eindigde met het gebouw en de menschen. In hun welstand en in de goede orde van het gebouw stelde hij veel belang en hy sloofde zich daar werkelijk voor af, maar hy stelde geen belang in de dingen Gods. Hij was een door en door goed man, aangenaam en gezellig, mededeelzaam en hartelijk, gastvrij en vriendelijk, maar deze deugden maakten, dat hij zichzelven voor zeer goed hieldzoo goed, dat, als er iemand in den Hemel kwam, hij er dan toch zeker wel komen zou. „Nu boer Venning," zei ik eens, „waarom blijft ge zoo dicht bij de deur staan, en treedt niet geheel binnen Waarom hebt ge zooveel over voor den Heere, en geeft ge uw hart niet aan Hem Maar boer Yenning schudde het hoofd, en zeide„Ik zie niet in, waarom ik beter zou moeten worden dan ik ben. Ik wil niet pochen, maar ik ben evengoed, „Patrimonium vraagt (echter) deze hulp alleen voor zoolang het noodig blijkt en verlangt daarom dat de regeling en in voering op zulk eene wijze geschiede dat na verloop van jaren de regeling der pen sioneering geheel aan den kring van den arbeid kan worden overgelaten". Terwijl eindelijk het Nederlandsch Werk liedenverbond, waarvan Heldt voorzitter is, tracht (zie punt j zijner Statuten) te „verkrijgen eene wettelijke regeling ter verzekering der arbeiders tegen ziekten, invaliditeit, den ouden dag Wij hebben hier de uitspraken van ze ven politieke en vier sociale vereenigin- gen, die alle hierin overeenkomen, dat pensioneering van den ouden werkman noodzakelijke eisch des tijds is. Een troonrede in '91, sprak 't uit dat uitbreiding van kiesrecht voorwaarde is van blijvende verbetering. Een uitspraak der natie' kiezers of niet-kiezers vertegenwoordigd in hare staatkundige of maatschappelijke vereeni- gingen acht pensioneering voorwaarde, zou men zeggen, van aanvankelijke verbetering. Waar nu de jongste troonrede sprak van ver beteringen, „den arbeid betreffende", daar mogen wij, bij zoo algemeen uitgesproken wenschen, op 't standpunt van het tegen woordige ministerie, het er voor houden dat allereerst pensioneering is bedoeld. En in die veronderstelling wenschen wij dan ook een en ander over arbeiderspen- sioneering in 't midden te brengen. Doch doen wij dit in een volgend opstel. Al zijn wij nog geen Volkslied rijk met 't oog op 31 Aug. '98, laten onze Chr. onderwijzers vast het Wilhelmuslied oude toonzetting den kinderen inprenten. Het zal er wel van komen moeten dat op alle scholen met den Bijbel éénzelfde lied gezongen wordt. Is er nu geen lied geboren of gemaakt en wat gemaakt is zou, vreezen wij, als nationaal lied kunnen mislukken, dan kan het oude, beproefde Wilhelmusdat althans op de Chr. Scholen vrij klinken mag, het lied kunnen zijn dat de kinderen der Refor matie, het nageslacht der Geuzen, de naneven der Martelaren bezielt. Want dat is 't toch eigenlijk in onzen tijd. Wij moeten de tegenstelling doen uit komen, zoo scherp mogelijk, dat wi) niet den lof zingen eener koninklijke jonge- geloof ik, als allen die zeggen, dat ze kin deren Gods zijn." Of men hem nu al zeide, dat de Heere geen braven in eigen oog kan aannemen dat Hij zegt, dat er niet een is, die goed doet, dus ook boer Y. niet en hij alleen door het werk van den Heere Jezus en niet door zyn eigen werken den Hemel zou kunnen beërven, het baatte alles niets. Hij nam het goed gehumeurd op, en zeide lachend„Als er wat meer van die zoo genaamde kinderen Gods net zoo waren als ik, zou ik bet niet betreuren." En, helaas 1 waar was het, en waar is het nog, dat menig waar Christen door zoo iemand ais boer Y. beschaamd wordt. Doch welke woorden wy hem ook toespraken, hoe wij hem Gods getuigenissen voorlazen, niets baatte. Ik was intusschen op een andere plaats beroepen, en kon my dus met Doer Ven ning niet meer bemoeien. Ik droeg hem evenwel op in het gebed. Eenige jaren later bezocht ik my n vorige standplaats, en zag ook mijn ouden vriend Venning weer. Evenwel, hij leek my ge heel veranderd toe. Zijn gezicht was ge heel anders geworden. Uitzijn oogen straalde een ander licht en toen wij Bijbelbespreking hadden, nam hij er zoo hartelijk en een voudig deel aan, dat ik er verslagen van stond. Na afloop ging ik naar mijn gastheer, en toen wij rond het vuur gezeten waren, zeide ik„Wel, wat heb ik verwonderd juffrouw of van een individu dat de Kroon krijgt, maar van de Koningin bij de Gratie Gods, eene Majesteit om Diens wil van wien alle gezag is. Wie het Koningschap door Gods genade ontkent, heeft geen enkele reden om 't koninklijk gezag der Koningin te eeren noch om er zich in te verbliiden. Maar wat Marnix Oranje Filips zeggen laat dat moet ook de grond onzer gehoor zaamheid aan ons Koningskind zijn Dat wij God den Heere de Hoogste majesteit obedieeren in gerechtigheid. Daarom herhalen wij onze uitnoodiging aan alle Christelijke onderwijzers, die 't een wenschen te doen en het ander niet willen nalaten Leert uwen leerlingen 't Wilhelmus lied Ja! de hand dezer Tijden is zwaar over de (aard 'tls een herfst, die de bosschen ont bladert 't Is een winter, die stormen en nevels (vergaart Maar de lente der hemelen nadert (Da Costa.) Yan de socialisten mag gezegd worden wat men wil, waar is het toch dat zij de „bourgeois"-menschen met hun belangstel ling in de publieke zaak, een heel eind vooruit zijn. Sedert v. d. Zwaag lid der Kamer werd liggen in sommige herbergen in zijn district de „Handelingen" waar de redevoe ringen in de Tweede- (en Eerste-) Kamer gehouden in staan ter lezing. In ééne gemeente werden op één dag 19 exemplaren van de Handelingen bij abonnement besteld. Zoo blijven de kiezers met hetgeen hun afgevaardigde spreekt, op de hoogte, wordt een en ander besproken, wordt er politiek leven onderhouden. Zoo doet men in het Noorden. Laat men 't in het Zuiden maar eens nadoen. Doch, helaas! hoe weinigen ia 't district Zierikzee lezen wat hun Yan Kerkwijk spreekt; hoe weinige bestelde Handelingen in het district Goes getuigen van belang stelling in Lohmans adviezenhoe weinigen in 't district Middelburg volgen letterlijk hetgeen hun afgevaardigde ten gehoore gestaan boer Yenning zoo veranderd te zien. Vertel mij eens alles van hem." „Ja," begon mijn vriend, „dat is een merkwaardige geschiedenis. H,et kwam al les door het mond- en klauwzeer „WatHeeft hij die ziekte soms gehad vroeg ik. „Neen, noch hij, noch zyn koeien. Maar gij weet, dat zijn landerijen aan de beide zijden van de kleine beek liggen, die de twee provinciën scheidt. Welnu, er wer den in den tijd, dat het mond- en klauw zeer overal heersebte, bevelen uitgevaar digd, dat het vee niet van de eene pro vincie in de andere mocht worden gedreven. Overal werden nu aan de politieagenten inlichtingen gegeven, opdat zij er op letten zouden dat deze bevelen strikt werden uitgevoerd, en de overtreding van dit gebod zou met boete worden gestraft. Nu had onze vriend Venning twee of drie koeien, die aan deze zijde der beek graas den in het veld. Een politieagent kwam in den morgen voorbij, en zag de beesten daar. Maar gedurende den dag kwam de boer op zijn land, en meenende dat ver andering van weide hen goed zou doen, dreef hij hen aan de andere zijde van de beek. Nu had boer Yenning de letter van de wet overtreden en de poiitieagent hield zich aan die letter. Trotseh over het ge wicht van zijn zending, ging hij naar de boerderij, en verzocht boer Yenning te spreken. De boer kwam naar de voordeur, zonder in het minst te vermoeden dat er iets brengt; hoe gering is de sympathie in 't district Hontenisse voor de speeches van Van Deinseen hoe luttel lezers van het Bijblad telt 't district Oostburg waar de afgevaardigde mr. Hennequin woont. Zeeland mocht wel wat meer politiek gaan meeleven; en niet, gelijk thans maar al te veel geschiedt, bij jjvoorkeur in de kranten die bladzijde overslaan, waar de rede van den afgevaardigde op voorkomt. De heer A. Brummelkamp, vroeger pre dikant te Groningen, later redacteur van de Nieuwe Prov. Gron. Crt., thans lid der tweede kamer voor het kiesdistrict Loos- duiuen, heeft zijn betrekking als journalist neergelegd, hij wordt aan de Nieuwe Prov. Groninger Crt. vervangen door den heer M. H. A. v. d. Valk te Ezinge. Dat de haer Brummelkamp de gelederen der antirev. pers verlaat, is voor deze in 't bijzonder, en voor de Nederlandsche pers in 't algemeen een groot verlies. Om den eigenaardigen, schoonen klassieken stijl, den degelijken, zaakrijken inhoud en den altijd trisschen toon trokken zijne ar tikelen in den regel zeer aan. Het zal heel wat moeite kosten hem te vervangen. Zooals men zich herinneren zal bracht de kheer Boissevain, hoofdredacteur van het Handelsbladtijdens den verkiezings strijd in een artikel het zoogenaamde pa- neelzagen ter sprake, in 1896 in de Nieuwe Kerk, natuurlijk met het doel om de po sitie van dr. Kuyper en van onze party te verzwakken. Dr. A. Kuyper gevoelde zich hierdoor gegriefd en vroeg den heer Boissevain zijn aantijging in zulk een vorm te publiceeren dat hij, Dr. Kuyper, daarvan gebruik zou kunnen maken om tegen den heer Boisse vain een aanklacht in te dienen. Genoemde hoofdredacteur van het Han delsblad weigerde hierop in te gaan, en verschoof het geven van een uitvoerig antwoord met het oog op zijn juist inge treden zomervacantie. Dr. Kuyper heeft, nu dat antwoord nog uitbleef, weer een uitvoerig schrijven aan den heer Boissevain gezonden. Daarin betoogt de heer Kuyper dat, hoewel hij zich aan de verantwoordelijk- verkeerds was gebeurd, en riep den agent een hartelijk goeden middag toe, 't welk deze nauwelijks beantwoordde. „Zyn dat jou koeien daar aan de andere zij van de sloot „Natuurlijk", zei Yenning, zich verwon derend wat een politieagent met zijn koeien te maken had. „En dezen morgen waren zij aan deze zyde, nietwaar?" hernam hy. „Zeker." „En jij hebt ze overgebracht?" „Ja, ik dreef ze van hier naar de over zij", zei de boer lachende. „Het is niet om te lachen zei de agent, die zich beleedigd gevoelde. „Wat dan?" vroeg Yenning. „Wel dit. Je hebt je koeien van de eene provincie in de andere gebracht", en de agent zette een borst, alsof hij de verper soonlijking van de wet was, door den boer overtreden. „Nonsens", zei Venning, die nu ernstiger werd. „Ik dreef mijn koeien alleen van het eene veld in het andere." „Je hebtje koeien van de eene provinciein de andere gebracht", herhaalde de politieagent, tusschen elk woord ophoudende om er kracht bij te zetten. „En dat beteekentgeld óf in de gevangenis." „Maar zeg, je meent het toch niet? Je zult toch geen rumoer maken over zoo'n kleinigheid zei de boer, die nu blijk baar angstig werd. Slot volgt,}

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1