NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH lo. 147. 1897. SKiisifag 14 Sepfenfc. ffftfe faarganij. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN TOEN EN NU. Uit de Provinciale Staten elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p- 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij die zich met 1 Octo ber op ons blad wenschen te abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nornmers G R AT I S. Het Tijdschrift voor Ned. Indië heeft dezer dagen een lange verlanglijst aan 't ministriëel bureau van den heer Cremer gedeponeerden daarbij haar hooggespan nen verwachting ten aanzien van de vele door haar en Indië gewenschte hervormin gen, die de nieuwe minister van koloniën zal invoeren, uitgesproken. Dit brengt ons in herinnering een ge lijknamig feit dat nu tien jaar geleden, in 1887, heeft plaats gehad. Ook toen was een liberale minister van koloniën opgetreden. Een man die even eens de verwachtingen hoog wist te spannen. Het Bataviaasch Nieuwsblad evenwei jubelde niet mee, al was het liberaal. Ook zij had haar verlanglijst maar ver wachten deed zij niets. Want zoo schreef zij .Hoe weiuig de liberale partij zich nog daarvan aantrekt, heden ten dage, en hoe weinig eventueel van haar zou te wachten staan, blijkt uit de driestheid van haar optreden. „Neen, er is nog in jaren niets hoege naamd te verwachten voor het heil dezer koloniën van het Nederlandsch liberalisme". Tot zoover het Bataviaasch Nieuwsblad van 1887. Toen was vergissen wij ons niet mr. P. Brooshooft, de tegenwoordige re dacteur vau de (liberale) Nederlander redacteur. En nu, in 1897, onder een andere redactie, is de verwachting van 't Batavi aasch Nieuwsblad heel weinig anders. Al leenlijk, nu wijt zij 't niet aan de libe rale partij, maar aan het doode punt en den slappen tijd; en begint alvast den krachtigen hervormer te beklagen dat hij onder zulk een ongelukkig gesternte is opgetreden. Schoon ingenomen met zijn benoeming, zegt zij „Het komt mij echter voor dat iemand als de heer Cremer in een vrij wel op het doode punt aangelande Tweede Kamer als minister zich minder op zijn plaats zal gevoelen. Hij zal, ongetwijfeld veel en veler lei willen doen, terwijl de parlementaire verhoudingen zullen noodzaken tot een groote mate van onthouding en voorzich tigheid; tot een in hoofdzaak administra tieve leiding der zaken. Bij de uit de nieuwe kieswet voortgekomen bijzondere omstandigheden der Tweede Kamer valt dus weinig te verwachten. Wordt echter aan momenteel voor Indië allerdringendste eischen voldaan en steunt het opperbe stuur de Indische regeering naar behooren, dan bestaat reeds groote reden tot tevre denheid. „Zooals echter thans de parlementaire zaken staan, had menigeen liever den heer Bergsma zien aanblijven. „De tijd is er nu eenmaal niet voor kraentige ministeries...." Alleen inzake den Atjeh-oorlog sohijnt men iu Indië in zijn toejuiching van des nieuwen ministers optreden eenstemmig. De Javabode toch schrijft: De heer Cremer heeft zich in de Kamer doen kennen als voot stander van een krach tig optreden tegen Atjeh. In de eerste plaats mogen wij daarom de hoop koesteren dat do thans gevolgde tactiek tegenover den Atjeher zal worden voortgezet en deze ein- deliik leert inzien dat wij na een worsteling 'an bijna een kwart eeuw nu eens willen wonen, dat wij op vastberaden wijze te "evk gaan. In de tweede en niet de minste Plaala zal zonder twijfel samenwerking mo- 8e'iik zijn tusschen hem en onzen goaver boor-generaal, wiens krachtige hand Indië op dit oogenblik niet kan missen. Moge boor zijn bestuur de onderwerping van «tjeh een feit worden". Het Bat. Nbld. had reeds in 1887 een krachtig optreden ter beëindiging van dien oorlog aangeprezendoch toen had het te Amsterdam verschijnende (lib.) Handelsblad dit genoemd„De schoone toekomst van Sumatra opofferen uit ongeduld en moede loosheid". Hierover was 't Batav. Nieuwsblad na tuurlijk slecht te spreken, en zei harde waarbeden aan „het Nederlandsch libera lisme". Men ziet zoo schreef zij „Men ziet dat het, ondanks zijn jongste nederlaag niets heeft vergeten en niets heelt geleerd. „Tegenover de honderden millioenen, die het 'tarme Indië heeft laten betalen voor den guerre d'Eugénie der heeren Loudon en Fransen van de Putte; tegen over de duizenden mannen die dezen oorlog volkomen nutteloos en in zyn resultaten geheel roemloos, leven of gezondheid kostte tegenover de meer dan vijftien jaren tot groote schade van ons prestige, al weife lend en tobbend daar te Atjeh doorgesuk keld, mag men niet spreken van de aller dringendste noodzakelijkheid dezen doode- lijken bloedzufger weg te nemen van Nederland en Indië, van Indië vooral Want dan spreekt het farizëisme der Nederlandeche liberalen met zalving van.... „De schoone toekomst van Sumatra" (een uitdrukking die zij buiten staat zou zijn behoorlijk te verklaren) en hun cynische gemoedelijkheid waarschuwt tegen „on geduld en moedeloosheid." „Zal „ons" program tot uitvoering komen, op koloniaal gebied, dan moeten de Atjeh- oorlog beëindigd, de gedwongen koffiecultuur ingetrokken, het opium-monopolie afgeschaft, de beerendienst opgeheven, de landrente en de belasting-verpachtingen vervangen, het stelsel van financieel bestuur gewqzigd worden. „Zij zijn, laat ons er toch in 's hemels naam geen doekjes om winden, de een al schandelijker in haar aard en gevolgen, dan de ander. De liberale paitij, die dat altijd grootendeels althans, ten volle bè aamde, en daarvan menig deel als wapen bezigde om er de oude conservatieve partij destijds mee te bestrijden, heeft dat nimmer betwist. Zij betwist het nog niet. „Alleen heeft zij niets hoegenaamd gedaan in al de jaren van haar parlementaire suprematie om tot die beëindiging, intrek king, afschaffing, vervanging of wijziging te geraken „Integendeel, zij heeft dapper haar best gedaan om den kostbaren, fraaien gevtl te helpen aanstrijken en bepleisteren, die de armoedige resultaten hield verborgen, van eén koloniaal beleid zonder richtsnoer en zonder doel, dat zich met de ontwikkeling van land en volk niet meer inliet, dan voldoende was om haar tegen te houden dat veel eischte ook van de armsten, maar weinig of niets daarvoor teruggaf. Thans echter zyn alle Indische bladen eenstemmig dat 't optreden van minister Cremer 't begin van het einde zal zijn. Of er reden toe is om 't te gelooven, laten wij in bet midden. Na de groote woorden die bij de jongste verkiezingen gesproken zyn, na de voorspiegelingen waarmee men 't optreden van een clericale regeering „verhinderd heeft" sluiten wij gaarae ons bij de Indische liberale pers aan. Wy hebben inderdaad eveneens groote en grootsche verwachtingen van het ministe rie, en van den minister van koloniën. Groote verwacntingen omtrent hun gods dienst,daar toch Borgesius wel eens een vergadering van den Protestantenbond heeft geleid, en Cremer wel eens een circulaire teekende om giften voor het Nederlandsch Zendeling-genootschap. Op dit punt heeft het dagblad van den Christelijk kistoriscken kiezersbond en de Christelijke liberale Vaderlander ons vol komen gerustgesteld I Maar ook groote verwachtingen van hnn staatkunde, 't bekende verlanglijstje van het Tijdschrift voor Ned. Indië is ook het onze. De bevordering van de Zending achten wij bij den onderteekenaar der cir culaire voor het Ned. Zendelinggenoot- C) Ben handteekening van een millioDair, die echter weinig schijnt geholpen te hebben. Immers 't Ned. Zendelinggenootschap zucht nog onder een tekort van een halve ton. schap in goede handen, en aan den stroom van moderne dominé's nit Nederland zal nu ook wel een einde komen En doode punt of niet de libe rale party zal de regeering hierin bepaald „teunen Alvorens de lezers in te leiden in de drukten v*n de a. s. Kamerzittingen bren gen wij uit 't stenografisch verslag der Sfatenzittingen nog een en ander onder hunne aandacht, uit de discussie naar aanleiding van de aanvragen om rente- looze voorschotten voor wegsverbetering uit Kruininge, Krabbendyke en 's Heer Arendskerke aan de Staten gezonden. I. Kruiningen. VoorsteL van Gedeputeerde Staten tot afwijzing van een verzoek van den raad van Kruiningen om een renteloos voor schot voor wegsverbetering. Het voorstel luidt In het hierachter afgedrukte adres vraagt de gemeenteraad van Kruininge een rente loos voorschot, uit de provinciale fondsen van f 3000 voor de begrinding van den Achterweg, welke eeue verbinding vormt tusschen de kom van Kruiningen en het oostelijk deel van het gehucht Hansweert. Reeds bij uw besluit va» 6 Juli 1883, no 13, werd een gelijk verzoek door u afgewezen, Uwe vergadering vereenigde zich toen met onze meening, dat een ver harding van dien weg in het algemeen belang niet werd gevorderd, omdat er reeds een harde weg van de hoofd kom. van Krniningen tot by de sluizen van Hansweert was en de achterweg derhalve eene tweede harde verbinding zoude vor men terwijl voor het scheppen van een tweeden kuustweg, om eene verkorting van 280 M. op een atstand van 2700 M. te verkrijgen, subsidieeving uit de provin ciale kas niet gerechtvaardigd werd geacht. Die redenen gelden ook thans nog, waar om wij de eer hebben n voor te stellen het verzoek af te wijzen. De heer Van Deinse. Mijnheer de voor zitter. Ik heb met leedwezen gezien da1 heeren Gadeputeerde Staten hebben voor gesteld om op dit verzoek afwijzend te beschikken en wel voornamelijk op grond dat bij besluit van 6 Juli 1883 een gelijk verzoek door de Staten is afgewezen. Daarbij is echter door heeren Gedeputeer de Staten voorbij gezien dat de toestand sedert 1883 aanmerkelijk is gewijzigd en dat bij besluit van 14 Juli 1896 een an dere maatstaf is aangelegd ter beoordeeling der aanvragen om subsidie. De gemeente Kruiningen verkeert in een buitengewonen toestand omdat de bedoelde Achterweg de naaste verbinding vormt tusschen de kom der gemeente Kruiningen en een belangrijk deel der gemeente nl. Hansweert. Er is wel is waar een gemeenschapsweg, maar dat is een omweg. Hansweert is bovendien een havenplaats van vrij groot belang en verharding van de verbinding van de hivenplaats met de kom der gemeente is zeer wenschelijk. Door Gedeputeerde Staten is het ver schil in afstand slechts ongeveer 280 M. genoemd, maar die berekening is er op gebaseerd dat zij genomen is nit het mid den der los- en laadplaatsdat is niet juist omdat de toegang tot hot dorp Hans weert geschieden moet over de schutsluis. Het middelpunt waar de schippers liggen, is dikwijls vóór de sluis en rekent men zoo, dan wordt de omweg eene van een 15 minuten gaans. Bovendien is aan de sluis en het begin van den Achterweg eene ambtenaarskolo nie van beteekenis, verder moeten de in woners vau Kruiningen die den Katholie ken gopsdienst belijden naar de kerk te Hansweert en de Protestanten uit Hans weert naar de kerk te Kruiningen. Voor die allen is het van groot belang dat zy van den koristen weg kunnen gebruik ma ken, evenzeer als de schipperij daar gioot belang bij heeft. Ik stel daarom voor, in afwijking van betgeen heeren Gedeputeerde Staten voor stellen, het verzoet niet af te wijzen, maar het toe te staan en het volgende besluit te nemen De Provinciale Staten der provincie Zeeland, besluiten: in te willigen de aanvraag van den ge meenteraad van Krniningen, om een ren teloos voorschot van ten hoogste f 3000 tot verharding van den achterweg naar Hansweert, bekend onder no. 9 van den ligger der wegen loopende van den Rijks weg by den Oostelijken kanaaldijk oost en noordoostwaarts tot den Zandweg (Stationsweg) bij de begraafplaats, onder bepaling a. dat de voorwaarden, vervat in het provinciaal blad no. 117 van 1882 van toepassing zyn, behoudens deze wijziging van de daar vermelde punten 1 en 2, dat de eerste jaarlyksche teruggaaf zal plaats hebben voor 31 December van het bur gerij k jaar, volgende opdat waarin het renteloos voorschot ia verstrekt, en van bet 2de lid van punt II, dat, ingeval het werk voor een mindere som wordt aangenomen, dan waarop het voorschot is berekend, het voorschot tot gelijke som zal worden veranderd b. dat het bestek door Gedeputeerde Staten worde goedgekeurd. Dit voorstel wordt voldoende onder steund en kan das een punt ven behan deling uitmaken. De heer Luca~<se. Mijnheer de voor zitter. Gedeputeerde Staten kunnen met het amendement van den heer Tan Deinse niet medegaan; zij zijn overtuigd dat even als in 1883 het verzoek zal behoo ren van de hand te worden gewezen. De Achterweg, dien men thans wil ver harden, is een weg derde klasse en vormt de kortste verbindingsweg van Kruiningen naar Hansweert aan de Oostzijde van het kanaal. Maar die weg vormt volstrekt niet de kortste verbinding tusschen Krui ningen en het dorp Hansweert, althans niet voor voertuigen. Daarvoor doet die weg geen dienst, maar moet men den reeds verharden weg en de Schorebrug over. Voor voetgangers van Kruiningen naar Hansweert zou een verhard voetpad langs den Achterweg voldoende zijn. Voetgangers van Rilland, Waarde en Krabbendyke gaan over den zeedijk naar Hansweert. De Achterweg dient dus voornamelijk voor vervoer van goederen van Kruinin gen naar de Oostzij Ie van het kanaal bij Hansweert om aldaar jte worden gelost of geladen in of uit aldaar liggende schepen. Maar bij slecht weder rijdt men over den reeds verharden Stationsweg en verbarden Zanddijk naar de Schorebrug om aldaar te lossen of te laden. En ook al rijdt men van Kruiningen over den Stationsweg en den Zanddijk naar de los- en laadplaats aan de oostzijde van het kanaal bij Hansweert, dan nog zou die afstand volgens den hoofdingenieur van den provincialen waterstaat, blijkens zijn pas ontvangen nader rapport, slechts 323 meter langer zijn, dan wanneer men daarheen van Kruiningen rijdt over den Achterweg. Bovendien wordt aan de oostzyde van het kanaal hij Hansweert niet zooveel gelost en geladen als aan de Schorebrug. Daar losten en laadden in 1896 347 sche pen en te Hansweert, oostzijde, in hetzelfde jaar slechts 120 schepen. Vervoer van goederen uit ;Rillaud, Waarde en Krab bendyke heeft daarheen niet of bijna niet plaats. Dit een en ander heefter Gedeputeerde Staten toe geleid om voor te stellen af wijzend te beschikken op de aanvraag, wyl inderdaad de verharding van den Achterweg, al moge die wenschelijk zyn, niet van zoodanig belang is om daarvoor een offer uit de provinciale kas te recht vaardigen. De heer Van Deinse. Mijnheer de voorzitter, door het geachte lid van Ge deputeerde Staten wordt onder de argu menten tot verdediging van het voorstel van Gedeputeerde Staten en dus ter be strijding van het mijne aangevoerd, dat van de laad- en losplaats aan de oostzijde ven het Kanaal aanmerkelijk minder ge bruik wordt gemaakt dan van die aan de Schorebrug, waarnit zou voortvloeien dat het landbouwbelang minder zou zijn be trokken bij de verharding van den Achterweg. Ik acht die opvatting niet juist. De zeer slechte toestand van den Achterweg, vooral in den winter, is oorzaak dat men niet naar de laad- en losplaats aan de oostzijde komt. Men kan onmogelijk zijne producten i.aar de oostzyde van het Kanaal vervoeren en daarom is men wel verplicht, zijne goede ren naar de Schorebrug te voeren. De toegangsweg naar het kanaal moet vergemakkelijkt worden door verharding. Dat het hier een groot belang geldt blijkt wel uit het feit dat het gemeente bestuur van Kruiningen, niettegenstaande het verzoek reeds eenmaal is afgewezen, door de omstandigheden gedrongen, nu weder met een aanvraag komt. Wanneer het gemeentebestuur niet overtuigd was van het groote belang dat er voor de landbouwende bevelking in verharding is gelegen, zou het zich niet wagen om voor de tweede maal aan dezelfden steen zich te stooten. Ik geloof dat er wei termen zijn, al moge het ook waar wezen dat de inwoners van Hansweert, voetgangers, minder met de verharding gebaat worden, om door zoodanige verharding vele anderen tegemoet te komen en ze vooral des win ters in de gelegenheid te stellen van een goeden weg gebruik te maken. Ik ben zoo vrij aannemi ïg van mijn voorstel dringend aan te bevelen. De heer Pompt van Meerdervoort. Het zij my veroorloofd, mijnheer de voorzitter, met een enkel woord mijne stem te moti- veeren, die ik tegen het amendement zal uitbrengen en voor het voorstel van Gede puteerde Staten. Dat is vooral het gevolg van den nog steeds ,bestaanden twijfel of door de verharding van den Achterweg al ot niet de voorgestelde verkorting zal worden verkregen. Hiervan is ,naar mijne meening vooral het antwoord afhankelijk op de vraagof de voorgenomen verhar ding van genoeg belang zou zyn dat daar door het offer uit de provinciale kas zou worden gerechtvaardigd. Die twijfel is niet weggenomen door de meJedeelingen door de als ik het zoo eens noemen mag onderscheidene in deze zich partij stellende personen gedaan. Vergis ik mij niet, dan is het verschil omtrent de van weerszijde beweerde ver korting een gevolg van verschil omtrent het punt waar de aan te leggen weg aan den bestaanden weg zal aansluiten. Het amendement van den heer Van Deinsej thans in stemming gebracht, wordt verworpen met 26 tegen 11 stemmen. Voor stemmen de heeren Den Boer, Og- gel, De Smidt, Van Deinse, Hammaeber, Snijders, De Bats, De Jonge, Kakebeeke, Homback en Dronkers. Tegen stemmen de heeren Van Waes- berghe Janssens, Siegers, De Casembroot, Hennequin, Heyse, Van Honte, Erasmns, Van Teylingen, Ysebaert, Moerdijk, Vader van 's Gravenpolder, M. Bolle, Fokker, Van der Have, Van Lynden, Pompe van Meerdervoort, Hollestelle, Moes, Van Bu ren, Noordijke, Van Rompu, Lucasse, Maas, Fruytier, Kloppers en Van der Meer. Het voorstel van Gedeputeerde Staten wordt daarna met algemeene stemmen aan genomen. AAN EEN SCHRIJFPEN. Smaak, o mijn hart, meld, o mijn pen, De waarheid en de trouw desHeilands, (Wiens ik ben. (Da Costa.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1