ÜRG. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND, THEE iLICHT. CHRISTELIJK- HISTORISCH rg. Voetpaden wordt mijn September. Ons, gebruikt JORTSTRAAT. ten van VATJfiS, Wiegen, Vlechtwerk, N PUTSEN. MO- VERSCHIJNT Staat en Kerk. F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN 'roef. 2, 14, 16, 20, 25 -14 ct. per ons. lend, nkers Pz,, Middelburg. Gr DER MESSEN, ISTES. UNTORAAO.t PEN. }E WICHT EN. griepen, rstmachines, ntarens, rijtuigen. i,tj i GOEMANS, Ho. 145. 1897. Hoiidkifaij 9 Sepfemfier. ifftfc Jaargang. GOES. ;r tegenwoordige met lenstbode ejuff. KOUSEMAKER ;en. LilJKS. im. 1,40a) 3,25 en 6,20, 2,10a) 3,55 6,50. m. 1,55a) en 4,50 2,15a) 6,10 n 3.25 Jj'gj 3,45 6,40d) rke Tm. 8,10. kÖ\„, 8,60 4.1 4,8 4,21 4,80 4,38 1,44 4,49 4,59 6,6 5,19 5,29 5,38 5,47 7,17 6,25 56,80 5,83 5,44 6,8 6,36 6,49 7,55 8,46 9,58 8,58 9,31 ver Vlissipgen. (1), (2) «,84 6.44 6,50 7,3 7,U 7,19 7,26 7,31 7.41 7.49 8.2 8.12 8,«1 8,80 1°'?. 10.68 12,6 10.51 11.4' en ,58 5,38 ',50 5,32 5,48 0,5 10,38 10,28 11,40 12,22 12,38 12.56 1,25 3,10 8,50 4,13 4,30 6,23 6,7 7.25 8,10 8.26 8,48 f elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,025. Zij verklaart dat noch voor het rijk iu Eurjpa noch voor de Indien, door de overheid eene staatskerk, van wat vorm of naam ook, mag worden in stand gehouden of ingevoerd dat het den staat uiet toekomt zich met de inwendige aangele genheden der ker genootschap pen in te laten; en dat, ter bevordering van een meer dan dnsgenaamde scheiding tusschen staat en kerk, de verplichting, uit art. 1/1 der grondwet voor de overheid voortvloeiende, na uitbetaling aan de rechthebben den van het rechtens verschul- digde,dient te worden opgeheven. (Art. 20 tan Ons Program Het 20»te artikel van Ons Program is en wordt door velen met een scheef oog aangezienanderen trekken er de schou ders voor op weer anderen sollen er uiee. Velen hechten er een uitlegging op eigen hand aansommigen gebruiken 't als boeman, anderen als lokmiddel. Wie 't vertrouwen nog niet verloren hebben, klemmen zich vast aan den staart van 't artikelzij hebben er tenminste nogal wat mede opin dien staart zit voor hen het honigzeem, in tegenspraak met 't spreekwoord dat in den staart zit het venijn. Volgens sommigen is dit artikel de Paris-appel, volgens anderen het Schibbo- leth, volgens nog mterderen de Achilles hiel or.zer party en van ons Program. Volgens sommigen wordt in dit artikel 't laatste gedeelte een Sisyphus-taak, een Danaïden-arbeid van de Overheid gevergd. Volgens anderen heeft het een vanzelf sprekende gansch gemakkelyke uitvoerbaar heid. Volgens den een is het een artikel met, volgens den ander een artikel zonder ha ken en oogenvoetangels en klemmen, gebaande of ongebaande wegen. Hetgeen in dit artikel besproken wordt, heeft bij de Grond wetsherziening een punt van gedachtenwisseling uitgemaakt, en toen hebben twee adviseurs de Geer eu Lohman een gansch andere meening verkondigd dan de derde adviseur van onze richting Beelaerts, die in de Staats- FEUILLETON. -O Als iemand nauwkeurig acht slaat op zijn omgeving, zal hij weldra opmerken, dat men uit de manier waarop iemand lacht, vaak zeer goede gevolgtrekkingen kan maken omtrent zijn karakter. Juist bij een meestal onwillekeurige handeling als het lachen, geeft de mensch zich vaak zooals hij is, zonder berekening of achter houdendheid. De oude wijsgeeren hebben gezegd: „Wilt gij een mensch door en door leeren kenuen, let op, hoe hij zich gedraagt in toorn of bij het spel, hoe hij zich houdt in een toestand waar zijn hulp wordt in geroepen, terwijl hij zelf daarbij gevaar loopt, en geen openlijke vereering te wach ten heeft. Doch ook het lachen kan ons inlichtingen geven omtrent het innerlijke leven van den mensch. Weinigen denken na over het- lachen; velen znllen er zelfs om [achen, dat men over zulk een eenvoudige zaak zooveel woorden vuil maakt. Lachen, meeneu zy, moet practisch beoordeeld worden; het is een genot van het oogenblik, omdat het een kind van het oogenblik is. Maar toch is het wel de moeite waard, aan dit alle- daagsche verschijnsel de aandacht te schenken. Lachen is het gevolg van een zenuw- prikkeling, die van uit de hersenen op de ademhalingsspieren wordt uitgeoefend. „Een stootende uitademing, verbonden met het opwekken van geluiden", noemt de phy- «lologie het zoo nuchter mogelijk. Deze Verklaring is echter niet voldoende, om comm'gsie zitting hadden om aan den Ko ning over de Grondwetsherziening, ook in zake artikel 168, regelende de verhouding van Staat en Kerk, rapport nit te brengen. Het gros der antirevolutionaire party, nadat dr. Kuyper zich met Beelaerts' op vatting vereenigd had, heeft zich ver- eenigd met de oplossing door artikel 20 van Ons Program aan de hand gedaan. Doch ook de oplossing o. a. door Lohman in de twesle kamer bij de beraadslaging over art. 171 der Grondwet aan de hand gedaan, vond bij velen toejuiching. Wij willen dit artikel even van naderbij bezien. Het verwerpt alle denkbeeld eener Staats kerk. Waar en hoe is eene Staatskerk moge lijk in een land? Zij is alleen mogelijn waar gansch een volk door eenzelfde con fessie gebonden, in eenzelfde kerk op 't lidmatenboek aangeteekend staat. Abso luut mogelyk was zij bijvoorbeeld in de eerste jaren der stichting van de staten van Noord-Amerika, toen pnriteinscke ge zinnen land kochten of in bezit namen en de volksplanting, bij verdere uitbreiding 't geloovig cachet der stichters, der eerste settlers vertoonde. Vooral op dit laatste valt de nadruk. Het is heel gemakkelijk om eene Staats kerk te decreteeren, wanneer er slechts gelijkdenkenden zijn; en 't is ook nog mo gelijk daarna de Staatskerk in stand te houden, door de tegenstanders of onver schilligen er zedelijk of numeriek onder te houden, zoo dat zij zich slechts geveinsde- lijk onderwerpen. Doch op den duur valt eene dergelijke Staatskerk ineen de tegen standers maken zich van haar meester, of de lanwen en onverschilligen in eigen boe zem berooven haar voor altijd an haar kracht. Ons vaderland heeft 't ondervonden. Toen de Gereformeerde Kerkstaat of Staatskerk ten onzent werd „ingevoerd" was nog geen derde deel der landzaten Gereformeerd, terwijl van de overige twee derden allicht de helft onverschillige Eoomschen waren die desgevorderd ook de rijen her Gereformeerden wel vullen wilden, doch de andere belft zeer stellig voor het Roomsche geloof tot den laatsten druppel bloed zouden hebben veil gehad. ons de geheele zaak duidelijk te maken. Het is waar dat een prikkel van uit de hersenen op de ademhalingsspieren werkt, waardoor de bekende beweging van het middenrif veroorzaakt wordt; doch de prikkel spiegelt zich ook af op het gelaat; hij kan een geheele schaal van klanken doen ontstaan, van het bijna onhoorbare lachje, tot luid vrengdegebrnl, hij kan zelfs de traanklieren tot verhoogde werk zaamheid aansporen. Soms worden wij reeds door een voor stelling, een herinnering, tot lachen ge noodzaakt; vandaar dat soms iemand, schyn- baar zonder aanleiding, opeens in lachen uitbarst. Meestal echter worden de her senen eerst door den indruk, dien een be paalde zicht- of hoorbare voorstelling daarop maakt, tot lachen aangespoord. De kluch tige gebaren van een clown, een grappig couplet doen een lachsalvo ontstaan, of bij lieden, die meer gewoon zijn zich te be- heerschen, een fijn lachje. Vaak heeft men voUtrent geen plau om te lachen, doch de telkens herhaalde prikkel zegeviert ten laatste, en dan klinkt het.' Ha! ha! of: He! he! of: Hi! hi! luidkeels naar den leeftijd, de beschaving of de oogenblikke- lijke stemming van den lacher. Als men nu meent, dat lachen alleen het gevolg is; van vroolijke indrukken, vergist men zich. Wanneer men iemand bijvoorbeeld onder de voetzolen kittelt, dan kan hij misschien boos worden, om de flauwe grap, maar lachen moet hy toch. Wanneer ten kindje pijn in den buik of last van wormen heeft, vertrekt het ook in den slaap zijn gezichtje tot een lach, en de moeder verheugt zich, dat haar lieveling zoo heerlijk droomt. In werkelijkheid heeft UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zoo kreeg men tot in de vorige eeuw eene natie die voor een derde Gerefor meerd was, voor een ander derde aldus heette, en voor de rest principieel Roomsch wasof, wil men, Gereformeerden met vrijwel ingezonken geloofskracht; naam- Gereformeerden met sterk libertijnsche neigingenen Roomschen. Evangeliseeren onder deze niet gereformeerde Gerefor meerden eu Roomschen, daaraan dacht men niet. Men kende om hen te winnen geen anderen maatregel dan den dwang. Dwang door uitsluiting, door berooving, door kleineering. Uitsluiting nit alle mogelijke ambten tegenwerking door allerlei middel van verkleining en achteruitzetting, de R >om- sche kerken in onze aeluerbnurten zijn er nog na eeuwen de sprekende ge tuigen van. Maar op die wijze een Staatskerk te handhaven was voor Staat en Kerk beide een schande en alineer won 't gevoelen onder de geloovigen veld, dat met 't wereldsche denkbeeld van Staatskerk door de ware kerk van Christus dient gebroken, onverminderd natuurlijk de overtuiging dat de band van éénzelfde oprechte belij denis aller bnrgors van den Staat in de belijdende Kerk des Heereu, aller geloo vigen ideaal, zij 't ook een onvervulbaar en ongrijpbaar ideaal, wezen moet. En aan dit denkbeeld van scheiding van Kerk en Staat houden ook wij vast, in dien zin dat wij beiden beschouwen als een eigen leven levend, een eigen levenskring vormend, een eigen terrein bezettend, waarop beiden als dienaar en dienaresse Gods optreden, en 't recht missen over en weer daarop ta komen. De kerk heeft niets te gebiedeu in den Staat, maar ook de Staat heeft niets te vertellen in de Kerk. Dit is natuurlijk heel iets anders dan de scheiding van Kerk en Staat door de liberalen in stilte en door de radicalen meer openlijk voorgestaan. Deze toch bedoelen scheiding van Godsdienst en Staat, dewijl zij de Kerk, waarin zy de baas niet meer kunnnen (of willen) spelen, geen goed hart toedragen. De antirevolutionair erkent wel degelijk dat de overheid als doende Gods werk, geroepen is zich in aanraking met 't gods- dit lachen meest een zeer prozaïsche oorzaak, en niet zelden is het zelfs een voorbode van stuipen. Toch kan men ook in den slaap om een grappigen droom glimlachen, ja zelfs hardop lachen. Dit koiut veel voor bij menschen, die levendig droomen en is zeker een gevolg van de gewoonte, om in wakenden toestand indrukken eu voor stellingen van aangenamen aard met lachen te beantwoorden. Het is ook wel mogelyk, dat lachen in den slaap de uitdrukking van een zeker welbehagen is. De verzadigde mensch is immers ook veel eer tot lachen geneigd dan de hongerige. E^n grap, die aan bet diner by de soep niet de minste uitwerking zou hebben, wordt aan het dessert met luidruchtige vroolijk- heid ontvangen. Over het algemeen is lachen een teeken van gezondheid. Reeds als men zich aan gename, genotrijke uren en dagen weer in het geheugen roept, kan de enkele her innering daaraan een glimlach op het ge laat te voorschijn roepen hoeveel te meer, als men zich, vrij van lichaams- en ge1 moedshezwaren, geheel kan overgeven aan vrooiijke indrukken. Een lijdende, een zieke lacht niet, of althans slechts zacht en voorbijgaande. Zielszieken maken hierop een uitzondering, doch het lachen in dien toestand is slechts de carioatunr van den vroolijken ongedwongen lach. De spreekwijze „zich krom lachen" heeft haar oorsprong in liet feit, dat iemand die geen raad weet van het lachen, zich wer kelijk wringt en kromt, gedeeltelijk omdat hij geen tijd heeft tot rustig ademhalen, gedeeltelijk, wijl de ademhalingsspieren hem pijn doen. Doch zich „ziek" of zelts „dood" lachen zal wel steeds een zinnebeeld blij- dienstig leven der natie te houden. Doet zij dii niet, dan bereidt zij den toestand van een staatsgodsdienst boven kerkver- deeldheid voor. Daarom handhaven wij ook het publiek rechtelijk karakter der „kerkgenootschap pen", niet in den zin van vereenigingen, waarmede sommigen hen op éen lijn stel len maar elk met eigen regeering en bestuur, en zoo noodig betrekking met de regeering onderhoudende. Komen wij nu uit 't afgetrokkene op 't bestaande, dan nemen wij de Ned. Herv. kerk, en vragen is dit nu de Staatskerk Zij ontvangt een gedeelte van 't tracte- ment harer leeraren, doch ook de andere „kerken" gereformeerde en doopsgezinde uitgezonderd ontvangen die. Bovendien maakt deze uitbetaling die kerk niet tot Staatskerk, dewijl hier sprake is van teruggave vau 't geroofde van rentebe taling voor 't geconfiskeerde goed dier kerk. Feitelijk hebben wij dan ook geen Staatskerk. Toch zijn wij voor de gelde lijke losmaking van den band tusschen den Staat en de Kerkgenootschappen en derhalve voor schrapping van artikel 171 der Grondwet. Wat er in dit artikel staat? Wij schrijven het hier over. De traktementen, pensioenen en andere inkomsten, van welken aard ook, tbans door de onderscheidene godsdienstige ge zindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezind heden verzekerd. Aan de Leeraars, welke tot nog toe uit 's Lands kas geen of een niet toerei kend tractement genieten, kan een tracte- ment toegelegd of het bestaande ver meerderd worden". Dat artikel wenschen wij geschrapt. Niet alleen om aan de onbillijkheid een eind te maken, dat aan de Gereformeerde kerken niets wordt uitgekeerd, maar ook omdat die uitkeeringen voor de kerken zelve niet gewenscht zijn. Dit wordt in Artikel 20 uitgesproken. Uitgesproken doch met inachtneming van den eisch dat aan de Kerk zal worden uitbetaald wat haar ïeehtens verschuldigd is. Hierin is ons program van dat der radi- ven. Men zou liever moeten spreken van zich „gezond" lachen. Een gematigde, na tuurlijke 'ach is immers bij den beschaafde steeds de uitdrukking van een vroolijke gemoedsstemming, en deze draagt zeker bij tot de gezondheid en de verlenging van het leven, omdat men aan het lachen een, al is het dan ook indirect, de gezondheid bevorderenden invloed mag toeschrijven. Het echte, ware, luide lachen is naïef, ongedwongen en ongekunsteld, zooals men bij een kind en bij den eenvoudigen na- tuurmensch kan opmerken. Ook het voort durend lachen van den nar is ongedwongen; het is echter niet meer volkomen natuur lijk, en wordt niet door duidelijk aan te wijzen oorzaken tevoorschijn geroepen. Er zijn ook nog andere wijzen van lachen, die ons op het tooneel als onwillekeurige uitingen van b ipaalde karaktertrekken worden aangeduid, doch die wij ook in het werkelijk leven vaak ontmoeten. Wij ken nen het lachen van Mephisto, den diabo- lisahen lach van Stmiël, het hoonend-grim- mige lachen van iemand die woedend is, den sardonisohen en den faunischen (zin- nelyken) lach, evengoed als den ironischen lacht van den spotter, en het zelfbewuste lachje van den verwaande, den sluwen glimlach van den leeperd, die gaarne „het laatst lacht", het genadige lachje van den vorst, of den gewichtigm lach van den machtige, die zich een god waant. Het lachen dat onwillekeurig weerklinkt uit den mond van hein, die een ander op straat ziet vallen, is een onvrij willige, en eigen lijk ongepaste uitbarsting van vroolij kheid. En dan is er nog een laeh waarvoor men op zijn hoede zy, wanneer men hem entmoet. calen principieel onderscheiden. De radicaal wil schrapping zonder verrekening dat is rechtstreeks overtreding van het 8ste ge bod. Het is wat de Catechismus noemt een aanslag om 't goed des naasten aan zich te brengen. Maar nu spreekt artikel 171 der Grond wet ook van uitkeeringen aan andere dan het Ned. Herv. kerkgenootschap. Men leze maar 't tweede lid van het artikel. Hier wor den bedoeld o. a. de Roomschen, Joden en Lntliorschen, die niet do aanspraken kun nen doen gelden welke voor de Gerefor meerde kerk in den ruimsten zin, in aan merking komen. Welnu, indien dit bewezen wordt, dan nebben dezen allerminst op uitkeering recht en derhalve ook met 't oog daarop vragen wij wegneming van dit onrecht. Doch velen zijn van meening dat geen der kerkgenootschappen die aanspraken hebben, dewijl de uitkeeringen slechts vrucht zijn van de publiekrechtelijke verhouding die voorh en tusschen de Sonvereinen dezer landen en de Kerk (toen de Gereformeerde) bestond, en dat derhalve, nu deze verhou ding wegviel, ook de uitkeering dient te vervallen. In ieder geval is 'tmet deze nitkeering niet zoo maar op een gegeven oogenblik in orde. Er zullen onderzoekingen eu be sprekingen aan dienen vooraf te gaan en een rechterlijke uitwijzing behoort te wor den uitgelokt. In ieder geval houdt de gansche anti revolutionaire partij aan 't denkbeeld vast dat deze uitkeering moet plaats hebben aan de rechthebbende. Dit vooropstellende, mag zij dan ook met te grooter beslistheid zeggen dat de finan- cieele verhouding tusschen den staat en die kerkgenootschappen welke er van genieten in 't belang der kerk zelve dient wegge nomen. Dat de Staat van de geconfiskeerde goe deren veel te weinig rente uitkeert, en de rooving van haar vast goed ook in de toe komst de kerken verarmd heeftdat de Staat toch jnooit behoorlijke tractementen zal kunnen betalen en dat er gevaar be staat dat bij ten slotte "de nitkeering staakt zonder verrekening, zijn argumenten die wel wegen doch die wij met stilzwijgen Hij is niet het teeken van een vroolijke» frissche stemmingintegendeel, hij moet dienen om booze karaktertrekken te ver bergen. Het is een bedrieglijke lach, waar door geen menschenkenner zich laat van gen voor den scherpen waarnemer is hij een waarschuwing, want hij zegt meer dan woorden en handelingen, die beter in be dwang zijn te houden. Natuur en naïveteit toonen zich nergens beter, dan in den lach van een kind, welks ziel nog rein en onbesmet is. Lieflijk is de eerste, werkelijke glimlach van het kind, dat het geluk heeft, in het oog zijner vriendelijke moeder te blikken, of haar met zachte, opgeruimde stem te hooren spreken of zingen. Het is als het eerste doorbreken der zonnestralen op een helderen zomer morgen, terwijl de laatste glimlach van den stervende, die kalm en ruslig te midden der zijnen den dood verwacht, bij den vriendelijken afscheidsblik der dalende zon mag worden vergeleken. Lachen en tranen, vreugde en smart, schijnbaar zoo ver vaneenliggend, zijn vaak nauw verbonden. De ware levenslust be staat juist daarin, dat men zich door het geluk niet laat meeslepen en door het leed niet laat ter nederdrukken. De ernst des levens geeft den glimlach zijn eigenaardige mengeling van gevoelens, die zich het best laat vergelijken met het doorbreken der zonnestralen na een onweder. Nog is de hemel gedeeltelijk bedekt met sombere, zwarte wolken, doch de zon lacht reeds weder, en over berg en dal en zee spant zich de regenboog, als teeken van vrede en verzoening. Hbl

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1