NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Süisifafl 81 Augustus.
êfftfe faacgang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
W1LHELMUS~
Ho. 141. 1897.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
ORANJE BOVEN.
Be hts.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 E.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKKRK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
1880 - 31 AUGUSTUS - 1897.
Wilhelm» van Nassauwe,
Aanvallig Koningskind
U blijft het volk getrouwe,
Het volk dat U bemint
Zijn bidden en bedenken,
Zijn hart is U verpand
Wie U een haar ion kreuken,
Geen zoon van Nederland.
Op 't oogenblik als dit blad ons in han"
den komt, viert onze hooggewaardeerde
Koninginne haar 17den verjaardag en als
goede Nederlanders vieren wij dezen heug
lijken dag met haar mee.
Het Nederlandsche Volk heeft grootereden
tot dank voor dezen dag en wij vertrouwen
dat dan ook allo Christen-huisvaders met
hunne gezinnen, en alle Christelijke on
derwijzers met hunne klassen, en alle die
naren des woords met hunne catechisanten 't
gewicht van dezen dag zullen bespreken
en in dank aan den Heere voor zijne be
warende zorg, tot heden aan Nederland
en Oranje betoond, zullen voorgaan.
Wy heeten u welkom, dag van den
31en Augustus, nerinneringsdag aan die
gelukkige ure, toen, nu zeventien jaren
geleden, het plechtig klokgebrom den Volke
verkondigde dat Oranje een dochter ge-
horen was.
Nu wij het laatste jaar, 't gewichtige
jaar van voorbereiding voor het Kronings
jaar zijn ingetreden, mag nogeens met na
druk gewezen op 't groote voorrecht dat
aan den eeuwenouden Oranjestam, nu ze
ventien jaar geleden, nog een nieuwe fris-
actie loot mocht ontspruiten.
Drie eeuwen reeds had hij den vader-
landschcn tuin gesierd, de stormen getrot
seerd, de bliksemen afgewend, zijne takken
uitgespreid en tot beschutting doen dienen
voor den geplaagden vluchteling om 't
geloof.
Maar in de tweede helft dezer eeuw was
dit anders geworden. De herfstorkaan
schudde den stam. Van lieverlee viel het
eene blad na het andere af. En daar stond
hij ten leste tot een b3laching der
volken, die ontbladerde Oranjesfam.
Rijk was Neerlands laatste koning ge
zegend met mannelijke Oranjes die zijn
troon omringden. Doch de Frederiks, de
Hendriks, de Willems, de Alexanders, zij
vielen achtereenvolgens wegten laatste
zonk ook zijn lichaam in 't graf.
Maar den Heere zij dank! toen
was hem nog eene dochter geschonken en
overgebleven en voor die eene, dit teedere
Koningskind, werd toen meer nog dan bij
hare komst in de wereld, gedankt. Aan
deze laatste der Oranjes hangt 't hart
van Neerlands volk met steeds inniger
verknochtheid.
En dat zoowel om baar persoon, als om
de grootsche berinneringen van haar door
lucht Huis.
Dit wordt ook op dezen oogenblik
beseft.
Verleden en toekomst smelten beden als
tn één punt saam, en al onze hoop en
verwachting voor het volksgeluk ligt met
de edelste schatten van vroeger in één
bundel samengestrengeld en die bundel
18 omsloten door den vorstelijken haarband,
die zoo wij hopen over een jaar als
Koninginne haar schedel sieren zal.
De Heeie effene dit laatste gedeelte van
haren weg tot den Troon, zegeue haar met
^n lang en vruchtbaar, door gansch
Meerland geliefd leven, en doe haar jagen
"aar de on\erwelkelyke krone.
Vooral ep dit laatste komt het aan.
Dat allen die aan hare vorming arbeiden,
uit beseffen en moge de nood der tijden,
6 wisselvalligheid van het aardsche, het
PMionleuze harer hooge positie haar zeiven
deze erkentenis dry ven.
- Hierin zij haar groote Voorzaat, Prinses
°<use Henriëtte, een dochter van den
Vader des Vaderlands, haar ten voorbeeld.
Moge al meer van de Nassau's der zes
tiende en van de Waldecks der zeventiende
eeuw, een geslacht dat den Heere vreesde,
in haar gevonden worden.
Want nog blijft da Costa's woord zoo
waar
't Geheim van allen zegen
(Oranje en Neerland lictor' 't
Is in Gods vrees gelegen,
Z(jn dienst, Zijn gunst, Zijn woord
Wilheln.ina, Vorstinne der Nederlanden
Het voegt ons niet de ellenden te be
mantelen, die daar om n heen als nit den
gro d verrijzen. Er is een sociale quaestie
die benauwt en verdeelt: en de schoone
toekomst van Oranje en Nederland ver-
dor kert.
Wij zouden onoprecht zijn, zoo wij u
dit verzwegen.
In leugenachtig blanketsel is geen waar
heid, en waar geen waarheid is, heerscht
geen vreugde en blijft de zegen achter.
Partyzucht, Struggle for life, Ongodisterij,
Anarchisms, zij zullen al meer blijken de
machten die ons volksleven beroeren, en
het Voik van Nederland zoekt daartegen
beschutting aan Uw Troon.
Wilhelminade naam beteekent be
schermster.
Word, blijf dien naam, u waardig toonen
door bescherming te verleenen aan 't zwakke,
recht te doen aan denverdrukte, en een blijde
toekomst te zoeken voor gansch uw Volk.
Rn dan, de beschermster onzer nationale
vrijheden, de beschermster van het ware
geloof te wezen, het zij u een onvergan
kelijke eere, welke wij afsmeeken van
uwer vaderen God
Wij doen dit met de bede van Bilderdijk.
■Neerlands eersten grooten antirevolutionair
„Gij, Vorsfc der Vorsten, die in 't licht
Uw stoel op Semfsvleuglen sticht,
En wien de donde wolken dragen I
Zie, Vader, van Uw oorlogswagen
Op t lang geschokte Neêrlaud af,
En sterk den koninklijken staf!
Verbryzel t woest on muitziek wrnten
Staaf Nassaus ze'el, sterk zjjn hand!
Hedaauw, besproei de Oranjeplant,
En vest den Troon op 't diamant
Dat Hel noch Wereld zal verbijten!
Sla, Heiland I sla uw kudde ga
Tot u verheft zjj reine palmen.
Uriizen Neéilands wierookwalmen,
u, bron en rotssteen van genil"!
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick, van Dnitschen bloet
Den vaderlant getrouwe
Blijf ick tot in den doet.
Een Prince van Orangiën
Ben ick vrij onverveert,
Den coninck van Hispaengiën
Heb ick altijdt gheëert.
In Godes vrees te leven
Heb ick altijdt betracht,
Daarom ben ick verdreven,
T luyd' ehel)racht.
m9 regeren,
Als een goet instrument,
Dat ik sal wederkeeren
In mijnen regiment.
Lijdt n mijn ondeisaten,
Die oprecht zijn van aert,
Godt sal u niet verlaten,
Al zijt ghij nu beswaert;
Die vroom begheert te leven,
Bidt Godt, nacht ende dach,
Dat hj mij cracht wil gheven,
Dat ick u helpen mach.
Lijf en goet al te samen,
Heb ick u niet verschoont
ij ,roeders' hooch van namen
Hebbent u oock vertoont.-
Graeff Adolf i8 ghebleven
a- Vneslandt, in den slsch,
Bij n siel, in t eeuwich leven
Verwacht den jongsien dach.
Elel- en Hooch-gheboren,
Van Keyserlicken Stam,
Een Vorst des Kijcks vercoren,
Als een vroom christen-man,
Voor Godes woort ghepreesen.
Heb ick, vrij, onversaecht,
Als een helt sonder vreesen,
Mijn edel bloet ghewaecht.
Mijn schilt ende betrouwen
Bijt ghij, o Godt mijn Heer,
Op u zoo wil ick bouwen,
Verlaat mij nimmermeer;
Dat ick doch vroom mach blijven,
U dienaer taller stondt,
Die tyranny verdrijven,
Die mij mijn hert doorwondt.
Van al die my beswaren,
En mijn vervolghers zijn,
Mijn Godt! wilt doch bewaren
Den trouwen dienaer dijn
Dat sij mij niet verraschen
In haren boosen moet,
Haer handen niet en wasschen
In mijn onschnldich bloet.
Als David moeste vluchten
Voor Saul den tyran,
Zoo heb ick moeten suchten
Met menich edelman
Maer Godt heeft hem verheven,
Verlost wt aller noot,
Een coninckryck ghegheven
In Israël, zeer groot.
Na tsuer sal ick ontfanghen
Van Godt, mijn Heer, dat soet
Daer na so doet verlanghen
Mijn vorstelick ghemoet
Dat is, dat ick mach sterven
Met eeren, in liet velt,
Een eeuwich ryck verwerven,
Als ecu ghetrouwe helt.
Niet doet mij meer erbarmen
In mijnen wederspoet,
Dan dat men siet verarmen
Des conincks landen goet.
Dat u de Spaengiaerts crencken
O, edel Neerlandt soet!
Als ick daer aen ghedencke,
Mijn edel hert dat bloet.
Als een prins, opgheseten,
Met mij nes heyres cracht,
Van den tyran vermeten
Heb ick den slacb verwacht,
Die, bij Maestricht begraven,
Bevreesde mijn ghewelt
Mijn ruyters saclimen draven
Seer mi^edich door dat velt.
Soo het den wil des Heeren
Op die fijt had gbeweest,
Had ick gbeern willen keeren
Van u dit swaer tempeest
Maer de Heer van hier boven,
Die alle dinck regeert,
Diemen altijdt moet loven,
En heeftet niet begheert.
Seer prinalick was ghedreven
Mijn princelick ghemoet
Stantvastich is ghebleven
Mijr. hert in teghenspoet;
Den Heer heb ick ghebeden,
Van mij nes herten gront,
Dat hij mijn saeck wil reder.
Mijn onschult doen oircont.
Oorlof mijn arme schapen,
Die zijt in grooten noit,
U herder sal niet slapen,
Al zijt ghij nu beDoud
Tot Godt wilt n begheven,
Sijn heylsaem woort neemt aen
Als vrome christen leven,
't Sal hier haest zijn ghedaen.
Voor Godt wil ick belijden
En sijner grooter macht,
Dat ick tot gheennen tijden
Den coninck heb veracht:
Dan dat ik Godt den Heere,
Der hoogster Majesteyt,
Heb moeten obediëren
In der gherechticheyt.
MARNIX.
De heer dr. Bronsveld heeft 't er sinds
den jongsten stembusstrijd niet naar ge
maakt om den band met zijne geestver
wanten of hunne naastbestaanden te ver
sterken.
Daar hebt gij bijvoorbeeld het bisschop
pelijk decreet, waai bij hij de Nieuwe Sprok
kelaar in den ban deed, wijl deze het
gewaagd had met hem van meening te
verschillen.
Dan het Synodaal besluit door hem uit
gelokt om den Christelijk kistoriscken af
gevaardigde de Visser te stellen als een
voorbeeld dat men niet moet navolgen.
Nu weer zijn veto in zake eene Kamercan-
didatuur der Amsterdamsche Christelijke
Historisehen.
En eindelijk zijn stem voor 't Synodale
votum tot het aan banden leggen van het
vrije beheer in de ned. hervormde kerk.
Op alle vier deze punten vond hij in
Christelijk historische kringen ernstige
bestrijding.
En hoe kan 't ook anders
Zij voelen wel dat bij een optreden als
van dezen „bisschop van Utrecht" de per
soonlijke vrijheid, de autonomie der kies
verenigingen groot gevaar loopen.
En hiertegen moeien alle leden van de
zen Bond wel opkomen.
Actie toch baart reactie. Dit zal ook
daar wel gezien worden.
En bovendien wanneer de Christelijke
Historische Kiezersbond voor de eene helft
uit oud liberalen en voor de andere helft
nit ex antirevolutionairen bestaat, dan
moet de oppositie wel algemeen worden
De oud liberalen immers hebben hun
geestelijken vader Thorbeeke, de ex an
tirevolutionairen hun vroegeren leider
Groen tot bondgenoot. En daar de vrijheid
bun allen in 't bloed zit, zullen zij hen
wel geen van beide kunnen verloochenen.
Thorbecke's kernspreuk leeft nog in de
harten „Wy zijn geen volk om in een
dwangbuis gestoken te worden".
Groens leus blijft in eere: „Ik heb mijne
vrijheid aan niemand verpand."
Arme doctor, wiens daden met deze
leer in zoo flagranten strijd bleken.
Dat kon wel eens, altijd in pulitieken
zin, een strijd op leven en dood worden.
Een strijd tusschen den autocraat Brons
veld en de individualisten uit den Chris
telijk historisehen Kiezersbond.
Een strijd die den Bond verzwakt en
op de nederlaag van den „Bisschop van
Utrecht" uitloopt.
Toen wij het bovenstaande geschreven
hadden, Kwamen ons twee protesten in
handen, geschreven door christelijk histo
risehen in het Christelijk Dagblad der
Christelijk-Historisehen, tegen het drijven
van dr. Bronsveld.
No. 1 schrijft
„Allereerst" een woord van hartelijke
instemming aan het adres van het Di-
stricts-bestnur VI, dat het in dezen strijd
de leuze Van Groen wilde in beoefening
brengen
„Tegen de Revolutie het Evangelie".
Stellig staan wij Christelij k-Bisto-
rischen het dichtst bij de Anti-revolut;-
onnairen.
Wre dat trachten wil te ontkennen,
heeft m. i. een te vruchteloos denkbeeld
van het Christelijk Historisch bewustzijn.
Immers wanneer ik het beginsel in
ons Plaatselijk Reglement neergelegd,
lees, dan zegt mij art. 2, o. m.
„Dat gelijk ieder mensch, alzoo ieder
Overheidspersoon zich in zijn ambt,
evengoed als in zijn bijzonder leven,
naar Gods wil heeft te gedragen, zooals
hij dien voor elk bijzonder gevel heeft
leeren. kennen
„dat met dienzelfden wil de Nationale
Wetgeving, zoowel als de inrichting
van het Staatsbestuur in overeenstem
ming behoort te zijn".
Leg ik daarnaast art. 3 en 4 van het
Program van Beginselen der Antirevo-
lutionnairen, dan lees ik:
„Ook op staatkundig terrein belijdt
zij (de party) de eeuwige beginselen
van Gods Woori.
„De Overheid is, als dienaresse Gods,
in eene Christelijke en dus niet-gods-
dienstlooze natie gehouden tot verheer
lijking van Gods naam en behoort
dieimvolgens alles te verwijderen wat
den vrijen invloed van het Evangelie
op ons volksleven belemmert".
Was het dan in het onderhavig ge
val zoo moeilijk een beslissing te ne
men? Immers neen?
Ik betreur het mede, dat ook mr.
Heemskerk zijn stem schonk aan het
voorstel tot verwijdering der kerk-
hoogleeraren. Maar geeft ons dat recht
maatregelen van wraakneming toe te
passen
Laat ons bedenken dat de Christelij k-
Historische Kiezersbond geen uitsluitend
Hervormd karakter mag dragen".
En no. 2 schrijft:
„Mag de Bond medewerken om
het geloof nog meer bij de natie te
ondermijnen Is de opkomst ia de Herv.
kerken te Amsterdam, niet treurig tenzij
een zeer gevierd predikant optreedt
M. i. is het de roeping van den Bond
het positief Protestantscli beginsel te
handhaven, en wordt dit bevorderd
door mannen te kiezen en te steunen,
die, al heeten zij Protestant, gebroken
hebben met onze belijdenis
„Mannen van den Protestantenbond,
al hebben zij eens eene vergadering van
dien Bond gepresideerd, zij kunnen onze
candi laten niet zijn, zij zijn geen voor
standers van de Christelijk-Historische
beginselen. De grootste ondermij ners
van de Herv. kerk zijn de modernen
zij pogen onze kerk te verlagen tot een
genootschap van vrijdenkers, en men
ziet het in Btreken, waar het modernisme
het weligst tierde, hoe daar de Soci
aal-democratie wortel heeft geschoten.
„Bovendien waren in die goed bezette
vergadering mannen genoeg tegenwoor
dig om zelfstandig te oordeelen wij
zijn geen Roomschen, maar Protestan-
die zich in geen keurslijf laten binden.
„Men staart zich blind op Rome er>
ziet gevaren van andere zijden voorbij.
„Ten slotte wijs ik op het groote
gevaar, dat onze natie nog meer wordt
ontkerstend, en hoop dat op de eerlang
te Utrecht te houden Algemeene Ver
gadering dit punt ernstig worde over
wogen."
Over dit begin van kentering, voorbode
van uiteenspatting naar wij hopen van een
derwijs op enkel negatie berustenden Bond,
zijn wij hartelijk verblijd.
Zoo blijkt ten slotte Heemskerks val
nog ergens goed voor.
„Myn raad zal bestaan".
■t
De verkiezing van den heer Van Kol
in het kiesdistrict Enschedé zal nog een
voordeeltje na zich sleepen voor het kan
tongerecht en de glazenmakers.
Het schijnt dat Roomsche menschen in
het stadje Oldenzaal gehoopt hebben op
eene overwinning. Althans toen de tijding
kwam dat de socialist gekozen was, werden
zij kwaad, en wierpen bij verschillende
liberale ingezetenen de glazen in.
Deze laatBten op hun beurt, en terecht,
vertoornd, zoeken nu ook naar een zoenof
fer, en meenen dit gevonden te hebben
in den burgemeester, een bloedverwant
van 't pas uitgevallen kamerlid Vos dë
Wael.