ïdknecht NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Van illlelle, CHRISTELIJK- HISTORISCH ICfrfe laacgang. TS. de Knecht HOUDSTER Een angstig avontuur. 140. 1897. Bafmfan 28 lupsfus. gnedknoper <i cent. kken) 35 cent. KERS Pz. Middelburg. RUWSTE /0\ e MEID en KNECHT NSTBODE Werkvrouw, VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN EXAMENS. lichtzeep. iden Heeren Rij. GO. Adres A. J. JI. Middelburg. ES. iober een 1RSE Brigdamme, NDRIESSEN, Oost-Souburg. de melkerij om kan LEBRANDSE te St. 'ctober OGAARD te Domburg. OUTERS, Slager, Wal- ingen. A AGrD: terstraat, Middelburg. DAGELIJKS. nm. 1,40a) 3,25 en 6,20, 2,10a) 3,55 6,50. m. 1,55a) en 4,50 2,15a) 5,10 3,25 6,20e) 3,45 6,40d) rke vm. 8,10. 8,40. ingelegd. n 6.20 naar Breakons S.50 4,1 4,8 4,21 4,30 4,38 1,44 4,49 4,59 5,6 5,19 5,29 5,38 5,47 7,17 5,25 16,30 5,44 6,3 6,36 6.49 7,55 8,46 9,58 8,53 9,31 6,34 641 6,50 7,3 7,U 7,19 7,26 7>1 7.41 7 49 8 2 8 13 8,31 8,30 10.9 lO/1* 12,6 10-59' 11.42 (er Vlissiugen. (1), (2) en 10,38 10,28 11,40 12,22 12,38 12,55 2, 1,25 3,10 3,50 4,13 4,30 6,25 6,7 7.25 8,10 8.26 8,48 elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02 s. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Nog zijn de dage» niet voorbij, waarin weer, gelijk iemand heeft opgemerkt, het Nederlandsche volk bestaat uit twee helf ten, waarvan de eene examineertde an dere geëxamineerd wordt. Onwillekeurig herinneren zulke dagen ons aan een der meest bedenkelijke ver schijnselen onzes lijds; het opdrijven van kennis, het overdrijven harer waardij. Er was een tijd toen China befaamd wss als het land der examensthans wordt het waarschijnlijk door Europa ver overtreffen. Leereu en zijn geleerdheid bewijzen is alom aan de orde overal voorwaarde om tot iets te komen. Zelfs Engeland dat gelijk in meer nog het langst de oude paden bleef bewandelen, gaat den nieuwen weg op. Nu is 'ter ver van daan, dat wij ook maar eenigszins de kennis zonden klein of min achten. Zij toch is èn in het na tuurlijke èn in het geestelijke het begin van alles, voor zoover den meiisch be treft. Zelf» het geloof is „uit h*t gehoor" en Diabolos richt, volgens Bunyan, zijn eersten aanval op de „Oorpoort"Neem de kennis weg en ge komt op geen enkel gebied ook maar één stap ver. Bovendien is onze traditie gelijk onze historie het beste bewijs daarvoor, dat juist bij en door de belijdenis van den Christus de kennis tot haar recht kwam. De Hervorming der 16e eeuw was ook voor de verstandelijke ontwikkeling der volken een reuzenschrede. De natiën onder welke de Hervorming doorwerkte zijn de meest ontwikkelde ter wereld. Een volk dat den Bijbel leest ontvangt daardoor ook een verstandelijke opvoeding, die zelfs voor hen, die geen Godsopenbaring aannemen, wordt erkend. Het onderwijs kreeg eerst door de Hervorming zijn volle uitbreiding en ontwikkeling. Dat onze oude republiek met een paar millioen inwoners vijf of zes hoogescholen kon tellen, zegt reeds alles. Zijn we alzoo voorstanders van ontwik keling, stellen we de wetenschap hoog dit moet noch mag ens blind maken voor de eenzijdigheid, die alom het begrip „ont wikkeling", „opvoeding" bederft en reeds FEUILLETON. {Slot.) Nu barstte de tijger weer in de hevigste woede los, sprong tegen den boom op, krabde er wild tegen, alsof hij den boom neer wilde rakken. Eindelijk gelukte het hem, zich van den pijl te bevrijden, waardoor hij kalmer werd en legde zich, evenals vroeger, weder neder voor den ingang van het hol. Erank kwam nu terug uit het lager eind van het hol en weldra bleek het ons, wat hij had uitgevoerd. In iedere hand had hij aan een touw hangende, een tijgerjong. Hij had ze beide geworgd, de nu nog on schuldige maar toch zoo gevaarlijke en schadelijke dieren, en hij had dit gedaan in de hoop, dat de tijger zich verwijderen zou wanneer deze wist, dat zijn jongen dood waren. Daarom wierp hij de d oode beesten door de opening buiten het hol. Toen de tijger ze bemerkte, keek hij er eerst strak naar, ging er toen naar toe, om ze van naderbij te onderzoeken en keerde ze telkens van de eene op de andere zijde. Toen hij eindelijk bemerkte, dat ze dood waren, uitte hij zulk een doordringend, gebrul, dat wij verplicht waren, onze handen tegen onze ooren te houden. Het onweer was nu opgehouden en de storm was in een zachten wind overgegaan. In het nabijzij »ie woud hoorden wij de vogels weder zingen en de zonnestralen zagen wij heerlijk door de nauwe opening schitteren in de regendroppels, die nog van de bladeren der boomen vielen. De ge- tot uitkomsten leidde, die zelfs do vurigste dwepers met kennis en wetenschap tot na denken brengen. We behoeven er niet op te wijzen, hoe de bekende bewering te schande werd, dat het uitgegevene voor scholen zou uit gespaard blijken op gevangenissen; op de jammerlijke teleurstellingen, verkregen met het duur, hoogopgevoerd en voor examens slechts dresseerend onderwijs op den niet benijdenswaardigen toestand van zoovelen, die „in de geleerdheid vervielen;" kortom op de ontgoocheling dergenen, die meenden dat men de kennis slechts had te vermeer deren om de gouden eeuw te doen aan breken. Die is spijt al 'ter voor ge offerde goud uitgebleven. Deze teleurstelling nu had men zich kunnen sparen, ten eerste door zich recht voor te stellen wat waarachtig volksheii beteekentten tweede door de geschiedenis te raadplegen. Over het eerste kunnen we hier kort zijn. Kennis is middelgeen doel. In 't vergeten hiervan lag de fout, die thans te duidelijk bleek dan dat zij nog dient aangewezen. Wat het tweede betreft, zoo moet bet ieder die zien wil duidelijk zijn of worden dat opvoeding en ontwikkeling, alleen in verstandelijken zin, allerminst waarborg bieden tegen afwij kingen van den rechten weg den zedelijken standaard niet opvoeren en moet leiden 't zij tot dor intellectualis me of wel tot een wijsgeerig „leven en genieten" waar alles mêe door kan booge philosofie, doch overigens laag bij den grond. Zei niet het volk reeds voor eeuwen „Hoe grooter geest, hoe grooter beest," een halve waarheid zeer zeker, maar al te vaak een „practicale". De Pharizeeën en Schriftgeleerden be hoorden indertijd tot de wijzen onder hun volk; hunner was de kennis; de wetenschap, de geleerdheid. Het verhinderde uiet, dat de profeet der wildernis hen „adderenge broed" noemde, en de Zoon des Menschen over hen het „wee u" uitsprak. Onder de vorsten en groote mannen van Griekenland eu Rome waren er niet wei nigen, die door kennis en geleerdheid uit blonken. Toch treffen we onder hen ook niet weinigen aan, wier zedelijk peil zeer laag stond, of die enkel een hoofd, geen hart schenen te hebben. Beschaving, kennis en ontwikkeling had- heele natuur was als herleefd en de woede der elementen was bedaard. Doch dit alles maakte onzen toestand nog veel pijnlijker. Wij bevonden ons in een graf, uit hetwelk we geen kans zagen verlost te worden. En een monster, gevreesder dan de Cerberus uit den fabel, hield de wacht over ons. De tijger had zich bij zijne welpen ter neder gelegd. Hij was een schoon dier, blijkbaar van de grootsteen sterkste soort. En zijne pooten, in hunne volle lengte uit gestrekt, vertoonden de kracht van hun spieren. Zijn geopende muil liet eene dub bele rij scherpe tanden zien. Zijne groote, roode tong hing een eind uit zijn bek en bet witte schuim lekte in groote vlokken er van af. Op eens hoorden wij in de verte een ander gebrul. De tijger rees op en beantwoordde het met een treurig ge huil. Op het zelfde oogenblik hoorden wij van onze gidsen een angstig geschreeuw, waaruit wij konden opmaken, dat een nieuw gevaar naderende was. Toch nog gered. Weldra bemerkten wij, dat onze vrees gegrond was. Een andere tijger, niet zoo groot als de eerste, zagen wij snel op ons verblijf toekomen. Het was de tijgerin. Het gehuil, dat deze aanhief, toen ze de doode lichameD barer welpen besnuffelde, was vreeselijker, dan we ooit gehoord hadden en de tijger vermengde zijn som ber gebrul er mee. Op eens ging haar gehuil in een heesch kreunen over. Wij zagen, dat ze angstig haar kop uitstrekte met haar breede neusgaten snuffelde zij den nu vier eeuwen geleden hun hoofdze tel in 'tRomaansche deel van Europa. Pausen en koningen traden als bescher mers van kunsten en letteren op. En toch, weet ieder koedanige toestanden destijds zoowel wat het zedelijk als het maat schappelijk leven betreft, in die hoogbe schaafde wereld heersckten. En omgekeerd blijkt juist, dat de beste oogenblikken van het leven der mensch- heid, de gelukkigste omkeeringen, de heil rijkste verbeteringen, in één woord dat al wat tot waar geluk leidt, niet is te dan ken geweest allereerst of alleen aan het „intellect"; veelal bleek juist het tegen deel. In den geleerden en aanzienlijken Jood- schen raad der Schriftgeleerden en Wijzen werd van de Apostelen getuigd, dat zij „slechte (eenvoudige) en ongeleerde men schen waren." En de gemeente, door die Apostelen ge sticht, de kern waarvan alle gezond leven op aarde uitgaat, omvat wederom „niet vele wijzen". Denzulken is veeleer de diepste waarheid „verborgen", wijl die niet het verstand tot hoogste ressort heeft. De groote ommekeer, die in de 16e eeuw het gelaat des aardrijk veranderde, en den geesten nieuw leven bracht, was waarlijk niet het werk der wijzen. Niet de Humanisten of de Philosophen bewerkten de Hervorming. En deze we derom sloeg de wortelen niet breed uit, waar zij als in Frankrijk, vooral door de ontwikkelden werd begroet. Onze martelaren waren voor 't meeren- deel geen mannen van kennis en weten schap in den natuurlijken zin. Luther predikte volgens zijn eigen getuigenis niet voor de doctoren, maar voor de geringen en eenvoudigen. Calvijn droeg zijn Insti tutie op aan den vorst die „de vader der letteren" heette. Hoogstwaarschijnlijk las Frans I zelf de opdracht nooit. De groote dingen in onze eigen historie kwamen veelal tot stand door de „kleine luyden" zij ook waren 't die er den kloeken, vromen en wakkeren geest in hielden. Hoe menige man, wiens roem nog voort leeft kwam uit hen op. Eu in het rijk dat met onze republiek den strijd tegen geestesknechting aanbond, in Engeland, ^aren 't eveneens de nederigen, de on- geleerden, de non-conformisten, „die geen rond en ze keek, of ze de moordenaars van haar jongen ook ontdekken kon. Op eens viel haar oog op ons. Terstond sprong ze toe en wilde tot ons doordrin gen doch de opening was te nauw. Mis schien zou het haar gelukt zijn, door hare verdubbelde krachtsinspanning, dan steen voor den ingang weg te trekken, hadden wij niet met vereenigde kracht den steen van binnen vastgehouden. Toen ze zag, dat cl hare pogingen vruchteloos waren, ging ze op den tijger toe, die jnog altijd bij zijne jongen uitgestrekt lag. Deze rees nu op en hief met haar een hartver scheurend gehuil aan. Daarna hielden zij zij zich eenige oogenblikken stil en het was, alsof zij beraadslaagden, wat ze doen zouden. Eensklaps liepen ze snel weg en Terdwenen uit ons gezicht. In de verte hoorden wij nog hun gehuil, tot het lang zamerhand geheel wegstierf. Onze Indianen klommen nu uit den boom en riepen ons toe, dat de eenige mogelijkheid, om ons te redden, bestond in oogenblikkelijk te vluchten. De tijgers toch trokken de hoogte om, om een anderen ingang tot hun hol op te sporen, die zeker bestond en waar mede zij klaarblijkelijk bekend waren. Zoo spoedig wij konden, wierpen wij den steen omver en ontvluchtten de spelonk, waarin wij vreesden levend begraven te worden. Telkens hoorden we nog het ge huil der tijgers, doch heel in de verte. Wij sloegen haastig eeu zijpad in, doch door de wortels der boomen, die er door heen groeiden en door de vele boomtak ken, waarmede de storm het had overdekt, boekengeleerdheid" bezaten, wier invl-oed toch overal en alom werd gevoeld die tegen het Romanisme getuigden en even zeer tegen de grove zonden der hoogere kringen, gelijk tegen de ongebondenheid der lagere. John Bunyan, de Baptist, wiens roem dien van alle priesters van zijn tijd over leeft, was een ketellapper, een man zon der geleerdheid of algemeene kennis en toch Met Wesley was het niet anders, en kort voor zijn dood heeft Spurgeon nog bewezen hee groote zegen en met rijke vrucht gekroonde arbeid volstrekt niet in rechte reden behoeven te staan tot groote geleerdheid en de veelheid der kennis, die de soholen geven. De dwaling onzer eeuw is bereids gaan er oogen voor open een psy chologische. Reeds drieduizend jaar is geleden, dat tot de menschen het woord kwam: „Uit het hart zijn de uitgangen des levens". Doch de wetenschap der negentiende eeuw, het Woord ontgroeid, schreef voor „hart" Verstand". Het hart kon alleen nog dienst doen in de poëzie. En de wetenschap wordt al minder poëtisch. Die valscne beschouwing nu heeft zich gewroken en zal 't in nog sterker mate doen, zoo niet metterhaast wordt gekeerd. Juist wijl we belijden, dat de ziel zon der wetenschap niet goed is, en we geen kinderen in 't verstand mogen zijn, kun nen en mogen we waarschuwen tegen de heillooze overdrijving onzer dagen, die de hoofden afmat, de harten verkilt, het égoïsme de diepe oorzaak der sociale quaestie kweekt, en volken noch individuën geluk kig maakt. Al examineert geheel de burgerij, al „slaagt" zij met lof, de kans is, zonder meer, groot, dat ge het brengt tot Chi- neesohe toestanden die, al heeft Voltaire ze verheerlijkt, toch kwalijk ons ideaal kunnen zijn. In de vreeze Gods en de vernieuwing des harten ligt het waarachtig geluk ook der volken. Die vernieuwing is het hoogere. Daarom willen wij geen kennis zonder of boven dat hoogere, want dit is het be ginsel der wijsheid. Noch ook daarnaast maar alleenlijk er uit volgende. Het be ginsel is ons de wortel, al het andere uit spruitsel. Zoo en zoo alleen we hebben konden wij slechts langzaam voortkomen, terwijl onze vlucht ook nog bemoeilijkt werd door de gladheid van den bodem, een gevolg van de pas gevallen regens. We hadden ongeveer een kwartier voortgeloopen, toen we kwamen bij een diepe kloof, aan beide zijden door pun tige rotsen omzoomd. Wij waren er nog niet ver langs geloopen, of onze gidsen slaakten een doordringenden gil. Wij zagen om sn bemerkten onmiddellijk, dat de tijgers ons vervolgden. Door angst voort gedreven, poogden wij aan de overzijde der kloof te komen. Gelukkig bemerkten we een brug van bamboeriet, doch toen we er over wilden, schrokken we terng; omdat de brng zoo dicht gemaakt was én bij een geringe aanraking geheel in bewe ging kwam. In de diepte ruischte een wilde stroom, waarin duizende scherpge punte rotsen boven de oppervlakte uitsta ken en ons met een gewissen dood dreig den, zoo we naar beneden stortten. Onze Indianen, aan dergelijke bruggen gewoon, waren spoedig aan de overzijde. Lincoln, mijn jager cn ik zelf, waagden ons ook op het lichte gevaarte en bereikten gelukkig den anderen kant. Wharton evenwel durfde ons niet vol gen, hoewel de tijgers reeds uit het aan grenzende woud te voorschijn traden. Wel dra hadden ze ons bespeurd en kwamen onder vreeselijk gehuil op ons toesnellen. Er was geen tijd te verliezen. Toen Whar ton de woedende dieren zoo dicht bij zich zag, snelde ook hij over de brug en be reikte goed en wel de overzjjde. Hij nam de ervaring ontzeilen we de klip waar op, 't blijkt meer en meer, de moderne levenswijsheid reeds strandde. Op dit oogenblik, wanneer dit blad in uwe handen is, moogt gij genieten, kiezers van Middelburg, van eone welverdiende rust na herhaalden stembusstrijd. Geluk er mee. Moogt gij, mogen alle kiezer* in den lande, nu eens lange bewaard blijven voor tussehentijdsche verkiezingen. Laat Walcheren, dat in betoouing van politiek leven zeker niet van achteren staat, zich nn de lengende avonden ten nutte maken door breede besprekingen te voeren over onze beginselen. De kiesvereenigingen moeten niet te lang wachten om weder bijeen te komen. Maar dan niet meer ter voorbereiding van den strijd, maar ter vredige, rustige bespreking en bestudeering der aan de orde komende groote en gewichtige volksbelangen. Deze raad geldt ook de kiesvereenigin gen in de andere distrieten. Bij overtelling is te Amsterdam VI ge bleken dat Heemskerk en Geertsema ieder evenveel stemmen hadden 1225 van de 2450. Een kiezer meer voor Heemskerk en hij waar gekozen geweest. Of de liberale partij dien eenen aatire- volutionairen kiezer zal kunnen dank we ten voor deze attentie of gebrek aan attentie! dat zal de tijd moeten leeren. Geertsema is gekozen als Indische spe cialiteit bij uitnemendheid, om den minister van koloniën in diens grootsche plannen te steunen tegen de oppositie. Of hij aan die verwachting zal kunnen beantwoorden In de tweede kamer zal de totale afwe zigheid van Indische specialiteiten Putte, Keuchenius, v. Nunen, v. Gennep, van 4sch v. Wijck, Bool, spijt de aanwezigheid vanGeertsema, duidelijk voelbaar zijn. Terecht schrijft mr. Fabius in de Stan daard „Naar mij voorkomt wordt in het algemeen te veel voorbijgezien dat de overheersching van de vrijzinnige partij voor zoo groot deel de schuld harer tegen standers is. Werd dit ernstiger bedacht, nn terstond zijn zwaard en sloeg de brug stuk, opdat onze vervolgers ons niet naderen konden. De tijgers lieten zich echter door den afgrond niet weerhouden. Zonder een oogen blik zich op te houden, bepreefde de voorste terstond over den afgrond te sprin gen. Het was een vreeselijk schouwspel, dat machtige dier in de lacht, zwevende boven de diepte. Zijn kracht was even wel niet geëvenredigd aan den afstand. De tijger viel neder in den afgrond en werd op de scherpgepunte rotsen verpletterd. Dit schrikte de tijgerin niet af, die met een woesten sprong den tijger volgde en, gelukkiger dan deze, de overzijde bereik te, doch slechts met de voorpooten. Met haar klauwen zich vasthoudende, poogde zij tegen de steilte op te klauteren. De Indianen schreeuwden van vrees, als was alle hoop verdwenen. Wharton evenwel trok zijn zwaard en dreef dat het beest in de borst. Hierdoor nog mner verwoed verzamelde het dier al zijn krachten en greep Wharton bij den voet vast, die geluk kig een boomstam greep, en zoo bewaard bleef van in de diepte geslingerd te worden. //•- Met zgn rechterhand wrong/het dier het '7 zwaard in de wond om, terwijl Lincoln, Frank en ik zelf toesnelden om hem t» helpen. Lincoln greep Whartons geweer, dat naast hem op den grond lag en sloeg met de kolf er van het dier zoo geweldig op den kop, dat het zijn evenwicht ver loor en plotseling in de diepte stortte. Wij waren thans van onze vervolgers af, en konden nu rustig verder gaan.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1