NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
D
B
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Jlo. 185. 1897.
Düistfag 17 lugusfus.
(ifftCe ïaacgatig.
VERSCHIJNT
PRIJS DER ADVERTENTIËN
G.
M. KLEMKERK, te Goes
F.
P. D'HUIJ, te Middelburg.
STEMBILJET
S M
m
VOOR DE GEZONDHEID.
Meer of minder belasting.
UITGAVE VAN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
en
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
Enkele nummers
0,025.
meer 10 cent.
voor de verkiez ing van een lid der
provinciale staten.
60
•S
"3 <D
:=5 U N
g-s s
<i
NAMEN.
VOOH-
LETÏEKS.
VAN DOORN.
A. A.
DRONKERS.
D. J.
VAN
HARDENBROEK.
E. L.
In het belang der openbara
gezondheid acht ze, dat da
overheid te waken heeft tegen
verontreiniging van den pn-
hlieken weg en tegen ver
giftiging van den dampkring
of het water; zorg heeft te
dragen voor zindelijkheid in
haar eigen huishoudingen
ten eerbare begrafenis der
lijken; en voorts bij het zich
vertoornen van besmettelijke
ziekten (behoudens de vrije
beschikking van een iegelijk
over zjjn eigen lichaam en
zijn eigen consciëntie) al zulke
maatregelen heeft te namen,
als strekken kunnen en on
misbaar zijn om te voorkomen,
dat iemand, onwillens of on
wetens, met de smetstof dezer
ziekten in eene voor hem ge-
vaarlij ka aanraking zou trede n
Artikel 15 van Ons Program van 1878).
De antirevolutionaire partij dringt er bij
de O verbeid op aan dat zij meer nog dan
ooit -werkzaam zy in het belang der open
bare gezondheid.
Toegegeven moet dat de Overheid al heel
veel doet.
Het afbreken van slechte voor de ge
zondheid schadelijke woningen. Bevorde
ring van het bouwen van lichte en lachte
woningen buiten de stad. Waken tegen
overbrenging van besmetting. Het onder
ieders bereik stellen van desinfectie- (ont-
smettings-) middelen. Zorg voor goed drink
water, voor zwem- en ververschinggele-
genheden, voor doorstraling en rioleering.
Toezicht op de lokaliteit der scholen en
gevangenissen. Inrichting van ziekenhuizen
en inrichtingen ter afzondering van be
smettelijke zieken. In menig opzicht kwijt
zij zich loffelijk van hare taak.
Wij behoeven derhalve op dit gebied
slechts op enkele noodzakelijke verbete
ringen de aandacht te vestigen.
Van ouds is de Hollandsohe zindelijk
heid spreekwoordely k geweest. En vooral
in Zeeland is wasschen en plassen aan de
orde van den dag.
Behoudens de uitzonderingen die den
regel bevestigen, mag gezegd dat 't geen
goede christenen zijn die niet de zorg voor
kun lichaam en voor de lichamen hunner
kinderen aan den dag leggen. Het is niet
de van God gewilde toon die zegtwat
geef ik om mijn lichaam; dat is toch voor
de wormen; als mijne ziel maar gered is.
God schiep den menseh ziel en lichaam.
En gelijk Hij eenmaal den geheelen
menseh ziel en lichaam zal zalig maken
zoo wil Hij ook dat wij den ganschen
menseh ziel en lichaam de aandacht en
zorgen zullen wijden, welke tot "beider
Welzijn en bloei noodig zijn.
En wie nog in bekrompen bedilzucht de
gewoonte hekelen zou, om altijd met rei
niging van zijn eigen lichaam of kleeding
ef woning of drinkbekers of beddegoed of
dat zijner kinderen bezig te zijn, die zo*
hierdoor slechts toonen niet genoegzaam
Wi zijn Bijbel thuis te zijn, waar toch de
Heere in de reinigingswetten aan Israel
het hun wel anders leert op hoe hoogen
prijs Hij de volksgezondheid stelt en door
welke middelen deze volkshygiene kan
worden bevorderd.
De overheid in hars zorg voor de ge
zondheid, een uitdrukking die wij niet al
te letterlijk opvatten mogen, behoeft dan
ook niets anders te bedoelen dan de nei
ging tot zindelijkheid bij de burgerij eer
biedigen en voeden; en bij conflict de ziel
boven het lichaam te eerenterwijl
tevens hare zorg nimmer ontaarden mag
in consciëntiedwang ol heerschappij voering
over een menschenlichaam.
Wanneer deze drie eischen in acht ge
nomen worden, zal de Overheid hare taak
aldus kunnen omschrijven, dat zij zorge
zoomin mogelijk overlast voorde gezond
heid te doen.
Zoomin mogeljjk.
Immers de microben,bacillen en andere in-
fusia zijn zoo ondeelbaar klein. Hun wer
king is nog niet te volgen, laat staan te
keeren. Zij vergiftigen de lucht, het water,
onze levensmiddelen, ons bloed, ja wat al
niet. De smetstof der ziekten, door ver
schillende insecten of stofdeeltjes of door
de lucht zelf overgedragen, is niet vatbaar
voor ontdekking of ontleding. Zelfs de
arts die uwe ziekte behandelen moet, brengt,
spijt vele wasschingen met carbol en ander
ontsmettingsvocht, de smetstof van andere
ziekten in uw gezin of van uwe ziekte
in de kringen van anderen over.
Wanneer Gods hand over stad of gewest
is, dan baten geen middelen om die af te
wenden.
Dit alles en nog meer hebben wij te
bedenkenen daarom is elke poging tot
ontsmetting of beteugeling, tot onschadelijk
making of afsluiting van kwalen en ziekten
betrekkelijk.
Maar onder dit voorbehoud worden dan
ook alles gedaan wat wij vermogen om
zooveel mogelijk 't gevaar te keeren of
te verkleinen. En de overheid verdient dank
voor elke poging om ons daarin te helpen.
Wat zij te doen heeft?
Het program zegt het.
En er behoeft ter verklaring o, zoo weinig
bij. Het is duidelijk.
De overheid wake ook tegen vervalsching
van levensmiddelen.
Zij doet dit door keuring, door bekeuring,
door bestraffing.
Bakkers, slagers, winkeliers, slijters en
allen die in de verzoeking kunnen komen,
moeten zich deze controle getroosten willen
en de overheid moet ten allen tijde de
gelegenheid tot onderzoek openstellen. Een
soort proefstations of proeflokalen, tot onder
zoek van de voornaamste levensmiddelen.
Verontreiniging van lueht en water be
hoort evenzeer te worden tegengegaan.
Privaten bederven vaak de lucht of de
regenbakken riolen of afvoerkanalen van
fabrieken brengen niet zelden de gezondheid
der omwonenden in gevaar; slooten en
modderpoelen bezwangeren de lucht met
schadelijke geuren; de miasmen die uit
mestvaalten opstijgen kannen een langzaam
vergif zijn. Zooveel mogelijk 't kwaad te
neutraliseeren, zij het streven der re
geering.
Dat 't met de zorg voor 't reine niet
overal in 't reine is, bewijst onder meer
de klacht van dr. Kaptejjn te Amsterdam
„Waar in de hoofdstad van het Rijk de
grachten in de oude stad nog steeds riolen
bljjven, waar in onze vriendelijke hofstad
de grachten nog steeds verpest worden door
allerlei vuilnis, waar de groote koopstad
Rotterdam al haar vuil water in de rivier
voert en ten overvloede dit rivierwater aan
hare nijvere burgerij te drinken geeft, waar
de grijze bisschopstad Utrecht ondanks haar
streven naar verbetering, nog steeds de
door haar veste stroomende „Oude Gracht"
als riool laat gebruiken en rioolwater aan
de dorpen langs de „Vecht" toevoert, waar
dit alles in vier van onze v o o r n a a m-
ste gemeenten, beheerd door intelli
gente krachten, geschiedt, daar kunnen wij
zonder rijkswet geen verbetering ver
wachten".
Haar eigen huishouding zij zindelijk
dit volgt reeds uit 't voorgaande. De mest
vaalt van den ingezetene bespiedende, zorgt
de politie tegelijk dat de gemeente-mest
vaalt geen kwaad sticht. De openbare ge
bouwen moeten rein en vooral niet verfloos
zijn. Gelijk een huis opknapt door 't in
de verf te zetten, zoo knapt de aanblik van
gansch een dorp op wanneer er reinheid
heerscht en de openbare gebouwen blijk
geven van goed onderhoud.
Begraven vooral eischt een zeer ver
standig toezicht, en stipte naleving van de
verordening. De beweging voor lijkver
branding op zichzelf, gelijk die voor 20
jaren uitsluitend uit hygiensch oogpunt
werd opgezet door de geneeskundigen had
aanspraak op bewondering voor zoover zij
uitsluitend de volksgezondheid op het oog
had. Deze beweging is echter verloopen.
Professor Fokker uit Groningen klaagde
nog dezer dagen op 't Congres van genees-
heeren „Lijkverbranding heette toen een
hygiënische eisch thans is lijkverbranding
een stokpaardje geworden van philosofen
en politici, dat den hygiënist koud laat."
En daarin juist ligt de grond vóórhaar
bestrijding. Wij wisten 't reeds van den
beginne, maar de geneesheeren gaan het
nu zelve ook inzien,
Helaas, hoe velen begeeren haar uit
vijandschap tegen God, uit hoogmoedige
terzijdezetting van den dood, als een po
ging om 't ongeloof aan eeue eeuwigheid
te propageeren. En daarom mag de Over
heid de lijkverbranding nooit toestaan,
ook al voelt zij wel wat voor 't bezwaar
dat in groote steden, het getal lichamen
onder den grond het getal zielen boven
den grond zoo schrikwekkend overtreft, en
gebrek aan plaatsruimte niet zelden dwingt
om vroeger te ruimen dan betamelijk
schijnt. Maar dan zorge zij slechts dat
de ruimte voldoende zij of door onteige
ning voldoende gemaakt worde.
Heeft derhalve bij 't begraven de over
heid groote wijsheid noodig, in veel groo-
tere mate geldt dit bij de besmettelijke
ziekten.
In een onzer vorige noemers wezen
wij reeds op de noodzakelijkheid der her
ziening van de wet op de besmettelijke
zieken.
Mazelen bijvoorbeeld zijn zoo besmette
lijk dat de overheid het best doet zeniet
onder de besmettelijke ziekten op te nemen.
Iemand die de ziekte onder de leden heeft,
doch nog zijn werk doet en er niets van
voelt, heeft de besmetting al overgebracht.
Typhus is niet zoo besmettelijk, alleen
de uitwerpselen van den typhuslijder zijn
be smettelijk.
Syphilis is vreeselyk besmettelijk; en
zie, juist om!rent lijders aan deze door
eigen schuld opgedane ziekte, is bepaald
dat de dokters aan niemand omtrent deze
hunne ziekte mogen reppen. Zoodat een
syphilislijder zijn vrouw, zijn kinderen, ja
wie al niet, besmetten kan, want zelfs
de adem van zoodanig een lijder is
reeds voldoende om de smetstof over te
dragen.
Mazelen en roodvonk uitgezonderd,zou
den wij voor de strengste controle der
overheid zijn. Aangifte door den arts,
verbranding der uitwerpselen ontsmetting,
waarschuwing afzondering uit de scholen;
doch wij zouden ons moeten verklaren
tegen aanplakking aan de huizen, tenz ij
de belanghebbende dit zelve mooht ver
langen.
En wat de koepokinenting aangaat, zoo
lang de dokters 't niet eons zijn of de
inenting voorbehoedmiddel togen de pokken
is, moet een ieder vrijgelaten worden of
hij dit voorbehoedmiddel al dan niet op
zich en de zijnen wenscht te doen toe
passen.
In ieder geval, ook al staat de deugdelijk
heid voor de Overheid vast, onthoude zij
zich van den dwang, gelijk zij dien in
zake de verplichte inenting handhaaft. En
dit vooral dewijl de vacciuedwang voor
velen een consciëntiezaak is en de Over
heid van het terrein der consciëntie heeft
af te blijven.
Afschaffing van den vacoinedwang
en bevordering van schoolbezoek zon
der pokkenbriefjes, dit behoort ook tot
hare roeping.
0
De Middelburgsche Courant heeft in
een artikel dat bovenstaand opschrift draagt,
tot de nieuwe meerderheid in de provinciale
staten hef verwijt gericht dat de belastin
gen nog niet verminderd zijn, terwijl
het voorstel Hammacher moet dienen om
der liberalen groote zuinigheid te doen
uitkomen.
Uit deze omstandigheid smeedt zij dan
een wapen om de antirevolutionaire party
mede te treffen en tevens maakt zij er
een middel van om stemmen te winnen
voor der liberalen candidaat.
Tegelgk wordt dan deze candidaat om
zyn godsvrucht en godsdienstzin, die hem
niet beletten de liberale partybelangen
te dienen en de mannen van den echten
godsdienstzin te lasterenhoogelijk
geprezen. En zoo had derhalve de Mid
delburgsche Courant drie middelen voor
een haar candidaat en de liberale
party hnlde zij in de schapenvachtden
leiders der antirevolutionaire party werd
de wolfspij om de leden geworpenen
de zelfkant- of middenstof-kiezers, wier
onmisbare steun dient gekocht, werden
geprikkeld op het zwak van de geld-
quaestie.
Of dit spelletje eerlijk is, laten wij
gaarne in het midden. De Middelburgsche
Crt. kwam er eerlij k voor uit, het is haar
te doen om de gelederen haror party te
versterken en dit verklaart veel al valt
het af te keuren.
Maar met dat belasting argument is de
Middelb. Crt. toch wel een weinig in
de war.
Dat sedert 't optreden der nieuwe
meerderheid de belastingschuldigen geen
ontheffing zagen, is waar.
Maar hun belasting is toch ook niet ver
hoogd en niemand kan zeggen of dit
soms niet het geval zou geweest zyn by be
stendiging der liberale meerderheid.
Bovendien zyn de antirevolutionairen
en Roomschen in 't gedeputeerd college
nog te kort aan 't bewind, om nu reeds
de vrucht daarvan op 't belastingbiljet
te kunnen zien. Dit begrypt de Middelb.
Crt; ook welmaar 't verkiezings-argument
was te pakkend om 't te verzwegen. Het
schynthaar meer om de stemmen dan wel
om de waarheid te doen.
Doch nog om een andere reden is 't
verwijt onbillijk.
De liberalen hebben in Zeelands Staten
minstens gedurende een kwart eeuw de
meerderheid gehad.
Zy hadden derhalve de gelegenheid de
geheele huishouding der provincie in te
richten naar een systeem, waarvan nu wel
niemand dadelyk kan beweren dat het
duur is, doch waarvan ook niet vaststaat
dat het niet goedkooper kan.
Toch mag de veronderstelling gewaagd
wanneer de meerderheid gedurende delaatste
vyf-en-twintig jaren eerst aan onze zyde
ware geweest, wy een zuiniger beheer,
althans op sommige punten, zouden ge
had hebben.
En nu gaat het niet aan, nadat volgens
't oude stelsel alle zaken geregeld zyn en
alle uitgaven uit dit systeem voortvloeien,
nu maar dadelyk den eersten blauwen
Maandag, den beste, aan de nieuwe meer
derheid, die onmogelyk met den franschen
slag uit oude, ingewortelde toestanden,
nieuwe 'te voorBchyn roepen kan, te ver-
wyten dat zy zulks heeft nagelaten.
Hierby komt dat van der liberalen zui
nigheid, wat betreft sommige uitgaven,
weinigen overtuigd zijn.
De tram op Schouwen kost den belasting
schuldigen eenige opcenten op 'tpersoneel;
en die zyn hun bezorgd door al de liberale
leden der Staten, gesteund door slechts één
antirevolutionair.
En wat het voorstel Hammacher betreft
om de opcenten te verlagen, in de beoor
deeling daarvan is de Midd. Crt. vry een-
zydig geweest.
Reeds in de Vliss. Crt. van 21 Juli had
het lid der Staten de heer Van der Meer
op dit zoogenaamde bezuinigingsvoorstel
een heel ander licht doen vallen; en ook
in de zitting der Staten van 16 Juli hadden
de heeren Siegers en Pompe van Meerder-
voort duidelyk aangetoond dat dit voorstel
op een fictie berustte en dat de belasting
schuldigen er geen cent mee zouden ont
last zyn.
De heer Van der Meer toch schryft, en
wy zyn het hiermede volkomen eens:
„In 1898 moest van de leening 1889, ren
tende 4 pet., volgens het plan dier leening
worden afgelost f 22000 meerdere afleg is
echter bij dat leeningsplan geoorloofd. Het
dienstjaar 189Ö was voor de Provincie een
voordeelig jaar, o. a. omdat de calamiteuse
polders wein g uitgaven voor onderhoud
hadden vereischt.
Ged. Staten vonden het dus, evenals elk
solied man van zaken doet of behoort te
doen, ga wenscht en voorzichtig, van die
toevallige bate BChuld te delgen.
Schulden toch, hoewel men doorgaans er
niet buiten kan, zijn geen gezende toestand,
een noodzakelijk kwaad. Zij stelden, dit in
ziende, dus voor uit dat overschot nog f 24000
schuld af te doen.
Met meerderheid van stemmen werd een
amendement-Hammacher, om dit niet te
doen, aangenomen. De voorstemmers vonden
dus beter de schuld niet te verminderen,
ongeveer gelijk staande met de houding van
een particulier die het toevallig buitenkansje
opmaakt inplaats van zijne zaak zooveel
mogelijk van schuld te bevrijden.
Dat dit ook wel gevoeld werd, kwam uit
in een amendementsnijders, hetwelk bedoelde
Ged. Staten de gelegenheid te openen, in
de najaarszitting nog tot vermindering der
schuld een voorstel te kunnen doen, welk
amendement echter op administratieve
gronden onaannemelijk werd geacht."
Maar de heer Hammacher heeft dan toch
de 27 opcenten op 18 opcenten willen
brengen en daar waren de antirevolutio
nairen tegen!
Ook hier wordt weer met cyfers ge
goocheld.
Bovendien de Midd. Crt. erkent zelf
„met 't standpunt" der antirevol. tegen
standers voor een deel te kunnen „meegaan".
Op dat punt had 't voorstel Hammacher
wel wat van boerenbedrog, en de heer
Pompe toonde dit dan ook aan.
Waren de opcenten, door de nieuwe wet
op 't personeel van 18 op 27 gebracht,
dan beteekende dat niet dat meer belasting
zou worden opgebracht; maar dat evenveel
belasting moest worden opgebracht als
vroegeralleen maar 't personeel was nu
verlaagd en om nu toch de provincie de
zelfde som te verzekeren moesten er meer
opcenten geheven worden.
Yroeger brachten die opcenten op f75.000.
Nu zouden zy slechts f 50.000 opbrengen.
Dat is dus slechts het twee derde gedeelte.
Terecht zegt de heer Van der Meer:
Om nu toch het benoodigde geld te
verkrijgen is niet noodig vermeerdering der
som, maar verandering van den naam dier
som; en dit is door Ged. Staten voorgesteld.
In ronde cijfers uitgedrukt, is dit het
axioma
als men f 75000 behoeft kan men niet
toe met f50000;
noemde men die 175000 vroeger 18 opcen
ten en worden nu f50000 zoogenoemd; dan
moeten de f75000 thans 27 opcenten gedoopt
worden, volgens de eenvoudige evenredigheid:
50000 75000 18 27.
Heel de vei hooging, waarmede geschermd
wordt, zou bijgevolg den belastingschuldigen
geen cent hebben gekost.
De heer Pompe van Meerdervoort zette
de zaak dan ook al dadelyk duidelyk uiteen
met de navolgende toelichting
In werkelykheid is in 1896 geheven
f74.226 en nu wordt voorgesteld f75.000.
Het aantal opcenten is wel verhoogd maar
de belasting voor de provincie blyft de
zelfde söm opbrengen. Het verschil bedraagt
slechts f 1000. De ondervinding van vele