NIEÜWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH 2>. %)ro Ho. 126. 1897. Dinsdag 27 M. tëfftfe faacgaag. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van de Scholen. ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Door de gezamenlijke antirevolutionaire Kiesvereenigingen in 't district Middelburg is met algemeene stemmen can- didaat gesteld voor de provinciale Staten (vacature dr. Callenfels) de heer die de candidatuur heeft aangenomen. Wij steunen deze candidatuur van harte, op gronden nader door ons te ontwik kelen. Zij wil dat de staat (voor zoover ontstentenis van veer kracht bij de burgerij hiertoe niet noodzaakt) het beginsel late varen, alsof de overheid geroepen zou zijn om van harentwege onderwijl te doen geven, roor- kome dat overheidsscholen, vo or zoover noodig, tot propaganda van godsdienstig# of tegen den godsdienst gekeerde begrippen misbruikt worden, en alzoo ook in zake onderwijs aan alle bur gers, onverschillig welke hunne godsdienstige of paedagogische zienswijze zij, gelijke rechten gnnne. (Art. 12 van Ons Program Het antirevolutionair Program vraagt drie dingen. Breking met de theorie der Staatsschool. Dat wil zeggenniet de overheid riehte scholen op en regele 't onderwijsmaar aau de ouders «ij deze taak gegund, met geldelijken steun der overheid. Geen anti-christelijke leer worde door middel van de openbare school verbreid. Gelijke rechten voor alle ouders, van welke gezindte of richting ook. Iedere ri'cbting hebbe aanspraak op een school. Dat de antirevolutionaire partij de open bare sohool slecht wil maken, is eene be schuldiging die reeds een kwarteeuw ge leden Groen van Prinsterer door zijne ethische vrienden v. d. Brngghen, Beets en Chantepie naar 't hoofd geworpen werd. Toch is niets minder waar dan dat. Integen deel. Het streven der antirevolutionaire Partg is de openbare school te verbeteren. De bewering als zouden wij voor 't on derwijs geen geld over hebben, is al even onjuist. Jaarlijks bewijzen 'tde duizenden die wij voor onze scholen ophalen, dat de liefde voor goed onderwijs, voor volks ontwikkeling den antirevolutionairen in het bloed zit. Vandaar hun milde bijdragen ook voor nooger en middelbaar onderwijshun ge zamenlijk optrekken in 't belang eener christelijke school; de Unie- en Oranje- collecten hun steun aan ambachtsonder- wijs geboden. Toch moet vooral onder ons de steun Tan 'thooger onderwijs worden aangemoe digd. De vrije universiteit op gereformeer den grondslag levert 't beste tegengif tegen de wrange vruchten van 't openbaar on derwijs aan de rijks-universiteiten. De regel dat 't bederf in 't beste van dat beste 't slechtste maakt dat te bedenken is, geldt ook hier. Het vergif van 'thooger onderwijs werkt sneller dan dat van 't lager. Doch hieruit volgt dan ook dat veel meer oog dan 't lager het hooger onderwijs 't goede in nationalen zin kan bevorderen. De toekomst van een volk wordt in Teel strenger zin beheerscht door zijn aca demiën. De geschiedenis onzes vaderlands levert hiervan 't bewijs. Nederland heeft de «oekste daden verricht en de beste pro- netenvan geest en geestkracht geleverd oen zijn lager onderwijs nog op zeer lagen ap stond, en zijn hoogescholen bloeiden, ■fe waarde der lagere school is dan ook onze eeuw wel een weinig overdreven geworden. Dnierwjjs! onderwijs! en nog eens on derwijs! was de leus waaronder de par tijen elkander in raads- en statenverga deringen bestooktenwas 't wachtwoord waarmee de moderne nutsmanneu de wacht betrokken by 't heilige hnisje, hun school; was de kreet der hope van zoo menigen goeden philantroop in den lande die 't den professor uit allerlei toonaard nazong dat volle scholen leege gevange nissen zouden geven. Yan dien roes is men thans door de bittere teleurstelling der verkregen resul taten wel een weinig ontnuchterd. Volle gevangenissen eu een maatschappij vol veelwetende brekebeenen, 't kan niet ontkend, die uitslag was te moedbenemend en lokte niet tot toediening van nog straffer medicijn, ook al werd 't door de voorstanders der schoolwet van '78 nog maals, doch met een vernieuwd fiasco, beproefd. Doch ook, al beschuldigen wij de voor standers van onderwijs! dat zij 't te veel van dat en van dat alleen verwacht heb ben; wij mogen niet nalaten te erkennen, dat van onderwijs, mits goed lager ouder wijs, ontzaglijk veel afhangt. De school is een onmisbaar kwaad, zeg gen de paedagogen. Wij laten het hen zeggen en voegen er aan toe dat de school onmisbaar is. Onmisbaar in den abnor- malen toestand waarin huisgezin en maat schappij en kerk al meer beginnen te leven. Een toestand van machteloosheid om 't kind de opvoeding en vorming te geven waarop 't aanspraak heeft. Vrucht helaas van den zoo snel gejaagden nimmer moe gerendon tijd waarin wij leven. Hieruit volgt dat de school eigenlijk nooit twistappel der party en had moeten zijn; maar dat allen, als hebbende bij den bloei der volksschool evengelijk belang, die school als zorgdraagster voor de toe komst hadden moeten aangrijpen. De liberale party heeft echter van de openbare school een politiek instrument gemaakt. Van '78 tot 91 vooral heeft de schoolstrijd 't leven vergiftigd en eerst na de aanneming der wet Mackay, dank zy de samenwerking der Antirevolutionairen, Roomschen en een deel der Liberalen, is een tijdperk van verademing ontsloten, met de erkenning der rechtsgelijkheid tusschen openbare en bijzondere school, en der neutraliteit van den wetgever omtrent de door de ouders te bepaien keuze van de school waar zij hun kroost wenschen te zien opgeleid. Maar om dit te verkrygen is een jaren lange strijd noodzakelyk geweest. Dankbaar voor hetgeen aanvankelijk bereikt werd, gaan wij voort met vragen wat naar onze meening in 't belang des volks aan de inrichting der volksschool en aau de verhouding van Staats- tot Vrij onderwijs dient verbeterd. .De geldquaestie is een der quaestiën welke geregeld moet. Het ïs niet billy k dat de subsidie aan de scholen door de Over heid verleend, voor de openbare school ongeveer vijf maal zoo groot is als voor de bijzondere; en dat onder anderen voor schoolbonw aan de openbare sohool alles, aan de byzondere school niets vergoed wordt voor de gemaakte kosten. Ook hin dert 't ons dat 't schoolgeld op vele plaatsen voor gegoeden te laag isen dat vooral daar waar een byzondere school is, de concur rentie tusschen beide scholen deze laatste zoo j schrikkelijk drukt. Dat wij ook voor middelbaar en hooger onderwys dezelfde klacht hebben, spreekt van zelf. Nog meer dan by 't lager onder wys geldt dat onder de leerlingen van de hooge- en middelbare scholen vele kinderen van meer- en zeer gegoeden zijn. Met name de kosten voor hooger onderwys zyn te hoog. Een student te Leiden, voor wien jaarlijks f800 a f 1000 door de belasting betalende burgers moet worden bijgepast, is geen zeldzaamheid, of liever het is regel. Maar ook de quaestie van het zeggen schap is zeer gewichtig. By de school ko men ia aanmerking de vader, de kerk, 6e onderwyzer en de overheid. Doch de vader in de eerste plaats. Deze toch heeft, als lid der kerk, by den doop van zyn kind beloofd het te zulleu doen onderwijzen. Hiermede heeft hij zich zelf zijne taak voorgeschreven. En nn ziet de kerk toe dat en hoe hy haar vervulle. Maar ook de onderwyzer is een element van heteekeuis dat by de opvoeding aan spraak op zelfstandige rechten kan doen gelden. Hy vertegenwoordigt toch de wetenschap aan de hoogeschool waar de erts moet uit gegraven, aan de middelbare school waar deze erts dient bewerkten aan de lagere school waar hetgeen uit die erts bereid werd, moet gebruikt worden. Nu heeft de vader het recht om te be palen, niet methode of leergang, want daar heeft hy geen verstand van, maar den geest van het onderwys en de onderwy zer onderzoekt of hy in dien geest onder wyzen kan, of liever of deze geest ook is die zijner keuze. In 't tegenovergesteld gevoel dient zulk een onderwyzer geen benoeming aan de school te aanvaarden, of ook hij tracht door «amenspreking met den vader, of met het schoolbestuur dat de vaders vertegen woordigt tot klaarheid en gemeenschappe lijkheid van bedoeling te komen. Niet de wet, niet de gemeenteraad, maar de ouders bebooren zeggenschap te hebben over de keuze van den onderwyzer hunner kinderen. Dit brengt ons tot de herhaling van de in de laatste jaren onder ons als zelfbewusten eisch levend geworden ge dachte van: de vrije school aan de geheele natie. Dit wil zeggen: overal vrij lager-, vry middelbaar-, vry hooger onderwys. Dit wil niet zeggen: overal christelijk lager-, christelijk middelbaar-, christelijk hooger onderwys. Deze eisöh kan in een land met een gemengde bevolking nooit uit 't hart der antirevolutionaire partij opwellen. Geschiedde dit, dan was de fout her haald, waarin de liberale party verviel, die op vele plaatsen van de openbare school een soort tegenkerk maakte, een tegenkerk maar tot propageering van den godsdienst boven geloofsverdeeldheid, of, gelijk dr. de Visser het dezer dagen zoo kernachtig heeft uitgedrukt, ter verbrei ding van de denkbeelden van het Nut. Groen v. Prinsterer heeft aan de open bare school ten allen tijde den eisch ge steld der volstrekte onzijdigheid. Hij deed dit niet, dewijl hij den naam van den Christus uit de openbare school bannen wilde, maar om te voorkomen dat onder den sohijn van Christelijk die naam van onzen gezegenden Heiland werd aangerand of eene leer werd binnengeloodst welke niet strookte met de belijdenis van den Christus. Een neutraliteit, zegt prof. v. d. Wijck, die u niet uitlacht, is daarem nog geen neutraliteit die u eerbiedigt. En dat Groen goed gezien heeft, bewijzen wel de feiten dat met name in streken waar het moder nisme overheerschend is, ook de openbare Bchool hiervan de sporen draagt. Dr. Hngenholtz heeft dan ook volmondig erkend dat het modernisme in zijn stryd om de macht, om de verovering der gees ten, van den geest der natie, een krachti- gen bondgeneot had in de openbare school. Daarom is het onbillijk te willen vor deren dat er betrekkelijke neutraliteit zij met name daar waar ook minderheden zyn. Met het oog juist op deze minderheden hebben wij den voorslag van Ons Program toegejuicht, dat er kome gelyk recht voor allen. Een school voor elke zelfbewuste groep die zulks begeert, met billy k gere gelde schoolgeldheffing en staatshulp alleen daar, waar de kracht tekort schiet, of waar het particulier initiatief slapende is. Of dat zooveel meer geld kosten zal dan de tegenwoordige regeling? Het is niet te denken. Het gevaar voor zooveel nieuwe „schooltjes" is niet zoo groot als het lijkt. Doch ook niet wij hebben dit te onder zoeken. Wy hebben alleen, als orgaan des volks, het uit te spreken dat ons deze regeling wenschelijk voorkomt. Het nieuwe ministerie J is tot stand gï- komen en zal morgen worden beëedigd. Het is 't bekende lijstje Pierson (finan ciën), De Beaufort (quitenlandsohe zaken) Cort v. d. Linden (justitie); jGoeman Bor- gesius (binnenl. zaken); (Jansen (marine); Eland (oorlog); Lely (waterstaat)Cremer (koloniën). Dit ministerie past volkomen op den politieken toestand. Het is een liberaal, anti-clericaal, allegaartjes-ministerie, met sterk anti-protectionstisch |oftewel vry han dels-stempel, en in zyn meerderheid zeer vooruitstrevend. Dat het beheer van binnenlandsche zaken uit de handen van den cynischen autocraat Van Houten in die van den heftigen de mocraat, of liever anti-clericaal, Borge- sius overgaat, is geen verlies. Beiden zyn op en top anti-clericaal; en de antirevolutionire party die in geen enkel opzicht den eerstgenoemde iets behoeft dank te weten, behoeft ook van laatstgenoemde niets te verwachten. Den minister Goeman Borgesius begroeten wy met even weinig sympathie als zijn voorganger; het eenige waarvoor wy hem dankbaar willen zijn is dat hij dezen ver vangt en dan leggen wy daarbij op dat „vervangt" al den nadruk. Of de rijke heer Cremer de man is om den gewichtigen zetel der Putte's enKeu- cheniussen in te nemen, zal moeten blijken. Ook zelfs de schatten van Croesus brengen de Salomo's wijsheid niet aan om, vooral in dezen tijd, het beheer over de koloniën te voeren, ook al schijnt onder de Indische specialiteiten deze president der Deli-maat- schappy wel de knapste. Dat de hoffelijke bekwame Roëll, door den bekwamen, hoffelyken de Beaufort vervangen werd, is een ruil die buiten- landsche zaken geen kwaad doet; maar of het Kabinet als zoodanig door dezen ruil versterkt wordt, dat zal de vraag zijn. De overige heeren ministers zyn oude bekenden uit 't Kabinet Tak, met uitzonde ring van de heeren Eland en Cort v. d. Linden. Onder hen is 't de minister van finan ciën, wiens naam ons 't meeste toelacht. Hij is de nuchtere staatsman die laatst in eene verkiezingsspeeeh het dorst uitspreken dat hij niemand wenschte warm te maken voor de liberale party, alleen voor de li berale beginselen. Wij zullen afwachten wat dit ministerie zal verrichten tot uitvoering van de ge wichtige sociale plannen, die de natie zyn voorgehouden. Ons goede nemende, waar wy 't vinden, wenschen wy gaarne mede te werken om, zy 't ook met een gevoel van welwillende gereserveerdheid, na al hetgeen er gebeurd is, het nieuwe kabinet, ook voor ons deel, zedelyken steun te bieden bij de uitroe- ring dezer plannen in 't belang ook van den reeds veel te lang verzuimden werk mansstand. Indien maar 't eene deel van het kabinet 't andere deel niet in den weg loopt Onder het zeer opzienbarend opschrift: De Zuid-Afrikaansche telegrammen. Mede plichtigheid van den Prins van Wales", schrijft een Engelsch blad, „Regnold's News paper" het volgende„Er zullen in de politieke wereld ernstige moeielykheden ontstaan over het plotseling wegmoffelen van de Zuid-Afrikaansche enquête-commis sie. Deze voorspelling zal men begrijpen wanneer wij verklaren, dat wij kunnen aangeven welke de reden is dat leiders van Tories en Liberalen overeengekomen zyn de zaak van de ontbrekende tele grammen onaangeroerd te laten. Wy hoo- ren van een zeer gezaghebbend persoon, die de Zuid-Afrikzansche zaken kent, dat de naam van den Prins van Wales in deze telegrammen voorkwam, en dat ten gevolge van dit hachelijke feit de leidera der li beralen gedwongen zijn geworden toe te staan dat het Hawksley-incident in den doofpot werd gestopt. Den heer Rhodes zal niets meer gevraagd worden omtrent de telegrammen wegens de een voudige reden dat de Prins van Wa les er bij betrokken is. Men zal zich herinneren dat in de eerste dagen van het onderzoek de Prins van Walea steeds tegenwoordig was. Zulk optreden vau zyn zijde was voorbeeldeloos. We zien nu in dat geen staatkundige, maar persoonlijke redenen hem hiertoe drongen. Men gelooft dat de heer Rhodes denPrina te kennen gaf dat hy van hem verwachtte, dat hy tegenwoordig zou zyn en hem open ly k vertrouwen zou toonen. Deed hij dit dan zou de naam van den Prins door geen der getuigen genoemd worden. Dit is een zeer treurig bericht, als 't waar is. Compromitteerend in de hoogste mate voor den toekomstigen beheerscher van het groote Keizer-Koninkryk. En nu mag hy zich omtrent deze be schuldiging misschien kunnen schoonwas- schen zyne vriendschap voor de Rhodesaen en Phillipsen heeft wel ieta verdachta. En volkomen juist is de herinnering aan het bekende Hollandsohe spreekwoord „met wien men verkeert, wordt men geëerd," of gelyk de Engelschen zeggen„Teil me whom you know and I will tell yon what you are". Een goede berekening. In een Dnitsche stad kwam een arts op zyn wandeling een oud man tegen en hy zag aan diens kleeding, dat hy een bewoner van het armhuis voor zich had. De dokter stond stil en begon het volgend gesprek met hem. „Het ia treurig, dat iemand van uw leeftijd het overschot van zijn leven in het armhuis moet doorbrengen. Hoe oud bent u „Bij na tachtig jaar". „Wat ambacht had u?" „Timmerman, meneer". „Dat is een goed handwerk om den kost te ver dienen. Sta my nu een vraag toehadt u de gewoonte om sterken drank te ge bruiken?" „Neen meneer, dat wil «eg gen, ik dronk driemaal daags mijn glas bier, als alle anderen. Maar een dronkaard was ik nooit, als u dat bedoelt". „Neen, dat bedoel ik niet, maar ik zou wel eens willen weten, hoeveel a dagelijks het bier kostte?" Niet meer dan 3 groschen 's daags" (18 ets.) „Hoe lang hadt u deze uitgave „Nu on geveer 50 jaarl" „En Zondags kwam er zeker nog wel iets bizonders bij?" „Ja, dan dronk ik gewoonlijk voor 6 grosschen op!" (36 ets.) De heer haalde nu een potlood uit zijn zak en begon te rekenen, terwijl de arme man begon te spreken van zyn matigheid en zuinigheid, van de talrijke rampen, die hem overkomen waeen. Toen de dokter met zyn rekening klaar was, zeide hy tot groote verbazing van den armen man „Matig noemt gij uw leven? U hebt in uw leven vol zuinigheid toch onnut uitgegeven f3.7444, of met rente op rente meer dan f 15.000. Als u nu geen bier had gedron ken, zoudt ge van dat geld de rente kunnen trekken en zoudt ge nu twaalf gulden in de week hebben in plaats van het genade brood te eten". De man in dit verhaaltje is nog niet zoo zwaar te gispen. Maar wat te zeggen van de lieden, die de helft en soms meer van hun weekloon aan jenever verspillen 26 Juli '97. Daar de nieu w-benoemde ministers, de heeren De Beaufort, Goeman Borgesius, Pierson, Lely en Cremer nog tot Septem ber a. Kamerleden zyn en als zoodanig moeten aftreden, zullen nieuwe verkiezin gen, altijd tot September, moeten plaats hebben te Amsterdam (De Beaufort en Cremer), Zutfen (Borgesius), Delft (Pierson) en Lochem (Lely).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1897 | | pagina 1